Column Edter Ach, ach, ach Uitzetting verhinderd Eerste gat in Koppelingswet Belgen in verzet Duitsland De mythen en de verkeerde toon Economie en vrije migratie Een multiculurele samenleving? In een nieuw gebouw VVN Solidariteit of blinde vlek Kort nieuws en spreekuur Oekraíne Het verhaal |
Solidariteit of blinde vlek?
Op 17 mei 1997 wordt dictator Mobutu na een zeven maandendurende oorlog
uit Zaïre verdreven. Zijn opvolger Kabila roept de Democratische Republiek
Congo uit. Kabila was al in de jaren zestig gewapend actief en heeft zich
altijd verzet tegen Mobutu. De laatste 30 jaar echter was weinig meer van
hem of zijn politieke programma vernomen. Directe aanleiding voor de oorlog
tegen het regime van Mobutu was diens beslissing om Tutsi's woonachtig
in oost-Zaïre hun burgerrechten te ontnemen en ze uit Zaïre te
verdrijven. De kleptocratische dictatuur van Mobutu liet het land achter
met een ingestorte economie, muitende militairen en een ongekozen parlement.
Oude wijn in nieuwe zak?Op 17 mei 1997 valt het bewind van Mobutu. Het ADFL (de alliantie die tegen Mobutu ten strijde trok) schort de grondwet op, ontbindt het parlement en regering, en benoemt haar aanvoerder Laurent Kabila tot president. Op 28 mei geeft Kabila zichzelf de macht per decreet te regeren en ministers en rechters aan te wijzen en te ontslaan. Tegelijkertijd erkent Kabila nadrukkelijk te zullen waken voor de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht, en een naleving van verplichtingen naar aanleiding van mensenrechtenverdragen.Al snel na de machtsovername door Kabila blijkt dat er op politiek niveau weinig verandert. Het door Kabila beloofde democratiseringsproces komt niet van de grond, integendeel. In november 1997 worden tien journalisten gearresteerd omdat zij een persconferentie van oppositieleider Ngoma bijwoonden. Zij worden afgevoerd naar een militaire kazerne waar zij ieder twintig zweepslagen krijgen. Ngoma zelf wordt gearresteerd en overgebracht naar Lumumbashi, hoofdstad van de provincie Katanga. In december 1997 bezetten militairen het gebouw van het dagblad Elima en nemen bezittingen in beslag. Oppositie uitgeschakeldIn januari 1998 vallen militairen binnen bij het weekblad Le Moniteur de L'economie en plunderen het kantoor. Kabila belooft een ieder die het verbod op politieke activiteiten schendt, voor de militaire rechter te brengen. Op 23 januari worden Kalele en Kabanda, twee vooraanstaande leiders van de UDPS, tot twee jaar veroordeeld door een militaire rechtbank wegen het verspreiden van opruiende geruchten.Begin februari 1998 weigert Kabila Jesse Jackson te ontvangen, de Amerikaanse gezant voor democratie in Afrika. Tot woede van Kabila praat Jackson wel met Tshisekedi en andere oppositieleiders. Op 12 februari 1998 wordt Etienne Tshisekedi gearresteerd als zestig militairen het huis van deze leider van de UDPS bestormen. Tshisekedi wordt afgevoerd naar zijn geboortedorp in de provincie Kasai, waar hij volgens de regering de mogelijkheid krijgt om aan de lokale wederopbouw leiding te geven en zich in te spannen voor de voedselvoorziening. Op dezelfde dag worden Badila en Nsonga, secretaris en voorzitter van het Nationaal Centrum voor Mensenrechten, voorwaardelijk vrijgelaten. Ze hadden drie maanden in voorarrest gezeten, maar worden nog steeds beschuldigd van het in gevaar brengen van de staatsveiligheid omdat zij een rapport hadden uitgebracht met kritiek op de mensenrechtensituatie onder Kabila. In april 1998 volgt een verbod op een van Congo's oudste en meest gerespecteerde mensenrechtenorganisaties, AZADHO, omdat de organisatie nergens geregistreerd is, buitenlandse financiële steun krijgt, en omdat de letter `Z' in de afkorting naar Zaïre verwijst. De organisatie wordt illegaal verklaard en al haar kantoren worden gesloten. Sinds 1991 heeft AZADHO voortdurend kritiek geuit op het bewind van Mobutu, ook tijdens de burgeroorlog die Kabila aan de macht bracht. Gedurende die oorlog veroordeelde AZADHO zowel mensenrechtenschendingen van de zijde van Mobutu als van de zijde van Kabila. Leden van de organisatie zagen zich gedwongen Zaïre te ontvluchten na bedreigingen van beide zijden. In dezelfde periode weigert Kabila VN-onderzoekers toe te laten om een onderzoek te doen naar de aanhoudende beweringen dat het ADFL massamoorden heeft gepleegd onder Rwandese vluchtelingen. HaatcampagneOndertussen groeit in Rwanda de ergernis over de voortdurende aanvallen van Hutu-milities vanuit Congo. Ondanks toezeggingen van Kabila er een eind aan te maken gaan ze gewoon door. Als Kabila steeds meer een etnische politiek begint te voeren (onder andere via benoemingen van regeringsfunctionarissen) en ook nog eens besluit dat alle Tutsi-strijders aan wie hij zijn macht te