Vluchtelingen

Opzet grensgevangenis

Dagelijkse praktijk

Medische zorg

Protesten

Vrijheidsbeperking

Uitzettingen

Het Reglement

Artikel 7a Vw

EVRM

Reacties

Conclusie



mei 1993, 1 jaar grensgevangenis

Reacties
 
Het is interessant om te zien hoe tot nu toe gereageerd is door Justitie, het personeel van de gevangenis en de politiek op de klachten van vluchtelingen.
‘Evenzeer van belang is de bewegingsvrijheid. Deze wordt slechts beperkt voor zover de beheersbaarheid dat vereist, en die is vooral afhankelijk van de opstelling van de bewoners zelf. In een rustige sfeer zijn de beperkingen minimaal’ (Kosto bij de opening op 6 april '92).

Dit citaat is kenmerkend voor wat er het afgelopen jaar gebeurd is. Elke keer weer als er sprake is van problemen of protesten in de grensgevangenis wijst Justitie met de beschuldigende vinger naar de vluchtelingen. Bij voorbaat zitten zij of diegenen die hen helpen in het verdachtenbankje.

DIRECTIE EN BEWAARDERS

De eerste tijd na de publiciteit rond het opsluiten van vluchtelingen in isolatiecellen (eind november '92) hult Justitie zich in een stilzwijgen. Ook wordt pers, die kontakt wil hebben met vluchtelingen in de grensgevangenis tegengehouden. De kontakten lopen dan via ons gaan. Na de door Justitie als 'opstand' bestempelde gebeurtenissen op 30 november '92 is er langzamerhand iets meer openheid gekomen. Een aantal journalisten mag binnen komen. Hierbij valt wel op dat de plaatsvervangend direkteur Politiek probeert voorwaarden te stellen. De 'opstand' van november '92 mag bijvoorbeeld niet ter sprake komen. Ook laat hij zich veelvuldig uit over ons. Hij gaat dan niet op klachten van vluchtelingen die wij naar buiten brengen in, maar probeert ons in diskrediet te brengen. Dit gebeurt ook door directielid Moldovan, die in het TV-progamma NOS-Binnenland van 16 februari '93 verklaart dat vluchtelingen de grensgevangenis niet zelf als een gevangenis beschouwen maar dit gaan doen doordat wij en VVN foldertjes verspreiden waarin staat het grenshospitium een gevangenis is.

Na de gebeurtenissen op 30 november en het vertrek van de met ziekteverlof gestuurde directeur Hofstee, wordt er een interim- directeur aangesteld (3 december '92); de heer van Huet. Hij moet ‘in algemene zin de problemen bij het hospitium aanpakken’. De heer van Huet is inmiddels ook een aantal keren in de media geweest over de gevangenis. In een uitzending van radio Noord Holland op 8 januari '93 zegt hij onder andere: ‘...na drie maanden zou de man of vrouw moeten verdwijnen...’. Van Huet wil voorkomen dat mensen zich gaan ‘...nestelen en netwerken opzetten voor diegenen die kwaad in zin hebben.’ ‘...een soort carrousel gedachte, wat we ook met zware criminelen doen...’

