Een koloniale oorlog met afstandsbediening Het Israëlisch/Palestijns conflict in de Nederlandse media
door Martin Hulsing
Bron: Extra nummer 9 mei 2002
Sinds het begin van de 2e Intifada is het Israëlisch/Palestijns geweld weer enorm opgelaaid. Dit was te verwachten na de afgebroken vredesbesprekingen in de zomer 2000. Er is in de Nederlandse media veel aandacht voor het onderwerp met uitgebreide verslaggeving en talrijke commentaren. Er is over en weer veel commentaar op de pro-Israëlische, dan wel pro-Palestijnse houding van de media, terwijl ze zelf het gevoel hebben dat ze gebalanceerd verslag doen van het conflict. De waarheid zal wel ergens in het midden liggen, is dan het idee.
Er zijn verschillende manieren om te bepalen of de verslaggeving over het Israëlisch/Palestijns conflict in balans is. Hoe wordt het verhaal gekaderd, wat voor achtergronden worden er gegeven, wat krijgt aandacht en wat niet? Alleen al aan het woordgebruik valt een aantal dingen direct op. 'Veiligheid', 'terreur' en 'vergelding' worden op zeer eenzijdige wijze gebruikt. Ook over de rol van de VS en het 'vredesproces' is weinig duidelijkheid. En zelfs termen als 'pro- of anti-Israëlisch' zijn regelrechte propagandistische trucs om de discussie te smoren. Om over de goedkope wijze waarop de critici van het Israëlisch geweld worden geconfronteerd met het label 'antisemitisme' nog maar te zwijgen.
Veiligheid, terreur en vergelding
Het eerste dat opvalt in de discussies die de afgelopen maanden zijn gevoerd in de Nederlandse media is dat er geen enkele maal wordt gerefereerd aan de 'Palestijnse veiligheid', de term bestaat eenvoudigweg niet. Desondanks vallen de meeste slachtoffers aan die kant, en dat is al heel erg lang zo. Alleen de 'veiligheid van Israël' is onderwerp van discussie, of het nu gaat over het voeren van oorlog of als inzet van het 'vredesproces'.
Een gebalanceerd commentaar in een gemiddelde Nederlandse krant ziet er als volgt uit: "Israël zucht onder de Palestijnse terreur" en "Palestina zucht onder het geweld van het Israëlische leger."1 Waar twee vechten hebben twee schuld. "Het is een jaar geweest van wederzijds geweld, uitmondend in verschrikkelijke Palestijnse aanslagen en even verschrikkelijke Israëlische wraakacties." Een duidelijk geval van een "bloedige patstelling."2
'Israëlische terreur' bestaat niet. Er is een bezetting die al 35 jaar duurt. Er zijn standrechtelijke executies, collectieve straffen, vernederingen, aanvallen op journalisten en ambulances, het vernielen van huizen en boomgaarden. Er zijn duizenden gevangenen en er is de "systematische toepassing van martelingen op Palestijnse politieke verdachten," die volgens Amnesty International in de praktijk legaal is geworden, hetgeen "internationaal gezien zonder enig precedent is."3 Maar er bestaat in de Nederlandse media niet zoiets als 'Israëlische terreur'.
'Palestijnse terreur' bestaat wel. Er zijn bomaanslagen en zelfmoordaanslagen.13 Er zijn allerlei groepen die zich verzetten tegen het 'vredesproces' en de vernietiging van de staat Israël tot stand willen brengen. Er wordt in lange artikelen uitgebreid onderzoek verricht naar de culturele wortels van dit ultieme kwaad. Soms ook wel genoemd "de Palestijnse terreur van islamitische huize."4
Opvallend is ook dat de ene partij iets meer schuld heeft dan de andere partij. Er zijn (bloedige) aanvallen van de Palestijnen en daarop volgt wraak of vergelding van het Israëlische leger. Israël en de Palestijnen verkopen hun moordpartijen op burgers aan de wereld als vergelding, als reactie op de ander. In beide gevallen een poging om terreur verteerbaar te maken voor een onwetend publiek. Alleen komt de ene partij er iets beter mee weg.
