Vluchtelingen

Opzet grensgevangenis

Dagelijkse praktijk

Medische zorg

Protesten

Vrijheidsbeperking

Uitzettingen

Het Reglement

Artikel 7a Vw

EVRM

Reacties

Conclusie



mei 1993, 1 jaar grensgevangenis

Het reglement
 
In dit hoofdstuk wordt het Reglement regime grenslogies besproken (Stb.1993, 45; verder: het Reglement). Het Reglement is een op grond van art. 7a Vreemdelingenwet vastgestelde Algemene Maatregel van Bestuur, die van toepassing is op ‘grenslogies’. Het Reglement regelt de gang van zaken in de grensgevangenis, het bepaalt de interne rechtspositie van asielzoekers die op grond van artikel 7a of een andere bepaling van de Vreemdelingenwet vastzitten. De externe rechtspositie, de grondslag waarop de mensen gedetineerd worden, wordt in hoofdstuk 10 behandeld. Hier wordt het Reglement vergeleken met regelingen die op de overige 'gewone' gedetineerden betrekking hebben, zoals de Beginselenwet Gevangeniswezen, de Gevangenismaatregel en het basismodel-huishoudelijk reglement voor de Huizen van Bewaring.

NIET VRIJ, NIET VOGELVRIJ


Dat vluchtelingen van hun fysieke vrijheid beroofd zijn, betekent niet dat elk ander recht hen kan worden ontnomen. Juist bij een dergelijke vrijheidsberoving dient de overheid steeds aan te geven wat de rechtvaardiging is voor 1) zowel de mate waarin als 2) de wijze waarop mensen, die al gedetineerd zijn, (nog verder) worden beperkt in hun rechten. Vrijheidsbeneming als doel (straf), of middel ( zoals bij Ter Beschikking Stelling: behandeling) mag dus niet onnodig verzwaard worden. Een regeling van de rechten voorkomt dit. Deze consequentie van de rechtsstaat, de ‘rule of law’, wordt bevestigd in de Beginselenwet Gevangeniswezen, dat voor de manier van detineren een richtlijn geeft. Detentie dient mede op terugkeer in de samenleving, resocialisatie, gericht te zijn. Het regime voor onveroordeelden, die als vergelijkingscategorie het meest in aanmerking komen, wordt ook door de beginselen van deze wet geregeld. Onveroordeelden kunnen alleen aan verdere beperkingen worden onderworpen als a) het voor het doel van hun opsluiting òf b) in het belang van de orde c) volstrekt noodzakelijk is.
Uitvoerige uitwerking van de interne rechtspositie is des te belangrijker omdat de grensgevangenis, als elke gesloten inrichting, uit haar aard al het karakter heeft van een totalitair instituut (beklemmend voor de asielzoekers, zeker als je uit een totalitaire staat bent gevlucht). Juist omdat de grensgevangenis een gesloten institutie is, wordt het Reglement regime grenslogies 'geënt' op de voor dergelijke instituties gebruikelijke regelingen (Nota van Toelichting bij Reglement, p.10). Maar bij het 'enten' blijken de rechten afgekapt te zijn, zodat alleen de vorm van het produkt nog aan zijn wortels doet denken. Het Grenshospitium is een hiërarchische organisatie. Dit betekent dat persoonlijk initiatief van het personeel snel stuk loopt op de bureaucratische structuur van de grensgevangenis. Een goed idee over hoe het beter kan, een goede oplossing die niet binnen de regels past, kan dan moeilijk worden uitgevoerd. Om deze starheid te voorkomen, moeten inhoud van het werk en een overlegstructuur voor het personeel als recht worden geregeld. Gebeurt dit niet dan domineren op totale controle, rust en regelmaat gerichte beheerscriteria. Er ontstaan mechanismen, waarbij het individuele belang wordt weggevaagd door abstracte argumenten, waardoor ook het personeel in het gareel 'gevangen' raakt. Dat dit al het geval is, blijkt bijvoorbeeld uit Vrij Nederland van 3 april '93: men ‘gelooft in een strak regime’. Als problemen niet soepel opgelost, laat staan besproken kunnen worden gaat dat ten koste van de kwaliteit van het werk: de gedetineerde is indirect de dupe. Het regime, het inrichtingsklimaat, wordt niet enkel door de regels bepaald, maar mede door de context -van bouwkundige, materiële en personele voorzieningen, de inrichtingspopulatie en organisatorische omstandigheden- waarbinnen de regels worden uitgevoerd.

