over de grens - verwijdering van vluchtelingen en migranten uit Nederland
autonoom centrum, maart 2004
# De verwijdering van Touré
Op 19-jarige leeftijd komt Touré, Liberiaan van nationaliteit, per boot aan vanuit Guinée in Rotterdam. Hij dient op 3 maart 1997 een asielverzoek in. Touré, behorende tot de Mandingo-stam, was in Liberia aangehouden door de troepen van Togba die gelieerd zijn aan het regeringsleger van Charles Taylor en de Mandingo's vermoordden. Touré wist te ontsnappen. Zijn familie is in de oorlog gedood. Bij terugkeer naar Liberia vreest hij voor zijn leven. Sinds 27 september 1996 (tot maart 1998) wordt door Nederland niet uitgezet naar Liberia vanwege ernstige schendingen van mensenrechten. In juni oordeelt de IND echter negatief op zijn asielverzoek. De IND vindt het niet aannemelijk dat Touré uit Liberia komt en heeft ernstige twijfel over de geloofwaardigheid van zijn asielmotieven. In december 1998 stelt de rechtbank de IND in het gelijk.
In februari 1999 verblijft Touré in het Verwijdercentrum Ter Apel waar diverse verhoren in het kader van identiteits- en nationaliteitsonderzoek worden afgenomen. Enkele maanden later wordt hij in het Marechaussee-kantoor te Hoogerheide 'gepresenteerd' aan een afvaardiging van de Liberiaanse ambassade uit Brussel. De ambassadeur twijfelt aan zijn nationaliteit. In juli vindt er daarom een presentatie plaats bij de Liberiaanse ambassade te Brussel zelf. Deze geeft dan wel een laissez passer voor een verwijdering naar Liberia af. Touré geeft te kennen niet terug te willen naar Liberia. Na bezoek aan de ambassade wordt Touré in de boeien geslagen en in de Penitentiaire Inrichting Ter Apel in vreemdelingenbewaring gesteld.
Op 11 augustus 1999 wordt Touré in de isoleercel gezet waar hij twee injecties toegediend krijgt: 5 mg valium en 5 mg cisordinol acutard, een sterk anti-psychoticum met een uitwerking van enkele dagen. Voorafgaand aan het toedienen van de injecties heeft de Marechaussee de gevangenisdirectie gemeld dat de uitzettingsprocedure met medicaties doorgang kan vinden. Op 12 augustus wordt hij geboeid vervoerd van Ter Apel naar Schiphol. Hierbij wordt hem een helm opgezet, terwijl het gebruik van een helm wettelijk niet is toegestaan in Nederland. Touré vertrekt in een vliegtuig van Ghana Airways met twee escortes naar Liberia. Touré komt daar zwaar gedrogeerd aan, de linkerhelft van zijn lichaam is verlamd. In Monrovia/Liberia verscheurt de immigratiedienst het laissez passer en weigert Touré vanwege zijn fysieke gesteldheid: "This is not the way how we accept people here." Touré zegt hierbij tevens niet uit Liberia maar uit Guinee afkomstig te zijn. Hij wordt dezelfde dag nog naar Conakry/Guinee gevlogen waar hij eveneens geweigerd wordt. De Marechaussee probeert hem hier ongezien door de douane te loodsen wat niet lukt: "Te Conakry ook nog geprobeerd om betrokkene te slijten, echter zonder resultaat", aldus de incidentnotitie van de KMar. Op 15 augustus, drie dagen na vertrek, keren zij terug en wordt Touré opnieuw geplaatst in het open Vertrekcentrum Ter Apel onder de hoede van de Unit Verwijdering.
In september wordt opnieuw een Liberiaans laissez passer geregeld dat geldig is voor een jaar. Bij een bezoek aan de Vreemdelingendienst wordt Touré voor de tweede keer in bewaring gesteld. In de isolatiecel wordt hij naakt op een veiligheidsbed vastgebonden, na twee à drie3 uur schreeuwen wordt hij weer naar een gewone cel gebracht. Hij krijgt de hele dag geen eten en krijgt 's avonds terwijl hij geboeid is een injectie in zijn rechterbeen toegediend. Hij slaapt drie dagen lang waarbij hij elke dag een dokter op bezoek krijgt.
