In de schaduw van de creatieve stad

Door Eric Duivenvoorden is onder andere betrokken bij De Vrije Ruimte

05-02-2004

Jarenlang is er niet naar ze omgekeken en hebben ze een zwervend bestaan geleid, immer op zoek naar een eigen plek en dagelijks in gevecht om het hoofd boven water te houden. Maar opeens staan de Amsterdamse kunstenaars, krakers en andere creativelingen die hun inspiratie buiten de gevestigde orde vorm geven in het middelpunt van de belangstelling. Achter hun rug om maakt de burgemeester tegenwoordig goede sier met de typisch Amsterdamse vrijgevochtenheid die het artistieke, politieke en culturele milieu traditioneel kenmerkt. Amsterdam heeft 't, Amsterdam heeft 't helemaal, want het is tegenwoordig een 'creatieve stad'. "Amsterdam Creatieve Stad geeft ruimte aan talent. We moeten oog hebben voor een klimaat dat (…) nieuwe samenwerkingvormen tussen overheid, bedrijfsleven, creatieve geesten en kennisinstellingen mogelijk maakt", aldus burgemeester Cohen in zijn nieuwjaarstoespraak 2004.
De vorige burgemeester, Patijn, zette in 2000 de toon met zijn uitroep: "Geen cultuur zonder subcultuur". Cohen treedt in diens voetsporen en heeft de afgelopen tijd in enkele toespraken aangegeven feeling te hebben met het onderwerp. Het is op zich al winst dat het Amsterdamse stadsbestuur zich met langetermijnvisies rond stedelijke ontwikkeling en creativiteit bezighoudt. Maar om het debat over de toekomst van de creatieve stad serieus voor te zetten is een correctie op de ingeslagen weg noodzakelijk.

Tientallen miljoenen euro's zijn sinds 2000 door de gemeenste Amsterdam besteed aan het aankopen van kraakpanden en het oprichten en behouden van ateliers voor kunstenaars en werkplaatsen voor ambachtslieden. Met het beschikbaar stellen van deze zogenaamde broedplaatsen hoopt de stad de creatieve vlucht in te dammen die de afgelopen jaren door de stijgende onroerendgoedprijzen op gang kwam.
Om de waarde voor de stad nog eens te benadrukken heeft het kunstenaarscollectief W139, eind jaren zeventig ontstaan uit de kraakbeweging, onlangs de Amsterdamprijs voor de Kunsten 2003 in ontvangst mogen nemen. En in het najaar van 2003 hield Cohen de inleiding op de in de Westergasfabriek gehouden internationale conferentie "Creativity and the city", waar wetenschappers, kunstenaars en andere deskundigen van over de hele wereld uitgenodigd waren om over de bijzondere waarde van creativiteit voor de postindustriële stad te reflecteren.
Als cultureel ondernemer wordt de kunstenaar tegenwoordig door het gemeentebestuur op een voetstuk gezet en rechtstreeks bij het debat over de toekomst van de stad betrokken. Alle plotselinge aandacht is niet vrijblijvend maar houdt, volgens Cohen, met niets minder verband dan de "ontwikkelingen in de mondiale kennis- en diensteneconomie".

Onverwacht blijkt de vrijgevochten kunstenaar over een kapitaal te beschikken dat voor de toekomst van de stad van onschatbare waarde is. Volgens de heersende opvattingen, waar het gemeentebestuur zich bij aangesloten heeft, kan het economische kapitaal slechts gedijen in een omgeving die rijk is aan creatief kapitaal. Steden die willen concurreren in de globale wereldeconomie zullen het vooral moeten hebben van hun 'creatieve klasse', dat wil zeggen de bezitters van dit creatief kapitaal: kunstenaars, ontwerpers, ondernemers en alle anderen die op eigentijdse wijze in staat zijn informatiestromen op te vangen, te interpreteren en aan te vullen. Kernactiviteit van het hedendaagse productieproces is niet langer fysieke arbeid maar de creatieve productie van kennis, ideeën, programma's, concepten, ontwerpen en illusies. De mate waarin een stad erin slaagt een inspirerende concentratie van creatief talent bij elkaar te brengen en te houden wordt daarmee bepalend voor haar welzijn en geluk. Niet omdat er voor de bewoners een prettige leefomgeving wordt gecreëerd maar in de eerste plaats omdat zo'n concentratie naar verwachting een steeds belangrijkere rol zal spelen bij de afweging van bedrijven om zich al dan niet in de stad te vestigen.