"Bij een aanval van het Israëlische leger op Palestijnse doelen in de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook zijn vandaag ten minste zes Palestijnen, onder wie een meisje van zes, om het leven gekomen. (…) Sharon [heeft] gisteren na een spoedvergadering besloten de militaire vergeldingsmaatregelen op te voeren." Israël voert aanvallen uit op "regeringsgebouwen en gebouwen van de Palestijnse politie", niet op mensen, alleen maar op gebouwen. Als er al mensen worden vermoord dan gaat het om "vermeende Palestijnse militanten." De kop van het stuk: "Vergeldingsacties Israëlische leger".5
De mythe van de Symmetrie en nogmaals vergelding
Er wordt een mythe in stand gehouden dat er sprake is van symmetrie in het conflict, dat er als gevolg van het "wederzijds geweld" een "bloedige patstelling" is ontstaan. Dit is niet correct, en dat is ook nooit het geval geweest. Israël is militair superieur en het conflict speelt zich voornamelijk af in de bezette gebieden die al 35 jaar zuchten onder een harde militaire bezetting. Baruch Kimmerling van de Hebreeuwse Universiteit omschrijft het onderdrukken van de Intifada als een "kwaadaardige koloniale oorlog". Zijn collega Ze'ev Sternhell spreekt van een "koloniale overheersing, die herinnert aan de overname van de blanke politiemacht van de arme zwarte buurten in Zuid-Afrika tijdens apartheid."6
Een dag na het bezoek van Sharon aan de Al Aksa moskee, op 29 september 2000 met zo'n duizend man politie, begon de 2e Intifada. De Al Aksa is een belangrijke religieuze plek voor de moslims, en het bezoek van Sharon om de "Joodse soevereiniteit" te tonen was een duidelijke provocatie. De dag daarna, vrijdag, op de dag der gebeden was op initiatief van Barak een grote hoeveelheid militairen aanwezig, onder wie de gevreesde 'border guards', paramilitaire eenheden aan wie het smerige werk wordt overgelaten. Het was voorspelbaar dat er schermutselingen zouden volgen toen de moskee uitliep. Door de Palestijnen werd met stenen gegooid en van Israëlische kant werd er met scherp geschoten, waarbij 7 Palestijnse doden vielen en meer dan honderd gewonden. In de dagen erna zet Israël gevechtshelikopters en scherpschutters in tegen Palestijnse burgers in Gaza en later ook op de Westbank.
Het duurt een maand voordat er een soortgelijke reactie van Palestijnse kant komt met een bomaanslag van de Islamitische Jihad in het centrum van Jeruzalem, waarbij twee Israëli's werden gedood. Aan Palestijnse kant zijn er dan al meer dan 140 doden en ruim duizend gewonden gevallen.
Er is geen enkele twijfel over dat de militaire escalatie van Israëlische kant op de Intifada geen vergelding was voor Palestijnse terreurdaden. Die waren er namelijk twee jaar lang niet geweest. De BBC heeft een interessant lijstje op het internet geplaatst, met daarin alle Palestijnse bomaanslagen en zelfmoordaanslagen op burgers. Het lijstje begint met een aanslag op 6 april 1994: "Hamas autobom in Afula doodt 8 en verwondt 44. Hamas zegt dat de aanval een vergelding was voor het doden van 29 Palestijnen door een kolonist." Dit is de befaamde aanslag door Baruch Goldstein op biddende Palestijnen in de Ibrahim-moskee in Hebron, waarvoor hij geëerd wordt met een fraaie gedenksteen. In 1994 en 1995 zijn er vier Palestijnse bomaanslagen of zelfmoordaanslagen in Israël. In 1996 en 1997 zijn dat er drie. In 1998 is er nog één aanslag, een autobom op 6 november in Jeruzalem, waarbij de twee daders worden gedood en 21 gewonden vallen. Dan zijn er twee jaar lang geen aanslagen in Israël.7
Na de bomaanslag van de Islamitische Jihad eind 2000 kan het vertrouwde verhaal van Palestijnse terreuraanslagen en Israëlische vergelding weer verteld worden.
De mythe van het 'vredesproces'
Een groot deel van de discussies speelt zich af rond het thema van het terugbrengen van de partijen naar de onderhandelingstafel om het 'vredesproces' weer op gang te brengen. Dat is op zich een belangrijk streven. Maar wat tot op heden wordt beschreven als het 'vredesproces' draagt alles in zich om het conflict te laten voortduren. Sinds de Israëlische veroveringen in 1967 is er een consensus in de wereld in de vorm van resolutie 242, waarin vrede geruild zal worden tegen Israëlische terugtrekking uit de veroverde gebieden. Dat is nooit onderdeel geweest van dat wat de afgelopen tien jaar het 'vredesproces' wordt genoemd.
