Vluchtelingen

Opzet grensgevangenis

Dagelijkse praktijk

Medische zorg

Protesten

Vrijheidsbeperking

Uitzettingen

Het Reglement

Artikel 7a Vw

EVRM

Reacties

Conclusie



mei 1993, 1 jaar grensgevangenis

Uitzettingen
 
 
Het ministerie van Justitie heeft met de grensgevangenis onder meer beoogd om 'kennelijk ongegrond verklaarden' snel uit te zetten. Een ander doel was om te voorkomen dat vluchtelingen na hun afwijzing in de illegaliteit zouden verdwijnen. De praktijk leert dat mensen niet zo snel worden uitgezet; het komt regelmatig voor dat mensen meer dan drie maanden gedetineerd zijn. Bovendien is duidelijk geworden dat sinds de opening een twintigtal vluchtelingen op straat is gezet. Sommigen van hen krijgen de aanzegging om binnen 24 of 48 uur Nederland te verlaten. De meesten worden op straat gezet zonder een dergelijke aanzegging, maar met de opmerking: 'Dit is Nederland, daar is Amsterdam'.


Gedumpten zijn door Justitie geforceerde illegalen. Ze hebben huis noch haard en geen geld. Geld om binnen 24 uur een ticket te kopen en Nederland te verlaten hebben ze helemaal niet. Waar zouden ze trouwens naar toe moeten? In een ander Europees land asiel aanvragen? Dan zijn ze wèl gedwongen dat onder een andere naam te doen, want de Schengen-accoorden dicteren dat slechts bij één van de verdragspartners asiel mag worden aangevraagd.

Er zijn drie categorieën vluchtelingen in de grensgevangenis die gedurende het afgelopen jaar op straat gezet zijn.
Om te beginnen vluchtelingen die eerst worden uitgezet naar een door Justitie vermeend land van herkomst, dat hen niet accepteert. Zij worden terug 'gepingpongd' en vervolgens op Schiphol op straat gezet.
Ten tweede zijn er de vluchtelingen die al langere tijd in de grensgevangenis verblijven. Zij wachten daar op uitzetting na een negatieve beschikking. Justitie gelooft in de meeste gevallen niet in, of twijfelt aan, de door hen opgegeven nationaliteit. Veelal beweert Justitie dat zij niet meewerken aan hun identiteitsonderzoek. Velen van hen worden echter nimmer ter presentatie voorgeleid aan een ambassade of consulaat, en als zij al worden gepresenteerd gebeurt dat doorgaans bij de verkeerde. Hierdoor zitten sommigen vijf of zes maanden gedetineerd in de grensgevangenis. Dit is zo ongeveer de maximumtermijn die staat voor vreemdelingenbewaring. Zij worden naar Schiphol gebracht en daar vervolgens op straat gezet. Op deze manier ontloopt Justitie eventuele jurisprudentie die zou kunnen ontstaan door gewonnen opheffingsverzoeken ex art. 40 Vw. Dat zou zo na lange periode een eventuele maximumtermijn kunnen verbinden aan detentie op basis van art. 7a Vw. Bij detentie op basis van art. 7a Vw, die zoals blijkt toch al maandenlang kan duren, moet namelijk wel zicht zijn op uitzetting.
Soms komt het voor dat een gedumpte niet naar Schiphol (grensgebied) gebracht wordt voor dumping, maar zelf de grensgevangenispoort uitloopt of bij de bushalte wordt afgeleverd.
Onder de derde categorie vallen de vluchtelingen die na vermeende onrust naar een Huis van Bewaring (HvB) zijn overgeplaatst, en op basis van een beslissing van een Raadkamer in onmiddellijke vrijheid worden gesteld. Over het algemeen worden deze vluchtelingen ook buiten de gevangenispoort gezet. Dat kan betekenen dat zij plots toch 'in Nederland' staan, het land waar zij aanvankelijk geweigerd waren. Hun 'status' verandert daardoor. Ze kunnen niet meer terug naar de grensgevangenis, omdat de directie ze niet meer binnen wil hebben. De meesten treft het gedumptenlot. Sommigen worden door Justitie doorgelaten naar een OC, maar slechts dan als ze hun kort geding nog niet verloren hebben. De hulp hierbij van de advocaat is dan onmisbaar, omdat Justitie een OC-plaats niet uit haarzelf aanbiedt. Pas na aandringen van de advocaat is plaatsing in een OC mogelijk.