Om van een goede rechtspositie te kunnen spreken is vereist:

  • -een zo exact en uitgebreid mogelijke omschrijving van - rechten en plichten, waaraan de gedetineerde- daadwerkelijk te verwezenlijken rechten kan ontlenen;
  • -een procedure, die op tegenspraak tussen twee gelijkwaardige partijen wordt gevoerd, en die zo geconstrueerd en van rechtswaarborgen voorzien is, dat met toepassing van het beginsel van 'hoor en wederhoor' een eerlijk proces over de onder I genoemde rechten kan worden gevoerd;
  • -volledige en duidelijke, helder geformuleerde informatie over wat de rechten zijn en hoe die rechten te behouden (je moet je recht kunnen kennen-kenbaarheidsbeginsel).

RECHTSZEKERHEID

Van groot belang is op welk niveau en tot in welke details bepaalde onderwerpen worden geregeld. De wet, 'hogere regelgeving', komt op een zorgvuldige, door het parlement gecontroleerde, manier tot stand. Een ministeriële beschikking is 'lagere regelgeving', zo'n beschikking kan snel worden genomen, zonder controle van buitenaf. Als er bijna niks in de wet staat, heb je nog weinig aan controle. Van belang is ook hoe specifiek het onderwerp is geregeld. Hoe lager de regeling, of hoe minder détail, des te geringer is het niveau van rechtsbescherming. Het Reglement is een Algemene Maatregel van Bestuur. Regeling bij 'lagere' Algemene Maatregel van Bestuur betekent dat het regime gemakkelijk is te wijzigen (de minister van Justitie hoort alleen de Raad van State). In geval van regeling bij wet, zoals de Beginselenwet Gevangeniswezen, is er een behoorlijke parlementaire controle. Een wet kan niet zomaar gewijzigd worden. De regering moet dan eerst de kritiek weerleggen van de volksvertegenwoordiging. Zo'n democratische controle ontbreekt voor het regime in het grensgevangenis. De herroepbaarheid van het Reglement wordt enigszins gecompenseerd door de bepaling in art.7a Vw, dat ten minste een vijfde van het grondwettelijk aantal leden van de Eerste of Tweede Kamer alsnog kan eisen dat het onderwerp bij wet wordt geregeld. Het wetsvoorstel herziening vreemdelingenwet schrapt deze schamele waarborg, zodat de minister geheel vrij is om het regime te veranderen. Wat gisteren nog een recht was, kan morgen worden afgeschaft.
Het Reglement telt slecht, 19 inhoudelijke bepalingen (de Beginselenwet Gevangeniswezen alleen al telt er zo'n 58). Het Reglement is niet gedetailleerd. De minister van Justitie is, zo bepaalt het Reglement, bevoegd ‘nadere regels’ vast te stellen ‘ter uitvoering van en in aanvulling op’ het Reglement. Deze bevoegdheid tot uitwerking bij ministeriële beschikking moet binnen het kader van de hogere regels blijven. De Vreemdelingenwet en het Reglement geven geen strak kader. De 'uitwerking' wordt niet gestuurd door een richtlijn, zoals wel bij de Beginselenwet Gevangeniswezen. De vrijheid tot 'uitwerking' is erg groot. Dit betekent dat weinig rechtszekerheid wordt geboden. De vraag is: verandert de minister het Reglement of (nog sneller) doet de directeur dit door nadere 'uitwerking' van het Reglement. Het laatste! De directeur heeft een bezoekregeling opgesteld én een telefoonregeling (zie hieronder).
De asielzoeker krijgt een afschrift van het Reglement en de daarop gebaseerde huisregels, zo mogelijk in een begrijpelijke taal. De plicht om elke gedetineerde dit zo nodig voor te lezen ontbreekt. De kenbaarheid van het Reglement kan beter worden geregeld, tot nu toe zijn ons enkel Franse en Engelse varianten onder ogen gekomen. Het Reglement biedt dus veel minder rechtszekerheid, de 'gewone' gedetineerde is beter af, niet alleen gelet op het niveau en wijze van totstandkoming, maar ook het detail van de regeling.

