Ach, ach, ach Grenzen aan hulpverlening Bosnië Kosovo: Het recht van de sterkste Top Gun Kosovo Kosovo: Opvang in de regio Kosovo: Het spiegelpaleis Kort nieuws Marokkaanse jongeren Spreekuur Het verhaal |
ServetZeven jaar hier in Nederland leven, wonen, werken, maar toch nog steeds wachten op dat ene officiële papiertje met toestemming tot verblijf. Waar wacht een mens dan eigenlijk op? Servet is iemand die in ieder geval niet gaat zitten wachten, hij ondernéémt. Samen met lotgenoten heeft hij zich verenigd in de organisatie OIB, ‘arbeiders zonder verblijfsvergunning’. De OIB is opgericht in november 1998 en heeft de afgelopen vier maanden samen met andere organisaties een reeks van 34 acties gevoerd voor legalisering en verblijf van (witte) illegalen, waaronder de hongerstaking van 15 Turkse vrouwen in Amsterdam en voor de vrijlating van één van de OIB-ers uit de vreemdelingengevangenis Ter Apel.Servet is hier, maar mag hier niet zijn. Zeven jaar geleden ontvluchtte hij zijn land Turkije op zoek naar kansen in zijn leven. Turkije zat ook toen in politieke, economische, sociale en culturele problemen. “Op 10 juli 1992 kwam ik in Nederland om een betere toekomst op te bouwen.” Vol goede moed hoopte Servet als textielontwerper hier een hogere beroepsopleiding te kunnen volgen in de textielsector. Daarnaast wilde hij sociologie studeren. De moed zonk hem al snel in de schoenen: geen werk en geen geld voor studie. Meer dan een onderbetaald baantje in een naaiatelier zat er niet in. “Mijn eerste werkgever gaf me tot mijn verbazing de benodigde papieren. Ik sprak toen nog geen woord Nederlands. Ik vond dat wel een beetje vreemd.” Er werd hem verteld dat het werk legaal was. “Maar toen mijn werkgever een jaar later overleed, bleek de zaak illegaal en werd opgedoekt. Ik en mijn collega’s waren ons werk kwijt.” Servet zocht naar nieuw werk en kreeg een -legaal- baantje bij een andere textielwerkplaats. Na een paar maanden werd ook dat atelier opgedoekt. In een derde atelier werkte hij vervolgens meer dan een jaar op legale basis. “Intussen deed ik op 15 januari 1996 een aanvraag tot verblijf, waarop de IND pas anderhalf jaar later reageerde.” Intussen had Servet weer ander werk voor een jaar, maar niet legaal. De werkomstandigheden waren slecht en voortdurend werd hij met ontslag bedreigd als hij zijn werk niet goed zou doen. “Ik kreeg een negatief antwoord op mijn verblijfsaanvraag en moest daarna mijn eigen bezwaarschrift schrijven want ik had geen advokaat.” In het najaar van 1998 werd hij gehoord door een adviescommissie, die negatief adviseerde over een verblijfsvergunning, een advies dat de rechtbank overnam. Daar loopt nu nog een bezwaarschrift tegen. Intussen vond Servet weer een legaal baantje, maar kreeg een bedrijfsongeluk. “De afgelopen zes maanden zat ik in de ziektewet en nu ben ik mijn werk kwijtgeraakt. Het GAK weigert me een uitkering te geven omdat mijn verblijfsvergunning ontbreekt. ” De OIB en haar acties voor de legalisering van illegalen geven Servet
tot nu toe hoop. De acties zijn een noodzakelijke bijdrage aan hun eigen
toekomst. "De OIB’ers hebben inmiddels een sterk organisatiebesef. We kunnen
nu snel actievoeren, we zijn goed op elkaar ingespeeld en hebben een goed
netwerk opgebouwd. We hebben het zelf in handen en onder controle”, aldus
Servet. “Er is niet alleen aandacht, er is ook succes, bijvoorbeeld het
instellen van een commissie van burgemeesters van de vier grote steden.
En het generaal pardon dat de PvdA eist voor witte illegalen, terwijl ze
eerst niets wilde doen voor deze groep.” Het blijft marginaal en
afwachten, vindt ook Servet. “Maar er is in ieder geval een besef gekomen
dat er een groep mensen leeft, woont, werkt en bijdraagt aan de Nederlandse
samenleving, een groep die niet meer weg te denken valt.” Al in 1994 werd
door Servet en anderen een poging gedaan een soort OIB op te richten. “We
voerden toen bij de Tweede Kamer een actie voor legalisering van langdurig
illegalen, maar de beweging viel uiteen omdat het geloof in legalisering
niet zo sterk was. Meerdere mensen keerden terug naar hun land. Er was
weinig hoop en het beleid verscherpte.” Duizenden zeg maar ‘half-legalen’
stond een illegale toekomst te wachten. “Nu, jaren later is de noodzaak
van actie nog veel groter omdat wij met de rug tegen de muur staan na langdurig
verblijf in Nederland. Zo’n Koppelingswet bijvoorbeeld, hoe kan het zover
komen dat de politiek die heeft geaccepteerd." We worden gedwongen
in verzet te komen.”
|
|
|