De Israëlische 'concessie' die het 'vredesproces' op gang bracht, was dat een deel van de bezette gebieden onder beheer zou worden gesteld van de Palestijnse Autoriteit (PA). Dit was de 'historische overeenkomst' waarvoor de hele wereld in 1994 luid applaudisseerde en waarover de geschiedenisboekjes vol trots zullen vermelden dat de hoofdrolspelers een Nobel-prijs ontvingen. De Israëlische 'concessies' bestonden eruit dat Israël afstand deed van de minst waardevolle gebieden, namelijk de gebieden waar veel Palestijnen wonen, en van het meest gehate onderdeel van de verovering, het onderdrukken van de bevolking. Dat kon worden overgedragen aan de PA van Yasser Arafat. Dit is geen nieuw plan. In werkelijkheid wordt vanaf de veroveringen in 1967 een oplossing gezocht voor het 'demografische probleem' in de bezette gebieden. In 1969 werd vanuit de Arbeiderspartij het Allon-plan naar voren geschoven, dat voorzag in vergelijkbare vormen van autonomie voor de belangrijkste Palestijnse bevolkingscentra, het bouwen van nederzettingen en het beheer van het water. (Ook binnen de Likudpartij zijn soortgelijke plannen ontwikkeld).
De 'territoriale concessie' is dus nauwelijks een 'historische overeenkomst' te noemen. Evenmin is het woord 'concessie' op zijn plaats wanneer de belangrijkste gebieden, nederzettingen en het zo belangrijke water onder beheer van Israël blijven. Dat zou alleen een 'concessie' mogen heten als we aannemen dat het eigenlijk Israël is dat het recht heeft op alle bezette gebieden. Uiteraard alles onder het mom van 'veiligheid'. Ook Jeruzalem is geen onderwerp van discussie en is al meer dan 20 jaar geleden geannexeerd, tezamen met de buitenwijken die een aardig deel van de bezette gebieden opslokken. Misschien dat er een wijk in Oost-Jeruzalem onder beheer van de PA zou worden gesteld, die als hoofdstad van de Palestijnse staat zou kunnen dienen, al blijkt zelfs dat een te grote 'concessie' voor Israël te zijn. Wat overblijft van de bezette gebieden voor de Palestijnen zijn verschillende enclaves, van elkaar gescheiden door een netwerk van Israëlische nederzettingen en autowegen. In Israël werd dit al snel beschreven als een Bantoestan, naar het voorbeeld van de thuislanden voor zwarten in Zuid-Afrika onder apartheid.
Voor de PA was de taak weggelegd om al het verzet te onderdrukken, waaronder ook de grotendeels niet gewelddadige vormen van burgerlijke ongehoorzaamheid die zo belangrijk waren in de 1e Intifada en die door Israël en de VS gekenmerkt worden als terroristische activiteiten. Kortom een beleid van "zero tolerance voor terreur en geweld." Zelfs het "veroordelen" van het bouwen van nederzettingen is volgens Israël "aanzetten tot geweld."8
Het was voorspelbaar dat er vanuit de Palestijnse gemeenschap verzet zou zijn en dat de PA een afschuwelijke lijst van mensenrechtenschendingen zou opbouwen, hetgeen met gepast enthousiasme werd geprezen door Israël en de VS.9 Rabin schepte op dat het Palestijnse verzet onderdrukt zou worden zonder problemen met de Hoge Raad, mensenrechtenorganisaties en "allerlei bloedende harten, en moeders en vaders." Meron Benvenisti, noemde het het voortzetten van de bezetting, "maar dan door middel van afstandsbediening." Overigens bouwde Israël in de periode van het 'vredesproces' meer nederzettingen in bezet gebied dan in de 25 jaar ervoor.10 En het gaat gewoon door. <http://www.extra-media.nl/nummer09/westbank.gif> West Bank
De mythe van de VS als neutrale buitenstaander
Juli 2000, Camp David. President Clinton en premier Barak leggen Arafat het ultimatum voor: formele berusting in een Bantoestan. Arafat weigert. Kort daarop komt via Jane's Information Group naar buiten dat Israel klaar is met haar plannen voor een "massale en bloedige invasie van de bezette gebieden." Het wachten is op een goede aanleiding en "het groene licht" van de VS.
