Welkom in Nederland, achter de tralies (1998)
Wie wat bewaart,
heeft wat! (april 1997)
Steeds meer gevangenissen (oktober 1996)
Vluchtelingen: toen
en nu. Kristallnacht herdenkingen in het teken van het vreemdelingenbeleid (december 1995)
Toespraak bij de Kristallnachtherdenking
in Groningen (11 November 1995)
Voormalig vreemdelingenbegeleidster
Anta van Bohemen: "Je bereikt niks met zo'n gevangenis" (oktober 1995)
Hans van Duijn is voorzitter van
de Nederlandse Politie Bond.
In diverse media heeft hij zich uitgesproken over
de nutteloosheid van vreemdelingenbewaring (oktober 1995)
Coen Oosterveld: "Komst verwijderingscentrum
geen oplossing werkloosheid Oost-Groningen" (oktober 1995)
"De zwarte kant van Nederland"
Interview met Ad van der Maden
van de ABVA-KABO (oktober 1995)
Hellevoetssluis
Een vooroorlogse boodschap voor Ter Apel! (oktober 1995)
|
|
april 1997
Wie wat bewaart, heeft wat!
Sinds begin jaren 90 is er sprake van een snelle groei van het aantal plaatsen waar vreemdelingen op grond van het ontbreken van papieren kunnen worden gedetineerd. De detentie vindt plaats, afhankelijk van de situatie, op basis van een aantal verschillende artikelen in de vreemdelingenwet. Zo wordt artikel 7a gebruikt voor vluchtelingen die na aankomst op Schiphol een in de ogen van Justitie ongegrond asielverzoek indienen en/of niet beschikken over papieren waaruit onomstotelijk hun identiteit blijkt. Op grond van het artikel kunnen zij vier weken worden gedetineerd. Artikel 18b sluit hier weer op aan en wordt gebruikt voor die vluchtelingen waarvan Justitie zegt een gegrond vermoeden te hebben dat zij gedurende de asielprocedure verdwijnen. Het vermoeden hoeft niet individueel gericht te zijn, het 'algemeen belang' weegt hier over het algemeen zwaarder. Artikel 26 wordt gebruikt voor die vreemdelingen die bij controles worden aangetroffen en waarvan blijkt dat zij illegaal in Nederland verblijven. Dit artikel wordt steeds vaker gebruikt bij vluchtelingen die uitgeprocedeerd raken. De verschillende artikelen sluiten steeds meer naadloos op elkaar aan.
Begin jaren negentig ging het in totaal om enkele honderden cellen door heel Nederland. In 1992 kwam daar het Grenshospitium in Amsterdam bij, in 1993 het Huis van Bewaring Leeuwarden, in 1994 de Willem II in Tilburg, in 1996 de Geniepoort (Alphen aan de Rijn), HvB Zoetermeer, HvB Zwolle, HvB Breda en in de nabije toekomst zullen nog volgen HvB Nieuwegein en HvB Ter Apel (beiden in 1998). In totaal gaat het om meer dan een verdubbeling van het aantal plaatsen. Eind 1996 bedroeg het aantal cellen voor vreemdelingdetentie bijna 1500. Daarbij moet niet vergeten worden dat vreemdelingen tot 10 dagen in cellen van politieburo's kunnen verblijven, en dat er ook nog vreemdelingen gedetineerd kunnen worden in andere gevangenissen in Nederland.
Het is duidelijk dat deze toename te maken heeft met het verleggen van het zwaartepunt binnen het vreemdelingenbeleid. Lag de nadruk in het nabije verleden voornamelijk op het verhinderen van de toegang tot Nederland, in de nabije toekomst gaat het meer en meer om uitbreiding van het toezicht binnen Nederland (opsporing), een effectiever uitzettingsbeleid en meer afschrikkende werking die van de behandeling van vreemdelingen uitgaat. In de ogen van Justitie vervullen de gevangenissen daarbinnen een functie, ten einde mensen in afwachting van hun definitieve uitzetting zo lang mogelijk vast te kunnen houden. In prachtige folders worden de nieuwe gevangenissen door Justitie bejubeld als plekken waar het goed toeven is en waar gewerkt wordt aan een nieuw perspectief voor de gedetineerde vreemdelingen (buiten Nederland).
