Vluchtelingen

Opzet grensgevangenis

Dagelijkse praktijk

Medische zorg

Protesten

Vrijheidsbeperking

Uitzettingen

Het Reglement

Artikel 7a Vw

EVRM

Reacties

Conclusie



mei 1993, 1 jaar grensgevangenis

Alledaagse praktijk

De gevangenisomstandigheden zijn voor elke vluchteling identiek. De één kan er beter tegen dan de ander, maar vrijwel alle vluchtelingen voelen zich opgesloten, en zijn dat ook. Zij ondergaan dezelfde repressie, en zijn overgeleverd aan directie, Medische Dienst en personeel van de gevangenis, alle in dienst van het ministerie van Justitie dat verantwoordelijk is voor hun detentie.

‘...ledigheid is des duivels oorkussen. Vakgerichte cursussen van vijf, zes weken, bijvoorbeeld fietsreparatie, solderen, kleding maken en verkopen, type- en computercursussen... Deze worden niet aangeboden uit schuldgevoel, maar om het verblijf hier een zinnige inhoud te geven. De mensen hebben heel veel opgeofferd om hier te komen. Hun huis en baan opgegeven, zich in de schulden gestoken, allerlei beloften gedaan aan familieleden. Als ze terugkeren lopen ze een gigantisch gezichtsverlies. We geven ze hier iets dat ze thuis kunnen laten zien, waarmee ze misschien weer aan de slag kunnen.’
(Citaat van ex-directeur R. Hofstee in een interview in de Krant op Zondag, april '92)

Vrijwel alle instanties en personen die binnen de grensgevangenis opereren worden door de meeste vluchtelingen gewantrouwd. De vluchtelingen zien in dat de eindverantwoordelijkheid voor hun detentie bij het ministerie van Justitie ligt, maar de confrontatie ligt binnen de grensgevangenis: daar vindt de alledaagse praktijk van de gevangenschap plaats, met alle gevolgen vandien. Vluchtelingen, die toch al onder hoge druk staan omdat zij hebben moeten vluchten, staan nu bloot aan de invloeden van detentie.

OPGESLOTEN ZITTEN...

De belangrijkste en meest gehoorde klacht van de vluchtelingen betreft hun opsluiting. Zij hebben het gevoel een gevangene te zijn in plaats van een vluchteling die asiel zoekt. Overgeleverd aan detentie, afhankelijk van de organisatie 'grenshospitium'. Veel gehoorde opmerkingen duiden alle op hetzelfde wezenloze gevoel:

-ik voel me half-mens,
-ik houd mezelf in toom, anders wordt ik hier gek,
-ik kan me niet concentreren, ik denk alleen maar en staar 's avonds naar het plafond,
-ik heb nog nooit in een gevangenis gezeten,
-denk maar voor mij, ik kan zelf niet meer denken,
-soms heb ik het gevoel dat m'n hersens kapot zijn,
-vaak droom ik van mijn familie, dan zie ik ze voor me staan, en dan opeens zijn ze weer weg,
-ik kan 's nachts niet slapen, dan ga ik overdag maar op bed liggen
-ik heb veel hoofdpijn,
-wij zijn geen criminelen,
-ze behandelen je hier als een gevangene, niet als
-asielzoeker,
-ik ben bang voor sancties als ik om m'n rechten vraag,
-niemand voelt zich hier goed, sommigen schreeuwen 's nachts, springen door de gang heen, een deel van de mensen wordt hier echt gek,
-we kunnen hier nooit lachen, steeds maar opgesloten zijn, altijd de angst dat je gedeporteerd wordt,
-ik zit tussen leven en dood.

Men heeft per dag niets wezenlijk anders te doen dan afwachten. De meest 'normale' dagelijkse en menselijke zaken kunnen niet plaatsvinden. Dat levert onherroepelijk spanningen op, helemaal als men er langere tijd vastzit. De gevolgen op termijn zullen voor vele vluchtelingen blijvende schade opleveren. Hierbij mag niet vergeten worden dat men gevlucht is uit ellendige omstandigheden en vervolgens terecht komt in de volgende ellendige omstandigheid; de grensgevangenis.
Opgesloten zijn, daarin zit niets menswaardigs. Er is nauwelijks rechtsbescherming, veeleer gefrustreerde rechtsgang omdat de zaak immers kansloos wordt geacht. Maar ook in de schaduw van een boom kunnen zitten of de horizon zien blijven onmogelijkheden binnen de grensgevangenis.