HET BEHEER

Als bij alle detentieinrichtingen is de minister van Justitie verantwoordelijk. Maar hij hoeft bij het vaststellen van het huishoudelijk reglement geen onafhankelijk adviesorgaan, zoals bij de andere inrichtingen de sectie gevangeniswezen van de Centrale Raad voor de Strafrechtstoepassing (CRS), te horen.
Met het dagelijks beheer in de grensgevangenis is belast de directeur, benoemd door de minister van Justitie. De directeur wordt daarbij bijgestaan door ambtenaren en overige medewerkers. Wie de beiden laatsten benoemt is niet geregeld, noch hun rechtspositie, hoewel dat belangrijk is. De minister van Justitie wijst wel plaatsvervangers van de directeur aan.
De directeur heeft tot taak:
 
  • -het verblijf van de vreemdelingen in de grensgevangenis te verzekeren, alsmede
  • -de veiligheid en de orde aldaar te handhaven.
De directeur is bevoegd tot het geven van bevelen, die noodzakelijk zijn met het oog op deze taakuitoefening, aan het personeel. Dus een bevel aan het personeel moet gericht zijn op a) het verzekeren van het verblijf én b) de veiligheid en orde en c) daartoe noodzakelijk zijn.

Omdat deze taakstelling niet van een (wettelijk) richtlijn is voorzien, kunnen vluchtelingen noch personeel zich beroepen op eisen die aan de kwaliteit van het te verrichten werk inhoud geven. In tegenstelling tot wat voor andere inrichtingen geldt, hoeft de directeur niet het beleid in het bijzonder te richten op het bevorderen van het welzijn van de gedetineerden of het bevorderen van de interne samenwerking, met name via een overlegstructuur, of zo goed mogelijke werkomstandigheden; evenmin moet hij dienstinstructies voor het personeel vast stellen, noch moet het personeel de gedetineerden tegemoet treden op een wijze die hun menselijke waardigheid zoveel mogelijk onverlet laat, of is hun taak omschreven als het op verzoek bijstaan van onveroordeelden die problemen tijdens detentie ondervinden, danwel te zorgen dat de detentie gericht is op resocialisatie. De enige maatstaf die het personeel in het Reglement wordt geboden is gericht op ordehandhaving.

HET REGIME

Artikel 4 Reglement stelt dat vreemdelingen aan geen andere beperkingen wordt onderworpen dan die volstrekt noodzakelijk zijn om:

a) zijn verblijf in de grensgevangenis te verzekeren, alsmede

b) om de veiligheid en de orde aldaar te handhaven.

De vreemdeling moet de bevelen, die door of namens de directeur zijn gegeven a) ter verzekering van zijn verblijf alsmede b) ter handhaving van de veiligheid en orde, opvolgen.
Voor zowel de bevelen aan het personeel, als aan de asielzoekers geldt: is het bevel nodig om a) ontsnapping te voorkomen, én zo ja, wordt b) de rust en veiligheid door het bevel vergroot? Voor beperkingen aan vluchtelingen opgelegd, geldt als extra eis dat ze c) volstrekt noodzakelijk moeten zijn. Pas als aan allebei de eisen is voldaan én dat volstrekt noodzakelijk is, mag de vluchteling beperkt worden. In de praktijk wordt hier niet aan voldaan en wordt veel eerder ingegrepen. Zelfs eerder dan bij onveroordeelden het geval is, terwijl voor hen minder strenge eisen gelden: dan kan het al als grond a) òf grond b) opgaat. Het regime is dus strenger dan volgens de regels mag. Opmerkelijk is het verschil in terminologie. Voor de onveroordeelden geldt het 'doel hunner opsluiting', dit lijkt op 'het verzekeren van verblijf'. Echter grond b) 'veiligheid en de orde handhaven' verschilt van 'in het belang der orde', dat de Beginselenwet Gevangeniswezen noemt. De term 'veiligheid' is gewoonlijk gereserveerd is voor bijzondere situaties, zoals de verderop besproken afzondering.

WAT BETEKENEN 'VEILIGHEID EN ORDE' ?

