Wat valt er te kiezen? (mei 1998) De zin of onzin van discussies met politici (mei 1998) Samenwerken en netwerkvorming (december 1996) Humanistische Beweging (oktober 1996) Discussie met kleur (april 1996) Discussie over de Identificatieplicht (april 1996) |
Buiten
de werkelijkheid
Postmodernisme
en protestgroepen De
huidige dominante ideologie wil ons doen geloven dat de tijd van de idealen
voorbij is en sociale bewegingen niks meer voorstellen. Volgens Saskia
Poldervaart dragen modernistische theorieën en de media hieraan bij doordat
ze de huidige actiegroepen onzichtbaar maken. Activisten zouden er volgens
haar dan ook goed aan doen de postmoderne kritiek op de huidige neo-liberale
'werkelijkheid' eens serieus te nemen in plaats van haar te zien als oorzaak
van de vermeende passiviteit. Een oproep tot discussie. Ongeveer
een jaar geleden klaagde een bekende politicoloog tegenover zijn collega's dat
er momenteel geen sociale bewegingen meer bestaan: waar is de politiek
gebleven? Hij past hiermee in het algemene verhaal over de huidige,
postmoderne tijd, die geen idealen meer zou kennen, en waarin mensen B
met name jongeren - alleen materialistische waarden zouden nastreven. Bijna
tegelijkertijd schreef een Nederlandse punker in zijn zine It's Raining
Truths (s'Hertogenbosch 2000): "Newspapers, magazines and
television want me to believe we, the kids, have no ideologies any more. (..)
Well (ha!) they're wrong, I could write a book about everything I believe in
and strive for (...) The only problem is that it's their ideology to have us
believe ideology and dreams belong to the past.(..) But when I go to a
hardcore show .. I know there's an alternative force that goes against the
stream, one that doesn't stop and only grows stronger". In dit
artikel wil ik nagaan hoe de huidige dominante ideologie (want dat is het) dat
er niets meer gebeurt botst met de realiteit van de vele groepen die bezig
zijn met acties of met alternatieve manieren van (samen)leven, gericht tegen
het huidige neo-liberale materialisme. Daarvoor wil ik ten eerste ingaan op de
momenteel meest gebruikte benadering van sociale bewegingen en laten zien dat
hierin 'modernistische' opvattingen worden gehanteerd waardoor huidige
actiegroepen buiten beeld vallen. Ten
tweede wil ik laten zien wat ik geleerd heb van het postmodernisme en hoe
verbijsterd ik vaak ben over alle clichés die in de beweging de ronde doen
over 'het' postmodernisme. Het postmodernisme zou anti-idealistisch,
a-politiek en irrationeel zijn en de concrete werkelijkheid relativeren,
terwijl de huidige actievoerders juist rationele argumenten zouden moeten
gebruiken om die werkelijkheid te bekritiseren. Deze critici van het
postmodernisme denken er echter helemaal niet over na over wiens rationaliteit
en wiens werkelijkheid ze het eigenlijk hebben.
