de Kosovo paginas van het Autonoom Centrum Twee fundamentele kwesties 24 mei 1999 De hypnose van een willoos volk, 18 mei 1999 NAVO en Rusland, 7 mei 1999 Oorlog en/of humanistische interventie?, 6 mei 1999 Bosnië, mei 1999 Het recht van de sterkste, mei 1999 Opvang in de regio, mei 1999 Topgun Kosovo, mei 1999 Het spiegelpaleis van de oorlog, mei 1999 Uit mijn naam geen 'bijkomstige schade', mei 1999 De tweede grote vergissing van Links?, 20 april 1999 De toekomst van de Nederlandse Balkanpolitiek 20 april 1999 De NAVO heeft bereikt wat ze wilde voorkomen, 15 april 1999 Balkanisme, 16 april 1999 Oproep van 17 NGOs uit Belgrado, 9 april 1999 Stoppen! Nu! Er deugt helemaal niets van!, 9 april 1999 Spannende tijden in de Russische politiek, 9 april 1999 Na de bommen, De Groene Amsterdammer 7 april 1999 De Nederbalkan, De Groene Amsterdammer 7 april 1999 Model Bosnië, De Groene Amsterdammer 7 april 1999 De achterkant van het gelijk, De Groene Amsterdammer 7 april 1999 De sterke man van Amerika, De Groene Amsterdammer 31 maart 1999 Model Kosovo, december 1998 andere paginas over Kosovo |
Terug naar SarajevoDe busreis van Sarajevo naar Tuzla duurt vijf uur. Genoeg voor een eerste kennismaking met alles wat de terugkeer van Bosnische vluchtelingen zo ingewikkeld maakt. Alleen al zo’n busreis maakt dingen duidelijk die aan de vergadertafels in Nederland, waar het terugkeerbeleid wordt ontworpen, onbesproken blijven. Dit voorjaar, rond de Provinciale Staten verkiezingen, werd er weer gesproken over de terugkeer van Bosniërs, al dan niet gedwongen. Even later brak de oorlog in Kosovo uit, en ook daar viel het woord terugkeer voortdurend, nog voordat er ook maar één Albanese Kosovaar ons land bereikt had. Om dat schijnbaar zo eenvoudige begrip, de terugkeer, iets te compliceren is een kort verslag van een busreis hier misschien op zijn plaats.mondiaal tot provinciaalsSarajevo zelf ken ik inmiddels vrij goed. Sinds de oorlogszomer van 1994 ben ik er regelmatig geweest, meestal om kunstenaars, schrijvers en journalisten hulp te bieden of met ze samen te werken. Iedereen die ik er ken zegt dat de stad zo is veranderd. En dan bedoelen ze niet alleen de granaatinslagen, de verwoestingen en de doden. Ze bedoelen de stadsbevolking. Sarajevo wordt niet meer alleen bewoond door wereldwijze, levensgenietende kosmopolieten van bescheiden formaat. Die zijn nu juist vaak naar het buitenland gevlucht. En hun plaats is ingenomen door de binnenlandse vluchtelingen. Boerenfamilies vaak, angstige, arme, gelovige en gezagsgetrouwe mensen. Trouwe volgelingen van Izetbegovic en zijn SDA, die een gematigd, maar duidelijk islamitisch en nationalistisch Bosnië predikt. Ze verbouwen groente in de perkjes rond de beschadigde flatgebouwen, verkopen sigaretten langs de straat en staan in lange, trage rijen om hun pensioentjes op te halen.De oorlog, die zoveel mensen dwong tot de keuze om te gaan, heeft de verhoudingen binnen de stad aangetast en op scherp gezet. Het vertrouwen is zoek. De samenhang die er tijdens de belegering misschien nog was, toen mensen toch een manier vonden om collectief te overleven, heeft plaatsgemaakt voor nijd, kwaadsprekerij en onverdraagzaamheid. De originele stadsbewoners noemen de boeren die hierheen zijn gevlucht primitief en achterlijk. Die nieuwkomers zelf claimen het recht van de slachtoffers en namen daarom zonder veel scrupules de woningen in die door stadsverlaters waren ontruimd. En nu, ruim drie jaar na Dayton, is het resultaat van die stoelendans pijnlijk duidelijk. De laatste overgebleven Servische stadsbewoners worden hooguit getolereerd, maar vaak ook weggepest. De cultuurkloof tussen oude en nieuwe stadsbewoners