Voor de uitleg kijken we naar de belofte van de regering. ‘De vrijheidsbeneming ex art. 7a Vw heeft een wezenlijk verschillend karakter van de vormen van vrijheidsbeneming (...) in een penitentiaire inrichting. Dit betekent dat het verblijf niet het karakter van detentie mag dragen en dat er derhalve in die zin ook geen regime gevoerd kan worden. Beperkingen moeten echter opgelegd kunnen worden in het belang van de beheersbaarheid van het centrum en ter voorkoming van het zich onttrekken aan het verblijf.’, leert de Memorie van Toelichting, TK 1990-1991, 21975, nr.3, p.5.

Duidelijk is dus dat:
1) het regime niet een detentiekarakter mag hebben dat gelijk is aan dat in een penitentiaire inrichting, maar lichter moet zijn; en
2) beperkingen zowel vertrek moeten voorkomen (grond a) als een beheersmaatregel (grond b) zijn. Om de schijn te wekken dat aan de eerste eis is voldaan, is blijkbaar voor één toetsingscriterium gekozen. Dit criterium bestaat uit twee onderdelen: grond a) én grond b) en geldt voor élke beheersmaatregel. Voor een strafmaatregel, zoals afzondering, moeten strengere eisen gelden. Het opleggen van een strafmaatregel zou echter betekenen dat niet wordt voldaan aan de eis van een lichter regime (1), omdat dan net als in de andere gevangenissen een zwaarder regime kan worden opgelegd. De straf wordt dus beheersmaatregel genoemd, het is een taboe om van straf te spreken als afzondering ('de isoleer') wordt toegepast. Het is niet alleen misleiding, het biedt bovendien niet de helderheid die voor een minimale rechtspositie nodig is.

CONTACTEN MET DE BUITENWERELD

Het Reglement meldt in artikel 5 dat de gedetineerde (met inachtneming van de beperkingen en bevelen) bevoegd is:

a. zich binnen de grensgevangenis vrij te bewegen;

b. bezoekers te ontvangen in een daartoe aangewezen ruimte;

c. brieven en andere poststukken te ontvangen en, voor eigen<T> rekening te verzenden;

d. voor eigen rekening te telefoneren;