In het Nieuws van de Dag van 18 februari '93 staat een artikeltje naar aanleiding van onze berichten dat de twee maanden ervoor minstens 11 asielzoekers vanuit de gevangenis zonder geld en papieren op straat zijn gezet. Van Huet: ‘Dit is een gevolg van het feit dat vijf tot tien procent van de bewoners van het hospitium duidelijk een criminele achtergrond heeft.’ Van Huet volgt met ‘Als kwaadwillende asielzoekers langer dan drie maanden in het grenshospitium verblijven, beginnen ze zich te organiseren.’ Waar hij deze beweringen op stoelt blijft totaal onduidelijk. In Vrij Nederland van 3 april '93 laat Politiek zich in dezelfde trant uit ‘Mijn ervaring is dat bewoners individueel netjes, vriendelijk en onderdanig zijn, eigenlijk heel kleine mensen. Maar als groep worden ze levensgevaarlijk’. In het Parool van 12 december '92 reageert A.L. Visser, hoofd van de vreemdelingenpolitie van de gemeente Haarlemmermeer, op de kritiek op de gevangenis, in een stuk getiteld ‘Advocaten debet aan vol hospitium.’ Volgens de heer Visser spannen advokaten ook voor asielzoekers die helemaal geen kans maken op een verblijfsvergunning, kort-gedingen aan. Hierdoor verblijven veel asielzoekers langer dan bedoeld in de grensgevangenis. Ook komt het volgens hem voor dat de asielzoeker niet eens weet dat hij in Nederland is, maar wel een briefje heeft met naam en telefoonnummer van een in asielrecht gespecialiseerde Nederlandse advocaat. Alsof dit iets zegt over de al dan niet terechte reden waarom iemand gevlucht is. Duidelijk is dat Visser op vooroordelen inspeelt, en ze tevens oproept. De vluchteling en zijn advocaat zijn onbetrouwbare sujetten.

In het Parool van 19 december '92 staat een stuk op de opinie-pagina van de heer A. Boneschansker. Hij heeft drie maanden in de gevangenis gewerkt en is inmiddels werkzaam op het ministerie van Justitie (Afdeling Politiezaken). In dit stuk schrijft hij onder andere: ‘Het is triest dat telkens weer een kleine groep, en vooral de laatste tijd dezelfde kleine groep, bewoners van het grenshospitium vooraan staat om te klagen over het gevoerde regime. Deze kleine groep terroriseert het grenshospitium al enige maanden...’

De dag na de politie-inval hebben wij een gesprek met Politiek. Hij vertelt ons van het bestaan van een brief, waarin bedreigingen zouden staan aan het adres van het personeel. Dit is het enige concrete bewijs dat hij ons heeft gegeven om de inval te rechtvaardigen. Hij vertelt er niet bij dat de brief pas die ochtend is binnen gekomen en dat onder andere geëist wordt dat de tien overgeplaatste vluchtelingen terug moeten komen. Het is dus een emotionele brief als reactie op de inval, geschreven door een persoon in de nacht na de inval. Dat er verder geen concreet bewijs is blijkt ook al in de zitting van de Raadkamer Amsterdam, waar een opheffingsverzoek dient voor twee van de vluchtelingen in de Penitentiaire Inrichting Over-Amstel. De heer van Huet, interim-directeur, door de rechtbank opgeroepen als deskundige, antwoordt op de vraag of hij een concreet bewijs kan geven van een dreigende opstand dat hij dat niet bij zich heeft. De enige krant waar tot nu toe Justitie en directie uitgebreid van zich af hebben gebeten is - hoe kan het ook anders - de Telegraaf. Een pagina groot artikel verschijnt op 19 december '92 met de kop 'Vluchtelingenwerk stookt asielzoekers op'. Geïnterviewd zijn onder andere top-ambtenaar de Man, hij is geneeskundig inspecteur van het ministerie van Justitie, Politiek, Moldovan en enkele personeelsleden. Hier volgen enkele citaten. Politiek over de politie inval: ‘Onder leiding van een raddraaier eisten zij dezelfde behandeling. Er werd 'freedom, freedom' gescandeerd, en met stoelen gesmeten. De sfeer was zeer bedreigend. Eén bewoner die weigerde mee te doen aan de actie werd met de dood bedreigd.’ Deze 'bewoner' spreken wij later ook. Hij ontkent met de dood bedreigd te zijn. Wel voelt hij zich bedreigd omdat hij niet mee doet aan het schrijven van brieven en de gesprekken met de directie. Er zullen wel eens woorden over en weer vallen, daar blijft het echter bij. Overigens is dit dezelfde bewoner waar in de Vrij Nederland van 3 april '93 over te lezen valt: ‘De directie had een informant in deze onrustige periode. En de man - een geweigerde Liberiaan - werd beloond voor zijn werk. Volgens de beslissingsambtenaar op Justitie kwam de man uit Nigeria. Door tussenkomst van adjunct-directeur E. Politiek werd deze man het voordeel van de twijfel gegund en is doorgelaten.’