Maar er is nog een reden waarom kennis en creativiteit tegenwoordig zo'n belangrijke rol spelen. De consumptiemaatschappij heeft een niveau bereikt van een ongekend snelle roulatie van goederen, zowel kwantitatief als kwalitatief. Toen begin vorige eeuw de lopende werd uitgevonden kon de markt massaal bestookt worden met steeds goedkopere producten. De keus evenwel was beperkt; er rolde slechts één soort T-Ford van de lopende band, en daar moest iedereen het mee doen. De ontwikkeling van de markt heeft sindsdien een hoge vlucht genomen, steeds meer en steeds diversere producten verdringen zich om de gunst van de consument. Die laat zich op zijn beurt geen eenheidsworst meer in de maag splitsen. De consument is met de markt meegegroeid en weet steeds beter de weg in het doolhof van overvloed. Maar onderweg wordt hij voortdurend verleid: neem mij, pak mij, koop mij. Zijn hele wakkere leven is hij tegenwoordig blootgesteld aan reclame en merchandising. Nieuw producten smeken om zijn aandacht, want de consument moet consumeren. Onze riante welvaart is gebaseerd op dit uitgangspunt. Genoeg is nooit genoeg. Als de machine hapert worden met angst en beven de cijfers van het consumentenvertrouwen afgewacht. De lichtste stijging doet de beurzen opveren: Hoera, de consument krijgt er weer zin.
Om hem steeds zover te krijgen zich te buiten te gaan aan nieuwe producten is een grote mate van inventiviteit, innovatie en creativiteit een noodzakelijke absolute voorwaarde.

Om het belang van de innovatie voor de economie aan te geven staat premier Balkende zelf sinds kort aan het hoofd van het Nationaal Innovatieplatform. Innovatie is tegenwoordig het toverwoord waarmee universiteiten en onderzoeksinstellingen aan het bedrijfsleven worden gekoppeld. De samenwerking verloopt lang niet in alle gevallen spontaan maar wordt gestuurd door budgettaire maatregelen van de overheid; des te beter onderzoek is afgestemd op de behoefte van het bedrijfsleven, des te hoger de overheidsbijdrage..
Het is duidelijk dat tal van wetenschappelijke vakgebieden op deze wijze in de verdrukking komen. In de wereld van productinnovatie en marktimplementatie zit nu eenmaal niemand meer te wachten op de resultaten van de studie naar, om maar iets te noemen, Chinese tekenstructuren uit de Tang-dynastie. Alles moet tegenwoordig uiteindelijk 'vermarkt' kunnen worden.

Behalve aan technische vernieuwingen hebben bedrijven ook op een andere manier behoefte aan creatieve input. De omloopsnelheid van producten wordt steeds groter, de afstand tot de doelgroep steeds kleiner. De markt wordt continu afgetast op een veranderend gevoel, een omgeslagen stemming. Binnen de kortste keren moet op de nieuwe trend worden ingespeeld om maar geen marktaandeel te verliezen. Nog beter is het vooruit te lopen op nieuwe ontwikkelingen en een steeds groter deel van de markt op te eisen. De marketing zorgt vervolgens voor de vertaalslag en komt met steeds subtielere verleidingstactieken. In deze ratrace speelt het creatieve vermogen van bedrijven een cruciale rol. En creativiteit, is dat niet de core-business van de kunst- en cultuursector? Na de wetenschap dreigen nu ook de kunst en cultuur uitgeleverd te worden aan de behoeftes van de markt

In de creatieve stad zoals die van hogerhand gepropageerd wordt, worden kennis en creativiteit dus niet langer op hun eigen merites beoordeeld maar slechts beschouwd als "de motor van ruimtelijke, sociale, culturele en economische verandering" en de "belangrijkste grondstoffen van de 21e eeuw". De creatieve stad zoals Cohen c.s. die voor ogen staat is dan ook geen utopisch kunstenaarsparadijs of een inspirerend kennisuniversum, maar het zenuwcentrum van de postindustriële vrijemarkteconomie, een hub in het globale wereldsysteem.