Alle mensen die wij in het afgelopen jaar hebben gesproken hebben overeenkomende klachten, die een stempel drukken op iedere dag dat zij verblijven in de grensgevangenis. Veel gedetineerden klagen over slapeloosheid, voortdurende hoofdpijn en concentratieproblemen. Deze klachten worden veroorzaakt door het feit dat zij in detentie zitten, hen uitzetting boven het hoofd hangt en zij niet begrijpen waarom zij in deze situatie verzeild zijn geraakt. Het onbegrip wordt nog vergroot door de onduidelijkheid over de beslissingen van Justitie mensen te deporteren, door te laten naar een Opvang- en Onderzoekscentrum (OC), Asielzoekerscentrum (AZC) of op straat te zetten. Dit alles leidt vanaf het begin tot een gevoel van woede en onmacht.
Een groot deel van de tijd die de vluchtelingen doorbrengen in de grensgevangenis wordt in beslag genomen door het denken over hun situatie. Er wordt onderling veel gepraat over de problemen waar iedereen mee te maken heeft. Van de mogelijkheid daar met niet-gedetineerden binnen de inrichting over te praten wordt niet veel gebruik gemaakt. Immers, het brandmerk 'kansloze, kennelijk ongegronde' bepaalt toch de visie op deze vluchtelingen.
Grootste probleem voor de vluchtelingen is dat zij, doordat ze van hun vrijheid beroofd zijn, niet in staat zijn zelf een bijdrage te leveren aan de behandeling van hun asielverzoek. Hun lot ligt in handen van het ministerie van Justitie, dat hen echter in eerste instantie heeft afgewezen. Zij zijn gedwongen om alles over te laten aan hun advocaat en kunnen slechts wachten op wat komen gaat. Het is in deze omstandigheden voor de gedetineerde bijvoorbeeld onmogelijk zelf bewijslast te vergaren rond zijn indentitetit; hierin is hij afhankelijk van de stappen die Justitie in dit opzicht wil nemen. Justitie twijfelt vaak aan de door de vluchteling opgegeven nationaliteit, maar onderneemt niet veel om die twijfel te staven. De vluchteling is de dupe.
Een dag van een vluchteling wordt zodoende bepaald door woede, angst, verveling, uitzichtloosheid en het gevoel afhankelijk te zijn van een systeem waarop hij geen enkele invloed kan uitoefenen. Om deze gevoelens weg te drukken maken velen gebruik van de beperkte faciliteiten die de grensgevangenis biedt.

Het gebruik maken van deze faciliteiten gaat niet iedereen even goed af; zo wordt er door velen bijvoorbeeld nauwelijks gebruik gemaakt van de bibliotheek, omdat zij zich zo slecht kunnen concentreren dat lezen slechts leidt tot toenemende hoofdpijn. Sporten is vrij populair; het is een uitlaatklep om bijvoorbeeld woede te ontladen. Een deel van die woede blijft gedurende het hele verblijf aanwezig. Verder kan men 'creatief' zijn in de crea-ruimte of TV kijken, met zijn allen naar dezelfde zender in de 'huiskamer'. Of individueel op de eigen cel, als je een TV huurt. De huurprijs is fl. 5.- per week en je krijgt slechts fl. 20.- zakgeld per week. Voor de meesten is TV kijken beter dan staren naar het plafond. Niet alle zenders op radio en TV zijn overigens te ontvangen. Juist de Engelstalige zenders zoals BBC en CNN die nog wel eens informatie geven over diverse landen van herkomst, zijn niet te ontvangen. Diverse vluchtelingen hebben hun TV maar weer ingeleverd, omdat ze de huur ervan niet kunnen betalen. Het leven binnen is naar verhouding tot het beetje zakgeld dat men ontvangt duur. Apparatuur zou gratis moeten zijn; het belang ervan is namelijk voor elke vluchteling niet alleen op informatief vlak, maar ook als 'vermaak', groot. Vooral 's avonds na insluiting op de cel om 21.15 uur heeft men niets te doen.
De meeste cursussen waar sprake van was bij de opening (zie citaat Hofstee hierboven) hebben nooit plaatsgevonden.
Ondanks de faciliteiten die de grensgevangenis wel biedt, blijven verveling en uitzichtloosheid allesoverheersend. Ook de dingen die de gedetineerden nog wel doen komen niet voort uit de behoefte om iedere middag te voetballen of drie dagen per week achter de naaimachine te zitten, maar uit een bewuste keuze en overtuiging iets te doen om het verblijf vol te houden. Belangrijk is de zelfdiscipline die wordt opgebracht en de sociale controle onder de gedetineerden. Er zijn ons meerdere gevallen bekend van situaties waarin gedetineerden er zelf voor zorgden dat het niet uit de hand liep. Tijdens het bezoek valt op dat de vluchtelingen vaak in een slechte situatie verkeren. Zij zijn snel afgeleid, hebben moeite zich te concentreren in een langer gesprek.

In het propagandafoldertje van het ministerie van Justitie over de grensgevangenis, staat over de status ervan het volgende geformuleerd: ‘Een hospitium heeft taalkundig diverse betekenissen. Zo kan worden gesproken van 'een herberg', 'een gastenverblijf', 'een tehuis' of 'een klooster dat gastvrijheid biedt aan rondtrekkende reizigers'. Het ministerie van Justitie probeert, gelet op de omstandigheid dat de asielzoeker Nederland vooralsnog niet in mag, de gegeven definities zo dicht mogelijk te benaderen.’
Nu, na een jaar functioneren van de grensgevangenis moeten we toch constateren dat zelfs het in de verste verte benaderen van die definities het ministerie zeer veel moeite kost. Vanaf het begin is de detentiesituatie duidelijk; deze is het tegendeel van gastvrijheid. Bovendien is die 'gastvrijheid' in tegenspraak met medebedoeld effect van dit 'hospitium', namelijk dat het een negatief effect moet hebben op de 'aanzuigende werking', op de vermeende komst van 'stromen asielzoekers'. Justitie heeft voelen aankomen dat de buitenwereld het complex niet anders dan als gevangenis zou zien, getuige het volgende citaat uit datzelfde propagandafoldertje: ‘Het verwijt valt snel dat het Grenshospitium een gevangenis is. In twee opzichten is dat onjuist. De asielzoeker kan het centrum immers uit eigen beweging verlaten, weliswaar maar in een richting: terug naar zijn land. Daarnaast geldt in het Grenshospitium een regime dat opener is dan in welke gevangenis ook. ‘ Waar Justitie zegt dat het in twee opzichten onjuist is het een gevangenis te noemen, bedoelt het ministerie zeker dat het in alle andere opzichten wel juist is het een gevangenis te noemen!