is onverminderd diep. En langzaam komen nu ook de mensen terug die tijdens de oorlog waren gevlucht. Soms met geld en status, na te hebben gewerkt of gestudeerd in het buitenland. Soms met lege handen. Soms met het kille lef van Serviërs die tijdens het beleg op de stad hebben geschoten en nu hun oude plek weer komen innemen. En altijd lopen deze terugkomers tegen de vraag op: Waar was jij toen hier de bommen vielen? Degenen die gebleven zijn ontlenen aan die vraag een morele superioriteit, maar zien de anderen – die Engels hebben geleerd, die iets meer tijd hebben gehad zich op de toekomst voor te bereiden – hen voorbijstreven in de jacht op het schaarse werk. Want werk met inkomen is er bijna alleen te halen bij de buitenlandse hulporganisaties, als tolk, chauffeur of bureaumedewerker. Het gevolg is een klimaat van jaloezie en achterklap, nog versterkt door de etnische en religieuze hardliners van de SDA en de vaak lokaal georiënteerde media. Het is de ironie en de tragiek van de oorlog dat Sarajevo, het symbool van de multiculturele samenleving, nu dreigt te vervallen tot een bekrompen, kleindenkende provinciestad met een bevolking van bijna alleen moslims. Een moeizaam herstelHet busstation ligt aan de rand van het centrum, naast het zwaar beschadigde treinstation. Treinen rijden er nog steeds nauwelijks, maar het beroemde busnetwerk opereert weer goed en snel. De bus rijdt eerst door de buitenwijken, waar een merkwaardige mengeling is ontstaan van flats en hutjes, Servische appartementen ingenomen door grote moslimfamilies, ruïnes naast woningen die met Zweeds, Duits of Nederlands geld zijn opgeknapt, met heldere kleuren beschilderd. Je ziet aan alles dat hier inderdaad veel mensen wonen die niet in een stad zijn opgegroeid. Het is een soort stadsbewonen dat de dingen niet gebruikt waar ze oorspronkelijk voor bestemd waren. Houten bankjes, schommels en natuurlijk de bomen zijn allemaal weg: goed brandhout. Leidingen, bushaltes, straatlantaarns: handig materiaal om je eigen woning mee op te tuigen. Brugleuningen, stenen banken: kant en klare uitstallingen voor schamele handelswaar.Het is een beeld dat de hele reis zo blijft: een provisorisch leven. Mensen die zich een tijdelijk onderdak verschaffen, in het volle bewustzijn dat het morgen weer afgelopen kan zijn. Ze gebruiken alles wat ze tegenkomen om hun tijdelijke verblijfplaats op te zetten. Wat van wie is is toch niet te achterhalen. De oorspronkelijke eigenaars zijn gevlucht of dood, en als ze al opduiken kan niemand meer uitmaken waar het eigendomsrecht ligt: onder Tito waren huizen, fabrieken en winkels van iedereen en dus van niemand, het land waarover hij regeerde bestaat niet meer, en in de nieuwe staat is de wetgeving nog niet in werking getreden. Dus: bij wie haalt een gevluchte Servische Sarajevaan zijn gelijk, als hij nu wil terugkomen en in zijn huis een boerenfamilie aantreft die elders door de cetniks is verjaagd en nu niet van plan is te wijken voor iemand die in hun ogen thuishoort in Banja Luka of Belgrado? Naar hun dorp in de bergen kan zo’n familie vaak niet terug. Soms ligt
het in gebied dat nu in Servische handen is. Dan is er al helemaal geen
denken aan terugkeer. Maar anders is het ook vaak adembenemend moeilijk.
De bus naar Tuzla voert over hoge bergen, langs bossen en weilanden die
vaak nog onder de sneeuw bedolven liggen. De weg is goed, maar veel van
de bruggen zijn kapotgeschoten en worden nu gestaag door internationale
hulporganisaties hersteld. En onderweg, langs al die dorpjes en kleine
steden, is er geen enkel gebouw onbeschadigd gebleven. Geen dak zonder
versplinterde nokbalken, geen muur zonder kogelgaten en uitgebrande ramen.