Het is duidelijk dat een inspirerende, creatieve omgeving bij kan dragen aan een gezond economische klimaat in de stad. Maar dat is heel wat anders dan de regelrechte uitlevering van de kunst en cultuur aan het bedrijfsleven die nu op program staat. Dat ondernemingen willen werken in het creatieve milieu van de stad, wil geenszins zeggen dat de stad op de leest van de economie geschoeid moet worden. Het creatieve milieu zou namelijk vastgesteld en vormgegeven moeten worden door iedereen die er woont en werkt. Vooral in het huidige mondiale economische systeem is het voor lokale gemeenschappen levensbedreigend te dansen naar de pijpen van het bedrijfsleven. Bedrijven zijn nog altijd met handen en voeten gebonden aan de eisen van de aandeelhouders en die hebben tot nu toe nog nooit iets anders nagestreefd dan zo'n hoog mogelijk rendement in zo'n kort mogelijke tijd. De kortetermijnbelangen van het bedrijfsleven staan te vaak op gespannen voet met de belangen van lokale gemeenschappen. Denk maar niet dat de bedrijven die in de afgelopen decennia volop gebruik hebben gemaakt van de goedkope arbeidskracht van immigranten, zich van hun lot iets aantrekken als ze overbodig zijn geworden. Die problemen worden afgewenteld op de lokale gemeenschap. Ook van de natuurlijke hulpbronnen wordt 't liefst alleen maar gebruik gemaakt zonder voor de kosten van de vervuiling ervan te hoeven opdraaien. Bedrijven zijn net voetballers, hoe geliefd ze onder het publiek ook zijn, als zich een goede kans voordoet op positieverbetering zijn ze van de ene op de andere dag vertrokken, de fans ontredderd achterlatend.

De burgemeester onderschat de krachten waaraan hij Amsterdam uitlevert volledig.
In de creatieve stad zoals Cohen die voor ogen heeft, staat alles in het teken van de concurrentie. Creativiteit biedt hier geen meerwaarde, maar is absolute voorwaarde voor een opgevoerde productie. Een van de meest ingrijpende gevolgen van het idee van de creatieve stad ten dienste van de globale economie is een ongekende tweedeling tussen de allochtone en autochtonen bevolkingsgroepen.
Cohen mag dan het afgelopen najaar ten overstaan van een internationaal gezelschap experts op het gebied van de creatieve stad beweren dat"Amsterdams etnische en culturele diversiteit een belangrijke component vormt van het creatieve milieu", iedereen die van de huidige ontwikkelingen in de stad op de hoogte is, kan met eigen ogen zien dat in de praktijk allochtone bevolkingsgroepen steeds verder in de verdrukking komen. In de dromen van de burgemeester worden de allochtonen misschien nog onthaald "met een open houding voor mensen en producten uit vreemde landen", - in die zin kunnen immigranten inderdaad een bron van inspiratie zijn - de praktijk is dat men ze bij ontwaken vaak terugvindt in Amsterdams troosteloze tuinsteden, waar men er, als men al werkt heeft, voor dag en dauw op uittrekt om het vuile werk op te knappen, waarvoor het hoogopgeleide witte deel van de bevolking in haar "creatieve ecosysteem" de neus ophaalt.

De creatieve stad heeft enerzijds behoefte aan een hoogopgeleide 'creatieve' bevolking, en anderzijds aan een zo volgzaam mogelijk leger van ondersteunend personeel: schoonmakers, kantinepersoneel, verkeersregelaars, vuilnisophalers, productiemedewerkers etc. De creatieve inbreng wordt vooral verwacht van de andere helft van de bevolking. De veelgeprezen kunst- en cultuursector dient dus aansluiting te zoeken bij de wensen en behoeftes van de hogeropgeleiden. Inspiratie, uitwisseling en ontmoeting zijn hier de sleutelwoorden die moeten leiden tot een bloeiend creatief milieu. In zo'n milieu struikelt men niet graag over de stofzuiger en verdraagt men de toiletjuffrouw hooguit in uniform.

Wie de markt haar werk laat doen mag niet verwachten, zoals burgemeester Cohen, dat dit deel van de bevolking als ze maar haar best doet en hogere opleidingen volgt, vanzelf aansluiting zal vinden bij de creatieve stad. De wens is hier de vader van de gedachte. De omvorming van het onderwijssysteem is in Nederland al zover voortgeschreden dat de reeds bestaande tweedeling er in de toekomst alleen maar door versterkt kan worden. Met een havo- of vwo-diploma is de creatieve stad langs alle kanten bereikbaar, wie echter terechtkomt op het vmbo, kan zich voorbereiden op een bestaan aan de onderkant van de samenleving. In de creatieve stad van Cohen worden zo vooral de allochtone bevolkingsgroepen in hoog tempo veroordeeld tot een permanente kansarme onderklasse.