In de Telegraaf wordt verder uit een brief van drie personeelsleden van de medische dienst aan de Commissie van Toezicht geciteerd ‘Voor afgewezen asielzoekers is toegang tot Nederland op medische gronden nog de enige mogelijkheid tot verblijf hier. Het gevolg hiervan is dat velen met gesimuleerde klachten komen. Naar ons idee wijzen ook advocaten en vluchtelingenorganisaties op deze mogelijkheid van verblijf.’ Met andere woorden, niet alleen asielzoekers maar ook hun advocaten en de organisaties die hen ondersteunen worden in het verdachtenbankje geplaatst. In dit kader lezen we nog een citaat van Politiek: ‘De mensen gaan opeens dingen mankeren, gek doen. Er is een duidelijke tendens onder de asielzoekers, ook in de zogeheten 'open' opvangcentra voor vluchtelingen, om zich te onttrekken aan de uitzettingsprocedure door medische problemen voor te wenden. De asielzoekers worden vaak door hun advokaten gedwongen om die toer op te gaan.’ Andy van Dijke, een van de 'vreemdelingenbegeleiders', vertelt verder nog: ‘Wij doen nog steeds heel erg ons best om het de mensen naar de zin te maken. Vaak zitten ze hier te lang, maar dat hebben ze aan zichzelf te wijten. Want als ze uitgeprocedeerd zijn en op uitzetting wachten is het vaak ontzettend moeilijk om alsnog hun juiste identiteit vast te stellen.’

Na de gebeurtenissen van 29 maart '93 bereiken de verdachtmakingen tegen vluchtelingen en onze werkgroep een nieuw hoogtepunt. Justitie doet uitlatingen tegenover de pers dat zes mensen zijn overgeplaatst naar de strafinrichting Nieuwersluis omdat er sprake zou zijn van 'sterke aanwijzingen van plannen tot brandstichting en/of gijzeling van personeel'. Bewijzen worden niet geleverd. Wij worden beschuldigd van het mede organiseren van de onrust. Na elk bezoek van ons zou er sprake zijn van onrust. Dit beweert de drirectie al langere tijd en Justitie neemt dit over. In een telefonisch gesprek op 29 maart met Politiek vragen wij hoe dit nu zit. Politiek veklaart na de vraag van ons waaruit die onrust dan wel bestaat: 'dat kan ik aan ze zien'. Op 30 maart wordt een medewerker van ons die op bezoek is verzocht onmiddellijk het gebouw te verlaten. Nadere uitleg wordt niet gegeven. Ook een aantal telefoontjes en faxen naar de direktie heeft geen resultaat. Onze advocate krijgt ook geen duidelijkheid. Het enige dat Politiek tegen haar zegt is dat alle (zeven) vluchtelingen die wij willen bezoeken een schriftelijke verklaring hebben gegeven dat bezoek niet langer op prijs te stellen. Na 8 dagen wordt ons de aankondiging van een nieuwe bezoekregeling toe gezonden. In verschillende kranten in de dagen na 29 maart lezen we dat Justitie het heeft over vijf verklaringen tegen ons. Uiteindelijk blijken er twee verklaringen te zijn waarin vluchtelingen te kennen geven ons niet te willen zien. Eén is iemand die de 1 april gedorteerd is. Hij belde 30 maart duidelijk in paniek op of we hem niet wilden bellen wat ik kom in moeilijkheden en brak meteen het gesprek af en de tweede die wel een verklaring tegen ons heeft afgelegd is degene waarbij onze medewerker op bezoek was toen hij onmiddelijk het gebouw moest verlaten. Later verklaart hij aan ons en zijn advocaat dat hij de 30ste vijf minuten na het bezoek wordt geëindigd bij het Buro Sociale Dienstverlening moet komen. Daar zijn vier personeelsleden waaronder Moldovan aanwezig. Hij wordt uitgehoord over wat hij met ons bespreekt en hem werd te verstaan gegeven dat het beter is als hij een verklaring schrijft dat hij ons niet meer wil zien. Dit zou hem moeilijkheden besparen. Hij is bang en heeft de verklaring geschreven. Later trekt hij die in en verklaart dat deze onder dwang is afgelegd. Ook maakt hij duidelijk ons wel degelijk nog op bezoek te willen hebben. Verder hebben de andere vluchtelingen die we kennen allen de week erna te kennen gegeven ons bezoek op prijs te stellen. Ook wordt duidelijk dat de meeste geïntimideerd zijn door personeel waardoor ze enigszins angstig zijnom kontakt met ons te hebben. We spannen een kort geding aan om weer op bezoek te kunnen. De avond voordat dit plaats vindt wordt ons duidelijk gemaakt dat we weer bij iemand op bezoek kunnen komen. We trekken daarom het kort geding in.