Rationele
actoren In de
politieke wetenschap in Nederland wordt weinig aandacht besteed aan sociale
bewegingen; als er al over wordt onderwezen, wordt bijna altijd het boek van
Duyvendak e.a. uit 1992 gebruikt: Tussen verbeelding en macht. 25 jaar
sociale bewegingen in Nederland. Omdat in het begin van de zestiger jaren
wetenschappers actievoerders omschreven als irrationeel (inderdaad een middel
om hen te diskwalificeren), benadrukken Duyvendak e.a. in hun boek dat ze
actievoerders benaderen als rationele actoren. Maar wat betekent dat
volgens hen? Actievoerders zijn pas rationeel als ze kosten en baten van
actie-voeren tegen elkaar afwegen en op basis hiervan besluiten al of niet tot
actie over te gaan. Dat is inderdaad de dominante 'modernistische' benadering
van rationaliteit, waarin idealisme niet past. Maar welke critici van het
postmodernisme realiseren zich dat? Een
volgend kritiekpunt is dat Duyvendak e.a. sociale bewegingen karakteriseren
als bewegingen die eisen stellen aan het politieke systeem. Maar wat als de
huidige protestgroepen geen interactie met het politieke systeem willen? Zijn
ze dan geen beweging meer? (Denk bijv. aan de punkbeweging, of aan alle mensen
die een netwerk van alternatief wonen en/of werken hebben gevormd, aan alle
Do-it-Yourself-culturen). Mijns inziens wijzen vele actiegroepen en
Do-it-selvers het huidige Poldermodel af en pogen ze op eigen wijze vorm te
geven aan hun maatschappijkritiek, maar dit past niet in Duyvendak's model
van sociale bewegingen. Als
derde kritiek wil ik noemen dat zij sociale bewegingen indelen in
'instrumentele' en 'identiteitsgerichte' bewegingen (de laatste categorie
verdelen ze onder in sub- en tegenculturele bewegingen). Maar deze tweedeling
is een raar onderscheid en doet denken aan begin zestiger jaren, toen men
dacht dat alleen communistische landen een ideologie hadden en dat alle
westerse landen neutraal waren. Alsof instrumentele bewegingen ook geen
identiteiten vormen. Het is vooral de postmodernistische benadering die heeft
geleerd dat mensen altijd ideologisch worden beïnvloed en dat overal waar
mensen samen komen, identiteiten worden gevormd. Media
Mijn
belangrijkste kritiekpunt op de benadering van Duyvendak e.a. is dat zij
sociale bewegingen bestuderen door te tellen hoe vaak zij genoemd worden in de
media. In deze (modernistische) opvatting wordt ervan uitgegaan dat
nieuwsmedia een spiegel van de samenleving zijn. Postmodernistische
opvattingen echter leren dat media betekenis geven aan de werkelijkheid, maar
nooit een directe afspiegeling daarvan zijn. Er bestaat geen rechtlijnig
verband tussen wat de media schrijven en wat er in 'de' werkelijkheid gebeurt.
Alle actievoerdersters weten dat natuurlijk al lang. Velen hebben zich daarom
van de reguliere media afgekeerd en hun eigen tegenculturele
media-voorzieningen gecreëerd. Toch
doen zich daarbij twee problemen voor. Ten eerste wordt er in de alternatieve
media van uitgegaan dat de informatie in de alternatieve media wel de
werkelijkheid inhoudt, waarbij vergeten wordt dat het de door hen ervaren
werkelijkheid is. En ten tweede dat, hoewel de meeste actiegroepen het
politieke systeem verwerpen, zij wel de publieke opinie willen beïnvloeden.
En daarvoor kunnen ze de niet in hen geïnteresseerde reguliere media
moeilijker negeren. Hoe is
het te begrijpen dat de media niet meer in de huidige activiteiten van
actievoerders geïnteresseerd zijn? Hiervoor zijn verschillende redenen aan te
voeren. McCarthy wijst er in Comparative Perspectivies on Social Movements
(1996, p.306) op dat de stemmen die toegang krijgen tot de media steeds meer
behoren tot die groepen die reeds gevestigd zijn. Willen protestgroepen
gehoord worden dan moeten ze óf proberen ondersteuning te verkrijgen van
dissidente elite groepen óf media-aandacht verwerven door gewelddadig gedrag
te vertonen. Tim
Jordan brengt in Storming the Millennium. The New Politics of Change
(1999, p.7) een ander, veelal genegeerd, argument in: juist omdat actiegroepen
bestaan uit netwerken die zich door de maatschappij verspreiden, zijn zij niet
makkelijk zichtbaar. Spectaculaire acties maken hun bestaan wel zichtbaar,
maar geven alleen een beperkt inzicht in de nieuwe politiek, omdat de media
die zulke acties verslaan doen alsof de sociale netwerken die zulke acties
mogelijk maken, niet bestaan. John
Jansen van Galen geeft in De Groene Amsterdammer (14 april 1999) het
verschil aan tussen de 1960's en 1990's: "Wij als journalisten dragen
bij aan het beeld van een maatschappij zonder protest. Als jeugdige types
minister Zalm met taarten bekogelen .. is niemand geïnteresseerd in hun
motief. Want we zijn allemaal blij met Europa, of daar minstens onverschillig
onder. Afwijkende geluiden worden afgestraft en op zijn best geridiculiseerd.