Op 8 december 1999 wordt Touré per KLM opnieuw uitgezet naar Liberia. Na een nieuwe weigering van de immigratiedienst van Monrovia besluit de Marechaussee hem door te vliegen naar Accra/Ghana. Touré belandt daar in een cel van de Ghana Immigration Head Quarter. Het is een ruimte van 4 bij 5 m waar twintig mannen verblijven. Er zijn geen ramen, het is er erg warm, er zijn twee zitbanken voor vier of vijf mensen, er zijn geen matrassen, het eten is erg weinig en vies. Onder deze twintig gevangenen zijn uitgeprocedeerde vluchtelingen uit Nigeria, Guinée, Ghana, Irak, Congo en Mali die uit het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Nederland en Ierland zijn uitgezet. De Nederlandse ambassade betaalt geld voor het verblijf van Touré aldaar. De vijf of zes marechaussees en de dokter die Touré begeleidden bij zijn uitzetting bleven eveneens in Ghana wachten. Het Hoofd Unit Verwijdering IND van Ter Apel, de heer Baljon, zegt te zoeken naar Afrikaanse oplossingen. De Liberiaanse Consul in Ghana verleent weer een laissez passer (de derde!) waarna Touré na een week detentie op 15 december met een drietal marechaussees naar Liberia wordt uitgezet. Hij wordt direct weer teruggevlogen naar Ghana om opnieuw een week opgesloten te worden. Op 23 december vindt opnieuw een poging plaats nu mét de consul van de Nederlandse ambassade uit Accra/Ghana aan boord. Tevergeefs want na twee dagen detentie in Liberia vliegt hij weer terug naar Ghana. In opdracht van de consul wordt Touré op 10 januari 2000, na een nieuwe detentie van een tiental dagen, door twee marechaussees opgehaald en naar Nederland gevlogen. Na vier weken detentie in Ghana en Liberia komt Touré met escorts om 12 uur 's nachts op Schiphol aan waar hij te horen krijgt dat hij het verder zelf maar moet uitzoeken. Hij wordt – aldus het gestelde in het IND-rapport – 'met de klinkerprocedure' op straat gedumpt, zonder papieren, met een aanzegging het land binnen 24 uur te verlaten.
Na een jaar van overleven in de illegaliteit bevindt Touré zich opnieuw op Schiphol. Op 21 januari 2001 wordt hij bij de douane tegengehouden met een vals Portugees paspoort (kosten 800 gulden) waarmee hij het land probeert te verlaten op weg naar Canada. "De IND zei dat ik Nederland moet verlaten. Ik heb het geprobeerd met mijn eigen geld. Hoe moet ik dan het land verlaten?", vraagt hij de agenten. Na drie uur zetten ze hem op straat. Hij leeft van hulp van landgenoten en allerlei baantjes. In mei werkt hij zelfs zwart op Schiphol.
Op 14 november 2002 besluit minister Nawijn van Vreemdelingenzaken dat er niet uitgezet wordt naar Liberia in verband met de instabiele veiligheidssituatie en de slechte mensenrechtensituatie. Een persoon die behoort tot de Mandingo-stam komt reeds in aanmerking voor een verblijfsvergunning of asiel indien slechts in geringe mate blijkt van persoonlijk risico bij uitzetting, aldus de minister. Korte tijd later dient Touré een tweede asielverzoek in. Twee dagen later wordt dit afgewezen. "Dat verzoeker (Touré) wel tweemaal een laissez passer heeft gekregen van de Liberiaanse ambassade te Brussel, leidt niet tot de conclusie dat er geen enkele twijfel bestaat over de identiteit en zijn nationaliteit daar hem verschillende keren de toegang tot Liberia wordt ontzegd."(!) Terwijl de IND het eerste asielverzoek niet behandeld heeft omdat getwijfeld wordt aan zijn Liberiaanse nationaliteit en hem vervolgens als uitgeprocedeerde naar Liberia poogt uit te zetten, weigert de dienst hem nu opnieuw als Liberiaan te herkennen. Beroep tegen de afwijzing van de IND mag hij niet in Nederland afwachten. Touré vreest wederom voor zijn leven bij uitzetting naar Liberia.
In december levert de Liberiaanse ambassade - na bemiddeling van een Mandingo-organisatie en Amnesty International - een document dat de Liberiaanse nationaliteit van Touré bewijst. De IND weigert in de beroepszaak dit document mee te wegen omdat het in het Engels is opgesteld (!). De rechtbank vernietigt echter de afwijzing van de IND en beveelt heropening van de asielprocedure. Na zijn Nader Gehoor in zijn nieuw asielverzoek op 29 mei 2003 wordt Touré echter bij het stempelen bij de Vreemdelingendienst aangehouden. Hij blijkt twee maanden te moeten zitten voor het valse Portugese paspoort waarmee hij naar Canada probeerde te komen. Na 10 dagen in een cel op een politiebureau wordt hij op straat gezet met een aanzegging zich later te melden bij de gevangenis voor de resterende 50 dagen. Even later vraagt Touré de koningin in een brief zich voor hem in te zetten: "Men vlucht niet zomaar. Elk mens is bang voor de dood. Iedereen maakt zich zorgen om zijn eigen leven en wil het redden. Om die reden zijn wij, Mandingo's, hier gekomen (...). Toen ik vanuit Liberia ben teruggestuurd (tijdens 2e uitzettingspoging) heb ik echt geluk gehad. Als die mensen hadden ontdekt dat ik Mandingo was, was ik gedood. Ik zou nooit levend uit de gevangenis zijn gekomen. Bij mijn uitzetting kon ik hen ervan overtuigen dat ik vanaf mijn geboorte nooit eerder in dat land, Liberia, ben geweest (....). Door de injecties heb ik nog last van een deel van mijn lichaam. Ik ben eerlijk gezegd doodmoe."