Uitzettingen Schiphol: cijfers gebruik van dwang, december 1999 Uitzetting verhinderd, oktober 1998 De verwijderingsmachine op volle toeren, september 1999 Europese samenwerking en tegenwerking, december 1997 Het verwijderingsbeleid, december 1997 Oude wijn in nieuwe zakken, december 1997 |
Europese samenwerking en tegenwerkingDe spectaculaire gezamenlijke verwijderingsacties in 1995, waarin Nederland, Duitsland en Frankrijk in charters Zaïrezen naar Kinshassa verwijderden, leken een nieuwe stap in het Europese verwijderingsbeleid te zijn. Sindsdien is het weer wat stiller geworden. De Europese Lidstaten komen slechts moeizaam tot samenwerking op dit gebied. In heel Europa worden dagelijks uitgeprocedeerde vluchtelingen en illegalen verwijderd. In Frankrijk steeg het aantal verwijderingen in 1996 met 25 procent. Onder meer met behulp van 35 speciale charters werden ruim 23.000 mensen verwijderd. Minister van Justitie Debr verklaarde dat er behoefte was aan twee charters per week. Spanje heeft er een handje van om vooral Afrikaanse asielzoekers te dumpen in elk willekeurig Afrikaans land dat hen wil hebben. Met een premie van honderd dollar per vluchteling probeert Spanje de landen te bewegen vluchtelingen terug te nemen - of ze nu uit dat land komen of niet. België, zo bleek uit het boek van Chris de Stoop, huurt de diensten in van een bedrijf dat zich heeft gespecialiseerd in de verwijdering van 'moeilijke gevallen'. En Duitsland maakt zich op voor de verwijdering van driehonderdduizend vluchtelingen uit Bosnië, dat in Duitse ogen inmiddels weer veilig genoeg is om naar terug te keren. Veilige derde landen De 'problematische' landen liggen allemaal buiten Europa. Er wordt dan ook het meest verwijderd naar Europese landen. Volgens cijfers in 'De keten in kaart', een intern IND-rapport, gaat het in het geval van Nederland om zo'n vijftig procent van het totaal aantal verwijderingen. Volgens de IND heeft dat vooral praktische oorzaken. Het is makkelijk (vervangende) reisdocumenten te krijgen, de reismogelijkheden zijn uitgebreider en er zijn meerdere wijzen van vervoer mogelijk. Inhoeverre dit cijfer ook voor de andere Europese lidstaten geldt, is niet duidelijk. Uit cijfers van het CIREFI blijkt alleen dat in de eerste helft van 1996 vijftigduizend verwijderingen hebben plaatsgevonden. Sanitaire gordel Aan dit beginsel zitten zogenaamde 'terugname-overeenkomsten' gekoppeld. Het Schengen-Polen akkoord staat model voor deze overeenkomsten. In dit akkoord verplicht Polen zich om - op haar kosten - vreemdelingen terug te nemen die via haar grondgebied het Schengengebied zijn binnen gereisd, maar daar niet mogen blijven. Dat kan om illegalen gaan, maar ook om vluchtelingen wier asielverzoek wordt afgewezen of niet in behandeling genomen. Op die manier fungeert Polen als grenswacht voor de Schengenstaten. Het is immers in haar eigen belang om te voorkomen dat illegalen of vluchtelingen het Schengengebied kunnen binnenreizen. Nu met alle landen van Midden- en Oost-Europa dergelijke overeenkomsten zijn afgesloten, is er een cordon sanitaire gelegd rond Europa. Als reactie sluiten de Midden- en Oost-Europese landen op hun beurt weer terugname-overeenkomsten af met de buurlanden. Er zijn bijvoorbeeld al overeenkomsten afgesloten met Wit-Rusland, dat zelfs geen partij is bij het Vluchtelingenverdrag van Genève. Op deze manier is een glijbaan ontstaan waarlangs vluchtelingen die Europa proberen te bereiken, van land naar land worden afgeschoven, zonder dat hun asielverzoek in behandeling wordt genomen. In een commentaar op de praktijk van de terugname-overeenkomsten levert de commissie Meijers, een groep deskundigen op het gebied van het asielrecht, scherpe kritiek. De commissie stelt dat de overeenkomsten voornamelijk zijn ontworpen om het 'veilige derde landen'-principe soepel te kunnen toepassen en om de verwijdering van uitgeprocedeerde vluchtelingen te vergemakkelijken. In de terugname-overeenkomsten staan geen waarborgen tegen 'refoulement': het risico dat een vluchteling terug wordt gestuurd naar het land dat hij of zij ontvlucht is, zonder de kans te hebben gehad ergens een asielverzoek in te dienen. Daarnaast legt het een druk op staten om hun grenzen potdicht te gooien, en ook dat ondergraaft het recht op asiel. De commissie is dan ook van mening dat "het niet legitiem is terugname-overeenkomsten toe te passen op asielzoekers." Problemen afschuiven Toch werkt het systeem in de praktijk nog niet zoals het op de tekentafel is ontworpen. Dat komt vooral door de grote belangentegenstellingen tussen de Europese lidstaten. Met de mond wordt de