EEN RIJKE EN GEVARIEERDE OOGST, ZONDER EEN DRUPPEL WATER

Boerinnengroepen uit Andhra Pradesh her-introduceren
hun traditionele, lokale gewassen

“Kijk eens hoe prachtig alles erbij staat!”, roept Salome Yesudas me
enthousiast toe. Ze is deze dagen mijn begeleider, tolk en
priv-e-landbouwkundige. Ze heeft me meegenomen naar boerin Chandramma in
het dorpje Bedakanne. Met zijn drie-en bezoeken we de velden van de
DDS-vrouwengroep uit het dorp. [1] “Ja” antwoord ik op Yesuda’s
hartekreet, eerder uit beleefdheid dan uit instemming. Eigenlijk vind ik
het er hier doodgewoon uitzien. Alsof ik op een mooie juni-dag langs een
maisveld loop. Totdat ik me met een schok realiseer dat ik niet in het
regenrijke Nederland ben en dat het geen juni is – al loopt het tegen de
dertig graden – maar half januari. Wat betekent dat dit het tweede gewas
is sinds de moesson en dat het opgekomen is zonder een druppel regen,
omdat hier buiten de moessonperiode gewoonlijk geen buien vallen.Deze
akkers worden bovendien niet bevloeid. Het enige vocht dat de planten
krijgen is wat dauw in de ochtend. Het borsthoge gewas, wat ik aanzag voor
mais, blijkt sorghum te zijn. Op een volgende akker staan meer dan twintig
verschillende gewassen door elkaar heen, waaronder vijf soorten gierst,
allerlei peulvruchten en enkele oliezaden. Chandramma laat me ze allemaal
zien. Verder komen er op het veld nog zo’n vijftien ‘onkruiden’ op,
waarvan ze de bladeren plukt als groente. Sommige kruiden zijn niet
eetbaar voor mensen en dienen als groenvoer voor de beesten. Enkele hebben
een medicinale werking. Ik ben helemaal verbluft. Ik kan me bijna niet
voorstellen dat al deze gewassen zo fraai op kunnen groeien in dit
kurkdroge seizoen, zonder irrigatie. ‘Unbelievable’, ‘amazing’ en
‘incredible’ zijn de woorden die in de loop van de dag geregeld van mijn
lippen komen. Niet voor niets blijken deze gewassen hier  Satyam
Patalu
‘gewassen van de waarheid’ te heten.

Nadat we de velden bekeken hebben, gaan we in de schaduw van een boom
zitten. Chandramma begint te vertellen: “Toen we jong waren waren onze
akkers er erg slecht aan toe.” Ze spreekt altijd in het meervoud en doelt
dan op de arme dalit-boerinnen uit het dorp waar ze van jongs af
aanbijhoort. “We hadden geen vee en zodoende geen mest. We hadden ook geen
geld om te laten ploegen. We moesten daarom wel als dagloners werken bij
grote boeren. We waren wanhopig, want ons loon was zo laag en we wisten
dat dit altijd zo zou blijven. Toen kwamen we met dertig vrouwen bij
elkaar en vroegen de DDS een lening om goede grond te pachten. Later zijn
we onze eigen, braakliggende akkers met DDS-leningen g aan opknappen.” Bij
elkaar verbouwen de vrouwen zo’n veertig tot vijftig verschillende
traditionele gewassen. “Sommige kunnen goed tegen insectenplagen en andere
zijn bestand tegen droogte. We hebben soorten die het goed doen als de
moesson erg lang op zich laat wachten en andere waarbij de aren niet
verrotten als er nog een verlate stortbui valt. Sommige planten groeien
breeduit over de grond en houden zodoende de vochtigheid van de grond
vast, andere groeien recht omhoog en vangen veel zon op. Sommige gewassen
ontrekken veel voedingstoffen uit de aarde, andere voegen die juist toe.
En dan hebben we ook nog vari-teiten die veel graan opleveren als alles
meezit.” Het is Chandramma’s droom dat alle vrouwen van de groep ooit drie
acre (1,4 hectare) mooie grond in bezit zullen hebben; dat ze die niet
meer hoeven te pachten.” En nu ze toch over haar dromen spreekt voegt ze
er na een korte stilte aan toe: “Voor ieder een paar ossen (als
trekdieren) en een buffel (voor de melk).”

