Landconfiscatie

Sinds  in 1967 de Westelijke Jordaanoever en de Gaza strook bezette is het een weloverwogen politiek van de Israëlische overheid geweest om land en waterbronnen in deze gebieden te confisceren. Meer dan 60% van de Westelijke Jordaanoever en 45% van de Gaza strook zijn inmiddels niet meer in handen van Palestijnen en meer dan 80% van de waterbronnen is in beslag genomen. De Israëlische bezettingsmacht gebruikt een heel scala aan regels om landconfiscaties voor nederzettingen of andere doeleinden mogelijk te maken. We geven hieronder de belangrijkste daarvan weer.

1. Land waarvan beweerd wordt dat het staatseigendom is.
Grote delen van de Bezette Gebieden staan niet geregistreerd op naam van de eigenaren bij de Israëlische registratiekantoren, alhoewel het eigendomsrecht algemeen bekend is en gedocumenteerd is door bewoners van de Palestijnse dorpen. Dit is een gevolg van de Turkse en Britse overheersing van Palestina in het verleden: landeigenaren werden ontmoedigd hun land te registreren omdat de 'grondbelasting' zo hoog was dat de opbrengsten van het land niet meer de moeite waard waren. Na 1948, onder Jordaanse overheersing begon de Jordaanse overheid met het registreren van land op naam van de eigenaren, maar dit was een langzaam proces zodat op het moment van de Israëlische bezetting in 1967 grote delen van de Westelijke Jordaanoever niet officieel geregistreerd waren. De Israëlische regering stopte meteen alle registratieprocedures en erkende geen enkele registratie van na juni 1967. Al het land dat toen nog niet geregistreerd stond wordt beschouwd als staatseigendom.
2. Land dat niet in gebruik is
De Israëlische autoriteiten beschouwen al het land dat geen landbouwgrond is en buiten de gemeente grenzen ligt als ongebruikte grond die door de overheid geconfisceerd en naar eigen inzicht gebruikt kan worden. Veel land dat bebouwd wordt met seizoensgewassen zoals tarwe  is op zo'n manier in beslag genomen. De overheid neemt luchtfoto's als het seizoen voorbij is, om vervolgens deze foto's als bewijsmateriaal in rechtszaken te gebruiken. Deze wet is ook gebruikt voor land dat bebouwd was met bomen (fruit- en olijfbomen).
3. Confiscatie voor 'algemene doeleinden'.
De Israëlische autoriteiten nemen land in beslag om wegen, speelvelden, stadions en parken aan te leggen. Deze confiscaties zijn niet bedoeld voor de Palestijnse bevolking maar uitsluitend om de kolonisten van allerlei faciliteiten te voorzien.  Het gebeurt ook dat land dat op deze grond in beslag is genomen voor heel andere doeleinden wordt gebruikt. Dit was bijvoorbeeld het geval met de confiscatie van 4800 dunum in de dorpen Shnafat en Beit Hanina, nabij Jeruzalem. Toen de eigenaars in beroep gingen bij de rechtbank tegen de confiscatie kregen ze te horen dat hun land nodig was voor de aanleg van een sportstadion en een park. Nadien werd het land gebruikt om een nieuwe nederzetting te bouwen van 2200 huizen voor nieuwe Joodse immigranten uit Canada. Het Israëlische Hooggerechtshof verwierp het Hoger Beroep, bewerend dat de zaak inmiddels geregeld was.
4. Confiscatie voor militaire doeleinden.
De autoriteiten mogen land opeisen dat nodig is voor militair gebruik, zoals oefenterreinen, of op grond van de strategische ligging. Hiervoor hoeft geen enkele verantwoording te worden afgelegd. Veel land- en weidegrond is onder deze maatregel in beslag genomen, vooral in de Jordaanvallei nabij Jericho, en in gebieden rond Bethlehem en Hebron. Nadat dit land niet meer voor militaire doeleinden wordt gebruikt, wordt het meestal aan plaatselijke nederzettingen overgedragen.
Niet elk gebied dat voor militair gebruik dient is trouwens geconfisceerd. Een deel is gesloten gebied, waar Palestijnen in ieder geval niet mogen komen.
5. Gebruik van valse eigendomspapieren.
Er bestaat een netwerk van grondspeculanten die nauwe betrekkingen met de autoriteiten hebben. Zij zijn betrokken bij de verkoop van grote stukken land aan Israëlische bedrijven en aan kolonisten, gebruik makend van valse eigendomsakten. Het beste voorbeeld is de overname van het Grieks-Orthodoxe klooster in Oost-Jeruzalem maar ook het huis van de Minister van Volkshuisvesting, Ariel Sharon, dat  niet aan hem verkocht is door de rechtmatige eigenaar, de familie Al-Khalid, maar door een ander.
6. Confiscatie als collectieve straf.
Deze methode wordt veelvuldig gebruikt, vooral sinds het uitbreken van de Intifada, nadat er met stenen of brandbommen is gegooid naar Israëlische militairen of kolonisten. Grond waarvandaan is gegooid wordt in beslag genomen, bomen en gewassen ontworteld en hekken opgericht zodat de eigenaren hun land niet meer kunnen betreden. Dit staat helemaal los van het feit of zij wel iets met de gewelddadigheden te maken hebben. Het dient als collectieve straf voor hele Palestijnse gemeenschap.
7. Confiscatie door kolonisten
Kolonisten hebben, onder bescherming van het leger, hun eigen confiscatiecampagnes om bestaande nederzettingen uit te breiden en nieuwe te bouwen. Dit gebeurde onder ander op 2 april in Deir Istia, in de buurt van Nablus, en begin mei in het Manouh gebergte, bij Hebron, waar de Kach-beweging en Gush Emunim honderden dunum land in beslag namen en annexeerden bij de nederzetting Kiriyat Arba.