De reikwijdte van de hier toegekende rechten is niet zondermeer duidelijk, omdat deze afhangt van de toepassing van artikel 4 van het Reglement: hoe meer beperking, hoe minder recht er overblijft. De directeur kan bovendien bezoek de toegang of het voortgezet verblijf weigeren, indien de handhaving van veiligheid en orde dit noodzakelijk maakt, artikel 5 lid 3 Reglement. Hij hoeft niet redelijkerwijs tot dit oordeel hebben kunnen komen. Bij andere inrichtingen beschermt zo'n objectief criterium de 'gewone' gedetineerden. Daar moet het bezoek wel in kennis worden gesteld van de bezoekregels, zodat het weet om welke reden verwijdering kan volgen. In de grensgevangenis gebeurt dit niet, het wordt door het Reglement niet verplicht. Bezoek, noch asielzoekers hebben zo zekerheid.
Het Reglement verplicht om de gedetineerde binnen 24 uur de beslissing tot het weigeren van bezoek schriftelijk op de hoogte te stellen. Dit gebeurt in de praktijk niet. Bovendien is deze informatie over drie artikelen in het Reglement versnipperd: beperking van bezoek staat in artikel 5, schriftelijke mededeling daarvan in artikel 9 en het beklag in artikel 14. De mededeling hoeft niet te zeggen waarom beperking is opgelegd, noch moet gezegd worden dàt beklag mogelijk is. Dit strijdt met de kenbaarheidseis en biedt minder rechtsbescherming, waardoor de vluchteling slechter af is dan iedere andere gedetineerde.
Zelfs de beloofde vrije toegang voor (rechts)hulpverleners (NvT, p.9), die voor alle andere gedetineerden wettelijk vastligt, ontbreekt in het Reglement. Ook dit bezoek lijkt nu een gunst, die naar believen kan worden ingetrokken. Het is ons al overkomen.
De schending van het briefgeheim is helemaal ongehoord. Post kan op voorwerpen en stoffen worden onderzocht, waarna inbeslagname volgen kan. Beklag hiertegen is niet mogelijk. Geschiedt een dergelijke inbeslagname bij kleding, bagage of op de afdeling of cel, dàn is wel beperkt beklag mogelijk. Deze schending van het recht op privacy is strijdig met artikel 8 EVRM, dat een zorgvuldige belangenafweging vergt tussen het algemeen en het individuele belang en een duidelijke wettelijke regeling. Het afluisteren van telefoongesprekken, dat naar verluid plaatsvindt ongeacht of het asielzoekers of personeel betreft, is al strijdig met artikel 8 EVRM, omdat enige wettelijke omschrijving van de bevoegdheid tot afluisteren ontbreekt. Een vrijwaring van controle van brieven aan regering, parlement, Nationale Ombudsman, justitiële autoriteiten en advocaten kon er zelfs niet af. De 'gewone' gedetineerde zit ook wat dit betreft beter. Zij hoeven bovendien niet altijd zelf voor de kosten voor brieven en telefoon op te draaien. Sterker: de directeur heeft een telefoonregeling afgekondigd, die het telefoneren in de praktijk onmogelijk maakt! Er zijn alleen ‘aanvragen om te worden teruggebeld’ mogelijk, ongeacht wie naar de asielzoeker opbelt. Dus er moet altijd op eigen kosten worden terug gebeld! Advocaten en andere hulpverleners en familie worden bij gebrek aan geld onbereikbaar! Familie, die uit het buitenland belt, moet wachten op terug bellen, dat vaak niet (makkelijk) kan. De ‘aanvraag’ wordt op z'n laatst de eerstvolgende dag doorgegeven, of helemaal niet, waartegen beklag gedaan kan worden, als je het ooit te weten komt! En dan is er nog het verbod (terug) te bellen, als ordemaatregel. Hoezo misbruik van regelvrijheid? Hoezo zo min mogelijk beperking? Hoezo logies?
De bevoegdheid tot fouilleren is minder indringend, omdat niet aan (en in) het lichaam naar voorwerpen gezocht mag worden. Fouilleren mag alleen buiten het lichaam: aan kleding, bagage of cel of afdeling. De gronden waarop onderzoek mogelijk is, voor kleding 'gevaar voor veiligheid en orde ', voor de verblijfsruimte 'gevaar voor ongestoord verblijf', en voor bagage beiden, blaken wederom van helderheid. Dit is strijdig met de vereiste kenbaarheid. Visitatie, onderzoek aan en in het lichaam, vindt plaats als uitplaatsing naar een andere inrichting ter afzondering wordt opgelegd. Dit is dan een bijkomende straf.

DE INTERNE BEWEGINGSVRIJHEID

Artikel 7 van het Reglement geeft de directeur de bevoegdheid de vluchteling in een groep of individueel te plaatsen, maar bevat geen criteria daartoe. Er 'kan' rekening worden gehouden met landsaard, taalverwantschap, godsdienstige achtergrond, sexe, leeftijd en familieverbanden. Het is evident voor vrouwen, zeker als zij vervolgd zijn, van groot belang om niet samen met mannen te worden opgesloten. Het recht op een aparte vrouwenafdeling in de grensgevangenis ontbreekt. Ook de andere criteria moeten ons inziens in het Reglement als recht worden opgenomen. De vluchteling kan zich dan daarop beroepen, mocht de plaatsing ongewenst zijn. In andere inrichtingen vindt selectie pas plaats na advies, aan de hand van richtlijnen, na het horen van de gedetineerde, waarbij gewezen wordt op de beroepsmogelijkheid die dan wel bestaat.
Naast de algemene of beperkte gemeenschap is afzondering mogelijk. De directeur kàn de vreemdeling in afzondering plaatsen, aldus artikel 7 van het Reglement:

1) op verzoek van de vreemdeling;

2) indien en voor zolang als dit volstrekt noodzakelijk is teneinde zijn verblijf te verzekeren dan wel de veiligheid en orde in de grensgevangenis te handhaven.