Direct na het begin van de 2e Intifada maakt de Israëlische krant Ha'aretz melding van de "grootste aankoop van militaire helikopters door de Israëlische luchtmacht in een decennium," waaronder 35 Blackhawk helikopters, onderdelen voor Apache gevechtshelikopters en brandstof, ter waarde van een slordige 525 miljoen dollar. Deze Amerikaanse Apache gevechtshelikopters waren een paar weken eerder geleverd. Op 4 oktober bericht Jane's Defence Weekly, het belangrijkste militaire tijdschrift in de wereld, dat de regering van Clinton deze nieuwe verkoop van Apache gevechtshelikopters had toegestaan, omdat het 'upgraden' van de oude niet meer zou volstaan. Op diezelfde dag wordt bekend dat de Apache's raketaanvallen deden op appartementencomplexen. De internationale persagentschappen komen met citaten van Pentagonwoordvoerders dat bij de verkoop van Amerikaanse wapens "niet is voorzien in een bepaling dat ze niet tegen burgers kunnen worden ingezet. Wij kunnnen ons niet verplaatsen in een Israëlische commandant die steun vraagt van gevechtshelikopters." Op 19 oktober 2000 brengt Amnesty een rapport naar buiten met een veroordeling van de Israëlische aanvallen op burgers en een veroordeling aan het adres van de VS voor de leveranties van nieuwe gevechtshelikopters aan Israël.11 Dit is niet de moeite van het vermelden waard in Nederland.
Eind maart 2002 krijgt Israël "het groene licht" van de VS om de bezette gebieden te heroveren, nadat Zinni er niet in was geslaagd om "een bestand te bewerkstelligen dat een einde moet maken aan de anderhalf jaar durende Palestijnse opstand."12 Een dag na de invasie krijgen de VS een schoffering in de NRC omdat ze te weinig doen om "verdere escalatie te voorkomen." Dat de VS misschien aansturen op een verdere escalatie is ondenkbaar. Zelfde dag, zelfde krant: "EU laakt Israël, VS tonen begrip." De EU en de rest van de wereld hebben de "Israëlische bezetting van de Palestijnse stad Ramallah (…) gisteren scherp veroordeeld," maar de VS noemen "het begrijpelijk dat Israël zich verdedigt tegen zelfmoordaanslagen."
Zo zijn er nog vele voorbeelden te vinden van het Amerikaanse 'begrip' voor de "kwaadaardige koloniale oorlog". Niet alleen in dit geval. Al meer dan dertig jaar hebben de VS 'begrip' voor het Israëlische beleid, aangaande de bezetting, het bouwen van nederzettingen, het annexeren van Jeruzalem en de omringende gebieden, de aanval op Libanon, enzovoorts. Dat 'begrip' wordt bovendien ondersteund met de noodzakelijke financiële en militaire middelen. In de VN staat Israël geïsoleerd, maar door de onophoudelijke steun van de VS is over vrijwel alle resoluties een Amerikaans veto uitgesproken.14
"Cyclische vraag in het conflict: waar zijn de VS?"
Deze "cyclische vraag" kent een eenvoudig antwoord. De overduidelijke en eenzijdige Amerikaanse steun voor de Israëlische "koloniale overheersing" is moeilijk te missen, zoals de Amerikaanse steun aan Zuid-Afrika ten tijde van apartheid moeilijk te missen was. Dat is echter niet het favoriete verhaal. In de media figureren de VS vooral op de achtergrond als hoeders van het 'vredesproces', en af en toe als een goedbedoelende vader om de strijdende partijen 'onder druk te zetten'.15
Robert van de Roer schrijft in de NRC het verhaal ("Cyclische vraag in het conflict: waar zijn de VS?") dat wel favoriet is. "De Amerikaanse bemiddeling in het Israëlisch-Palestijnse conflict" laat het afweten. Er is meer leiderschap nodig. "Het toenemende geweld (…) ondermijnt en vernedert de Amerikaanse diplomatie," die anders aangewend zou worden om "verdere escalatie te voorkomen." Dát is het favoriete verhaal. Het was allemaal beter toen Clinton nog president was. "Wie even terugdenkt aan de top van Barak en Arafat in Camp David in de zomer van 2000, toen president Clinton persoonlijk de onderhandelingen voorzat, ziet meteen hoe de regering-Bush de Amerikaanse inbreng heeft laten versloffen." Van de Roer is correct in de zin dat Clinton de "Amerikaanse inbreng" niet heeft laten "versloffen", bijvoorbeeld met de "grootste aankoop van militaire helikopters door de Israëlische Luchtmacht in een decennium," waarbij "niet is voorzien in een bepaling dat ze niet tegen burgers kunnen worden ingezet," direct bij het begin van de 2e Intifada. En de verdubbeling van het aantal nederzettingen in de periode dat "president Clinton persoonlijk de onderhandelingen voorzat." Dat heeft Bush nog niet overtroffen. Maar zijn prestaties tot op heden houden een mooie belofte in.