Ondanks al de verschillende regels waarmee land in beslag genomen kan worden, is de weg die gevolgd wordt tot confiscatie meestal dezelfde. De autoriteiten beginnen met het in kaart brengen van het in beslag te nemen land en met de voorbereiding van de technische benodigdheden voor de operatie. Vervolgens verschijnt er een advertentie in de (Israëlische) krant, waarin wordt aangekondigd dat de autoriteiten een bepaald stuk land gaan confisceren, en dat de eigenaar 40 dagen de tijd krijgt om een aanklacht in te dienen en de zaak voor te leggen aan het Hooggerechtshof. Deze periode is vaak tekort, gezien beperkingen als uitgaansverboden (ook tijdens de Golfoorlog met de langdurige uitgaansverboden gingen de confiscaties op grote schaal verder), afsluiting van de Bezette Gebieden, en het verbod voor dragers van de groene identiteitskaarten om zich te verplaatsen tussen Westelijke Jordaanoever, Gazastrook en Oost-Jeruzalem en het verbod  binnen te gaan. Dit alles maakt het landeigenaren moeilijk om rechtszittingen en procedures te volgen. In een recent geval werd zelfs de aangifte door het Hooggerechtshof geweigerd omdat de papieren onvoldoende waren. In andere gevallen is de behandeling van de aangifte door het Hooggerechtshof uitgesteld totdat de periode van 40 dagen verstreken was. Behandeling en procedures kunnen soms lange tijd (jaren) duren, ondertussen gaan de activiteiten van kolonisten op het bewuste stuk land gewoon door. Zo ontstaan er voldongen feiten. De aanklachten worden tot nu toe altijd afgewezen ten gunste van de confiscatie, waarbij vaak niet eens gekeken wordt naar de door de eigenaars aangevoerde bewijsmateriaal. De bedoeling van de beroepsprocedures in dan ook geenszins om 'recht' te spreken, maar is vooral bedoeld om de schijn te wekken dat er een rechtsgeldigheid is voor de confiscaties en om de schijn van democratie hoog te houden.