Het blijft dus bij vage beschuldigingen in de pers. Een bewaker vertelt zelfs aan een journaliste: 'Zij werken als een soort Centrum Partij naar het personeel toe. Ze vertellen de vluchtelingen telefonisch dat ze rotzooi moeten schoppen om eruit te komen. Ook verspreiden ze pamfletten.' Nu heeft de grensgevangenis de mogelijkheid om gesprekken op te nemen, en dat zullen ze in ons geval ook zeker doen. Het zal dan duidelijk worden dat we dit advies nooit hebben gegeven. Wel is het zo dat vluchtelingen zelf goed tot die conclusie kunnen komen door de handelswijze van Justitie (de meeste mensen die na moeilijkheden zijn overgeplaatst staan na een week op straat). Pamfletten hebben we nog nooit verspreid, alleen een visitekaartje.

Tenslotte nog de heer Moldovan over de inrichting van het gebouw in de Krant op Zondag april'92 ‘Douche, wc, wastafel. Er zijn hotels in Nederland met niet zoveel luxe’. En dat er 's nachts wanneer men opgesloten zit de mogelijkheid is om op een knop te drukken voor hulp ‘Moldovan vindt het een geweldige service, 'In een hotel moet je een telefoon gebruiken'. Over de mogelijkheid tot opvang van families zegt hij: ‘Stel je voor dat hier een familie met kinderen komt. Dan krijgen ze twee kamers. Als de tussendeuren open staan, hebben ze een klein appartement tot hun beschikking met twee badkamers."

MEDISCH PERSONEEL

Zoals uit deze brochure blijkt, zijn er nog al wat klachten over de medische verzorging. In de media is daar door dokter Olie, één van de twee artsen die in de gevangenis werkzaam is, op gereageerd. In het Parool van zaterdag 12 december '92 zegt hij onder andere: ‘Jojo Muluta, de zwangere vrouw die geruime tijd in het Grenshospitium verbleef en enkele dagen na dat ze in het Opvangcentrum Nijeveen was aangekomen overleed, had een aangeboren storing in het bloed. Dat wist ze, maar daar heeft ze niets over gezegd. Toen ze bij ons zat was er niets aan de hand. Ze speelde gewoon met haar kinderen. Ze is pas de tweede dag in Nijeveen ziek geworden.’ En over T., een vluchteling uit Liberia, die last van zijn ogen had (zie klacht op bladzijde 36). ‘Oh, dat was een lui-oog-syndroom. Dat komt zo vaak voor bij mensen uit Afrika. Hij had trouwens best een bril gemogen als hij erom gevraagd had.’ Aan het eind van het artikel maakt Olie nog de opmerking: ‘Maar niemand denkt erover na dat zij (marechaussee Schiphol en personeel grensgevangenis) de mensen zijn die af en toe met wilde beesten omgaan.’