VOORBEELDEN

De eerste van wie ons ter ore komt dat hij gedumpt is, is de heer A. Op 26 november '92 wordt hij plotseling op straat gezet met het verzoek binnen 24 uur het land te verlaten. Hij zit dan al ruim zes maanden vast. In augustus '92 wordt geprobeerd hem onder begeleiding van vijf marechausee'ers naar Ghana uit te zetten, ondanks zijn protest en opmerkingen dat hij geen Ghanees is en Ghana hem niet zal accepteren. Op de terugweg bedreigt de marechaussee hem met de mededeling dat hij zwaar gestraft zal worden bij terugkomst in Nederland. Een dag na uitzetting, 18 augustus '92, arriveert hij weer in de grensgevangenis, waar hij tot 26 november zit, zonder dat er nog nader identiteitsonderzoek wordt gepleegd. Zijn zaak gaat de publiciteit in, en niet lang daarna staat hij op straat. Justitiewoordvoerder Riphagen weet in HP/De Tijd op Zondag (6 december 1992) te vertellen dat Justitie mensen als A. wel moet vrijlaten, omdat ze lastig zijn en de rechter ieder moment kan beslissen hen vrij te laten.

Woensdagavond 2 december '92 worden twee vluchtelingen die in isolatie zaten in de PIOA door de marechaussee opgehaald en naar Schiphol gebracht. Vervolgens worden ze daar vrijgelaten, zonder geld, hun papieren zijn nog in handen van Justitie. De twee vragen waar ze naar toe moeten en hoe ze aan eten moeten komen. Hierop wordt gezegd: 'Dit is Holland, daar is Mac Donalds, je kunt gaan'.

Ook een vluchteling uit de grensgevangenis wordt op 2 december '92 vrijgelaten. Via de advocaten vernemen we dat die vrijlating, en ook die van de twee uit de PIOA, op 2 december, vanuit de grensgevangenis zal plaatsvinden. We willen de vluchtelingen daar afhalen en opvangen. Ter plekke krijgen we van personeel van de grensgevangenis te horen dat Justitie ze pas een dag later zal vrijlaten. De dag erna blijkt dat zij toch de avond ervoor zijn gedumpt.

Op 8 december '92 worden weer drie vluchtelingen vrijgelaten; twee uit de grensgevangenis en een uit de PIOA, die daar geplaatst is na eerst een week in HvB Veenhuizen te hebben gezeten. Voor deze laatste is onmiddellijke invrijheidstelling bevolen door de Raadkamer Assen. De drie worden naar Schiphol vervoerd en in de aankomsthal vrijgelaten, zonder geld of papieren.

Op 14 december '92 worden twee van de naar HvB Veenhuizen overgeplaatste vluchtelingen op last van de Raadkamer Assen vrijgelaten. Zij zijn dan inmiddels overgeplaatst naar HvB de Zwaag te Hoorn. Een van hen weigert het HvB te verlaten nu hij per onmiddellijk in vrijheid gesteld is, omdat hij geen verblijfplaats heeft en het die nacht koud is. Hij besluit om voor het hek te gaan liggen. Een bewaker die het geheel maar een vreemde gang van zaken vindt geeft de vluchteling vijftig gulden zodat deze een treinkaartje kan kopen. De vluchteling koopt een ticket naar Assen, om daar nog diezelfde middag de schadevergoeding die hem door de Raadkamer is toegekend op te halen. Dat zou het enige geld zijn wat hij dan bezit. Omdat hij zich niet kan legitimeren (zijn legitimatiebewijs ligt bij het BSD in de grensgevangenis), ontvangt hij het bedrag niet. Later wordt overigens beroep aangetekend door de Officier van Justitie tegen de beslissing om schadevergoeding toe te kennen. Dat wordt gewonnen door de staat.

De heer J. zit begin november al vijf maanden gedetineerd in de grensgevangenis. Zijn verzoek om gepresenteerd te worden wordt maar niet beantwoord. Tijdens de behandeling van zijn opheffingsverzoek blijkt Justitie te beweren dat hij weigert mee te werken aan de vaststelling van zijn identiteit. Binnen een paar dagen verstuurt zijn advocaat een brief aan het ministerie waarin zijn cliënt zich bereid verklaart mee te werken aan alle stappen die noodzakelijk zijn voor de vaststelling van zijn identiteit. Er gebeurt vervolgens vier weken niets. Op 30 november '92 wordt hij met negen anderen naar een HvB afgevoerd. Zijn onmiddellijke invrijheidstelling wordt ruim twee weken later na een opheffingsverzoek door de Raadkamer Amsterdam bevolen. De vluchteling, die in totaal dus ruim zes maanden gedetineerd is geweest, wordt direct op straat gezet. Samen met hem wordt nog een vluchteling op straat gezet, wiens opheffingsverzoek ook bij de Raadkamer Amsterdam gewonnen is.