Het grootste probleem dat Van de Roer overigens signaleert is dat "als de VS zich niet meer inspannen in deze brandhaard, zal het toch al geringe draagvlak in de regio voor een door Amerika gewilde aanval op Irak slechts verder afkalven."16 Dat is het enige dat nog iets van verband houdt met de werkelijkheid.
Het (voorlopig) laatste offensief
Precies anderhalf jaar na het begin van de 2e Intifada, in de nacht van 28 maart 2002, trekt het Israëlische leger met groot militair vertoon, met tanks en gevechtshelikopters, de Palestijnse gebieden binnen om de "terroristische infrastructuren" te vernietigen. Deze operatie was al vanaf januari in voorbereiding, waarbij een hoge Israëlische officier er bij het leger op aan had gedrongen "de lessen van de manier waarop het Duitse leger in het getto van Warschau heeft gevochten te analyseren en in zich op te nemen." Halverwege maart wordt het steeds duidelijker dat er een grote operatie voor de deur staat. Op 10 maart geeft het kernkabinet van Sharon het leger toestemming om "het offensief tegen de Palestijnen op te voeren," merkt Carolien Roelants op in een artikel met de curieuze titel, "Kwestie-Irak dwingt Sharon tot concessies."17 Verder vertelt Sharon op een persconferentie: "De Palestijnen moeten geslagen worden en het moet pijnlijk zijn. We moeten verliezen veroorzaken, slachtoffers, zodat ze een zware prijs betalen".18
Het was voor iedereen duidelijk dat het geweld opgevoerd zou worden, en toen de Amerikaanse onderhandelaar Zinni er niet in was geslaagd om "een bestand te bewerkstelligen dat een einde moet maken aan de anderhalf jaar durende Palestijnse opstand," was er niets meer dat de 'herovering van de Palestijnse gebieden' nog zou kunnen stoppen.19
De gedane beloften werden nagekomen. In de Groene Amsterdammer geeft Norman Finkelstein een indrukwekkende opsomming: "De beschieting van Palestijnse ambulances en medisch personeel, het onder vuur nemen van journalisten, het doden van Palestijnse kinderen 'voor de sport' (Chris Hedges, de voormalige chef van het bureau Cairo van de New York Times), het oppakken, boeien en blinddoeken van alle Palestijnse mannen tussen veertien en 45 jaar, het aanbrengen van nummers op hun polsen en voorhoofd, de lukrake marteling van Palestijnse gevangenen, het onthouden van voedsel, water, electriciteit, en medische hulp voor de Palestijnse burgerbevolking, de willekeurige luchtaanvallen op Palestijnse woonwijken, het gebruiken van Palestijnse burgers als menselijk schild, [en] de bulldozers die Palestijnse huizen platwalsen terwijl de bewoners er nog in zitten."20
"Israël verliest propagandaslag om Jenin"
In een artikel met deze titel gaat Joris Luyendijk uitgebreid in op de propagandistische aspecten van de "gevechten in het Palestijnse vluchtelingenkamp bij Jenin." Een 'gevecht' dat zich afspeelde op een gebied van een vierkante kilometer groot met daarop de krotten van de vijftienduizend vluchtelingen, waaronder een paar dozijn met automatische geweren bewapende mannen, die zich meer dan een week verweerden tegen 50 Israëlische tanks, 250 raketaanvallen per dag en tientallen F16 vluchten.21 Dat het mogelijk zou zijn dat Israël 'de propagandaslag' ook nog zou kunnen winnen - met de indrukwekkende lijst van oorlogsmisdaden, wreedheden en vernederingen – kan enige verbazing wekken bij de nietsvermoedende lezer. Joris Luyendijk is echter zeer goed op de hoogte van de propagandistische kwaliteiten van het Israëlische leger en haar woordvoerders. Al vervult hij zelf als journalist ook nog wel een rol in dit verhaal.
"Hoe dan ook is het beeld geschapen van een Israëlisch bloedbad bij de gevechten in het Palestijns vluchtelingenkamp bij Jenin," opent Luyendijk zijn artikel, "Of het nu waar is of niet, die slag heeft Israël verloren." Hij doet verslag van het vraaggesprek met de Israëlische legerwoordvoerder, waarbij hij deze het vuur aan de schenen legt: "Als er geen bloedbad is aangericht, waarom houdt Israël dan waarnemers en hulpverleners al zolang weg?" Het verhaal van de woordvoerder wordt geplaatst tegenover het verhaal van de Palestijnse media die "geruchten en beschuldigingen als feit" presenteren: "men pleit niet zozeer voor onafhankelijk onderzoek maar direct voor veroordelingen en sancties." Zijn conclusie: "Terwijl Israël worstelt met Jenin is de kwestie voor de Palestijnen een uitgemaakte zaak."