Afzondering op verzoek is hier eerder gunst (kan), dan in andere inrichtingen: ‘Aan het verzoek (...) wordt voldaan, tenzij dit naar het redelijk oordeel van de directeur niet mogelijk of gewenst is’ (artikel 24 lid 2 Beginselenwet).
Ook bij de gedwongen afzondering is de vluchteling slechter af.
Juist omdat afzondering zo ingrijpend is, moeten volgens vaste jurisprudentie voor 'gewone' gedetineerden alle waarborgen als maatstaf worden genomen. Ongeacht of het een disciplinaire straf of maatregel is, zijn de vereisten voor afzondering:
 

  • -het redelijk oordeel van de directeur;
  • -volstrekt noodzakelijk;
  • -ter wille van orde en veiligheid;
  • -ten aanzien van een bepaalde gedetineerde;
  • -slechts zo lang als volstrekt noodzakelijk, maximaal twee weken (na kennisgeving aan de minister van Justitie eenmaal verlengbaar);
  • -nadat de gedetineerde is gehoord;
  • -na advies van daarvoor in aanmerking komende ambtenaren;
  • -onder zo spoedig mogelijke kennisgeving, binnen 24 uur;
  • -schriftelijk en gemotiveerd aan de gedetineerde;
  • -onder vermelding van beklagmogelijkheid;
  • -en de inrichtingsarts onverwijld op de hoogte wordt gesteld.
Voor de vreemdeling geldt normaal de eis dat de maatregel moet worden vermeld in een toegankelijke taal. Bij het grensgevangenis enkel ‘zoveel mogelijk’, artikel 9 lid 2 Reglement, terwijl hier alleen vreemdelingen zitten. Dan is goede vertaling een minimum! Een motivering hoeft de mededeling niet te bevatten! Je krijgt in afzondering een briefje dat je in afzondering zit! Dat is nieuws. Wanneer is afzondering mogelijk? De vluchteling kan al op één van de in het Reglement genoemde twee gronden, a) òf b) worden afgezonderd (geïsoleerd). De ingrijpendheid van de maatregel afzondering vergt juist zwaardere eisen (een ‘uiterste maatregel’, NvT, p.8). Voor elk ander bevel van de directeur zijn allebei de gronden nodig, a) én b), voor 'afzondering' opeens niet! Afzondering kan al eerder!
Gedwongen afzondering kan zelfs buiten de grensgevangenis, extern, tenuitvoer worden gelegd, indien interne tenuitvoerlegging ‘op ernstige bezwaren stuit’ (NvT, toelichting, p.8). Dit is extra zwaar, maar voor die extra straf gelden geen extra waarborgen. Extra procedurele waarborgen zijn 'normaal': raadplegen staf, inschakelen van een penitentiare consulent en een aparte ministeriële beschikking. Voor deze dubbele straf is nodig dat zich een ‘ernstig incident’ voordoet, aldus de uitleg in de Nota van Toelichting, p.8. De andere genoemde reden voor afzondering, het ‘capaciteitsgebrek’, kan nooit een argument zijn. Helemaal niet wanneer, zoals nu gebeurt, afzondering uit angst voor 'martelaarschap', nooit intern tenuitvoer wordt gelegd. Er hoeft niet medegedeeld te worden waarom afzondering is opgelegd, dàt (enkel) beklag mogelijk is wordt ook niet verplicht vermeld. Schending van het kenbaarheidsbeginsel. Kortom onvoldoende rechtszekerheid. De rechtspositie van een 'gewone' gedetineerde is vele malen sterker dan die van de vluchteling in de grensgevangenis.

ZORGPLICHT

Wie mensen opsluit heeft de verantwoordelijkheid goed voor ze te zorgen. Vergelijkt men de in het Reglement genoemde zorgplicht van de directeur van de grensgevangenis met de 'gewone' bepalingen over medische, geestelijke, sociale en materiële verzorging dan valt het gemis aan uitgewerkte normen voor vluchtelingen en personeel op, maar ook dat geen enkel recht wordt toegekend. De NvT (bij het Reglement) stelt (p.10): ‘De mate (van de zorgplicht) wordt bepaald door de lengte van het verblijf van de vreemdeling. Dit betekent dat vanzelfsprekend acuut noodzakelijke medische hulp wordt verleend, maar dat met langer durende behandelingen niet zonder meer een begin wordt gemaakt.’ Voor 'gewone' gedetineerden geldt als criterium de medische noodzaak. Zij hebben het recht aan de inrichting verbonden artsen, psychologen, maatschappelijk werkers, geestelijke raadsmannen of de eigen huisarts of specialist te bezoeken. In de grensgevangenis hangt de komst van de psychiater af van het goeddunken van de medische dienst. Kleding en schoeisel moet in de praktijk worden gekocht, terwijl het 'normaal' op verzoek verstrekt wordt door de inrichting.