danken heeft het land moeten verlaten, barst de bom. De Tutsi-rebellen uit Oost-Congo rukken ondersteund door Rwanda en Oeganda op naar Kinshasa. De opstand kan ternauwernood door Kabila worden neergeslagen, met steun van Angola, de Centraal Afrikaanse Republiek, Soedan en Zimbabwe. Om zijn eigen bevolking te mobiliseren start Kabila via media die onder zijn controle staan een ware haatcampagne tegen Tutsi's in Congo. In augustus spreekt de Human Rights Watch (een mensenrechtenorganisatie) haar verontrusting hier over uit: zij spreekt van een toename van de etnische haat-propaganda, waarbij de bevolking wordt opgeroepen zich te bewapenen met machetes, speren, pijlen, schoppen, spijkers, strijkijzers, prikkeldraad, stenen en dergelijke om de Rwandese Tutsi's te vermoorden. Tevens vermeldt zij de oproep van een lokale legercommandant om `wraak te nemen' en de Rwandezen `zonder genade af te slachten'.Kabila beschermt de Hutu-milities, bewapent hen en rekruteert Hutu's in het buurland Congo-Brazzaville en de Centraal Afrikaanse Republiek. Kabila krijgt van verschillende kanten het verwijt dat hij Mobutu's politiek kopieert. Verschillende mensenrechtenorganisaties komen met vernietigende rapporten over de situatie in Congo onder Kabila. SolidariteitsgroepenDe val van Mobutu leidt tot grote vreugde in Afrika en daarbuiten. In Nederland reageren veel Zaïrezen opgelucht, maar ook met een zekere vrees aangezien het onzeker is wat er in Congo zal gaan gebeuren. Veel van de Congolese vluchtelingen zijn aanhanger van de UPDS, en het is onzeker wat Kabila gaat doen. Daarnaast is het ook onzeker wat de Nederlandse overheid gaat doen met hier aanwezige Congolezen wier asielverzoek is afgewezen maar wier uitzetting is uitgesteld met het oog op de onzekere situatie in het Zaïre van Mobutu.Eén van de meest actieve organisaties ter ondersteuning van Zaïrezen in Nederland was de Solidariteitsgroep Zaïrese Vluchtelingen. Vanaf 1990 was deze organisatie actief voor in Nederland aanwezige Zaïrezen, die door Justitie vrijwel allemaal niet als vluchteling werden erkend. De SZV was één van de initiatiefnemers voor het kerkasiel van Zaïrezen in november 1995 en heeft bijgedragen aan de groei van de publiekelijke belangstelling voor Zaïrezen. Zelf zegt de SZV dat haar strijd voornamelijk gericht was `tegen het hardnekkige vooroordeel van de Nederlandse politiek dat er in het Zaïre van Mobutu best wel te leven viel'. Op 29 mei 1997 heft de SZV zichzelf op. In een persbericht zegt de groep verheugd te zijn over de komst van de nieuwe leider Laurent Kabila en dat er geen reden meer is de activiteiten voort te zetten `nu de motivatie voor de SZV-aktie, die gelegen was in het bestaan van de bloedige dictatuur van Mobutu en de komst naar Nederland van voor zijn regiem gevluchte Zaïrezen, verdwenen is. Sinds kort is er bovendien een comité opgericht dat de ontwikkelingen in Congo op de voet blijft volgen. Dit is het Comité ter ondersteuning van de Alliantie'. Leden van de SZV duiken later op in de Werkgroep Congo-Nederland. De vraag is hoe verschillende solidariteitsgroepen op de ontwikkelingen in Congo reageren. De Werkgroep Congo-Nederland brengt regelmatig bericht uit over de toestand in Congo. Op de website van de groep valt te lezen dat de aanhoudende kritiek op de regering Kabila (`soms briljante, jonge mensen' met `wellicht slechts één handicap: gebrek aan persoonlijke bekendheid met de hedendaagse Congolese samenleving', aldus de werkgroep) vooral de schuld is van de VS die achter de oorlog tegen Kabila zitten omdat hij een andere politiek voert dan de VS willen. De VS immers eisen een vrije in- en export van kapitaal en goederen en een zo klein mogelijke (dus machteloze) nationale overheid, terwijl de regering-Kabila juist streeft naar een "sterke staat" om Congo te ontwikkelen. Volgens de werkgroep is participatie in de landspolitiek via politieke partijen niet de eerste zorg van de bevolking in de meeste Derde Wereld landen. Zo ook in Congo: het recht om in leven te blijven is voor hen het belangrijkste mensenrecht. `Een overheid, zoals de Congolese, die zich inspant om daaraan tegemoet te komen, verdient het respect van de volkerengemeenschap'. De werkgroep ondersteunt de keuze van Kabila voor het Chinese ontwikkelingsmodel, althans voor het respect dat Kabila er voor heeft uitgesproken. Het westerse ontwikkelingsmodel immers is niet heilzaam voor het welzijn van de bevolking: `hoe gelukkig zijn burgers van bijvoorbeeld Kenya, Nigeria of India met de ontwikkeling van hun land?' Een rapport van Amnesty International over mensenrechtenschendingen
wordt door de groep afgedaan als verdacht: over Congo heeft Amnesty in
korte tijd vier rapporten gepubliceerd, over Nigeria al geruime tijd niet.