Er is in de redactiekantoren weinig geduld meer met actiegroepen, we hebben
het allemaal al eens gezien. In de jaren zestig en zeventig werd het
actiewezen door de pers uitvergroot, nu is het eerder zo dat protest wordt
genegeerd of gekleineerd. Dan is uitvergroten beter, omdat de pers ook tot
taak heeft te signaleren wat er broeit aan verzet, waarin vaak de kiem schuilt
voor maatschappelijke verandering." Dus
volgens de meest gebruikte benadering van sociale bewegingen moeten bewegingen
hun acties richten op het politieke systeem en is de methode om die bewegingen
te onderzoeken het tellen van hoe vaak de media naar deze acties verwijzen. Ik
heb willen aanstippen hoe huidige protestgroepen buiten zo'n modernistisch te
noemen benadering vallen. Hierna
wil ik aangeven waarom we postmodernistische benaderingen niet kunnen negeren
(juist ook al omdat vele huidige actiegroepen zonder het te weten, zo'n
benadering al lang toepassen). Modernisme De
begrippen modernisme en postmodernisme worden op veel verschillende manieren
gebruikt. Vele oude, maar ook jonge activisten staan erg wantrouwend tegenover
de term 'postmodernisme', maar mijns inziens moeten we accepteren dat de
tijden altijd veranderen. Om geen voorgekauwd burger te worden zullen we
altijd open en nieuwsgierig moeten zijn naar nieuwe ontwikkelingen (natuurlijk
zonder deze kritiekloos te omarmen). Om de achterdocht over postmodernisme te
ondergraven, zal ik eerst kort aangeven wat ik onder modernisme en
postmodernisme versta. De
begrippen modernisme en moderniteit worden momenteel door elkaar heen
gebruikt. Moderniteit wordt geassocieerd met de wetenschappelijke revolutie
van de 17-de eeuw, toen de ideeën over vooruitgang en rationaliteit van het
Verlichtingsdenken ontstonden. Vanaf die tijd hebben deze ideeën het Westerse
denken gedomineerd. Diverse keren in de geschiedenis zijn wetenschappers en
actiegroepen tegen deze dominante opvattingen in verzet gekomen; de meest
bekende verzetsperiodes zijn die rond 1900 en de zestiger jaren. In
eerstgenoemde periode (1890-1920) werd de term 'modernisme' gebruikt om alle
culturele en politieke reacties weer te geven die toen tegen de moderniteit
ontstonden. De inzichten van met name Nietzsche en Freud daagden de
rationaliteit van de moderniteit uit. In zowel de wetenschappen als in de
kunsten werden er vele vragen gesteld over de traditionele representaties van
de realiteit en werd de onzekerheid over die representaties benadrukt. Ook
ontstonden in deze periode enorm veel sociale bewegingen. Maar rond 1920
verdween deze kritiek, kregen de meeste bewegingen geen aandacht meer en
vielen de begrippen modernisme en moderniteit steeds meer samen. Momenteel
bedoelt men met modernisme meestal het Verlichtingsdenken, met zijn idealen
van vooruitgang en rationaliteit. En de dominante opvatting van wetenschap
bedrijven houdt weer in het zoeken naar causale relaties om voorspellingen
mogelijk te maken en zo zekerheid over de toekomst te geven. Postmodernisme Het
begrip postmodernisme werd voor het eerst gebruikt in de culturele kritiek van
de zestigers, toen protestgroepen gevoel, irrationaliteit en anarchie
benadrukten. Postmoderne benaderingen kunnen gezien worden als een meer
consequente uitwerking van de ideeën die reeds rond 1900 waren geuit. Maar
pas in de jaren 80 werd er gesproken over 'postmoderne tijden'. Dit
heeft duidelijk te maken met allerlei sociaal-economische ontwikkelingen
(nieuwe informatie-technologieën, flexibele arbeidsprocessen, globalisering
van economische markten), waardoor de dagelijkse ervaringen van mensen zijn
veranderd in vergelijking met die van de zestiger jaren. Degenen die het
begrip 'postmodernisme' positief gebruikten, geven daarmee hun kritiek op de