Op 15 februari 1993 wordt de heer J. die door Justitie al enige tijd als nieuwe 'leider' wordt bestempeld, plotseling naar Schiphol gebracht en daar vrijgelaten. Hij wordt niet in de gelegenheid gesteld afscheid van de andere vluchtelingen te kunnen nemen. Ook wordt hem tot het moment dat hij vrijgelaten wordt niet verteld wat er te gebeuren staat, waardoor hij in grote spanning zit. Hij denkt natuurlijk te worden uitgezet. Deze persoon heeft vier maanden vastgezeten, en wordt in die periode éénmaal gepresenteerd bij de ambassade van zijn land van origine, maar hij is op dat moment dusdanig bang direct daarop uitgezet te worden dat hij een andere nationaliteit opgeeft. Tot 15 februari gebeurt er niets meer.

Op 16 februari wordt de heer C. bij het BSD geroepen. Op dat moment is hij op bezoek bij de Medische Dienst, omdat hij al zeer lang last van hoofdpijn heeft. Hij is nog in pyjamabroek, want hij heeft die ochtend tot aan het bezoek aan de Medisch Dienst ziek op bed gelegen. Bij het BSD wordt hem verteld dat hij weggebracht zal worden. Even denkt hij dat hij wellicht naar het ziekenhuis gebracht wordt. Hij mag niet zelf z'n spullen halen en het wordt hem verboden zich aan te kleden. Evenmin is het hem toegestaan zijn advocaat te bellen. Vervolgens wordt hij naar Schiphol gebracht en in pyjamabroek en zonder sokken aan vrijgelaten met de rest van zijn kleren en andere spullen in een zak. Hij heeft dan notabene nog iets in z'n binnenzak dat een belangrijk eigendom is van een andere vluchteling in de grensgevangenis. Zijn raadsman doet tijdens C.'s detentie te ver geefs een verzoek aan Justitie hem voor te leiden bij de ambassade van zijn land. Justitie reageert niet. Een medewerker van het BSD vertelt C. op diens verzoek om presentatie bij die ambassade dat dit geregeld zal worden. Uiteindelijk wordt hij uit de grensgevangenis op straat gezet. Hij zit er dan drie maanden.

Over de laatste twee voeren wij correspondentie met de Directie Vreemdelingen Zaken, en vragen om opheldering over de positie van deze en andere gedumpten. Het antwoord van Justitie is standaard: Deze mensen hebben hun ware identiteit niet opgegeven en weigeren mee te werken aan identiteitsonderzoek. Het is derhalve volgens Justitie aan henzelf te wijten dat zij zo lang in de grensgevangenis zitten.

HEEN EN WEER

De heer G. wordt in maart '93 gedeporteerd naar Nigeria. Ondanks het feit dat hij verscheidene ambtenaren al van te voren heeft ingelicht dat hij uit Liberia komt, en dus wellicht geweigerd zal worden in Nigeria, wordt de deportatie doorgezet. Hij zit dan sinds begin november '92 in de grensgevangenis. Halverwege februari '93 wordt hij bij de Nigeriaanse ambassade gepresenteerd, die vaststelt dat hij geen Nigeriaan is. De sfeer in het vliegtuig richting Lagos is normaal te noemen; de begeleidende marechaussee'ers zijn niet onaardig. Dat verandert als de vluchteling bij de Nigeriaanse douane-autoriteiten aannemelijk kan maken dat hij Liberiaan is. De begeleidende marechaussee'ers doen alles om de Nigerianen er van te overtuigen dat zij de vluchteling moeten opnemen. De vluchteling wordt met het volgende vliegtuig teruggestuurd. Onderweg wordt hij bedreigd door de marechaussee'ers; hij zal gevangenisstraf krijgen bij terugkomst in Nederland. Op Schiphol aangekomen vraagt een vrouwelijk lid van de marechaussee hem met haar mee te lopen. Onwetend van wat er te gebeuren staat volgt hij haar. Tot zijn stomme verbazing laat ze hem midden in de aankomsthal achter. Hij loopt haar nog achterna met de vraag wat dit allemaal te betekenen heeft. Zij zegt dat hij binnen 24 uur Nederland moet verlaten. Op zijn vraag waar de uitgang op Schiphol is, antwoordt zij dat zij dat ook niet weet en dat hij het verder maar moet uitzoeken.