U BENT 'VRIJ' TE VERTREKKEN

De asielzoeker kan het centrum immers uit eigen beweging verlaten, zegt Justitie. Het is bijzonder cynisch om te spreken van 'uit eigen beweging'. Alsof er sprake is van een keuze, laat staan een vrije keuze. De vluchteling is hier niet uit eigen beweging gekomen. De vluchteling komt hier om asiel aan te vragen, was gedwongen te vluchten, dus zal niet uit eigen beweging teruggaan. De woorden: ‘U bent natuurlijk vrij om uw asielverzoek in te trekken’, die vermeld staan in de voorlichtingsinformatie over het asielverzoek die op de cellen ligt, getuigen niet van respect voor het asielrecht.
Iets verderop in deze voorlichtingsinformatie wordt de suggestie gewekt dat wanneer je besluit je asielverzoek in te trekken, je naar een land kunt gaan waar je een verblijfsstatus krijgt. Wel staat eveneens vermeld dat dit 'andere land' waarschijnlijk je land van origine zal zijn. Door dit soort voorlichtingsinformatie ontmoedigt Justitie de vluchtelingen extra in hun asielverzoek. De schijn wordt gewekt dat intrekken van het asielverzoek nieuwe perspectieven biedt. Van de kwetsbare en kansloze positie waarin de vluchtelingen zich bevinden wordt zo misbruik gemaakt.

OPEN REGIME?

Het tweede door Justitie gehanteerde argument tegen het verwijt dat het al gauw een gevangenis genoemd wordt, is dat 'het regime opener is dan in welke gevangenis ook.' In de voorlichtingsinformatie aan de vluchtelingen staat dat de vluchtelingen gedurende hun verblijf in de grensgevangenis het recht hebben om verzorgd te worden, elk gewenst telefoontje kunnen plegen en het recht hebben bezoekers te ontvangen. Vervolgens wordt beschreven, dat daartegenover staat (in ruil dus voor je rechten!), dat van je verwacht wordt dat je enkele regels respekteert, zodat ‘het centrum op vreedzame en ordelijke wijze’ kan functioneren.
Gemeld wordt ook dat Justitie alle pogingen in het werk zal stellen de periode van verblijf daar zo kort mogelijk zal houden. Bij binnenkomst deelt men aan de vluchteling mee dat hij er zes tot acht weken zal zitten. De praktijk is anders; de detentieduur is vaak drie maanden. In een krantenartikel wordt het verwijt van de lange duur van de gevangenschap gedaan aan het adres van de advocatuur. Advocaten procederen immers door bij deze zogeheten kanslozen. Dat het eerste oordeel van Justitie vaak natte vinger werk is, blijkt uit het grote aantal vluchtelingen dat uit de grensgevangenis alsnog doorgelaten wordt naar een OC/AZC. Door inspanning van advocaten, gesteund door vluchtelingenorganisaties zoals ook onze werkgroep vluchtelingen, wordt 30 tot 40 % van de vluchtelingen alsnog toegelaten tot Nederland.

In eerder genoemd propagandafoldertje stelt Justitie dat medewerkers van de grensgevangenis vertrouwd zijn met het fenomeen vrijheidsbeperking. Een groot deel van het personeel werkte dan ook voorheen in het gevangeniswezen (bewakers, gestichtswachters). Bij gebrek aan personeel is in de grensgevangenis ook personeel uit het gevangeniswezen gedetacheerd.
De insluitingstijden kunnen, afhankelijk van de spanningen, flexibel worden toegepast. Zo is er bijvoorbeeld op 27 januari '93 een demonstratie op de binnenplaats, waarbij diegenen die op dat moment binnen zijn direct worden opgesloten op de afdelingen. Daardoor wordt het hen onmogelijk gemaakt te kijken naar, of deel te nemen aan het protest. Ze worden ervan afgesloten, met andere woorden: vrijheid van meningsuiting wordt ter plekke in de kiem gesmoord en ze worden in hun Vrijheid beperkt.
Het leven van de vluchtelingen binnen de grensgevangenis wordt volledig gedirigeerd en bepaald door het personeel en het heersende regime. In de Nota van Toelichting bij het Reglement grenslogies (NvT) wordt in punt 3 toelichting gegeven bij het feit dat een vluchteling door de direkteur een verblijfsruimte krijgt toegewezen: ‘Het ligt voor de hand dat de vreemdelingen gedurende de voor de nachtrust bestemde uren in de aan hen toegewezen ruimte verblijven.’ Even daarvoor staat geformuleerd: ‘De interne bewegingsvrijheid wordt slechts beperkt voorzover dit in het belang van een ordelijke gang van zaken noodzakelijk is.’ Beide citaten zijn met elkaar in tegenspraak: niet voor elk mens beginnen de voor de nachtrust bestemde uren speciaal om 21.15 uur; die rusturen zijn per persoon verschillend. Met andere woorden: De vluchteling wordt daar in zijn vrijheid beperkt. Blijft over de vraag of het zo vroeg insluiten voor de 'ordelijke gang van zaken noodzakelijk is.' Het antwoord moet onder andere gezocht worden in het nog immer bestaande personeelstekort, zeker daar waar het de avonddiensten, weekeinden en feestdagen betreft (zie bijlage, bladzijde 18). Zo hebben wij als werkgroep vluchtelingen vernomen dat rond kerst '92 vanwege de drukke periode en de onderbezetting, personeel geworven moet worden bij uitzendburo's. Om dit opsluiten mooier te laten lijken dan het is lezen we verder: ‘Deze beperking is niet alleen wenselijk vanuit het orde-perspectief maar ook met het oog op de privacy-bescherming van de vreemdeling.’ (Nvt).
Ook wordt in de NvT gesteld dat door de toewijzing van een cel niet ‘...hun bewegingsvrijheid tot de aan hen toegewezen ruimte...’ beperkt wordt. Dat lijkt een soort 'cadeautje op de koop toe' voor de asielzoeker. Het zou er nog eens bij moeten komen dat men 24 uur per dag op de cel moet verblijven, ook dat is in geen Huis van Bewaring het geval en zou overigens afzondering betekenen. Het is volstrekt overbodig om hierover in een dergelijke NvT een opmerking te maken.