In het Nieuws van de Dag van negen december '92 lezen we de volgende uitspraak van Olie: ‘Deze mensen zijn desperaat en proberen van alles om maar niet het land te worden uitgezet. De enige kans daarvoor is op medische gronden.’ Los van het feit dat Olie de fout ingaat en zijn beroepsgeheim schendt door gegevens over zijn 'patiënten' aan de media prijs te geven, wordt uit de uitspraken duidelijk dat Olie last heeft van vooringenomenheid. Samenvattend kunnen we stellen dat als we de uitlatingen van het personeel en Justitie moeten geloven alle klachten en misstanden aan de vluchtelingen zelf of aan de mensen die hen steunen (advokaten en vluchtelingenorganisaties) te wijten zijn.

Ook op het personele vlak is er sprake van spanningen. Een aantal verpleegkundigen heeft het opgegeven en ontslag genomen. Zo lezen we in de NRC van 19 april '93: ‘Ik dacht dat ik af zou zijn van het typische bajesgedrag, de agressie, aldus een vreemdelingenbegeleider die anoniem wil blijven, anders kost het mijn baan.’ Naar aanleiding van de zaak Muluta in april '92 werd duidelijk dat de verpleegkundigen werk moeten doen dat eigenlijk door artsen gedaan zou moeten worden. Dat er in de loop van het jaar wat dat betreft niets veranderd is, wordt duidelijk in een TV uitzending van NOS-Binnenland op 16 februari '93. Daar verklaart een verpleegkundige uit de grensgevangenis: ‘In feite zitten ze opgesloten en dat geeft psycho-somatische klachten. Je moet ontzettend oppassen met wat je doet, wat je mag doen en wat je niet mag doen. Je moet gewoon geen dingen doen die je niet kunt verantwoorden.’ De interviewster vraagt dan of ze hierin steun van de artsen krijgen. Antwoord:’nee’. Vraag: ‘waarom niet?’ Antwoord: ‘Dat is een heel gevoelige zaak. De artsen hebben ons tot nu toe meer taken laten doen dan we eigenlijk mogen doen als verpleegkundigen.’

POLITIEK

De eerste vragen die na opening van de grensgevangenis in de Tweede Kamer gesteld worden, zijn die naar aanleiding van het overlijden van mevr. Muluta. In een ingelast kamerdebat op 26 mei '92 worden de verantwoordelijke bewindslieden - voor Justitie staatssecretaris Kosto en voor WVC minister D'Ancona over het gebeurde aan de tand gevoeld. Kosto weet te beweren dat mevr. Muluta aan een bloedarmoede leed die zeer acuut de dood tot gevolg kan hebben. Dit terwijl de Geneeskundig Inspectie in een onderzoek concludeert dat de doodsoorzaak niet vast te stellen was.

Er blijven onduidelijkheden bestaan. Dit is ook het geval rond het functioneren van de marechaussee op Schiphol in deze zaak. Het een en ander wacht nu al een half jaar op behandeling in de Vaste Kamercommissie voor Justitie, wordt telkens weer uitgesteld en raakt daardoor langzaam in de vergetelheid.