Eén van de zes vluchtelingen die 29 maart '93 overgeplaatst worden naar HvB Nieuwersluis, wordt binnen twee dagen op straat gezet. Een ander wordt doorgelaten naar een OC. Weer een ander wordt direct na behandeling van zijn opheffingsverzoek voor de Raadkamer Utrecht, maar nog voor de uitspraak, gedeporteerd. De overige twee worden op last van de Raadkamer Utrecht in onmiddellijke vrijheid gesteld en op straat gezet.

Eén van hen, een Liberiaan, wordt vanuit de grensgevangenis eerst naar de Liberiaanse ambassade in Brussel gebracht, volgens de begeleidende agenten ter vaststelling van zijn identiteit. Ter plekke blijkt echter uit de vragen die de ambassadeur aan hem stelt, dat het bezoek (eenmalig reisdocument) je wordt afgelegd ter verkrijging van een laissez-passer voor Liberia, zodat de man kan worden uitgezet. De ambassadeur, die weigert mee te werken aan het terugsturen van mensen naar een land waar de situatie instabiel en levensbedreigend is, is zodoende genoodzaakt te verklaren dat de man geen Liberiaan is. Gevolg is dat Justitie haar vermoeden bevestigd ziet dat de man geen Liberiaan is. Twee weken later volgt presentatie op de Nigeriaanse ambassade. Omdat de man Liberiaan is, wordt ook daar geen reisdocument afgegeven. Justitie concludeert vervolgens dat de man niet uitzetbaar is; hij wordt dus gedumpt.

De meeste van deze mensen worden dus op straat gezet, terwijl Justitie nauwelijks moeite heeft gedaan hun identiteit vast te stellen. Dit komt vooral doordat Justitie niet geïnteresseerd is in hun identiteit, maar slechts in hun verwijdering. Ze veel langer vasthouden is niet te verantwoorden, dumpen is de makkelijkste 'oplossing' als uitzetting niet lukt.

Bij uitzettingen en dumpingen worden de mensen vlak vantevoren pas op de hoogte gesteld. Dit betekent dat men vaak niet in de gelegenheid wordt gesteld afscheid te nemen van zijn vrienden, vriendinnen, kamergenoten, en lotgenoten. Men wordt in de wachtkamer of de ruimte van het BSD ingesloten en het personeel zoekt de persoonlijke bezittingen bij elkaar. Daarna wordt de vluchteling weggebracht naar Schiphol. De vluchteling krijgt vaak niet precies te horen wat er nu gaat gebeuren, en merkt dat dan ook pas als hij op Schiphol is. Deportaties worden vaak zeer kort tevoren aan de vluchteling gemeld.

De reden om mensen vaak minuten voor hun deportatie in te lichten moet waarschijnlijk gezocht worden in de angst bij Justitie dat mensen zich verzetten. Het is onvoorspelbaar hoe vluchtelingen zullen reageren als ze te horen krijgen dat ze uitgezet gaan worden. Mensen die zich verzetten tegen uitzetting worden, indien de uitzetting mislukt, bestraft met isolatie op de transitvleugel van de grensgevangenis.

DEPORTATIES

De laatste tijd is er een verandering te bespeuren in het beleid van Justitie omtrent bovenstaande dumpingen. Wel worden nog steeds vluchtelingen op straat gezet, maar Justitie doet nu 'beter haar best' om toch nog een poging te doen ze uit te zetten, vaker 'succesvol' en sneller dan voorheen. Bij een uitzetting worden vluchtelingen op Schiphol geheel gefouilleerd. Volgens vluchtelingen worden papieren afgenomen waaruit zou kunnen blijken dat ze niet uit het land komen waarheen ze gedeporteerd worden. Over het algemeen draagt de marechaussee hun papieren over aan de autoriteiten in het land waarnaar de vluchteling wordt uitgezet. Toch lukt het de vluchteling soms om zelf zijn papieren bij zich te houden. Wordt de vluchteling niet geaccepteerd, dan wordt hij weer teruggevlogen naar Nederland. De laatste tijd wordt hij niet zonder meer op Schiphol gedumpt, maar komt hij in een transitcel van de grensgevangenis terecht. Het is vreemd om een art. 7a Vw-vluchteling in het vacuüm van de transit vast te zetten; daar heerst namelijk een zwaarder regime dan in de rest van de grensgevangenis. Na ongeveer een week worden ze toch weer naar hetzelfde land gedeporteerd, waar ze dit keer wel geaccepteerd worden. Waarom het de tweede keer wel lukt, is ons onduidelijk. Vaak gaat het om Nigeria, en het lijkt erop dat er al langer afspraken zijn tussen Nigeria en Nederland.
Bij de heer B. slaagt de eerste uitzetting niet maar een tweede wel. De tweede keer blijkt een brief van het ministerie van Justitie te zijn meegegeven aan de marechaussee, die overhandigd wordt aan de immigratiepolitie van Nigeria. In die brief wordt melding gemaakt van een verdrag tussen Nederland en Nigeria waarin staat dat alle mensen die vanuit Lagos naar Schiphol vliegen en hier asiel aanvragen of niet kloppende reisdocumenten met zich dragen, er bij de zogenoemde Lagos-gate op Schip-hol uitgepikt dienen te worden om zo spoedig mogelijk weer teruggestuurd te worden naar Lagos.