Direct na de oorlog moet deze hele route, door het hart van Bosnië,
een peilloze aanblik hebben geboden. De zin van de verwoesting ontgaat
me, als ik uit het raam van de bus tegen de hellingen overal klompjes van
drie of vier huizen zie die toch nooit van eminent strategisch belang geweest
kunnen zijn. Het is een spoor van stompzinnig en systematisch geweld. En
toch: nu, vier jaar later, is er glas in de kozijnen gezet, liggen er nieuwe
daken op het huis, scharrelen er alweer schapen over het erf en staan er
zelfs vaak schotelantennes op het dak. Het menselijke, bijna dierlijke
instinct om na de ramp meteen te beginnen met het herstel, de schoonmaak,
het noeste opkrabbelen is hier overal aan het werk. Er schijnen hier nog
veel mijnen in het veld te liggen: de mensen steken eenvoudig het gras
in brand, wachten af of er een ontploffing volgt, nemen daarna hun intrek
in de ruïne en beginnen er te leven. Het is een armoedig bestaan,
vaak weer zonder gas en water, maar dit is het uiterst haalbare. Daarover
mogen geen illusies bestaan. Saoedi-Arabië zorgt voor wat geld om
het huis op te knappen, als de bewoners tenminste stemmen op de SDA, en
ook de westerse landen dragen bij – maar meer is het op dit moment niet.
Werkloosheid, armoede, geen infrastructuur, een etnisch homogene bevolking,
een wankele toekomst en onverwerkte trauma’s: voor een terugkerende boer
uit de Bosnische bergen is dat het aanbod.
Etnisch homogeenDayton had hogere ambities: ‘Het akkoord biedt vluchtelingen en ontheemden het recht om veilig naar huis terug te keren en hun verloren bezit terug te krijgen, of tenminste een gepaste schadevergoeding te ontvangen. Iedereen heeft het recht zich vrijuit door het land te bewegen, zonder gehinderd of gediscrimineerd te worden.’Zo ver is het nog lang niet. In werkelijkheid zijn er van de 1,8 miljoen vluchtelingen die terug zouden willen (op een totaal van 2,3 miljoen) nu 600.000 terug in het land. Maar dan wel voor het overgrote merendeel naar gebieden waar de eigen etnische groep domineert, en niet naar huis. In de Republika Srpska zijn nu ongeveer vijfduizend moslims en Kroaten teruggekeerd, van de honderdduizenden die er zijn verjaagd; en zij leven een bijna onzichtbaar bestaan, in kelders, hutten en bossen, in een sfeer van intimidatie en vrijwel zonder voorzieningen. Voor de VN, en zijn plaatselijke vertegenwoordiger Carlos Westendorp, had 1998 het jaar van de terugkeer moeten worden. Maar de hoop kwam niet uit. De EU en de VS hielden reconstructiegeld aan Sarajevo in omdat het streefgetal van 20.000 terugkomers bij lange na niet gehaald werd. Op Srpska werd alleen milde druk uitgeoefend, om de gematigde premier Dodik niet nog verder in de problemen te brengen in zijn strijd met de radicale nationalisten. In Herzeg-Bosna, het Kroatische deel van de federatie, plaatste de VN de lokale politie onder curatele toen die niet ingreep bij tientallen gewelddaden tegen terugkerende moslims. Aan alle kanten zeggen de politici wel de terugkomers te accepteren, maar in de praktijk maken ze dat hooguit waar als er winst te halen valt: hoge premies, reconstructieprojecten die ook werkgelegenheid bieden, of een gunstige uitruil van vluchtelingen met een ander etnisch gebied. Aangekomen in Tuzla zie ik dat er zelfs hier, in voor Bosnië ongewoon
goede omstandigheden, nauwelijks perspectieven zijn voor een normale terugkeer.
Deze stad is niet zwaar gehavend tijdens de oorlog; de bevolking is nog
steeds zeer gemengd; en de macht is er niet in handen van de SDA, maar
van de charismatische sociaal-democraat Beslagic. Maar ook hier is de werkloosheid
hoog, de huisvesting schaars en alle beschikbare woonruimte al bezet door
achtereenvolgende golven vluchtelingen, vooral die uit het oosten van Srpska,
waar ook Srebrenica ligt. Ook hier lopen boeren met hun ezel over de parkeerplaats
voor hun flat, en scharrelen oude vrouwtjes met kippen door het park. En
het voornaamste netwerk van opvang blijft de eigen familie. Als die ontbreekt,
als de traditionele gastvrijheid dus niet functioneert, zit er hier voor
de terugkomer, zelfs als hij uit Duitsland een premie van 9000 DM heeft
meegekregen, op termijn weinig anders op dan wonen in ruïnes of slapen
op het busstation.
Chris Keulemans
|
|
|