Dan gaan we naar boerin Anjamma in het dorp Gangwar. Ze is een van de
grote sterren in de DDS-wereld. In de dorpszaadbank die zij beheert heeft
ze meer dan vijftig soorten traditionele zaden. [2+] Ze is helemaal met
niets begonnen. “Toen ik trouwde had ik maar 1 sari. Een sikkel en een
geit, dat was alles wat ik inbracht. Mijn man was dagloner en we hadden
geen grond.” Ondertussen hebben ze twaalf acres (5,4 hectare) en behoren
daarmee tot de middelgrote boeren. Het is een kwestie geweest van heel
hard werken, van taai volhouden. Maar Anjamma heeft haar succes ook te
danken aan haar uitzonderlijk grote boerenkennis, gebaseerd op een diepe
interesse voor alles wat met grond, zaad en boerderijdieren te maken
heeft. Bij haar huwelijk trok ze in bij de familie van haar man. Dat bleek
een stimulerende omgeving te zijn. “Mijn schoonvader was echt een expert.
We woonden met een heleboel familieleden samen, die allemaal met hun
ervaringen thuis kwamen. Als dagloner, wat ik in die tijd was, keek ik
zowel bij het wieden als bij het oogsten goed rond naar wat de beste
planten waren. Dan vroeg ik daar wat zaad van. Ook de DDS-vrouwengroep die
zestien jaar geleden begon, bracht me op veel nieuwe idee-en.” Ondertussen
blijft Anjamma experimenteren. Dat zit haar nou eenmaal in het bloed.

Volgens Anjamma gaan langzaam maar zeker alle boeren over op gemengde
teelt (mixed cropping) van traditionele gewassen. Glunderend vertelt ze
hoe vorig jaar een grote boer uit het dorp met zestig acres grond en de
modernste zaden bij haar verschillende soorten traditioneel zaad was komen
halen, omdat zijn oogst mislukt was. Dit jaar had hij een prima oogst
gehad en pas geleden was hij de dubbele hoeveelheid komen terugbrengen van
wat hij vorig jaar van haar gekregen had. Ze kent ook boeren uit de buurt
die met suikkerriet gestopt zijn. Die komen bij haar om zaad.

Waarom zal je al die moeite doen?’

Hoe is het mogelijk dat boeren massaal overgestapt zijn op
andere landbouwmethoden en ander zaden, die zoveel problemen met zich
meebrengen?

Yesudas: “Zo’n twintig jaar geleden kwamen hier de moderne gewassen in
zwang. De overheid zei tegen de boeren ‘waarom zal je al die moeite doen
met die verschillende gewassen door elkaar heen. Neem deze moderne zaden
en je hebt meer opbrengst en minder werk’. De overheidsvoorlichters
stimuleerden de boeren van het grote aantal gewassen voor eigen gebruik
over te stappen op enkele commerciele gewassen zoals suikerriet. ‘Met het
geld dat je verdient kan je op de markt alles kopen wat je nodig hebt.’
Dat sprak sommige boeren aan, ze kochten de zaden en bijbehorende
kunstmest en pesticiden. Daarvoor moesten ze een lening sluiten. Voor de
verbouw van de traditionele gewassen kon dat nooit, maar voor de nieuwe
gewassen ging dat gemakkelijk. De gewassen deden het goed en brachten veel
geld in het laatje. Steeds meer boeren gingen hiertoe over. Totdat er een
slecht jaar was en de oogst mislukte. Toen zaten de boeren in het schip.
Ze hadden weinig opbrengst, maar moesten wel hun lening aflossen. Er
stonden ook geen andere gewassen op het veld die de klap konden opvangen.”
Door de geldproblemen was het moeilijk opnieuw zaad te kopen. Vroeger
hielden de boerinnen een gedeelte van de oogst apart als zaad voor het
nieuwe seizoen. Maar dat kon niet meer omdat de moderne zaden hybriden
zijn. Die hebben in de volgende generatie een veel lagere opbrengst.
Verder leverden de nieuwe gewassen veel minder groenvoer op, zodat het
moeilijker werd buffels en ossen te houden. Het duurde daarom veel langer
voordat alle velden geploegd waren. Noodgedwongen zaaiden de boeren hun
akkers te laat in. Omdat ze nu chemische bestrijdingsmiddelen gebruikten,
was er nu ook minder ‘onkruid’. Dat betekende: minder groente op tafel,
minder groevoer voor de dieren en minder dagloon-arbeid bij de grote
boeren. “Kortom: het hele systeem raakte in het ongerede. De boeren waren
wanhopig. Dolgraag zouden ze naar het oude systeem terug willen.” Maar dat
kon niet, omdat ze hun oorspronkelijke zaden kwijt waren. Gelukkig had
ieder dorp nog wel zo’n tien, twintig boeren die de oude zaden waren
blijven gebruiken. De DDS vormde dalit-boerinnen-groepen en stimuleerde de
herintroductie van deze traditionele gewassen met de bijbehorende
traditionele landbouwmethoden.