De heer B. wordt in de bijna drie maanden dat hij gedetineerd zit nergens gepresenteerd. Hij beschikt over een Liberiaans paspoort, maar omdat hij in Nigeria is ingestapt wordt hij naar Nigeria gedeporteerd. Hij wordt samen met een groep van 23 Nigerianen, die niet eens door de gate-check op Schiphol komen, onder begeleiding van 14 marechaussee'ers teruggestuurd. Er heerst onder de marechaussee'ers op de heenreis een 'jolige stemming'. De 14 maken grapjes, zelfs nog als B. zegt geweigerd te zullen worden. Hij wordt inderdaad (als enige) geweigerd, omdat hij er in slaagt zijn paspoort te laten zien. Op de terugreis is de sfeer aanzienlijk minder gezellig; zo wordt hem verteld dat hij boven de Sahara terechtgesteld zal worden. Ook zegt de marechaussee hem wel twintig keer heen en weer te zullen vliegen tot hij echt uitgezet is. Op Schiphol blijkt dat zijn bagage, met daarin al zijn persoonlijke bezittingen, verdwenen is. Als hij daarover klaagt, wordt hij door vijf marechaussee'ers in elkaar geslagen. Hij wordt geïsoleerd op de transitvleugel. Uiteindelijk wordt hij negen dagen later opnieuw gedeporteerd. Ditmaal met 'succes', omdat de marechaussee de bovenvermelde brief omtrent het verdrag tussen Nederland en Nigeria van het ministerie van Justitie overlegt aan de immigratiepolitie.
Justitie beweert over hem dat hij bij de Lagos-gate op Schiphol is aangehouden, maar heeft daar geen enkel bewijs voor (geen ticket, geen aanhoudingspapier of iets dergelijks). B. zegt zelf dat hij helemaal niet bij die gate maar elders op Schiphol is aangehouden.

Bij de mensen die al langere tijd verblijven in de grensgevangenis, en van wie Justitie beweert dat ze niet meewerken aan de vaststelling van hun identiteit, gebeurt het
steeds vaker dat ze zonder laissez-passer toch naar een land gevlogen worden. Niet helemaal duidelijk is daarbij, of het BSD of de marechaussee de zogeheten 'covering-letter' voor hem invult. Dat is een brief met daarin de personalia van de uit te zetten persoon, de door Justitie gewenste nationaliteit, en daaraan vastgehecht een pasfoto van de vluchteling. Dit document vormt tezamen met een 'removal-order' - de claim op de luchtvaartmaatschappij die hem zonder geldige reisdocumenten hierheen vervoerde - afdoende materiaal om iemand uit te zetten. Op deze manier verdwijnen veel Liberianen naar Nigeria.

Het BSD speelt ook nogal eens een rol bij het intrekken van het asielverzoek. Omdat de art. 7a Vw vluchtelingen toch kansloos geacht worden, doet het BSD daar nog eens een schepje bovenop. Zodra een vluchteling te kennen geeft weg te willen, wordt direct zijn terugkeer geregeld.
Vluchteling C. die net een week in de grensgevangenis vastzit, is dusdanig ontdaan van de situatie waarin hij zich bevindt, dat hij zijn asielverzoek intrekt. Hij kan de detentie niet verdragen. Zijn uitzetting naar land van herkomst wordt direct geregeld.

Een vluchteling wordt eens bij het BSD geroepen waar hem gezegd wordt dat hij maar een nationaliteit moet kiezen: 'Naar welk Afrikaans land wil je?', waarop de vluchteling natuurlijk antwoordt dat hij helemaal niet naar een Afrikaans land wil maar hier in Nederland is om asiel aan te vragen. Vervolgens wordt hem medegedeeld dat, indien hij zich zo opstelt, het wel eens zou kunnen betekenen dat hij nog twee jaar gevangen blijft zitten. Omdat hij zich hier niet door laat intimideren wordt hem verteld dat hij naar Nigeria zal worden uitgezet. Na enkele weken wordt hij op straat gezet.

zoekarchiefdiscussiereageerhomeenglish