De werkgroep vraagt zich af of hier een politieke bedoeling achter zit
en beantwoordt deze vraag vast zelf: `We kunnen niet anders concluderen
dan dat het de bedoeling is van A.I. om mee te werken aan de val van Kabila'.
Tevens worden de meldingen van mensenrechtenschendingen gebagatelliseerd
door enerzijds te stellen dat alle partijen in Congo zich er schuldig aan
maken, en dat ze bovendien in het niet vallen bij wat men onder Mobutu
te verduren had of in vergelijking met de situatie in andere landen, bijvoorbeeld
Turkije. De werkgroep erkent dat doodstraffen worden uitgesproken en voltrokken,
`maar daartegen te opponeren vanuit de Westerse luxe is erg gemakkelijk,
net zoals dat geldt ten aanzien van de rechtspleging in Rwanda'. Pas na
het uitbreken van de oorlog in Oost-Congo afgelopen zomer erkent de werkgroep
dat er intern in Congo veel kritiek is op Kabila: hem wordt wanbestuur,
nepotisme, corruptie en het aanstellen van ex-mobutisten op hoge posten
verweten. Deze kritiek wordt eenvoudig gepareerd: er zijn immers ook duidelijke
tekenen van vernieuwing en verandering die de belofte van democratie en
goed bestuur inhouden.
Open grenzen ?Soortgelijke geluiden zijn te horen in `Solidair', het blad van de Belgische Partij van de Arbeid (PVDA), een stalinistische splinterpartij ("met het socialisme in de USSR is het mis gegaan nà Stalin"). De PVDA is zich de laatste jaren steeds meer gaan richten op vluchtelingen en pleit voor open grenzen en verzet zich tegen de `fascistische wetten' die Europa tot een `concentratiekamp' hebben gemaakt. `Solidair' heeft altijd veel aandacht besteed aan de toestand in Zaïre en Congo. `Solidair' verschijnt wekelijks, en in bijna ieder nummer wordt het vreemdelingenbeleid als typisch product van het kapitalisme aangevallen in nogal kreterige artikelen. `Solidair' hemelt Kabila ronduit op, en drukt zonder enig commentaar toespraken van de president af. Zo valt te lezen hoe Kabila de bevolking in Congo oproept zichzelf te bewapenen tegen de vijanden die van ver komen; hij belooft wapens uit te delen. Zoals gebruikelijk wordt in het blad ook Cuba weer de hemel in geprezen als voorbeeld van een land dat Kabila een warm hart toedraagt, zoals ook andere Afrikaanse landen. Kabila op zijn beurt is gecharmeerd van Castro. In dezelfde Solidair valt zo te lezen hoe fantastisch Cuba is omgegaan met kinderen uit Ethiopië, waarvan er in het verleden 4.000 zijn opgenomen in Cuba zelf. Oftewel: "Socialistische landen stellen hun grenzen open om jongeren uit de Derde Wereld een toekomst te geven. In Europa sluiten ze de grenzen en jagen ze jongeren uit de Derde Wereld de dood in". `Solidair' zwijgt natuurlijk over mensenrechtenschendingen in dergelijke landen: bijvoorbeeld over mensenrechtenschendingen in Tibet, of het moet zijn dat het daar nu veel beter is dan voordat China het land binnenviel en annexeerde. En dus is in het blad ook niet te lezen dat in Cuba veel Ethiopiërs hun verblijfsvergunning kwijtraakten en gedwongen werden Cuba te verlaten nadat de communistische dictatuur in Ethiopie was gevallen.Een deel van hen verblijft nu illegaal in Nederland, en kan niet terug naar Cuba en ook niet naar Ethiopië. Geen politieke vluchtelingenDe grootste zelforganisatie van vluchtelingen uit het voormalige Zaïre in Nederland, Msaada-ZNS, is natuurlijk ook bezig met de veranderde situatie in Congo. Van 22 tot 24 mei dit jaar organiseerde het een bijeenkomst waarin onder meer werd gepraat over repatriëring van vluchtelingen naar Congo ten behoeve van de opbouw van het land. De coördinator van Msaada-ZNS, Jean