Nog steeds zijn er in Kosovo forensische teams aan het werk om de "geruchten en beschuldigingen" over de Servische genocide die toen als feit werden gepresenteerd te onderzoeken. Er werd niet al te veel tijd gestoken in het aanhoren van Servische woordvoerders, men ging direct op zoek naar ooggetuigen. Wanneer Jenin gelegen zou zijn in Kosovo dan zouden de voorpagina's dag in dag uit vol staan met alle details. Joris Luyendijk zou zich niet druk maken over het feit dat Servië 'de propagandaslag' zou verliezen. Hij zou op zoek gaan naar de echte slachtoffers en daar een verhaal over schrijven. En terecht.
Luyendijk maakt in zijn artikel evenwel duidelijk dat Israël er veel aan gelegen is dat de "waarheid over Jenin" niet al te makkelijk te achterhalen zal zijn. Er zal een "internationaal onderzoek" moeten komen. Van Amerika valt ook niet veel te verwachten. Het heeft "de lippen stijf op elkaar gehouden over Jenin, laat staan dat het pleit voor zo'n onderzoek."
En zoals hij het treffend typeert (maar dan in de zin dat Israël mogelijk vrijgesproken zal worden van het 'bloedbad'.): "Tegen de tijd dat de feiten bovenkomen, is de nieuwskaravaan alweer verder getrokken."22
"Israël begint heel voorzichtig aan terugtrekking"
Direct na de Israëlische invasie verschijnt er een vloed aan artikelen over de verschillende aspecten. De NRC van 2 april is daar een goed voorbeeld van. Die dag is de aandacht verdeeld over de volgende thema's in zeven verschillende artikelen, een opiniestuk en een redactioneel:
* het offensief van het Israëlisch leger (Israël breidt acties tegen Palestijnen uit) * Arafat in Ramallah ('Het is een aanval op mij persoonlijk') * antisemitische aanslagen in Frankrijk en België (Synagoges zijn doelwit aanslagen) * de andere Arabische leiders (Arabische leiders kijken toe) * de 'cyclische vraag' wat doet Amerika (Amerika worstelt met reactie) * de situatie in Israël (Tel Aviv is een spookstad geworden) * gevolgen voor de olieprijs (Olie duurder door conflict in Midden-Oosten) * opinie (Israël moet verzet tegen hekken opgeven) * redactioneel (Diplomatiek offensief)
In de brede benadering komen vrijwel alle aspecten van het Israëlische offensief en de gevolgen daarvan aan de orde. Op één na. Namelijk de gevolgen voor de gewone Palestijnse bevolking die het op dat moment het zwaarst te verduren heeft. Bijvoorbeeld een artikel met de titel "Tulkarem is een spookstad geworden" zou niet misstaan.
De gevolgen voor de Palestijnse burgerbevolking zijn geen prominent nieuwsonderwerp. Er wordt wel over geschreven maar het heeft geen nadruk. Pas als de stroom van verhalen niet meer te stoppen is, wordt er meer aandacht aan besteed bijvoorbeeld in de vorm van "geruchten en beschuldigingen" zoals in het artikel van Joris Luyendijk. Of in verklaringen van het Rode Kruis, Amnesty International of van een vertegenwoordiger van de VN Roed-Larsen die na een bezoek aan Jenin de toestand daar een "verschrikking" noemt. Desalniettemin krijgt dat artikel de titel mee "Israël verlaat voor zondag meeste steden."
Veel eerder al, op 9 april, had het Parool de fenomenale titel: "Israel begint heel voorzichtig aan terugtrekking". Hierin wordt inderdaad verslag gedaan van het feit dat het leger zich heeft teruggetrokken uit Tulkarem en Kalkiliya, maar "ondanks de terugtrekking is Israel vanochtend ook begonnen met een nieuwe operatie, in het dorp Dura bij Hebron." Het terugtrekken in combinatie met het bezetten van een nieuwe stad of dorp zal zich de daaropvolgende weken nog enkele malen herhalen maar in de media ligt steeds weer de klemtoon op het terugtrekken.