TOEZICHT

Een commissie van toezicht (CvT) ziet ook in de grensgevangenis toe op de bejegening van de gedetineerden en naleving van de voorschriften. De belangrijkste verschillen met de CvT bij andere inrichtingen staan hieronder opgesomd.
De CvT kan niet ambtshalve of op verzoek advies geven in verband met het welzijn van gedetineerden, maar is beperkt tot bemiddeling tussen vreemdeling en directeur.
De omvang van de samenstelling van de CvT ligt niet vast, ook ontbreekt de bepaling dat de samenstelling maatschappelijk zo breed mogelijk moet zijn. Dit zijn eisen die pogen de kwaliteit van toezicht en beklag te verzekeren. Voor de benoeming van de leden, door de minister van Justitie, hoeft geen advies van de Centrale Raad voor de Strafrechtstoepassing te worden gevraagd. De leden van de CvT worden niet benoemd voor een bepaalde termijn, noch zijn er voorwaarden voor ontslag. Hierdoor ontbreekt de belangrijke ‘onafhankelijke positie (...) ten opzichte van met beheer belaste autoriteiten’ (NvT, p.10). Blijkbaar belijdt de Staatssecretaris van Justitie dit enkel met de mond. De CvT heeft slechts ‘te allen tijde’ toegang tot het grensgevangenis, maar tot welke plek staat niet vast. Normaal heeft een CvT het recht op toegang tot 'alle plaatsen in het gesticht en waar gedetineerden verblijven'. Denk bij dit laatste aan isoleercellen in de PIOA. De CvT heeft niet dit recht niet. De CvT is niet verplicht zich door persoonlijk contact met de gedetineerden regelmatig op de hoogte te stellen van wensen en gevoelens. Een lid, de 'maandcommissaris', houdt regelmatig ter ontvangst van grieven van vreemdelingen spreekuur. Dit hoeft niet minstens eens per maand en tevoren goed aangekondigd te worden. Verversing is niet geregeld: het is niet bij toerbeurt een ander commissielid. Een klein verschil met 'gewone gedetineerden', van groot belang om afstomping te voorkomen.
Het komt er dus op neer, dat de werkzaamheden van de CvT grotendeels bepaald worden door de bereidheid van deze commissie haar werk zo goed mogelijk te doen.