Een tweede maal dat de grensgevangenis aanleiding gaf voor vragen in de Kamer is naar aanleiding van het isoleren van vluchtelingen in Huizen van Bewaringen na incidenten in de grensgevangenis. Er wordt door Groen Links en D66 op 19 november '92 een aantal schriftelijke vragen gesteld aan Kosto, waaronder de vraag van Groen Links: ‘Waaruit bestond het 'misdragen' en wat wordt verstaan onder 'niet-handhaafbaar' gedrag? Wordt daaronder bijvoorbeeld verbale agressie verstaan?’ Kosto's antwoord: ‘In zeven gevallen was er sprake van feitelijke fysieke agressie; aanvallen personeel of medebewoners, in twee gevallen ging het om ongewenste intimiteiten t.o.v. (vrouwelijk) personeel en in de overige gevallen was sprake van een zich herhaald niet houden aan opdrachten, huisregels, gepaard gaand met een hoge mate van verbale agressie en dreiging t.o.v. het personeel.’ Nu is ons geen enkel geval bekend van een personeelslid dat voor die datum is aangevallen. Wij kennen niet alle gevallen waarbij isolatie toegepast is, dus er kan iets gebeurd zijn wat we gemist hebben en waar niemand iets van gehoord heeft, maar zeven verschillende gevallen is ondenkbaar. Kosto suggereert ook nog eens fijntjes dat er twee pogingen zijn geweest vrouwelijke personeelsleden aan te randen.

En op de vraag van D66: ‘Is het juist dat opsluiting in isoleercellen het gevolg is van cellentekort in de Bijlmerbajes?’ geeft Kosto als antwoord: ‘Als regel wordt het gedrag van diegene die aldaar wordt geplaatst als een zodanige bedreiging van de orde en rust in het Grenshospitium beoordeeld dat afzondering ook in ‘Over Amstel" is geïndiceerd." Er moet dan wel iets vreselijks gebeurd zijn, want Penitentiaire Inrichtingen maken bij uitzondering gebruik van isolatiecellen. De bewakers die wij in 'Over Amstel' gesproken hebben, inclusief een torenhoofd, vinden het absurd dat vluchtelingen die niet crimineel zijn bij hen in isolatiecellen terecht komen. Het is dan ook op last van de directeur van de grensgevangenis gebeurd, en niet geïnitieerd door 'Over Amstel'. Vreemd is dat een woordvoerder van Justitie tegen het Algemeen Nederlands Persburo (ANP) op 18 november '92 verklaart: ‘Het gaat om kleine pieken. Incidentele gevallen die zich plotseling manifesteren. Gezien het cellentekort is er geen mogelijkheid om ruimte te reserveren. De isoleercellen zijn doorgaans vrij." In hetzelfde ANP-bericht verklaart plaatsvervangend direkteur Politiek over agressieve gedragingen van bewoners: ‘...zelfs zo erg dat een aantal personeelsleden nog steeds psychische behandeling nodig heeft." Tegen ons heeft Politiek verklaard dat het slechts om één geval gaat. Waarschijnlijk ook nog eens veroorzaakt door de spanningen die de functie van vreemdelingenbegeleider gecombineerd met bewaker oproept. In ieder geval is duidelijk dat psychische problemen van personeel zeer serieus worden genomen en die van de vluchtelingen niet. Het geheel maakt duidelijk dat een aantal kleine incidenten ontzettend opgeblazen wordt om enige legitimiteit aan de isolatiemaatregelen te geven.

Op een andere vraag van Groen Links: ‘Vindt er bij 'niet-handhaafbaar' gedrag van asielzoekers overleg plaats met een psychiater?’, antwoord Kosto: ‘Als regel niet, slechts in die gevallen waarbij de arts inschakeling van een psychiater geïndiceerd acht’. Nu leert de ervaring dat de artsen zeer terughoudend zijn inzake inschakeling van een psychiater. In feite maken ze het onmogelijk. Dit terwijl wij, maar ook de verpleegkundigen, constateren dat er vaak sprake is van door opsluiting ontstane psycho-somatische klachten. En dan hebben we het nog niet eens over psychische klachten die de vluchtelingen door hun ervaringen in het land van herkomst hebben opgelopen.

Na de beantwoording van de schriftelijke vragen hebben de politieke partijen het er verder bij laten zitten.