Biampata, laat desgevraagd weten dat Msaada-ZNS geen vluchtelingenorganisatie is omdat zij ook niet-erkende vluchtelingen ondersteunt. Hij geeft als zijn persoonlijke mening dat de veiligheidssituatie onder Kabila anders en veel minder bedreigend is dan onder Mobutu. Volgens Biampata is er geen sprake van een verbod van politieke partijen, maar slechts van politieke activiteiten voor maximaal twee jaar. Kabila heeft al vijf of zes keer laten weten dat er verkiezingen komen en er is voor Biampata geen reden daar aan te twijfelen. Een deel van de UDPS werkt nu samen met Kabila. Biampata zegt dat er geen sprake meer is van een politiek conflict: de vluchtelingen die nu in Nederland zijn, zijn gevlucht voor Mobutu. Ondertussen zijn de acteurs op het politieke toneel in Congo veranderd en zouden vluchtelingen nog slechts om humanitaire redenen niet terug keren. Kritiek van mensenrechtenorganisaties op het bewind van Kabila wimpelt Biampata af door te stellen dat het westen vooringenomen is tegenover Kabila.Het is noodzakelijk om de infrastructuur in Congo te versterken zodat sociaal-economische ontwikkelingen mogelijk worden, aldus Biampata. Congolezen in Nederland kunnen daar een bijdrage aan leveren. Toch erkent ook Biampata dat gedwongen terugkeer naar Congo voorlopig uitgesloten is gezien de nog onzekere toestand in dat land. Hij vreest dat vooral vluchtelingen zonder definitieve verblijfsstatus het slachtoffer zullen worden van gedwongen terugkeer. Daarom pleit hij voor `gefaciliteerde terugkeer', zoals die ook geldt voor bijvoorbeeld Ethiopiërs. Dat komt neer op harde afspraken met het ministerie van Ontwikkelingssamenwerking over projecten in Congo en garanties over veiligheid van vluchtelingen in Congo en Nederland. Dat zal een lange weg zijn, voorspelt Biampata, en dat zou best wel eens zo kunnen zijn: het programma van `gefaciliteerde terugkeer' voor Ethiopiërs heeft geresulteerd in het vertrek van twee Ethiopiërs in meer dan een jaar. Het is overigens opvallend dat Ethiopische zelforganisaties vanaf het begin hebben geweigerd medewerking te verlenen aan het programma. Biampata zegt tot slot dat hij er nog wel met andere Congolezen over moet praten. Je kunt je afvragen wat vluchtelingenorganisaties ertoe beweegt om na een machtswisseling als die in Zaïre opeens een duidelijke kant te kiezen en daarmee hun bewegingsruimte te beperken. Deze organisaties brengen zich in een onmogelijke positie, omdat zij niet langer in staat zijn op te komen voor vluchtelingen in Nederland. Tevens roept het vraagtekens op bij de motivatie voor de strijd die zij in het verleden namens en met vluchtelingen hebben gevoerd. Nog erger is het verdachtmaken van mensenrechtenorganisaties die zich niet aan een bepaalde politieke stroming willen binden. Waren deze mensenrechtenorganisaties in het verleden goed genoeg om hun rapporten te gebruiken voor kritiek op het bewind van Mobutu, nu zijn deze zelfde organisaties opeens betrokken bij een soort complot met als doel Kabila ten val te brengen. Binnen een jaar wordt Amnesty van een betrouwbare organisatie tot een instrument in handen van het westen. Volgens dezelfde redenatie, waarin de vijand van je vijand altijd je vriend is, is kritiek op Kabila uit den boze zelfs als deze terecht is: kritiek ondermijnt immers de positie van Kabila. Het is een duidelijk keuze voor een politieke strategie, terwijl juist van vluchtelingenorganisaties verwacht moet worden dat zij altijd kiezen voor de mens. Vluchtelingenorganisaties die dat niet doen verliezen op slag hun geloofwaardigheid. Sjoerd Bosch |
|
|