J'Accuse: Trouw, Leon de Winter en kritiek op de media
De schrijver Leon de Winter krijgt van Trouw drie volle pagina's om uit te leggen wat er echt aan de hand is in het Israëlisch/Palestijns conflict en in de beste Westerse intellectuele tradities beschuldigt hij de Nederlandse media van "incompetentie, gemakzucht en het kweken van begrip voor een bevrijdingsstrijd die geen bevrijdingsstrijd is maar een opstand tegen een democratische joodse samenleving wier verworvenheden zowel benijd als verworpen worden." Het is allemaal de schuld van "linkse journalisten en commentatoren" die bijna "per definitie de onderliggende partij" als rechthebbende zien. Alles komt op een grote hoop van "het al lang bestaande intellectuele dédain van Europeanen ten opzichte van Europa" tot de "brede club van bourgoisofoben", "guerrila-socialisten", "Islamitische fundamentalisten", "José Bové antiglobalististische linksen, Amerika's antikoloniale multiculturalisten, en BBC's Oxbridge mediacraten." Het is allemaal "anti-Amerikanisme, modieuze ideologische ideeën die alles wat zich links en anders noemt ongezien de waarheid toedichtten," enzovoorts enzovoorts. Het zou alleraardigst zijn als Leon de Winter één journalist zou kunnen noemen die onder invloed staat van al dat hierboven beschreven kwaad. Dat doet hij niet, en dat kan hij ook niet. Omdat het gewoon niet waar is.
Verder komt hij met drie voorbeelden om zijn beschuldigingen te ondersteunen. Laten we eens kijken. Voorbeeld 1. "De Palestijnse propaganda, en de West-Europese media, wil doen voorkomen dat Israël zich schuldig maakt aan genocide". Dit doen ze door het "dagelijks verspreiden" van berichten over "massa-executies". Hij geeft letterlijk niet één voorbeeld hiervan. Maar hij komt alleen met een Duitse reportage die de moord op een Palestijns jongetje heeft onderzocht, waarbij aanvankelijk werd aangenomen dat het door het Israëlische leger was gedaan. In deze reportage worden hier vraagtekens bij geplaatst.
Voorbeeld 2: Een staaltje van "ongenuanceerde meningsbeïnvloeding in de Volkskrant". Een onderschrift bij een foto waarin wordt gerefereerd aan een "Israëlische sluipschutter", hetgeen volgens De Winter suggereert dat het hier "dus om een laffe moordenaar" zou gaan "die zich verborgen houdt en stiekem zijn slachtoffers dood." Volgens De Winter wordt de suggestie gewekt omdat op de foto duidelijk te zien is dat het slachtoffer "een gewapend, schietend Palestijns militielid is," terwijl in de tekst onder de foto alleen maar wordt gesproken van een "Palestijn". Het lijkt me niet hét ijzersterke voorbeeld van wat er mis zou zijn met de Nederlandse media. Maar goed.
Voorbeeld 3: Volgens De Winter is er een "opmerkelijke lacune" in de media; ze maken namelijk helemaal geen melding van de "onafgebroken antisemitische propaganda". De meerderheid van de Arabieren gelooft "dat de Joden de Twin Towers hebben aangevallen" en dit soort verhalen wordt vooral verspreid door "de Arabische pers, met Al Jazeera voorop". De West-Europese media "zwijgen hierover", omdat ze "vinden dat sinds 1945 de Joden bewust en onbewust morele chantage hebben gepleegd en daarmee geprobeerd ruimte te scheppen voor de onderdrukking van de Palestijnen." Enzovoorts. Misschien dat De Winter de kwalificaties van Joris Luyendijk over de Arabische media die "geruchten en beschuldigingen" presenteren als feit niet sterk genoeg vindt. Maar het moet hem toch zijn opgevallen dat er honderden artikelen en commentaren zijn geschreven over de "achterlijke Islamitische cultuur" en het fenomeen van de zelfmoordenaar, zeker sinds de aanslagen van 11 september.
Meer heeft Leon de Winter niet toe te voegen aan zijn beschuldiging aan het adres van de Nederlandse media van "incompetentie, gemakzucht en het kweken van begrip voor een bevrijdingsstrijd die geen bevrijdingsstrijd is". In de rest van zijn stuk volgt hij nauwgezet de lijn om de Palestijnen en de Arabieren overal de schuld van te geven. Uiteraard, "Israël heeft vele fouten gemaakt." Waaronder de "heilloze corrumperende nederzettingenpolitiek", "onwaardige behandeling van Palestijnen aan grensposten" en de "incidentele misstanden die met een oorlogssituatie samenhangen." Daar is hij natuurlijk ontzettend tegen. En dat is het.
