Wat valt er te kiezen? (mei 1998) De zin of onzin van discussies met politici (mei 1998) Samenwerken en netwerkvorming (december 1996) Humanistische Beweging (oktober 1996) Discussie met kleur(april 1996) Discussie over de Identificatieplicht(april 1996) |
27 September 2000 Naar een aangeharkte dode stadBinnenkort wordt het gekraakte complex de Kalenderpanden aan het Entrpotdok ontruimd. Op 22 augustus jl. is het ontruimingsvonnis betekend. Een raadsadres om ontruiming te voorkomen, door Geert Mak ingediend, dat 21 augustus jl. werd behandeld, mocht niet baten. Hiermee verdwijnt één van de laatste markante gebouwen in de binnenstad van Amsterdam die geschikt zijn als broedplaats voor wonen, werken en cultuur.In jaren is het niet meer voorgekomen dat er zo'n brede steun uit de samenleving kwam voor het behoud van een gekraakt pand. Op 29 januari jl was er een demonstratie voor behoud van de panden waar 2000 mensen aan deelnamen. Enkele prominente Amsterdamers waaronder Frans Heddema, Richter Roegholt en Huib Schreurs hebben een oproep gedaan aan de gemeente tot behoud van de panden en meer dan vijfhonderd mensen ondertekenden een open brief aan de gemeente met als titel 'geen ontruiming Kalenderpanden' die als advertentie op 22 februari jl in deze krant verscheen. Het gaat dan ook om meer dan alleen het verdwijnen van een aantal goedkope woon- en werkruimten. De Kalenderpanden zijn inmiddels symbool geworden voor een verdwijnende kleinschalige woon/werkcultuur in Amsterdam die plaats maakt voor dure appartementen, hotels en commerciële bedrijven. Na een serie aankopen begin jaren tachtig onder druk van een sterke en grote kraakbeweging is het nu nog slechts ontruimen wat de klok slaat. De afgelopen vijftien jaar heeft de gemeente keer op keer gekozen voor het grote geld in plaats van voor de woon/werk cultuur. Panden als Wijers aan de Nieuwe Zijdse Voorburgwal, het Rijkskledingmagazijn aan de Conradstraat en de Silo aan het IJ zijn hierdoor verdwenen. Kenmerkende panden die zich hadden ontwikkeld tot bruisende centra van nieuwe cultuur, zelfwerkzaamheid en zelfbeheer. Het waren voormalige fabrieks- en opslagcomplexen die uitermate geschikt zijn voor die initiatieven en die daarmee Amsterdam tot een levendige, leefbare stad maken. Dat kun je niet zeggen van de talloze nieuw verschenen hotels, appartementencomplexen en sierbestratingen. Wat die vooral gemeen hebben, is het economische belang binnen een doorgeschoten kapitalistische consumptiemaatschappij. Misschien 'oubollige' kritiek, maar daarom niet minder juist. Het beleid van het Amsterdamse gemeentebestuur maakt duidelijk dat dit economische belang de belangrijkste basis is waarop keuzes gemaakt worden. Dit is vaak tegenstrijdig met het welzijn van vele Amsterdammers en de stad als sociaal/cultureel fenomeen. Inmiddels is bij het bestuur langzaam doorgedrongen dat met haar beleid Amsterdam wel erg aan het verschralen is. Steeds meer cultuur-, en kunstinitiatieven verdwijnen. Door onder andere druk vanuit een aantal bedreigde panden, georganiseerd in het Gilde van Woonwerkpanden, heeft de gemeente een 'broedplaatsenbeleid' ontwikkeld. Op 4 april jl. verscheen het plan van aanpak Broedplaats: 'Geen cultuur zonder subcultuur'. Het voorstel is om 90 miljoen gulden ter beschikking te stellen voor het faciliteren van broedplaatsen. Het moeten plekken zijn die "…zorgdragen voor het realiseren van kleinschalige infrastructuur voor (overwegend) niet commerciële, culturele ondernemers.". Verder wordt als doelgroep onder andere omschreven: groepen die gericht zijn op "…het samen leven en werken om tot synergie en kruisbestuiving te kunnen komen, deel uitmakend van een subcultuur, met een eigen economie, niet gericht op commercieel succes.". Of je met dit broedplaatsenbeleid nu veel opschiet is maar de vraag. Politiek beleid betekent namelijk niet alleen mooie woorden en een zak geld op tafel. Als de gemeente serieus is in haar voornemen dan zou ze juist bestaande broedplaatsen moeten beschermen en zien te behouden. Hier is de laatste jaren weinig van te merken. Het zou betekenen dat in het geval van de Kalenderpanden, waarover iedereen het eens is dat dat nu juist het voorbeeld van een broedplaats is, de gemeente naast geld geven ook politiek moet handelen. Eigenaar van de Kalenderpanden is de gemeente in de hoedanigheid van het grondbedrijf. Een uitgelezen kans zou je denken om de voornemens waar te maken. Er zijn echter al contracten met de projectontwikkelaar BAM voor het realiseren van 44 koopappartementen van tussen de 600.000 en 1.000.000 gulden. De gemeente kan, als zij dat wil, gesprekken aangaan met en druk uitoefenen op de BAM om af te zien van de plannen en de BAM eventueel een vervangende bouwlocatie aanbieden. Het zal niet de eerste keer zijn dat er na nieuwe onderhandelingen een contract opengebroken wordt. Dit is echter niet gebeurd. Je kunt dan ook spreken van politieke onwil van de gemeente om iets te ondernemen. Het zijn dus de projectontwikkelaars en niet het gemeentebestuur die zo de ontwikkeling van de stad sturen. Maar niet alleen het gemeentebestuur, ook de gemeenteraad maakt haar keuze voor de vrije markt. Zelfs een partij als GroenLinks doet dat. De politieke partijen die opgegaan zijn in GroenLinks - CPN, PPR en PSP - stonden begin jaren tachtig nog al eens pal achter de strijd tegen speculatie en voor behoud van woon/werk panden. Maar blijkbaar is inmiddels de band met maatschappij-critische groeperingen en actiegroepen minder sterk dan de band met de gevestigde orde. Binnen de gemeenteraad is zodoende een ruime meerderheid en dus voldoende politiek draagvlak om met inzet van een paar pelotons Mobiele Eenheid een levendige woonwerkcultuur met geweld op straat te zetten. Dat is er dan weer één in een lange reeks die hieraan vooraf ging. Als naast het beschikbaar
stellen van geld het toekomstige broedplaatsenbeleid weinig anders is dan
een vervolg op de politiek van de laatste 15 jaar, betekent dit dat het
bestaansrecht van een broedplaats overgelaten wordt aan de vrije markt.
Met andere woorden de kans dat een broedplaats in het centrum zich kan
ontwikkelen is vrijwel uitgesloten. Het gemeentebestuur laadt zo de verdenking
op zich de toenemende druk tot behoud van broedplaatsen te proberen af
te kopen, in plaats van daadwerkelijke politieke keuzes te maken.
|
|
|