Wie bij de vorming van een creatieve stad alleen maar naar boven kijkt, wordt vroeger of later geconfronteerd met onbedoelde neveneffecten, die juist datgene waar zo hoog over wordt opgegeven - de creativiteit - in de kiem smoren. Als de tweedeling tussen de creatieve wereld en de ondersteunende wereld op het huidige niveau blijft bestaan of zich zelfs nog verder verdiept, zal de stad Amsterdam niet alleen cultureel maar ook fysiek verder opgedeeld worden. Het creatieve leefmilieu zal zich op alle mogelijke manieren afschermen van wijken waar gewelddadigheid en criminaliteit regelmatig zorgen voor een agressieve en uitzichtloze stemming. Menging zal tot het hoogstnodige beperkt worden en aan strikte regels gebonden. De controle en repressie die hiervoor nodig zijn verdragen zich echter slecht met een onbelemmerde en spontane uitwisseling van ideeën en informatie. Het creatieve stedelijke netwerk zal in zichzelf keren en te gronde gaan aan angst en achterdocht. Het omgekeerde is natuurlijk ook het geval, want.waar liggen nog mogelijkheden voor creativiteit in een structureel onveilige omgeving. Voorkomen moet alleen worden dat de balans doorslaat en in een neergaande spiraal terecht komt van angst, controle en repressie, en isolatie en vervreemding. Want zoals de burgemeester terecht opmerkt: "Creatieve talenten geven de voorkeur aan losse, ongedwongen sociale structuren. Als het klimaat dit niet toelaat zullen ze verder kijken, en gaan. Dit maakt steden kwetsbaar"
Maar diezelfde kwetsbaarheid komt ook in het geding wanneer creativiteit, kennis, kunst en cultuur worden ingezet als middel ter ondersteuning van de economie. Want zo gauw de eigenzinnige creatieve talenten in de gaten krijgen dat ze enkel nog gekoesterd worden ten gunste van een prettig ondernemersklimaat, kan het snel gedaan zijn met het zorgvuldig opgebouwde creatieve milieu.

De creatieve stad kan een inspirerend toekomstbeeld bieden, maar dan moet afgestapt worden van die fixatie op de globale wereldeconomie. Niet de bedrijven bepalen van bovenaf langs welke wegen de creativiteit door de stad stroomt, de beslissingen hieromtrent dienen van onderaf tot stand te komen. In de informatiesamenleving ontstaat creativiteit in de netwerken die de stad samenhouden en waarmee de bewoners met elkaar in contact staan en samenwerken. Door zoveel mogelijk mensen bij deze creatieve uitwisseling en samenwerking te betrekken, wordt de kwaliteit van het leven in de stad verhoogd, en neemt de kans op inspirerende en vernieuwende gebeurtenissen toe. De stedelijke netwerken dienen daarom zoveel mogelijk open gehouden te worden, want elke blokkade is in principe verdacht en benauwd de creativiteit en daarmee het leven en de dynamiek van de stad.

In de creatieve stad krijgt kleinschalige bedrijvigheid de voorkeur boven de ondoorzichtigheid en ondoordringbaarheid van multinationale conglomeraten; overdreven regelzucht dat elk initiatief in de kiem dreigt te smoren, wordt vermeden. De openbare ruimte wordt veiliggesteld, en kwetsbare non-commerciële functies tegen de oprukkende marktwerking beschermd. De invloed van het openbaar bestuur op algemene voorzieningen - water, energie, telecom en media, verkeer en openbaar vervoer - wordt versterkt. De vrije toegang tot bibliotheken, archieven en databanken is gewaarborgd. Huisvesting, onderwijs en gezondheidszorg zijn voor iedereen beschikbaar. Monoculturen worden doorbroken en een mix nagestreefd van wonen en werken, rijk en arm, blank en zwart.

De stad zal zich op de lange termijn alleen staande houden wanneer ze zich omvormt tot een ongedeelde creatieve lokale gemeenschap. Dankzij een uitgebalanceerd creatief milieu is ze geen speelbal op de wereldmarkt, en kan het ook zelfbewust geïnteresseerden bedrijven tegemoet treden, die zich in de stad willen vestigen, zonder zich eraan uit te leveren. Aan het lokale bestuur de taak om zich openheid van en doorstroming binnen de stedelijke netwerken te garanderen, waardoor kennis en creativiteit in de stad kunnen gedijen en de kracht wordt opgebouwd om weerstand te bieden aan de overrompeling door de wereldeconomie.

Eric Duivenvoorden is lid van De Vrije Ruimte, een vereniging die zich inzet voor het behoud en het versterken van een fijnmazig stedelijk netwerk voor kleinschalige bedrijfsruimtes, ruimtes voor sociale functies en andere non-commerciële initiatieven.
www.vrijeruimte.nl

E.D. 5-2-2004