De grensgevangenis komt toch weer ter sprake in de Kamer naar aanleiding van de zogeheten 'opstand' op 30 november '92. Groen Links stelt over het gebeurde een aantal vragen in de Justitiebegroting op 9 december. Kosto heeft slecht korte tijd om te antwoorden. Hij doet dit aan de hand van een verhaaltje waarmee hij zijn beleid verdedigt en gaat hoegenaamd niet in op de gestelde vragen.

Op 3 december '92 kondigt Justitie een Rijksrecherche-onderzoek aan. De opdracht is om te kijken of er buitensporig geweld is gebruikt en niet of de inval wel nodig is geweest. Tot op dit moment is het rapport nog niet verschenen. Vreemd is dat de rijksrecherche geen vluchtelingen gehoord heeft die tijdens de inval opgepakt zijn. Dit terwijl we de Rijksrecherche aangeboden hebben om ze met hen in contact te brengen (die waren inmiddels op straat gezet). Pas in maart dit jaar wilde de Rijksrecherche dit wel doen, maar dan zijn de meeste vluchtelingen al verdwenen en diegenen waar we nog contact mee hebben willen niet meer omdat ze het niet meer vertrouwen.

Het volgende moment dat er vragen zijn gesteld in de Tweede Kamer is naar aanleiding van de gebeurtenissen op 29 maart '93 en de bezoekweigering die ons op 30 maart wordt opgelegd. Groen Links heeft hierover schriftelijke vragen aan Kosto gesteld. Het antwoord hierop is bij het schrijven van dit artikel nog niet bekend.

Zo gaat het nu al een jaar lang. Bij grote problemen worden er wat vragen gesteld, er komen wat antwoorden en verder wordt er niets ondernomen. De behandeling van het rijksrechercherapport over de zaak Muluta en de gang van zaken in de grensgevangenis wordt elke keer opgeschoven. We kunnen niet anders concluderen dan dat op deze manier de politiek probeert de hete brij te laten afkoelen, waarna alle problemen stilletjes van de agenda worden afgevoerd.

Uit alle uitlatingen in de pers van medewerkers/woordvoerders van justitie wordt duidelijk dat er sprake is van tegenstrijdigheden en het opkloppen en verdraaien van gebeurtenissen. Als je verschillende uitspraken leest moet het een hel zijn voor het personeel om in de grensgevangenis te werken. Aan de andere kant verklaart Justitie keer op keer dat het rustig is, en verklaart het personeel dat het er goed werken is en alles wel meevalt. Op problemen die er spelen wordt door niemand echt ingegaan. Het enige resultaat is verdergaande maatregelen om iedere vorm van verzet en mondigheid van de vluchtelingen in de kiem te smoren.

INTIMIDATIES

Als onze Werkgroep Vluchtelingen op 30 maart '93 gesommeerd wordt de grensgevangenis onmiddellijk te verlaten, volgen er intimidaties van de directie om vluchtelingen verklaringen tegen ons te laten afleggen.

Op 31 maart sturen wij de directie per fax de namen van de zeven vluchtelingen die wij hadden willen bezoeken. Wij vragen de directie hen middels een maatregel te laten weten dat zij geen bezoek van ons mogen ontvangen, zodat zij daarover hun beklag kunnen doen. De zeven krijgen vervolgens allen bezoek van de directie. Dat levert de directie vijf afgeperste verklaringen op, zelf spreekt zij van zeven. Twee van de vijf vluchtelingen verklaren ons bezoek niet langer op prijs te stellen. Beiden bellen ons in de dagen erna op. Ze willen nog steeds dat we op bezoek komen. Eén van hen verklaart aan zijn advokate dat hij onder druk van de directie tegen ons heeft verklaard. Hij trekt de bewuste verklaring in. De andere drie verklaren slechts dat zij op 30 maart geen vaste afspraak met ons hadden. Wij werken met een soort spreekuur. De vluchtelingen weten dat wij elke dinsdagmiddag langs komen. Ook deze drie bellen ons dat zij onze bezoeken wel degelijk op prijs stellen. Uit al hun verhalen blijkt dat ze behoorlijk geïntimideerd zijn.