Dagelijkse praktijk
Alle mensen die op grond van een artikel uit de vreemdelingenwet gevangen zitten hebben in ieder geval ‚‚n ding met elkaar gemeen: Zij zijn niet veroordeeld en over het algemeen slechts gedetineerd wegens het ontbreken van papieren.
Groot probleem voor de getroffenen is dat voor hen volstrekt onduidelijk is hoe lang zij uiteindelijk gedetineerd zullen zijn en wat de consequenties van die detentie zijn. En alhoewel, formeel gesproken, vreemdelingenbewaring tot doel heeft daadwerkelijk tot uitzetting te komen, moet worden geconstateerd dat het al jaren zo is dat de helft van de gedetineerden uiteindelijk terugkeert in de Nederlandse samenleving. Zij kunnen eenvoudigweg niet worden uitgezet, en worden in toenemende mate door Justitie gedumpt met de opdracht binnen 24 of 48 uur Nederland te verlaten.
De onzekerheid over de duur en het gevolg van de detentie brengt een enorme spanning voor betrokkenen met zich mee. Velen ervaren de detentie persoonlijk als een poging van de overheid iemand te breken. Aan begeleiding, zoals die wel geboden wordt aan veroordeelden in strafgevangenissen, wordt geen aandacht besteed. Doel van de detentie is immers niet resocialisatie, maar juist vertrek uit Nederland. Zodoende is het gehele verblijf omgeven door een zeer minimale verzorging, door Justitie gepresenteerd als 'sober regime'. In alle gevangenissen heerst grote onvrede over het niveau van de medische verzorging. Die is niet gericht op langdurige behandeling en doet zodoende grotendeels aan symptoombestrijding. Psycho-somatische klachten (bijna geheel veroorzaakt door de detentie) worden over het algemeen behandeld met paracetamol.
De heersende uitzichtloosheid wordt nog versterkt door het ontbreken van gerichte programma's. Om de druk binnen de gevangenissen te verminderen wordt steeds vaker werk aangeboden. Een bijbehorend voordeel is dat er met het aanbieden van werk bezuinigd kan worden op de personeelskosten (wie werkt hoeft immers niet op een arbeidsintensieve wijze begeleid te worden) en dat er van het werk een disciplinerende werking uitgaat.
Zo ontstaat echter wel de situatie dat iemand opgepakt kan worden op zijn werk omdat hij als illegaal niet mag werken, maar vervolgens in de gevangenis wel mag werken. Bij het vrijwillige karakter van het werk moeten de nodige vraagtekens worden gezet. Niet-werken betekent immers dat je ruim 23 uur per dag op de cel verblijft. In dit verband spreekt Justitie van 'werkzame detentie'.
Kritiek
In de afgelopen jaren zijn meer en meer groepen betrokken geraakt bij het bezoeken van gedetineerde vreemdelingen. Vanuit deze hoek herhaalt de kritiek zich met de regelmaat van de klok. Bij iedere nieuwe gevangenis doen zich steeds weer opnieuw dezelfde problemen voor. De klachten over de behandeling en de gang van zaken zijn telkens weer identitiek.
Ook vanuit juridische hoek is er in het verleden zware kritiek geleverd op de vreemdelingendetentie. Herhaaldelijk is betoogd dat het detineren van mensen zonder dat daar een wettelijk gestelde maximale termijn voor geldt, in strijd is met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Onder druk van deze kritiek is uiteindelijk artikel 7a zodanig aangepast, dat vreemdelingen maximaal een maand op grond van dat artikel kunnen worden gedetineerd. Voor Justitie geen probleem: de detentie wordt gewoon verlengd op grond van artikel 18b. Inhoudelijke toetsing van deze beslissingen door rechters vindt nauwelijks plaats. De duur van de detentie, die door jurisprudentie een aantal jaar geleden op maximaal zes maanden was terechtgekomen, wordt langzaam maar zeker opgerekt. Negen maanden detentie is geen uitzondering meer, zelfs 11 maanden komt al voor. (Ter vergelijking: probeer in Nederland eens tot 11 maanden veroordeeld te worden!) In dit opzicht begint de termijn op te schuiven in de richting van de termijn die wordt gehanteerd in andere Europese landen (bv. 18 maanden in Duitsland, 16 maanden in Engeland). Over dit langzaam oprekken heerst een oorverdovende stilte. Dit geldt overigens ook voor de toename van vrijheidsbeperkende maatregelen zoals die bv. worden opgelegd in het verwijdercentrum Ter Apel, waar mensen zich zo vaak moeten melden of ter beschikking moeten houden voor verhoor dat ze het kamp bijna niet meer kunnen verlaten.