bestaande wetenschapsopvattingen én op de bestaande maatschappelijke
verhoudingen weer. Maar zij vormen de minderheid: het aantal critici van
postmoderne opvattingen, die deze opvattingen voortdurend pogen belachelijk te
maken of te negeren, is veel groter dan het aantal voorstanders van
postmoderne benaderingen. Met postmodernisme wordt dan ook geen nieuwe periode
na het modernisme bedoeld. Postmodernisme is veel meer een perspectief van
waaruit kritische vragen worden gesteld over de beperkingen van de
moderniteit/het modernisme. De
beperkingen van het modernisme zijn onder meer: de dominantie van het
Westerse, witte, heteroseksuele, middenklasse en mannelijke denken dat alle
andere stemmen uitsluit; de nadruk op Cultuur met een hoofdletter, hetgeen
populaire en andere culturen uitsluit, de nadruk op homogeniteit en
duurzaamheid, zoals dat tot uiting komt in sociale bewegingen die streven naar
een eenduidig programma of een universele ideologie waar alle activisten zich
achter moeten scharen. Postmoderne
waarden houden in een voorkeur voor verschillen in plaats van uniformiteit, de
nadruk op een open einde, de acceptatie van incompleetheid en onzekerheid,
zelf-expressie, heterogeniteit, pluralisme en voortdurende reflexiviteit en
verandering. Zestigers Voor een
deel zijn deze postmoderne waarden te zien als een verdere uitwerking van de
(anarchistische) kritiek van de zestigers op de wetenschap en de
zelfvergenoegzaamde instituties van de maatschappij. Toen rond 1970 velen van
hen marxistisch werden, werd de voordien geuite cultuurkritiek echter
verschoven tot na de revolutie. De meeste postmoderne theoretici zijn ook
tijdelijk min of meer marxistisch geweest, terwijl ze tegelijkertijd het
belang van (het begin van) de zestiger jaren zijn gaan uitwerken. Zo hebben ze
gebruik gemaakt van de zestiger-jaren kritiek op het begrip politiek en op
autoriteiten en experts. Tevens hebben ze deze kritiek uitgebreid. Het idee
van de zestigers dat politiek niet beperkt kan worden tot de staat of tot
partijpolitiek hebben postmodernen uitgebreid door de relatie tussen politiek
en cultuur en politiek en identiteitsvorming uit te werken. Daarnaast hebben
ze geanalyseerd hoe autoriteiten en specifieke interpretaties van 'feiten'
samenhangen en hoe dat weer in relatie staat tot allerlei als vanzelfsprekend
opgevatte dualiteiten (zoals man-vrouw; cultuur-natuur, actief-passief,
verstand-gevoel). Maar er
bestaan ook verschillen tussen de postmoderne waarden van (een klein deel van)
de negentigers en die van de meer modernistische van de zestigers (waarvan
natuurlijk ook maar een klein deel politiek actief was). Zo is het hoopvolle
idealisme van de zestigers in de jaren negentig veranderd in onzekerheid. Toen
had men het idee op het keerpunt van grote veranderingen te staan en de
spontane ludieke acties ('de verbeelding aan de macht') maakten dat de media
en ook de autoriteiten veel meer open stonden voor het idee dat veranderingen
niet meer tegen te houden waren. Volgens
postmodernisten houdt politiek actief zijn nu veel meer een soort van
affiniteiten-politiek in (ja, ze hebben het oud-anarchistische begrip weer
ingezet), waarbij tijdelijke associaties worden georganiseerd met iedereen die
met de doeleinden van dat moment eens is. Of, zoals Angela McRobbie stelt in In
the Culture Society (1999, p.90): We zullen moeten leven met de
fragiliteit van zulke politieke partners, liever dan te wachten op een
toekomst waarin op een miraculeuze wijze een eenheid zal zijn bereikt, zoals
de term 'bevrijding' B
uit de jaren zestig - suggereerde. Er is nu veel meer bewustzijn dat de poging
om mensen allemaal op één lijn te krijgen het gevaar van dwang inhoudt en
