Column Edter
Ach,
ach, ach
Uitzetting verhinderd
Eerste gat in Koppelingswet
Belgen in verzet
Duitsland
De mythen en de verkeerde toon
Economie en vrije migratie
Een multiculurele samenleving?
In een nieuw gebouw
VVN
Solidariteit of blinde vlek
Kort nieuws en spreekuur
Oekraíne
Het verhaal
|
|
Ashraf
Op 7 juli 1987 om twaalf uur neem ik de bus naar het Centraal Station
van Antwerpen, waar ik een treinkaartje koop naar Amsterdam. Het enige
wat ik bij me heb, is een telefoonnummer van een vriend. Als ik hem bel,
nodigt hij me uit. Ik kan een aantal dagen bij hem logeren. In het huis
wonen ook andere Egyptenaren, allemaal zonder papieren. Dag in, dag uit,
ga ik op zoek naar werk. In de haven, langs cafés en restaurants.
Ik vind een baan bij een chique Frans restaurant, een kamer in een studentenflat.
Als ik een vrouw ontmoet denk ik dat het allemaal niet meer stuk kan. Het
mislukt.
Eind 1989 neem ik een nieuwe baan bij een Hollands restaurant. De mensen
die er werken zijn heel aardig. Ik werk vijf dagen in de week, verdien
2.000 gulden netto. Overdag werk ik en in de avonduren studeer ik aan de
avondschool.
In 1993 lijkt de jacht op illegalen in Nederland steeds duidelijker
vormen aan te nemen. Via kranten, radio en televisie komt de onrust in
mijn leven. Het tweede jaar van de MAVO haal ik niet. Ik ben er met mijn
hoofd niet bij. Ik stort me op mijn werk en probeer zoveel mogelijk te
sparen. Ik denk eraan om in augustus 1995 terug te gaan naar Egypte. Als
de datum dichterbij komt, vraag ik me steeds meer af waarom ik weg zou
gaan.
In oktober 1995 krijg ik een brief van de vreemdelingenpolitie. Ik
sta niet bij hen ingeschreven, maar wel in het bevolkingsregister. Ik moet
een verblijfsvergunning aanvragen. Ik ben optimistisch, misschien is het
dan toch mogelijk. Met behulp van een advocaat vraag ik een verblijfsvergunning
aan op grond van de 6-jaarsregeling. Per slot van rekening heb ik vele
jaren in Nederland gewerkt en belasting betaald. Justitie gelooft me niet.
Het blijkt dat de eigenaar van het Hollandse restaurant geen premies voor
mij heeft afgedragen. Hij schrijft in een verklaring dat ik nooit bij hem
heb gewerkt. Hoe moet ik aantonen dat ik daar van 1990 tot en met 1995
dag in dag uit aanwezig ben geweest. Mijn aanvraag wordt afgewezen.
Ik werk via een uitzendburo voor allerlei kleine en grote bedrijven.
Het is niet makkelijk, omdat je steeds weer opnieuw moet wennen en je aanpassen
aan een nieuwe omgeving. Ik rij zelfs het busje dat eten voor de vluchtelingen
en illegalen die in de grensgevangenis verblijven. Bizar eigenlijk.
In maart 1998 dient het hoger beroep met betrekking tot mijn aanvraag
tot een verblijfsvergunning. Mijn gedachten gaan heen en weer en ik heb
hoge verwachtingen. De zitting is een ramp. Mijn advocaat zit tijdens de
zitting in zijn papieren te bladeren en zegt niets. Ik ben zelf sprakeloos,
deze mensen beslissen botweg over mijn toekomst. Na tien minuten is de
zitting voorbij en lig ik eruit.
Na twaalf jaar zit er niets anders op, ik zal terug moeten en opnieuw
moeten beginnen. Ik vraag een vriend of hij bereid is mijn spullen vanuit
Antwerpen mee te nemen naar Egypte. Ik bel mijn voetbaltrainer om te vragen
of hij zin heeft om met mij naar Antwerpen te reizen. Samen met zijn vrouw
bezoeken we mijn vriend. Het is gezellig met hem en de andere bemanningsleden.
`s Avonds om 20.30 uur gaan we terug.
Bij de grens worden we gecontroleerd door de grenspolitie. Als ik aan
mijn voetbaltrainer en zijn vrouw vertel dat ik geen papieren heb reageren
ze met ongeloof. Twaalf jaar in Nederland en nog geen papieren. Ik wordt
aangehouden. Ik vraag hen of ze mijn vrienden willen bellen om door te
geven wat er is gebeurd.
De politie is bruut en luistert niet naar mijn verhaal. Ik hoor niet
in Nederland en moet dus vertrekken. Ze brengen met over naar het politiebureau
in Breda en vervolgens word ik overgeplaatst naar het Huis van bewaring
Zutphen.
Er zitten ongeveer honderd anderen opgesloten. Het grootste deel van
de dag zit ik op mijn cel. Je wordt gewoon langzaam kapot gemaakt. Slapen
kun je wel vergeten. Dag en nacht hoor je geschreeuw, gehuil, gelach, op
de deur slaan en het met stoelen gooien van medegevangenen. Heb je geen
geld dan moet je genoegen nemen met die ene diepvries maaltijd die nergens
naar smaakt en die geen enkele vitamine bevat. Televisie, koffie, thee,
wasmachine, gewoon de dagelijkse dingen daar moet je voor betalen.
Dat is nu de gastvrijheid die ik ervaar. Ik heb éénderde
van mijn leven in Nederland gewoond en wordt nu uitgezet.
|