Er zijn nog wel meer redenen die de overstap verklaren. De televisie, de
radio en de kranten lieten iedere keer opnieuw rijst en tarwe zien als het
gewone voedsel, waardoor het eten van sorghum en gierst onderwets begon te
lijken. Iets voor de armen. Op de markt werd het moeilijker deze granen te
verkopen. De DDS is ondertussen een tegenoffensief begonnen. Met een fraai
uitgegeven kookboek-agenda en met een prachtig vormgegeven restaurant met
de heerlijkste traditionele gerechten brobeert zij de regionale keuken bij
de middenklasse in ere te herstellen. Als dat lukt, zal dat vervolgens
zijn weerslag vinden in de media, later in de eetgewoonten van de kijkers
en lezers en weer later in de marktprijzen.

Een feestelijke karavaan van ossenkarren

Om zoveel mogelijk waardering voor de traditionele gewassen op te wekken
organiseert de DDS jaarlijks half januari een ‘mobiel
biodiversiteits-festival’. Het sluit aan bij het Pongal-feest, wat over
heel India gevierd wordt. Het is een oogst-feest. Half januari is namelijk
de winterrijst binnen. Het festival begon dit jaar met een plechtige en
feestelijke opening in het dorp Bidakanne met een reeks toespraken van
hoogwaardigheidsbekleders, het aansteken van olielampjes door boerinnen
die ze voor kleurig beschilderde potten met zaad zetten en met het
uitreiken van biodiversiteitsprijzen aan boerinnen en boeren die zich op
dit gebied erg verdienstelijk hebben gemaakt. Natuurlijk was er veel
muziek en dans. Het stralende middelpunt vormen vijftien (?) ossenkarren
die de verschillende zaden ingelijst achter glas met zich meedragen. De
karren zijn kleurig beschilderd en versierd met bloemen, grassen, aren.
Ook de ossen zijn versierd; hun horens zijn groen, rood of blauw en op hun
koppen dragen ze kleurige kleedjes met flosjes. Als ik een paar dagen na
de opening van het festival in Yedakulapally rond het middaguur aankom,
tref ik de ossenkarren opnieuw. De karavaan bezoekt zestig (?) dorpen. De
ontvangstplechtigheid is net achter de rug. De muzikanten dansen en
springen in het rond. De zanger nodigt een oude vrouw van het dorp uit in
het midden te komen staan, doet haar een prachtig paarse sari over haar
hoofd en schouders en zingt haar een lied toe over grootmoeders die ‘echt
rijk’ zijn. “Ik ben dol op deze vrouw”. Even later trekt de hele stoet
door het dorp. Vrouwen zingen traditionele liederen over de verschillende
gewassen en ook wat luchtigere, humoristische liederen. Een groep mannen
en vrouwen met korte stokken in hun handen voert een ingewikkelde
volksdans uit, waarbij ze ritmisch op de stokken van hun telkens
wisselende partners slaan. Vijf keer trekt de feest-karavaan rond de
dorpstempel. De trompettist blijft keer op keer zijn wangen angstwekkend
bol blazen en de dansers blijven onvermoeibaar stofwolken opwerpen.

Op een open plek in het dorp is voor de gelegenheid een tent gebouwd van
dunne boomstammen en rieten matten, aan elkaar gesjord met touw. Na het
feestelijke rondtrekken vindt hier een dorpsvergadering plaats. Eerst
zingen de vrouwen een landurig lied waarin alle gewassen en vari-eteiten
stuk voor stuk aan bod komen. Satheesh, de directeur van de DDS, houdt een
toespraakje waarin hij erop wijst dat de organisatie drie jaar geleden
dorpsmarkten in het leven geroepen heeft, waarbij boeren uit de omgeving
aan en van elkaar kunnen kopen. “Nu moeten jullie ons de garantie geven
dat jullie ook echt de traditionele gewassen gaan leveren.” Vervolgens
wijst hij erop dat de overheid in het offici-ele noodvoedselprogramma
alleen maar rijst uitdeelt. “Dat komt omdat de rijstboeren een organisatie
hebben waarmee ze de regering kunnen be-invloeden. Gierstboeren zouden ook
zo’n organisatie moeten hebben. Zodat het tot de overheid doordringt hoe
belangrijk gierst is voor de gezondheid, de voeding en voor de
duurzaamheid van de landbouw. Dan zullen we ook goede prijzen krijgen.”
Daarna voeren allerlei boeren en boerinnen het woord. Verschillende
beloven plechtig dat ze gierst gaan telen. Een oudere zegt zelfs dat hij
gierst zal verbouwen of hij die kan verkopen of niet. Een oudere vrouw
benadrukt dat ze door hun eigen zaden weer ‘vrij’ geworden zijn, de
landbouw weer in eigen hand gekregen hebben. Op het eind vraagt een boer
iedereen zijn hand op te steken die komend jaar gierst gaat verbouwen.
Alle vrouwenhanden gaan de lucht in en van de mannen het merendeel.