van het normaliseren van mensen tot een gefixeerd ideaal. Solidariteit Tegenwoordig
kunnen mensen tegelijkertijd verschillende identiteiten hebben en dit heeft
onze ideeën over eenduidige collectiviteiten ondermijnd. Er is niet langer
sprake van een vanzelfsprekende solidariteit met de categorie of groep waartoe
je 'behoort'. Zo'n solidariteit moet eerst verworven worden, waarbij geldt dat
men het niet op alle punten eens hoeft te zijn met elkaar, maar wel dat men
elkaar respecteert in hun verschillen en openstaat voor veranderingen. De
nadruk ligt nu meer op het individu dan op het collectief. Maar alle
postmodernisten bekritiseren het liberale idee van het autonome individu:
mensen zijn altijd sociale wezens. De postmodernist Foucault bijvoorbeeld
pleit voor zorg voor jezelf als vrijheidspraktijk, waarbij je jezelf en de
ander niet bij voorbaat ziet als tegengesteld. De beroemde punk-theoreticus
Duncombe spreekt over de coöperatieve individualiteit van punkers. Kumar
heeft het over de mogelijkheid dat mensen zichzelf kunnen beschouwen als leden
van een gemeenschap van 'self-contituters'. Mijns
inziens ziet men de hierboven beschreven waarden al in veel huidige
protestgroepen terug, zonder dat de activisten ooit van postmodernisme hebben
gehoord. Maar ook degenen die het postmodernisme afwijzen en alleen de clichés
hierover herhalen (het is a-politiek, leidt alleen tot relativisme, wijst 'de'
rationaliteit en 'de' concrete werkelijkheid af B
van wie?? - ), hanteren in hun politieke handelingen en opvattingen mijns
inziens al veel meer postmodernistisch te noemen noties dan ze zelf weten. Ook
beseffen velen niet dat het postmodernisme veel anarchistische ideeën in zich
heeft gecombineerd. Utopisch Ik heb
het in dit artikel steeds gehad over 'het' postmodernisme, maar vele hier door
mij aangehaalde auteurs zullen zichzelf niet altijd zo benoemen. 'Het'
postmodernisme bestaat dan ook niet, maar wel komt de inzet overeen. Deze
inzet heb ik hier proberen weer te geven, in mijn eigen bewoordingen. Anderen
zeggen het soms mooier en korter. Zo stelt McKay over de Engelse
Do-it-Yourself activiteiten in Senseless acts of Beauty (1996): DiY is
een postmoderne variant op de protestbewegingen van de 1960s. Het verschil is
dat de strijd niet langer is gericht tegen de gevestigde orde en dat DiY
activisten nu hun eigen gemeenschappen vormen om samen te leven. De
overeenkomst met de jaren zestig is dat de grenzen tussen idealisme, politiek
en cultuur vervaagd zijn en dat DiY een sterk utopisch karakter heeft. Ik zou
iedereen willen oproepen om meer na te denken over de consequenties van het
afzien van eenduidige ideologieën. Om de discussie over postmodernisme te
stimuleren wil ik eindigen met hetgeen Stephen White in Political theory
and Postmodernism (1991) "we kunnen de postmoderne kritiek op de
maatschappij niet negeren". Ten eerste niet omdat de legitimatie van
de grote idealen in de wetenschap en de politiek hun geloofwaardigheid aan het
verliezen zijn. Ten tweede niet omdat er een groeiend besef bestaat dat de
rationalisatie van de maatschappij tot instituties en vertogen heeft geleid
die mensen op hun plaats houden. Ten derde niet vanwege de politieke
ambivalentie van de nieuwe informatie-technologiën (die aan de ene kant
kunnen leiden tot een controlerende macht, maar aan de ander kant tot de
mogelijkheid een stem te geven aan de 'niet-gehoorde Anderen' hetgeen kan
leiden tot radicale democratie). En tot slot niet omdat het postmodernisme de
nieuwe sociale bewegingen heeft veranderd: deze bewegingen vragen niet langer
om voorzieningen om onrecht te compenseren, maar streven tegenwoordig naar het
recht om hun eigen leven te kunnen leven zonder daarvoor onrecht te hoeven
ervaren. Wie
reageert?
Saskia
Poldervaart |
|
|