Op 20 april horen dat we in principe weer op bezoek mogen gaan. In de week erna blijkt dat er alles aan gedaan wordt om dit in praktijk te dwarsbomen.

Eén vluchteling belt ons voor 7 april op met het verzoek op bezoek te komen. Wij leggen uit dat ons een bezoekverbod is opgelegd en dat we niet weten wanneer we kunnen komen. Als wij hem later (nadat we weer op bezoek mogen) bellen, krijgt hij ons telefoonnummer door met daarbij de opmerking dat het geen zin heeft om ons te bellen want wij zouden hem toch niet kunnen helpen.

Ook een ander belt op met de mededeling dat hij ons op bezoek wil. Ons is dan de toegang nog ontzegd. Kort na het telefoongesprek komen er vijf bewakers bij hem die zeggen dat hij moet verklaren dat hij ons nog nooit gezien heeft. Ook aan VVN maakt hij later duidelijk dat hij ons wil zien. Hij vult tenslotte een formulier in, maar hoort daar vervolgens niets meer van.

De heer D. vraagt al weken om ons bezoek. Hem bezoeken wij al langere tijd, hij is ook één van de gedupeerden van de bezoekweigering van Justitie. Uiteindelijk levert zijn bezoekaanvraag een afspraak met ons op. Door Justitie wordt dan bevestigd dat wij niet langer geweigerd worden. Dat is aan de vooravond van ons kort geding tegen de staat, dat wij dan ook intrekken. Ook een journalist wil hem spreken, de directie belooft D. daarvan op de hoogte brengen en neemt benodigde gegevens op zodat D. een formulier kan invullen. D. meldt ons hier nooit van op de hoogte te zijn gesteld. D. wordt nog voor onze bezoekafspraak met hem uitgezet.

Een ander belt ons met het verzoek op bezoek te komen. Wij maken hem duidelijk dat hij daartoe een formulier moet invullen bij de administratie. Hij gaat daarop naar het BSD waar men hem vertelt dat onze Werkgroep toch niets voor hem kan doen en dat haar bezoek negatieve uitwerking kan hebben voor hem. Er wordt gezegd dat de Werkgroep het gebouw niet in mag, terwijl Justitie haar juist weer toegang heeft verschaft. Ook krijgt hij te horen dat hij gegevens zoals leeftijd van bezoeker moet invullen. Dit staat beslist niet in de bezoekregeling, afgezien van het feit dat de vluchteling dat soort irrelevante gegevens over de bezoeker niet heeft. Hij raakt bang en is kwaad over de foutieve informatie. Hij wordt al sinds 30 maart geïntimideerd en is één van de vijf die onder druk een verklaring hebben afgelegd.

Wij sturen een fax naar de grensgevangenis met vier namen van vluchtelingen die ons op bezoek willen hebben. We verzoeken het BSD hen een bezoekaanvraagformulier te geven. Van twee van hen horen we niets meer, een derde blijkt inmiddels al uitgezet, en een vierde heeft nog altijd geen formulier kunnen invullen.

Via een advocaat horen we dat iemand die ons bezoek aanvraagt ter plekke te horen krijgt dat bezoek van ons betekent dat je asielverzoek negatief beoordeeld wordt. Een poging om samen met zijn cliënt bezoek aan te vragen loopt op niets uit omdat er tegen hem gezegd wordt dat bezoek slechts op de afdeling, waar de advocaat niet mag komen, kan worden aangevraagd.

Ter bescherming van betrokken vluchtelingen zijn bovenstaande bevindingen zo anoniem mogelijk gehouden.

zoekarchiefdiscussiereageerhomeenglish