"De Joodse pioniers die Palestina letterlijk op de woestijn en het moeras veroverden, kenden geen enkele illusie over het oude Europa dat zij hadden verlaten." Schrijft Leon de Winter over de historische context van het antisemitisme. Dat andere Semitische volk, de Palestijnen, kende ook geen enkele illusie over het oude Europa en verzette zich met hand en tand tegen de komst van de Joodse pioniers. Omdat ze wisten dat het bij de verovering van de woestijn en het moeras niet zou stoppen.
Hyper-Noten
1 NRC, 29 maart 2002, "Oorlog", redactioneel. 2 Trouw, 12 maart 2002, "Bloedige patstelling", commentaar. 3 Amnesty International geciteerd in "Securing Occupation: The real Meaning of Wye River Memorandum", Norman G. Finkelstein, februari 1999. http://www.normanfinkelstein.com/id66_m.htm 4 NRC, 29 maart 2002,"Dodendans Sharon en Arafat voortgezet", Salomon Bouman. 5 NRC, 19 februari 2002, "Vergeldingsacties Israelische leger". 6 Baruch Kimmerling en Ze'ev Sternhell geciteerd in "Constructive action", Noam Chomsky, 11 mei 2002. www.zmag.org 7 "Israel's history of bomb blasts", Friday, 12 April, 2002. Te vinden onder "Israel & the Palestinians" - "Background" - "Bomb blast history". Overigens geeft de BBC over diezelfde periode geen cijfers over de Palestijnse slachtoffers. news.bbc.co.uk/hi/english/world/middle_east/...... 8 "Securing Occupation: The real Meaning of Wye River Memorandum", Norman G. Finkelstein, februari 1999. http://www.normanfinkelstein.com/id66_m.htm 9 Palestinian Self-Rule Areas: Human Rights under the Palestinian Authority, HRW, 1998. 10 "Securing Occupation: The real Meaning of Wye River Memorandum", Norman G. Finkelstein, februari 1999. http://www.normanfinkelstein.com/id66_m.htm 11 "The Current Crises in the Middle East: What Can We Do?", rede uitgesproken door Noam Chomsky op 14 december 2000 aan de Massachusetts Institute of Technology. 12 Trouw, 25 maart 2002, "Overleg M-Oosten mislukt". 13 NRC, 29 maart 2002, "Cyclische vraag in het conflict: waar zijn de VS?", Robert van der Roer; "EU laakt Israël, VS tonen begrip." 14 Een belangrijke scheidslijn van het Amerikaanse beleid ten aanzien van Israël is te herleiden naar de conflicten die er waren in het Ministerie van Buitenlandse zaken tot 1970. De toenmalig minister, Rogers, stond een tweestaten-oplossing in overeenstemming met de rest van de wereld voor ogen. Hij werd echter gepasseerd door Kissinger die opteerde voor wat hij 'stalemate', een patstelling, noemde: geen onderhandelingen, alleen geweld. Voor meer over de achtergronden van de 'speciale relatie' tussen Israël en de VS zie "The Fatefull Triangle: The United States, Israel & The Palestinians", Noam Chomsky, herziene uitgave 1999. 15 Eind oktober vorig jaar werd in de Amerikaanse senaat besloten over het toekennen van 2 miljard militaire steun aan Israël. In die week staan de Nederlandse kranten vol met verhalen over de "druk" die de VS uitoefenen op Israël. Zie hierover Extra! #2 , 2 november 2001, "Israel: geen daden maar woorden", Jan Moerings. Een ingezonden brief aan het Parool waarin deze tegenstrijdigheid naar voren werd gebracht, werd wel geplaatst maar zonder desbetreffende alinea. Hetgeen aangeeft dat in dit geval de brief zorgvuldig is gelezen en van de 'verkeerde feiten' gezuiverd. Zie hierover Extra! #3, 19 november 2001, "Parool en lezersbrieven", Patrick Pubben. 16 Zie noot 13 17 NRC, 11 maart 2002, "Kwestie-Irak dwingt Sharon tot concessies", Carolien Roelants. 18 "Israel/Occupied Territories: Israeli military action is collective punishment, 12 april 2002, persbericht van Amnesty International. 19 Zie noot 12 20 Norman Finkelstein in de Groene Amsterdammer, nummer 18, 4 t/m 25 mei 2002, "Eerst goedschiks, dan kwaadschiks." 21 Edward Said in de Groene Amsterdammer, nummer 18, 4 t/m 25 mei 2002, "Wat Israël heeft gedaan". 22 NRC, 18 april 2002, "Israël verliest propagandaslag om Jenin", Joris Luyendijk.