Als meer algemene kritiek kan worden vastgesteld dat het geen pas geeft om mensen, die niets anders gedaan hebben dan zonder de door de overheid vereiste papieren ergens aanwezig te zijn, voor zo'n lange termijn te straffen met het beroven van hun vrijheid. Deze handelswijze gaat lijnrecht in tegen de geest van allerlei mensenrechtenverdragen die ook door Nederland zijn ondertekend.
Daarnaast suggereert de overheid dat het opsluiten van deze mensen een 'probleem' oplost. Niets is minder waar.
Het 'probleem' waar de overheid het in dit geval over heeft, is de aanwezigheid van mensen zonder verblijfspapieren in de Nederlandse samenleving (vaak door toedoen van Justitie tot illegaal gemaakt) of van vluchtelingen die zich aan de grens melden met een in de ogen van Justitie kansloos asielverzoek. Het gaat hier echter om een zeer klein probleem voor de overheid. Aan het probleem waar ongedocumenteerden mee zitten (en vaak is dat de onmogelijkheid terug te keren naar het land van herkomst dat zij ontvluchtten in verband met oorlog, vervolging of gebrek aan ontplooiingskansen) lost deze detentie niets op.
Het vergroot zelfs de problemen die ongedocumenteerden hebben. Aan de ene kant door het sterk criminaliserende karakter dat de detentie heeft; hierdoor vat het idee post dat illegalen zich schuldig maken aan criminele activiteiten, een gedachte die het weer makkelijker maakt allerlei nieuwe maatregelen tegen hen te treffen. Aan de andere kant problemen van praktische aard; veel illegalen die maanden gedetineerd hebben gezeten en weer op straat worden gezet, moeten vaak helemaal opnieuw beginnen met het opbouwen van hun leven. Zij zijn vaak hun huis kwijt, en ook de baantjes die zij hadden. De kwetsbare positie waarin zij per definitie zitten wordt slechts nog kwetsbaarder door de detentie of de kans gedetineerd te raken.
Over het algemeen kan gezegd worden dat vreemdelingendetentie niet zozeer tot doel heeft mensen daadwerkelijk uit te zetten, maar voornamelijk tot doel heeft een afschrikwekkend signaal te geven: vreemdelingen die niet zijn toegelaten zijn rechteloos en kunnen in feite creperen. Van diegenen die wel worden uitgezet wordt verwacht dat zij deze boodschap meenemen naar het land van herkomst.
Hoorzitting
Om aan al de bestaande kritiek wat meer gewicht te geven, hebben we in 1996 besloten te starten met de voorbereidingen voor een hoorzitting over vreemdelingendetentie in Nederland. Aanleiding hiervoor is geweest dat enerzijds geen brede belangstelling bestaat voor het onderwerp, anderzijds dat de kritiek in kringen die er wel mee bezig zijn al jaren op hetzelfde niveau zit.
In onze ogen is het goed de discussie over detentie verder te brengen dan zij nu is en op een niveau te krijgen waar het veel moeilijker wordt om deze kritiek te negeren. Verder lijkt het ons van belang om de kritiek ook een meer gemeenschappelijke basis te geven, en acties en activiteiten van belangengroepen meer op elkaar af te stemmen. De hoorzitting wordt medegeorganiseerd door politiek-cultureel centrum de Balie, waar de zitting ook plaatsvindt.
Voor de hoorzitting zijn wetenschappers, specialisten op het gebied van detentie (van vluchtelingen), (actie)groepen die op dit gebied actief zijn en media uitgenodigd.
