Vrouwenhandel verkeerd bestreden

Esther Korteweg

Ronselaars zorgen snel voor nieuwe lading slachtoffers

bijdrage Trouw 16 juli 2003

Illegale prostituees uitzetten is niet de weg om vrouwenhandel tegen te
gaan. De politie moet vrouwen ruim de tijd geven om aangifte te doen,
zoals de regels ook voorschrijven. Pas dan zijn ook de handelaren aan te
pakken.

Onder de illegalen die de Amsterdamse politie deze maand oppakte en het
land uitzette bevond zich ook deze keer een groot aantal prostituees, 24
vrouwen uit de Pijp en 15 vrouwen van de tippelzone aan de Theemsweg. Bij
de gemeente Amsterdam en de politie is bekend dat een aanzienlijk deel van
de Oost-Europese en Nigeriaanse illegale prostituees slachtoffer is van
vrouwenhandel.

Prostituees die (vermoedelijk) slachtoffer zijn van vrouwenhandel hebben
recht op een bedenktijd van drie maanden, om te besluiten al of niet
aangifte te doen. Bij aangifte hebben ze recht op een tijdelijke
verblijfsvergunning voor de duur van de strafrechtelijke procedure, omdat
zij in deze zaken kunnen dienen als slachtoffer-getuige. Het is vreemd dat
bij de grootscheepse acties van de afgelopen negen maanden in Amsterdam
slechts één prostituee in deze regeling terecht is gekomen en bij de
hulpverlening is aangemeld.

In een recent onderzoek bij de tippelzone aan de Theemsweg gaf 11 procent
van de geïnterviewde Oost-Europese prostituees aan slachtoffer te zijn van
vrouwenhandel. Het werkelijke percentage ligt hoogstwaarschijnlijk hoger.

Veel illegale prostituees, die vallen onder de definitie van mensenhandel,
zien zichzelf niet als slachtoffer van gedwongen prostitutie, ook al mogen
ze het verdiende geld niet zelf houden, mogen ze klanten of handelingen
niet weigeren en kunnen ze niet zelf bepalen of ze stoppen met werken.

Volgens sommigen legitimeren deze misstanden juist de acties van de
politie. Er moet toch iets gebeuren? Het probleem wordt echter aan de
verkeerde kant aangepakt. In plaats van meer prioriteit te geven aan het
vervolgen van de daders, worden de prostituees zonder pardon het land
uitgezet. Officieel heeft het bestrijden van vrouwenhandel een hoge
prioriteit, maar de politie geeft er weinig prioriteit aan. Het team
Commerciële Zeden van de Amsterdamse politie, waar vrouwenhandel onder
valt, kampt al een hele tijd met enorme onderbezetting door een hoog
ziekteverzuim én doordat het weinig prioriteit heeft. Het is erg
arbeidsintensief om bij deze complexe zaken resultaat te behalen. Het
uitzetten van illegale prostituees is dan een gemakkelijke (schijn)
oplossing.

Het probleem van de vrouwenhandel verdwijnt echter niet als deze vrouwen
gewoon worden uitgezet. Met hetzelfde tempo halen de vrouwenhandelaren
(die weinig in de weg gelegd wordt) weer nieuwe vrouwen naar Nederland om
ze in de prostitutie te laten werken. Oost-Europese vrouwen vormen een
gemakkelijke prooi van vrouwenhandelaren. Voor landen die binnenkort
toetreden tot de EU geldt geen visumplicht meer. Hierdoor komen meer
illegaal werkende prostituees naar ons land. Grootscheepse
uitzettingsacties maken het probleem minder zichtbaar, maar de illegale
prostitutie en vrouwenhandel verplaatst zich dan naar meer verborgen en
minder grijpbare vormen van prostitutie, zoals escort. Daarnaast zullen
zich kleine groepjes tippelaarsters verspreiden over de woonwijken. Het
probleem is niet opgelost als je het niet meer ziet. Het is tijd voor een
serieuze aanpak.

Bij acties tegen illegalen zouden de bekende risicogroepen van
vrouwenhandel (Oost-Europese en West-Afrikaanse illegale prostituees) in
ieder geval apart benaderd moeten worden en niet vanuit het oogpunt van
bestrijding van illegaliteit. Nu worden de acties telkens gecoördineerd
door de Vreemdelingenpolitie en de Immigratie en Naturalisatie Dienst
(IND) met de commerciële zedenpolitie ergens ver op de achtergrond. Dit
zou andersom moeten. De bestrijding van vrouwenhandel dient voorop te
staan en de Zedenpolitie zou het voortouw moeten nemen.

Snelle uitzetting versterkt het wantrouwen in de politie alleen maar.
Bovendien vormen deze massale uitzettingsacties een gevaar voor deze
vrouwen bij terugkeer in hun eigen land aangezien in sommige landen
prostitutie strafbaar is en de acties meestal gepaard gaan met veel
media-aandacht.

Bij de uitzetting, vorige maand, van veertig Nigeriaanse prostituees
werden de dossiers van de vrouwen zelfs overhandigd aan de Nigeriaanse IND
die hier volgens een woordvoerster van de Amsterdamse politie 'hun
voordeel mee kunnen doen'. Als je weet dat in sommige delen van Nigeria de
doodstraf staat op onzedelijk gedrag, krijgt dit voordeel een wrange
bijsmaak.

Voor het opsporen van de daders zijn aangiftes door slachtoffers
onontbeerlijk. De bereidheid om aangifte te doen kan vergroot worden door
beter gebruik te maken van bestaande regels. Die voorzien in een
bedenktijd van drie maanden waarin slachtoffers van vrouwenhandel kunnen
besluiten of ze aangifte doen. Deze regeling heeft tot doel de drempel
voor aangifte te verlagen. In de praktijk krijgen vrouwen zelden
bedenktijd en wordt er meestal aangezet snel aangifte te doen, waardoor ze
afhaken.

Het doen van aangifte moet aantrekkelijker worden. Wie dat nu doet loopt
grote risico's. Daar staat zeer weinig tegen over. Wanneer de
strafrechtelijke procedure tegen de daders -de vrouwenhandelaren- is
afgerond, moeten ze terug naar het land van herkomst, waar ze niet
beschermd worden tegen de daders. Om de aangiftebereidheid te vergroten
zou de mogelijkheid moeten bestaan een verblijfsstatus te krijgen. In
Italië en België is dit al zo, daar wordt meer aangifte gedaan. In ieder
geval zouden de vrouwen een werkvergunning moeten kunnen krijgen voor de
duur van het strafrechtelijke proces. Deze vrouwen gaan echt niet een
aantal jaren passief thuis zitten terwijl de problemen in het thuisland
vaak alleen nog maar verder oplopen.

Willen we echt prioriteit geven aan het bestrijden van vrouwenhandel, dan
zitten we niet te wachten op een volgende actie van de politie.

Info:
E. Korteweg is zorgcoördinator slachtoffers vrouwenhandel te Amsterdam.