PRIVACYBEPERKING

De privacy wordt in het algemeen niet beschermd maar ingeperkt. Regelmatig worden gedurende de middagmaaltijd, als de vluchtelingen naar de kantine gaan, de cellen doorzocht. Vluchtelingen hebben dit zien gebeuren, als zij eens niet naar de eetzaal gaan om te eten maar op de afdeling blijven.

In december '92 wordt bij de heer I. een adres van een journalist gevonden en naar aanleiding daarvan worden zijn cel en die van anderen intensief doorzocht.

Bij de heer J. staat rond kersttijd opeens een kerstroos op zijn kamer. Een personeelslid vraagt hem eerst of hij die mooi vindt, waarop J. positief antwoordt. Vervolgens wordt die plant ijskoud voor z'n neus weggehaald.

Een vluchteling die naar de tandarts gebracht wordt, krijgt begeleiding op transport van een bewakingslid. Die blijft niet achter de deur van de spreekkamer staan, maar volgt de behandeling op de voet, beter gezegd tot in de mond van betrokkene. Later weet de bewaker te melden dat het trekken van de kies er niet lekker uitzag, en dat de vluchtelingen wel wat kleinzerig zijn.

In de portiersloge ligt naast de telefoon een op de telefoon aangesloten cassetterecorder. Er bestaat dus in ieder geval de mogelijkheid om binnenkomende gesprekken te registreren. Niemand van de vluchtelingen weet hier echter iets over, en het Reglement voorziet niet in deze inbreuk op de privacy.

Van 'privacy' is dus geen sprake, terwijl bovengenoemde NvT spreekt van privacy-bescherming. Het lijkt erop dat die privacy-bescherming (door opsluiting) slechts in de 'voor de nachtrust bestemde uren' geldt.

BEHEERSBAARHEID

‘Mijn ervaring is dat de bewoners individueel netjes, vriendelijk en onderdanig zijn, eigenlijk heel kleine mensen. Maar als groep worden ze levensgevaarlijk’ (E. Politiek, Vrij Nederland, 03-04-'93)

Bijna alles wat er in de grensgevangenis vanuit Justitie gebeurt laat zich vangen onder het begrip 'beheersing'. Het Reglement grenslogies bestaat uit een onevenredig groot aantal regels met betrekking tot het handhaven van de 'veiligheid en de orde'. Vele aan vluchtelingen opgelegde maatregelen die ons bekend zijn bevatten deze twee begrippen; voor de verandering komt af en toe ook het begrip 'rust' voor. Sinds de opening is er zolangzamerhand een afknijpbeleid ontstaan, gebaseerd op 'orde en rust'.

De vluchtelingen staan onder continue controle. Deze bestaat er uit dat in wezen elke beweging geregistreerd wordt. De functiebeschrijving voor de 'vreemdelingenbegeleider' in de grensgevangenis geeft daarvan een zeer duidelijk beeld. In de functie-inhoud die 5 punten bevat staat onder andere het volgende:

-Het optreden als mentor van bewoners met betrekking tot problemen rond het ingesloten zijn en de terugkeer naar het land van herkomst,
-Het instrueren en begeleiden van bewoners met betrekking tot de gang van zaken in het grenshospitium,
-Het belast zijn met het toezicht op de aanwezigheid van bewoners en het handhaven van orde en rust.