----------------------------------------------------------------

INSECTEN BESTRIJDEN ZONDER GIF
Op de traditionele manier

In het gebied waar de DDS actief is gebruiken boeren van oudsher allerlei
methodes om insektenplagen tegen te gaan. Bijvoorbeeld: 1. Diepploegen in
de zomer. Larven die in de grond zitten komen aan de oppervlakte. Vogels
pikken ze op of de felle zomerzon verschroeit ze. 2. Stoppels verbranden.
Het liefst aan het eind van de middag en begin van de avond. Dan vliegen
heel wat nachtinsecten de vuurtjes in. Je kan ook houtvuurtjes aanleggen
of lampen neerzetten. 3. Tussenplanten. Bepaalde gewassen (bijvoorbeeld
sorghum) tussen het hoofdgewas (bijvoorbeeld erwten) zetten. De sorghum
trekt vogels aan die meteen op het veld rondkijken naar insekten(larven).
4. Voederbakjes plaatsen. Per acre (0,45 hectare) heb je twintig bakjes op
staken nodig met water en gekookte rijst. Daar komen vogels op af. Je kan
ook gekookte rijst met een felle plantaardige kleurstof over het veld
uitstrooien. 5. Vangplanten plaatsen. Insekten verkiezen bepaalde bloemen
zoals afrikaantjes (marigold) of planten zoals castor, zonnebloem of mais
boven de eigenlijke gewassen. Je kan ze tussen het gewas neerzetten. Je
moet ze goed nakijken op insekten en deze dan vernietigen. 6. Bespuiten
met een extract van mest en urine. Dat moet een keer of drie gebeuren
voordat de insekten eitjes gaan leggen. Ze vermijden dan de stinkende
planten. Het spuitmiddel is meteen goede voeding voor het gewas. 7.
Bespuiten met een extract van tabak of van chilly en knoflook. 8.
Bespuiten met neem. Maak voor een acre een extract van vijf kilo
neemzaden. Neembomen zijn algemeen in India. 9. Bespuiten met
suikeroplossing. Los vier kilo ruwe rietsuiker op in tachtig liter water.
Dat is genoeg voor een acre. Mieren komen op het zoete laagje af en vreten
meteen de schadelijke insecten op. 10. Insecten plukken. Gewoon met de
hand insecten van de gewassen halen, of een doek onder de planten leggen
en dan flink schudden, zodat ze van de planten afvallen. 11. Lijmstroken
ophangen. De insecten zien de felgekleurde stroken aan voor bloemen.

Al deze bestrijdingsmiddelen en -methoden zijn erg goedkoop. Als je op
tijd neemzaad oogst, hoef je in het seizoen geen neemzaadolie op de markt
te kopen. Tabak wordt in de streek niet verbouwd. Daar moet je dus geld
voor neertellen. Neemcake, de opgedroogde prut die overblijft als je
neemextract maakt, na de oogst op de akker verspreiden en onderploegen.
Dat helpt tegen plantenziekten.

Naast deze traditionele technieken verspreidt de DDS ook fermonen-vallen.
Het zijn lange plastic zakjes met onderin een oplossing van geurstoffen
van vrouwelijke insecten. De mannetjes komen hier op af en verdrinken. De
fermonenvallen geven aan hoeveel insecten op het veld actief zijn en of
het tijd wordt om te spuiten. Ook spuiten boeren wel eens met een
preparaat van insecten die een virusziekte hebben. Het middel komt uit een
landbouw-laboratorium. Maar in principe kunnen boeren het ook zelf maken.
-----------------------------------------------------

Noten
1. ‘DDS’ staat voor ‘Deccan Development Society’. Dit is een NGO in de
Zuidindase deelstaat Andhra Pradesh. Zie het artikel ‘Zuid-Indiase
plattelandsorganisatie maakt mooie woorden waar – radicale
boerendemocratie’; http:/www.ddh.nl/duurzaam/landbouw/??? 2+. Een andere
DDS-boerin, Lakshmama, heeft meer dan tachtig verschillende soorten zaad.
[cursief] Fruits of Diversity – global justice and tradtional knowledge
[einde cursief]; Uwe Hoering; Church Development Service – EED; Bonn,
2002; pagina 10.

Bronnen
Naast de publikaties genoemd in de noten:
= Crops of Truth – farmers’ perception of agro-biodiversity in the Deccan
region of South India; P.V. Satheesh; International Development Research
Centre, Canada en Deccan Development Society, Hyderabad, India; zonder
datum, ongeveer 2000. = Agro-Biodiversity in Andhra Pradesh – a farmers’
perspective; Deccan Development Society en A.P. Coalition on Defence of
Diversity.

[voorlopige versie 27 januari 2004 – Jan Paul Smit – jpsmit@xs4all.nl]