Europese solidariteit beleden als het gaat om het gezamenlijke 'probleem' van vluchtelingen. In praktijk is men echter vooral druk doende de problemen op elkaar af te schuiven. Een voorbeeld: in Nederland vraagt een Afghaan asiel aan. Hij of zij is niet via Schiphol binnengekomen. Volgens de Europese afspraken is Nederland niet verantwoordelijk voor de behandeling van dit asielverzoek: alleen vluchtelingen die via haar buitengrens zijn binnengekomen, worden in procedure genomen. Een andere Europese staat is verantwoordelijk voor de Afghaanse vluchteling, en wel de staat waar deze als eerste is binnengekomen. Het wenkend perspectief dat staatssecretaris Kosto in het Verdrag van Schengen zag, blijkt tegen te vallen. Kosto hield de Kamer indertijd voor dat slecht zestien procent van de vluchtelingen Nederland via haar buitengrens bereikte. De overigen zouden niet langer een Nederlandse verantwoordelijkheid zijn. In de brief aan de Kamer berekent de regering dat vijfenzestig procent van de asielverzoeken die ze in behandeling neemt, eigenlijk niet haar verantwoordelijkheid is. "Schengen heeft tot op heden niet gebracht wat er op grond van het theoretisch sluitende concept van verwacht mocht worden" verzucht staatssecretaris Schmitz in haar brief. Terugnameplicht In praktijk zit Nederland dus in haar maag met vluchtelingen die het zelf moet zien te verwijderen. Tot haar misnoegen constateert de Nederlandse regering dat juist de landen waaruit de meeste asielzoekers komen, de minste bereidheid tonen mee te werken aan terugname. Daarom voert Nederland, samen met Duitsland, al jarenlang een verwoedde lobby binnen de Europese Unie om gezamenlijk deze landen onder druk te zetten. Naar analogie van de verdragen met de Midden- en Oost-Europese landen wil men ook met deze landen terugname-overeenkomsten sluiten. Nederland en Duitsland willen dat in de handelsakkoorden die de Europese Unie afsluit met derde landen, een standaard-bepaling wordt opgenomen over de verplichte terugname van afgewezen vluchtelingen en illegalen. De druk van de Europese Unie - en het belang van derde landen om toegang te krijgen tot de Europese eenheidsmarkt - is nu eenmaal groter dan druk op bilateraal niveau. Ook hier botsen echter de belangen van vooral Nederland en Duitsland met die van andere lidstaten. In de zuidelijke lidstaten bijvoorbeeld, met een anders gestructureerde economie, wordt de aanwezigheid van illegale migranten minder problematisch gevonden. Meer nog dan in de Noordelijke staten draaien grote delen van de Zuidelijke economieën op illegaal werk. Deze landen hebben weinig zin onderhandelingen over handelsakkoorden te belasten met terugname-bepalingen. "Er wordt zeer verschillend gedacht over het opnemen van een terugnameplicht in handelspolitieke overeenkomsten omdat niet iedere lidstaat wordt geconfronteerd met dezelfde verwijderingsproblematiek" schreef de regering vorig jaar aan de Kamer. Er zijn wel enige resultaten bereikt. Bij de onderhandelingen met Marokko is het gelukt om een soort terugnameplicht aan het handelsakkoord te plakken. Maar met landen als Israël, Egypte, Syrië, Algerije en Libanon slepen de onderhandelingen zich voort. Voor CDA-kamerlid Maxime Verhagen is Marokko het schoolvoorbeeld van hoe het zou moeten. Volgens hem heeft Europees Commissaris Metoutez, onder andere op basis van informatie die hij kreeg van de Amsterdamse politie over de onwil van Marokko om Marokkaanse criminelen terug te nemen, Marokko de duimschroeven aangedraaid. "Jongens, jullie kunnen lang en breed praten" parafraseerde Verhagen de de Europees Commissaris, "maar dit akkoord komt er alleen maar als er een terugnameplicht komt." Verhagens conclusie is duidelijk: "Vanwege die druk heeft Marokko dat toen geaccepteerd en niet omdat het vrijblijvend werd gevraagd." 'Vrijwillige terugkeer' Gezien de vaak moeizame Europese samenwerking probeert de Nederlandse regering waar mogelijk zelf oplossingen te vinden. Het probeert op bilateraal niveau terugname-overeenkomsten af te sluiten met de 'moeilijke' landen. Tot voor kort zat hier weinig schot in. Het CDA bepleit sinds jaar en dag om de ontwikkelingshulp aan deze landen stop te zetten, zolang er geen medewerking op dit gebied komt. Tot nu toe heeft het kabinet en een kamermeerderheid deze optie steeds afgehouden. Ontwikkelingshulp is vaak de brug waarlangs politieke en economische betrekkingen met een land worden opgebouwd, en deze invloed raakt men niet graag kwijt. Maar het kabinet denkt wel in hetzelfde schema. Waar het CDA een voorliefde voor de stok heeft, hanteert het kabinet liever de wortel. En met succes. |
|
|