De nadere toelichting op deze hoofdbestanddelen bevat 27 punten; een aantal ervan wekt de indruk dat de bewaker gastvrij is en dat hij zich verdiept in de persoonlijke en culturele achtergrond van de bewoners. De bewaker dient ook de bewoners het gebruik van schoonmaakmiddelen en keuken te leren! Het overgrote deel van de nadere informatie behelst echter repressieve taken binnen de inrichting. Zo is de bewaker ‘...direct verantwoordelijk voor het handhaven van de orde en de rust in zijn sector, is mede verantwoordelijk voor de handhaving hiervan in andere delen van het grenshospitium’. Verder valt onder de taken:

-besteedt bijzondere aandacht aan het tegengaan van gevaar voor ontvluchtingen; signaleert mogelijk te verwachten escalaties of andere vormen van ordeverstoringen; rapporteert hierover aan het afdelingshoofd,
-signaleert conflicten tussen bewoners(groepen) op de afdeling en tussen bewoners van de eigen en de andere afdelingen,
-intervenieert in deze conflicten en schakelt zonodig derden in teneinde deze conflicten te beheersen, inclusief eventuele plaatsing van bewoners in afkoelingsruimte,
-maakt uitsluitend na opdracht gebruik van dwangmiddelen,
-maakt in voorkomende gevallen rapporten op van calamiteiten,
-houdt toezicht op de bewegingen van de bewoners in het grenshospitium,
-draagt zorg voor de registratie van afdelingsgegevens,
- controleert op vaste tijdstippen de aanwezigheid van bewoners.

Deze taken lijken ons vrij ongewoon voor semi-hotelpersoneel. De gedetineerden worden 24 uur per dag geobserveerd, over hun gedrag wordt gerapporteerd, zelfs over hun verrichtingen tijdens sport, crea en werk.
Tegelijkertijd wordt verwacht dat de bewaker ‘...de mondigheid, zelfstandigheid en bewegingsvrijheid van de bewoners’ respecteert.

INDIVIDUALISEREN VAN KRITIEK

Mensen die zich weigeren neer te leggen bij hun detentie en/of opkomen voor hun rechten, krijgen een aparte behandeling.
De praktijk toont aan dat elke vorm van mondigheid voor personeel en directie aanleiding is om te spreken van een noodsituatie, dreigende opstand of verbale agressiviteit. Mensen die een voor de directie onwelvallige mondigheid vertonen worden voor de kleinste incidenten gestraft. Vooral in meer onrustige perioden, zoals in december '92, worden de meest critische personen betiteld als 'leiders', 'raddraaiers', of 'rebellen'. Een groot deel van hen wordt overgeplaatst naar een isolatiecel in een HvB. Een ander deel wordt onder speciale controle geplaatst. Tegen deze mensen wordt een soort psychologische oorlog gevoerd, die het toch al niet aangename verblijf tot een verschrikking maakt.

De heer J. krijgt zo'n aparte behandeling. Hij krijgt speciale aandacht van de directie en het personeel; aan alle kanten wordt hij gevolgd in doen en laten. Als hij loopt te kletsen met anderen komt er een bewaker bij staan, of hij wordt op dat moment weggeroepen door een bewaker voor iets anders . Als hij aan het voetballen is, moet er opeens ook een bewaker mee doen, wat de lust om te voetballen bij de gedetineerden geheel doet verdwijnen. En als er dan eens iets gebeurt, zoals de vreedzame demonstratie eind januari '93, dan wordt deze gedetineerde door het personeel, zogenaamd voor zijn eigen bestwil, uit de demonstratie gedragen. Tevens wordt gedurende zo'n periode de gedetineerde in de watten gelegd: Hij mag gratis een TV hebben; krijgt in de ochtend extra eten aangeboden; enzovoorts.

Een andere manier die wordt toegepast in perioden van spanning is het opvoeren van de druk op degenen die de directie beschouwt als 'leiders'. De druk bestaat altijd uit het afleggen van bezoekjes door leidinggevend personeel, waarbij benadrukt wordt dat als mensen problemen hebben ze dat zelf moeten aangeven bij de afdelingshoofden of de directie, in plaats van er over te praten met andere vluchtelingen.

De heer I. wordt half december '92 bij het Bureau Sociale Dienstverlening (BSD) geroepen. Stafleden klagen over hem, dat hij zich niet goed gedraagt, omdat hij 'groepsgesprekken' zou organiseren op de afdeling. Een medewerker van het BSD meldt I. dat ze niet gediend zijn van 'een leider' en verzoekt hem dringend niet meer over problemen met anderen van de afdeling te spreken. Die moet hij maar persoonlijk oplossen. I. tegenover ons: ‘Als je hier vragen stelt of critisch bent, wordt je al tot leider bestempeld.’ Deze heer I. vraagt in deze periode eenmaal vlak voor 'bedtijd' (21.15 uur) een bijbel aan een bewaakster. Zij dient een klacht in bij de directie, omdat zij zich gecommandeerd voelt. Daarop bezoeken twee bewakers I. met de opmerking dat hij dat niet nog eens moet doen.

De heer S. wordt door zowel directie als afdelingshoofd benaderd met het verzoek of hij zich gedeisd wil houden, en als hij problemen heeft hij die met hen moet oplossen en niet met andere vluchtelingen. S. schrijft namelijk samen met twee anderen begin februari '93 een brief naar de directeur.