BEKLAG, MAAR GEEN BEROEP

Het beklagrecht is geënt op de regelingen voor hen die in gesloten instituties verblijven, met name de Beginselenwet Gevangeniswezen (NvT, p.10-11). In andere gesloten instituties echter bestaat de mogelijkheid van hoger beroep bij de Centrale Raad voor de Strafrechtstoepassing (CRS) inzake beslissingen van de beklagcommissie van de CvT. De CRS bestaat uit onafhankelijke deskundigen, heeft adviserende taken en bevoegdheid en behandelt het beroep inzake (over)plaatsingsbeslissingen. De vluchteling mist zo'n bescherming van formaat en kan enkel beklag doen. Echter één kans doet te weinig recht aan hetgeen van een behoorlijke rechtsgang mag worden verwacht gezien de toch al marginale positie. Het procesrecht is zoals eerder gesteld onduidelijk door verspreiding over drie artikelen, de mededeling van beslissingen van de directie is niet verplicht gemotiveerd en wijst niet noodzakelijkerwijs op de beklagmogelijkheid. Kennis over hoe je je kunt verdedigen is essentieel om sowieso enige rechtsingang te hebben.
Beklag wordt ook in de grensgevangenis ingesteld bij een beklagcommissie, die uit drie leden van de CvT bestaat. Omdat de samenstelling van de CvT niet is geregeld, bestaat ook geen zekerheid over de kwaliteit van de beklagcommissie. De voorzitter van de beklagcommissie mag als alleensprekende rechter optreden ter behandeling van klaagschriften van eenvoudige aard of 'kennelijk niet ontvankelijke of kennelijk ongegronde klaagschriften'. Bepaalt een voorkeur voor een lid van de rechterlijke macht 'normaal' de samenstelling, het Reglement laat de minister van Justitie geheel vrij, hoewel voor de hand ligt te benoemen ‘...een lid van de rechterlijke macht, een advocaat, een medicus, en een medewerker van een organisatie die de zorg voor vreemdelingen tot haar taak rekent’ (NvT, p.10). De onafhankelijkheid van de commissie is onvoldoende gewaarborgd.
Het beklag moet schriftelijk worden ingediend, binnen een termijn van 14 dagen na opleggen van de maatregel of ontvangst van de mededeling. Als datum van indiening geldt de dagtekening door de directeur, de tegenpartij. Deze belangenverstrengeling geeft geen onafhankelijke rechtsgang. De directeur mag, na ontvangst van een afschrift, schriftelijk een toelichting geven, waarvan de klager (niet verplicht) kennis kan nemen. Deze ongelijkheid van procespartijen strijdt met de plicht tot hoor en wederhoor. Overigens verhoudt de lange termijn van behandeling zich niet tot de praktijk van snelle uitzetting na externe afzondering en de plicht tot genoegdoening.
De voorzitter kan hangende de beslissing geen schorsing van de tenuitvoerlegging van de opgelegde beslissing voorstellen, die de directeur, als hij verwerpt, binnen 24 uur gemotiveerd moet weerleggen. Evenmin is omzetting noch verzachting of kwijtschelding van de straf door de directeur mogelijk. Proportionaliteit van straf hangt af van duur en plaats van afzondering, op de eigen cel of extern, omdat ter voorkoming van 'martelaarschap' de eigen isoleercellen niet gebruikt worden.
Vindt de beklagcommissie een klacht (gedeeltelijk) gegrond, dan geeft zij een aanwijzing aan de directeur als de gevolgen (gedeeltelijk) ongedaan kunnen worden gemaakt. Zo niet, dan bepaalt zij op welke wijze genoegdoening kan worden gedaan en geeft zij de directeur hiertoe bevel. Bij de 'gewone' procedure kan de beklagcommissie de beslissing herzien en, in overleg met de directeur, nagaan of compensatie mogelijk is (als extra bezoek, extra bellen). Daarbij kan een geldelijke tegemoetkoming worden gegeven. Het verdwenen zijn van de gedetineerde is geen reden dit na te laten. In de grensgevangenis biedt
de praktijk van versnelde uitzetting in geval van externe afzondering de mogelijkheid om deze plicht te ontlopen. Rest slechts morele veroordeling, door gegrondverklaring van de klacht, niet door de krachtigere herziening van de beslissing.
Het geheel overziend valt de mogelijkheid tot beklag in het niet in vergelijking tot de 'gewone' gedetineerden. De toch al marginale rechtspositie van de vluchtelingen wordt niet door een zorgvuldige procedure gewaarborgd.

KWALITEIT VAN HET REGIME

In vergelijking tot de andere gedetineerden zijn vluchtelingen in de grensgevangenis slechter af. De rechtspositie is minder omvangrijk en minder gedetailleerd geregeld. Dit blijkt uit de onderwerpen die (niet) zijn geregeld. Wat wel geregeld is blijft oppervlakkig. Het gebrek aan inhoudelijk uitgewerkte rechten wordt niet gecompenseerd door een terzake doende mogelijkheid tot verweer. Het Reglement verplicht niet tot het geven van relevante informatie over wat de rechten zijn en hoe ze te halen. De geboden rechtsgang is onvoldoende om effectief tegenwicht te bieden. Hiermee wordt niet voldaan aan de eis dat het karakter van het regime niet dat van detentie in een penitentiaire inrichting mag dragen, een norm die de regering zichzelf stelde. Het regime in de grensgevangenis is alleen al op grond van de rechtsregels slechter. Met de kwaliteit van het regime als maatstaf, voor de beoordeling of detentie van vluchtelingen geoorloofd is, doorstaat het regime grenslogies de toets der kritiek niet.

Literatuur:

-Dijk, P. van, Hoof, G.J.H. van, De Europese Conventie in theorie en praktijk, rechhten van de Mens-2, Ars Aequi Libri, Nijmegen 1990.
-Jonge, G. de (et al.), Het bajesboek: handboek voor gedetineerden en terbeschikkinggestelden, Papierentijger, 1988.
-Kelk, C., Kort begrip van het detentierecht, Ars Aequi Libri, Nijmegen 1988.
-Waard, B.W.N. de, Beginselen van behoorlijke rechtspleging (dissertatie 1987).

zoekarchiefdiscussiereageerhomeenglish