Er is bij de voorbereiding van de hoorzitting voor gekozen het probleem van vreemdelingendetentie vanuit drie verschillende invalshoeken te benaderen: een strafrechtelijke invalshoek, een mensenrechtelijke invalshoek en daarbij een indruk van de dagelijkse praktijk binnen de gevangenissen.
Omdat de detentie van vreemdelingen grote gelijkenissen vertoont met detentie zoals die op grond van het strafrecht plaatsvindt, is besloten de vergelijking tussen de twee inzet van discussie te maken. De centrale stelling hierbij is: In een democratische rechtsstaat leidt het bestaan van een aparte, in tijd
ongelimiteerde straf voor vreemdelingen die
volgens de overheid niet rechtmatig het grondgebied zijn binnengekomen, tot een uitholling van het rechtssysteem. Als in een democratische rechtsstaat het vreemdelingenrecht minder waarborgen kent dan in het strafrecht zijn opgenomen, kunnen bij de rechtmatigheid van vreemdelingenbewaring grote vraagtekens worden gezet.
Een aantal vraagtekens:
- het ontbreken van een wettelijke termijn voor het opsluiten van vreemdelingen;
- het is een vorm van detentie zonder dat er een veroordeling heeft plaatsgevonden;
- het plegen van een klein vergrijp kan tot gevolg hebben dat uiteindelijk een veel langere periode in gevangenschap moet worden doorgebracht dan een legaal persoon die hetzelfde vergrijp heeft gepleegd;
- vreemdelingendetentie heeft een zeer willekeurig karakter, omdat gelijke gevallen ongelijk behandeld worden;
- voor ‚‚n overtreding (illegaal verblijf) kan iemand meerdere malen worden bestraft.
Tevens zal dieper worden ingegaan op verschillende elementen uit de dagelijkse praktijk van de vreemdelingenbewaring. Hierbij zal onder andere worden ingegaan op:
- het aanbieden van werk aan gedetineerde illegalen;
- het gebruik van isolatie als 'normale' sanctiemaatregel. Gedetineerde vreemdelingen worden sneller ge‹soleerd dan andere gedetineerden;
- de behandeling van gedetineerden en bezoekers, meer algemeen het zeer gesloten karakter van de gevangenissen.
Verder staat de vraag centraal hoe vreemdelingendetentie zich verhoudt tot mensenrechten. Het gaat er hierbij enerzijds om de vreemdelingendetentie te toetsen aan specifieke verdragen als de Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens, het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens, het Verdrag van Rome, Vluchtelingenverdragen, etc.. De voor de hand liggende vraag is of er sprake is van strijdigheid. Anderzijds gaat het om de vraag of het voor de beoordeling van vreemdelingendetentie noodzakelijk is dat deze strikt juridisch wordt benaderd als het gaat om mensenrechtenverdragen. Het gaat in dit deel van de discussie dus meer om de geest van mensenrechtenverdragen.
In de westerse samenleving neemt 'vrijheid' een belangrijke plaats in. We zien echter dat leden van deze samenleving aan hun medeleden verschillende vrijheden toekennen. 'Mensen met rechten' hebben zodoende meer vrijheid dan 'mensen zonder rechten'. De laatste groep schijnt zich willekeurige en zeer lange detentie te moeten laten welgevallen omdat zij zich ergens ongelegitimeerd bevindt.
Tegelijkertijd is er een tendens merkbaar waarin illegalen steeds vaker worden beschouwd als een bedreiging voor de openbare orde en de nationale veiligheid van een land. Dit leidt er bijvoorbeeld toe dat migratiebeleid op Europees niveau steeds meer wordt betrokken in het veiligheidsbeleid met betrekking tot drugshandel en anti-terrorisme. Door deze weg in te slaan begeeft de samenleving zich op een hellend vlak waarin nog slechts plaats is voor negatieve beeldvorming t.a.v. illegalen.
Wij hopen dat de hoorzitting er toe zal leiden dat vreemdelingendetentie onderwerp wordt van een bredere en fundamentele discussie. Zelf zullen we aan de hoorzitting in ieder geval een vervolg geven in de vorm van een brochure. Hierin zullen tevens de bevindingen van de hoorzitting worden verwerkt.
|