De pogingen gaan zelfs zover dat al te hechte vriendschapsbanden worden verbroken door mensen gespreid te plaatsen op verschillende afdelingen. Zo worden de heren J. en G. van elkaar gescheiden na een incident tussen hen en een aantal bewakers op 10 januari '93. Het komt er zelfs op neer dat G. niet meer bij J. op bezoek kan. Niet dat dat verboden is; er wordt gewoon steevast verteld dat J. niet op de afdeling aanwezig is als G. op bezoek komt. Als J. zich daarover beklaagt besluit het personeel een andere manier te gebruiken. Vanaf dat moment wordt, als men G. ziet naderen op de binnenplaats, gewoon de toegangsdeur naar de afdeling op slot gedaan.
Tevens worden beiden in deze periode herhaaldelijk benaderd door afdelingshoofden met dezelfde opmerkingen zoals die hierboven al zijn genoemd.
Geprobeerd wordt op deze manier algemeen geuite kritiek te individualiseren en daarmee te depolitiseren. Gevolg is tevens dat de mensen bij wie dit gebeurt meer geïsoleerd van anderen komen te staan, vanwege de bijzondere aandacht die deze mensen krijgen van leidinggevend personeel.
Klagen over dit soort pesterijen is niet mogelijk omdat het Reglement er niet in voorziet.

INFORMANTEN

Eén van de middelen die de directie gebruikt om de orde, de rust en de veiligheid te bewaren zorgt voor extra spanningen onder de gedetineerden in de grensgevangenis; het gebruik van informanten. In Vrij Nederland van 3 april '93 wordt officieel bevestigd wat wij al langer vernamen van vluchtelingen. Over de inval van de Landelijke Bijstands Brigade Delinquentenzorg op 30 november '92 staat er het volgende: ‘De directie had een informant in deze onrustige periode. En de man - een geweigerde Liberiaan - werd beloond voor zijn werk. Volgens de beslissingsambtenaar op Justitie kwam de man uit Nigeria. Door tussenkomst van adjunct-directeur E. Politiek werd deze man het voordeel van de twijfel gegund en is doorgelaten.’
Na de gebeurtenissen van 29 maart '93 verklaart Justitie dat zij door informatie van enkele vluchtelingen op de hoogte is van het feit dat de vluchtelingen protestacties zouden willen ondernemen. Eén van de vluchtelingen die op 29 maart '93 wordt overgeplaatst naar Nieuwersluis wordt na zijn overplaatsing verhoord door de heer Politiek. Deze wil van hem informatie; volgens de heer Politiek zou het geven van die informatie het asielverzoek positief beiïvloeden, en hij verzekert hem persoonlijk dat hij zijn zaak zal winnen en in Nederland kan blijven. De vluchteling weigert mee te werken.

INTERN BEZOEK

De interne bezoekregeling, waarover niets op papier staat en waarover dus niet geklaagd kan worden, is sinds de opening aan veranderingen onderhevig. De komst van de eerste artikel 26 Vw-gedetineerden op 1 augustus '92 maakt een einde aan de tot dan toe vrijwel onbeperkte mogelijkheden elkaar te bezoeken. Bezoekjes tussen verschillende afdelingen zijn tot die tijd altijd mogelijk, zelfs bij elkaar op de cel. De periode na 1 augustus '92 wordt intern bezoek afgeschaft; na enige tijd wordt er een nieuwe regeling van kracht die bezoek weer mogelijk maakt van de ene afdeling aan de andere. Dit bezoek moet worden afgelegd in speciaal voor dat doel bestemde 'bezoekersruimten' die iedere afdeling heeft. Daarbij moet de bezoeker zijn legitimatiepasje inleveren tot hij weer gaat. Zijn naam wordt geregistreerd, evenals die van de persoon bij wie hij op bezoek komt.
Naar aanleiding van een incident op 29 december '92, waarbij een bewaker wordt verwond met een scherp voorwerp, wordt naar zeggen van de directie tijdelijk geen bezoek meer toegestaan van de ene afdeling naar de andere. De ruime opvattingen binnen de directie over het begrip 'tijdelijk' worden weer eens duidelijk als blijkt dat de maatregel pas per 1 maart '93 wordt opgeheven.

EXTERN BEZOEK

Situatie tot 7 april '93.
Wij proberen veelvuldig telefonisch contact met vluchtelingen te onderhouden. Regelmatig worden wij hierin tegengewerkt, door opmerkingen van personeelsleden, als zou dit onmogelijk zijn middels een order van bovenaf. In een bepaalde situatie in november '92 betreft het eigen,achtig optreden van een personeelslid van een afdeling. Dit wordt ons later in een gesprek met de directie gemeld. De adjunct-directeur zegt ons dan ook toe dat hij ervoor zal zorgen dat dit niet meer kan voorkomen. Toch herhaalt dit patroon zich. Het komt regelmatig voor dat wij niet doorverbonden worden, omdat het 'nou eenmaal niet volgens de regels kan'. Of we dan later terug willen bellen. Als we dat doen, komen we er weer niet doorheen. Blijkbaar kan en mag die eigenrichting zo voortbestaan.
Ook wordt diverse malen als argument aangevoerd dat er een telefoonstoring is opgetreden. Achteraf blijken dat steeds momenten waarop één en ander binnen plaatsvindt, zoals bijvoorbeeld de demonstratie van 27 januari '93. De duur van de storingen varieert; de langste duurt twee dagen.
Ook wordt regelmatig telefonisch contact vanuit de grensgevangenis onmogelijk gemaakt; de telefoons worden als er iets aan de hand is met sterke tape afgeplakt. Dit in schril contrast met de uitleg in de NvT: ‘Telefoneren zal alleen op praktische gronden - de beurt- beperkt kunnen worden.’ In het Reglement grenslogies staat in artikel 5 lid d dat de vluchteling bevoegd is ‘...voor eigen rekening te telefoneren.’<MO>
Medewerkers van de werkgroep vluchtelingen gaan ook wekelijks op bezoek bij vluchtelingen. Het eerste jaar is bezoek alsvolgt geregeld:

Middels een telefoontje/briefje van de vluchteling naar de hem te bezoeken persoon of organisatie wordt tussen beide een bezoekafspraak gemaakt. Deze afspraak vindt dan plaats op elk gewenst moment binnen de gestelde regels. Ook kan het zijn dat een bekende van de vluchteling of een organisatie voor de betrokken vluchteling een afspraak voor hem maakt met de bezoeker. De bezoeker en de vluchteling zijn eigenlijk slechts aan enkele regels gebonden . Het regelen van het bezoek vindt in ieder geval zonder tussenkomst van derden plaats.

Per 7 april '93 treedt er een nieuwe bezoekregeling in werking en wordt er aan het Reglement grenslogies een geheel nieuwe regeling toegevoegd, namelijk een telefoonregeling.
Volgens de nieuwe bezoekregeling moet de vluchteling bij het BSD schriftelijk het bezoek aanvragen. Hij vult een bezoekaanvraagformulier in en de administratie (BSD) ‘...zal bij geen bezwaar van de directeur tegen het aangevraagde bezoek...’ een afspraak maken. ‘Over de planning van bezoek beslist de directeur.’ (artikel 2 bezoekregeling grenslogies).
Over hoe de aanvraag dan afgehandeld dient te worden staat verder niets omschreven. Onduidelijk blijft met wie de administratie die afspraak dan maakt; met de vluchteling of met de bezoeker. Er staat niet omschreven wie de bezoeker inlicht dat hij al dan niet kan komen. De bezoekregeling rept niet over een termijn waarbinnen de vluchteling en/of de bezoeker te horen krijgt of de afspraak al dan niet kan doorgaan. Het lijkt er nu op dat de vluchteling zelf, op eigen kosten dus, per telefoon of brief zijn bezoek op de hoogte moet stellen van een afspraak. Dat is een extra kostenpost voor de vluchteling die meestal geen rooie cent heeft.
Het is duidelijk dat de gedetineerden bijna geheel worden afgeschermd van de Nederlandse samenleving; alleen zij die al bekenden hebben in Nederland kunnen bezoek aanvragen. Door ontbreken van bepalingen omtrent een termijn biedt deze nieuwe regeling de directie een vrijwel onbeperkte ruimte om het bezoek te vertragen. Dit kan frustrerend zijn voor een vluchteling van wie uitzetting op handen is en die nog contact wil hebben met zijn bezoeker. In het meest extreme geval wordt er een afspraak gemaakt, maar wordt de vluchteling voortijdig uitgezet. ‘In geval de handhaving van de veiligheid en orde dit noodzakelijk maakt kan de directeur een bezoeker de toegang tot of het voortgezet verblijf in het grenslogies weigeren’, zo luidt artikel 4 van de bezoekregeling. Bezoek de toegang weigeren kon ook op basis van de eerste regeling. Weliswaar kan een gedetineerde over zo'n weigering beklag doen, maar de kans is groot dat hij al gedeporteerd is tegen de tijd dat het bezoek alsnog wordt toegelaten. De bezoeker heeft in geen van beide regelingen beklagrecht als hij geweigerd wordt. Nergens staat vermeld dat hij in april '93 opgaaf van redenen zal krijgen. Zo zijn wij als werkgroep ook meer dan twee weken van ons werk afgehouden. De vluchteling is uiteindelijk de gedupeerde.
Helemaal nieuw is de telefoonregeling die op 15 april '93 van kracht is gegaan. Tot dan toe was er geen telefoonregeling. Een vluchteling kon altijd bellen of gebeld worden. De enige restricties waren de gestelde tijden en het beperkte aantal telefoons. Nu beperkt de nieuwe regeling deze mogelijkheden tot telefonisch contact, door elk telefoontje van buiten naar binnen via de administratie te laten lopen. Je belt en laat naam plus telefoonnummer achter. Deze worden doorgegeven aan de betrokken vluchteling, die vervolgens terug kan bellen. De beperkingen zijn hier ernstig. Terugbellen gaat op kosten van de vluchteling die meestal geen geld heeft. Met name bellen met familie in het buitenland, of telefonisch opvragen van nader materiaal voor het asielverzoek, wordt dus onbetaalbaar. Ook kan het zijn dat vanuit een telefooncel/postkantoor gebeld wordt. Vooral vanuit landen buiten Europa, waar de beller moeilijk de hele dag kan gaan zitten wachten. Ook hier kan weer de vertragingstactiek worden toegepast: ‘De directeur draagt er zorg voor, dat aanvragen om te worden teruggebeld, zo spoedig als mogelijk ter kennisname aan de vreemdeling worden overgebracht, doch uiterlijk de eerstvolgende dag na de aanvraag.’ Zo vermeldt artikel 4 telefoonregeling grenslogies. Ook advocaten schijnen onder deze telefoonregeling te vallen, hetgeen hun werk vertraagt, of onmogelijk maakt. Als betrokken advocaat zijn cliënt belt, heeft de advocaat hem waarschijnlijk dringend nodig. Als de vluchteling dan geruime tijd later terugbelt omdat hij het telefoontje niet eerder doorkrijgt, is de kans groot dat de advocaat alweer weg is. Een advocaat is een groot deel van de tijd niet op kantoor maar in de rechtbank. Deze verdergaande vrijheidsbeperking, in een zogeheten open regime, zou in het parlement aan de orde moeten komen.

Een bezoek van arts en advocaat aan een gewonde vluchteling in de grensgevangenis wordt eind november '92 getraineerd en vertraagd met 1 1/2 uur door de heer Moldovan; ook dit keer weer uit eigenrichting. Dit soort eigenmachtig optreden lijkt structureel en wordt blijkbaar getolereerd, althans niet actief tegengegaan.
Op 31 maart '93 wordt een advocaat de toegang tot de gevangenis geweigerd. Hij krijgt geen uitleg, en wordt weggestuurd met de mededeling het de dag erna weer eens te proberen. Een andere advocaat wordt op 9 april '93 de toegang geweigerd tot vluchtelingen die zijn overgeplaatst naar Nieuwersluis. Hij krijgt te horen dat dit niet anders kan in verband met de feestdagen (goede vrijdag). Een andere advocaat krijgt op een ander moment te horen eerst zo'n 1 1/2 uur te moeten wachten tot zij door de poort kan, omdat een flink aantal asielzoekers aan het uitstappen is bij diezelfde poort. Als de advocaat vraagt even voor te mogen vindt men dat onmogelijk. De advocaat heeft weinig andere keus dan de volgende dag maar terug te komen. In de NvT staat uitgelegd onder punt 4: 'Contacten met buiten en controle daarop', dat onder andere advocaten in staat dienen te worden gesteld in ruime mate rechtshulp aan de vreemdelingen te bieden en ‘...ongestoord contact met hun cliënten te onderhouden’.
Gedurende het afgelopen jaar blijkt dat de in de folder en het Reglement beloofde vrijheid van contacten met de buitenwereld ook niet gelden voor contakten met pers. Pers is nog wel welkom om te praten met de directie. Herhaaldelijk is het gebeurd dat journalisten tijdens een telefonisch onderhoud met een vluchteling geconfronteerd werden met de zoveelste PTT-storing.

VOEDSEL

De kwaliteit en kwantiteit van het eten leiden al sinds de opening maanden tot een stroom van klachten. Zo is de rijst meestal niet goed gaar. Dit komt omdat het eten elders wordt klaargemaakt. Omdat het eten een tijdje onderweg is, wordt de rijst niet helemaal gaar gekookt, omdat het anders onderweg doorstoomt tot het pap is. Om onverklaarbare reden is het eten schijnbaar altijd zo snel ter plekke, dat de rijst de helft van de tijd niet goed gaar is.
Er is geen vegetarische maaltijd verkrijgbaar. Vegetariërs kunnen in plaats van vlees extra tomaten krijgen. Iedere dag, om 17.00 uur, krijgen de gedetineerden een tiental boterhammen. De bedoeling is niet dat je die allemaal opeet; verwacht wordt dat je wat bewaart voor de volgende ochtend. De meeste mensen lukt dit niet, omdat ze bij het middageten niet genoeg krijgen.
Eén keer per week krijgt men een pakketje met broodbeleg met daarin bijvoorbeeld een bekertje pindakaas, een pakje boter, een bekertje suiker en een blikje koffiemelk. Wat men krijgt hangt af van de keuze die men wekelijks maakt van een lijstje met produkten.
Voor de per week verkregen hoeveelheid brood is het beleg in ieder geval niet voldoende.
De warme maaltijd is standaard en net voldoende, of zo je wilt net onvoldoende. Je krijgt beslist niet meer dan een keer opgeschept. Een keer slaagt een tweetal vluchtelingen erin een tweede keer opgeschept te krijgen; een bewaker ziet dat en kiepert hun borden leeg in de vuilnisbak.
Sommigen hebben last van de stoelgang, omdat het eten anders is dan ze gewend zijn. Ook zijn diverse vluchtelingen mede vanwege het slechte eten afgevallen, of hebben door te weinig drinken een drogere huid gekregen. Op diverse klachten over het eten wordt niet gereageerd. Zo worden handtekeningen opgehaald waar nooit een reaktie opkomt.
Met name in een detentiecentrum is het voedsel één van de zeer belangrijke zaken voor de verblijvenden. Eten is van grote invloed op het algehele gestel. Hier gaat het om mensen met heel eigen eetpatronen, zoals twee keer per dag warm eten, op tijdstippen die niet per definitie vast liggen. Ook zijn ingrediënten van voedsel van een andere cultuur anders van samenstelling, anders gekruid, etcetera. De toezegging van Kosto in zijn openingstoespraak, dat wat betreft het eten ‘...aansluiting wordt gezocht bij de onderscheiden overtuigingen en tradities’, wordt niet nagekomen.
zoekarchiefdiscussiereageerhomeenglish