Oorlog, media en propaganda in de 20ste eeuw

Tentoonstelling dead.lines

In het Flanders Fields Museum (over de Eerste Wereldoorlog) was tot 17 november jl. de tijdelijke tentoonstelling dead.lines te zien. De tentoonstelling wilde het publiek laten zien hoe in de twintigste eeuw de massamedia door de oorlogvoerende naties werd ingezet om de publieke opinie achter zich te krijgen. Nu de oorlog tegen Irak voor de deur staat en de massamedia zich dagelijks laten gebruiken als klankbord van de Verenigde Staten, is deze historische tentoonstelling meer dan actueel. Van het publiek werd gevraagd om alle verhalen, manipulaties en beelden uit de oorlogsgeschiedenis naar de hedendaagse context te vertalen.

door Astrid Willemsteijn en Martin Hulsing uit Extra

1900

Met de ontwikkeling van technologische vondsten als geluidsopnamen, foto’s en film ontstond ook de mogelijkheid om via deze technieken de berichtgeving naar de hand te zetten en de realiteit te manipuleren. Over beeldmanipulatie leerde men toen reeds: "Liegen met foto’s is erger dan liegen met woorden, precies omdat mensen geloven dat de camera niet kan liegen" (Donald Trelford).

Momenteel zijn de mogelijkheden voor digitale en ‘psychologische’ manipulatie van beelden eindeloos. Jan Blommaert merkt op (Samenleving en Politiek, april 2002) over de gebeurtenissen op 11 september 2001: "De brandende torens werden niet gewoon gefilmd of gefotografeerd, maar het geweld, het lijden en de vernieling werden op een uiterst geësthetiseerde wijze voorgesteld, vanuit hoeken die naast het feit ook heel wat indrukken, emoties en gevoelens losweekten. (...) Ook werden er allerlei symbolen in de beelden verwerkt: de treurende, depressieve politieman, de brandweerlui die elkaar ondersteunden. Toppunt hierbij was een foto waarin de brandende torens gefotografeerd zijn met op de voorgrond het kruis van een kerk: de torens als kerkhof, (...) als aanslag tegen het Christendom en de Westerse beschaving. (...) Via dit spel van samenhang in de lezing van beelden kunnen allerlei politieke boodschappen krachtig geproduceerd worden. BBC World bracht zeer vroeg na de feiten een beeldmontage – zonder veel duiding – waarin beelden van de brandende torens afgewisseld werden met beelden van juichende Palestijnen. De suggestie hier is voor de hand liggend, maar van enorm politiek belang: 'de Palestijnen juichen omwille van die gruwelijke aanslag die ons zo schokt, zij spotten met ons afgrijzen. Zij zullen er dan ook wellicht iets mee te maken hebben'."

1914-1918

Bij de Eerste Wereldoorlog waren voor het eerst moderne democratische landen betrokken. De oorlogvoerende regeringen waren zich ervan bewust dat ze het volk moesten overtuigen van de noodzaak van oorlog. Want zoals in iedere oorlog zijn zij het van wie de grootste opoffering wordt gevraagd. Toen al had men door dat de massamedia een belangrijk instrument zijn om het volk te overtuigen. Er heerste een ware militaire censuur over de filmindustrie. Journalisten en uitgevers werden in een keurslijf gedwongen. Journalisten deden ook sterk aan zelfcensuur en waren ervan overtuigd dat dit het gedrag was wat van hen werd verlangd en dat dit het beste was voor hun land.

De formele en culturele vooruitgang in de democratie, sinds de Eerste Wereldoorlog, heeft de bevolking een stuk mondiger gemaakt. Er is dus voor de oorlogszuchtigen nog meer belang bij het beïnvloeden van de publieke opinie en er is een scala aan nieuwe mogelijkheden door de komst van televisie, ‘marketingtechnieken’ en digitale technologieën. De controle over de verscheidene televisiestations is tegenwoordig echter niet meer volledig in handen van de politieke machthebbers of van de militaire staf, maar vooral in handen van mediagiganten.

1939-1945

Als men denkt aan propaganda dan zullen de meeste mensen als eerste denken aan de Tweede Wereldoorlog. En dat is niet voor niets:

"Wij kunnen er geen genoegen mee nemen het volk alleen maar te zeggen wat wij willen, maar wij willen de mensen zo lang bewerken tot zij aan ons verslaafd raken" Joseph Goebbels, minister voor Propaganda en Volksopvoeding, 1933

"De radio is het modernste, ik durf nu ook te zeggen, het succesvolste beïnvloedingsmiddel voor de massa’s" Joseph Goebbels.

"Hardere beelden zouden voor publicatie moeten worden goedgekeurd om het publiek voor te bereiden op een toename van dood en vernietiging" Amerikaans Bureau voor Oorlogsinformatie, zomer 1943.

"Uiteraard willen de gewone mensen geen oorlog: in Rusland niet, in Engeland niet en ook niet in Duitsland. Dat is duidelijk. Maar desalniettemin, zijn het de leiders van het land die het beleid bepalen en het blijkt altijd weer eenvoudig te zijn om de mensen op sleeptouw te nemen. Of het nu gaat om een democratie of om een fascistische dictatuur; een parlement of een communistische dictatuur. Stem of geen stem, het volk kan men altijd naar de pijpen van de leiders laten dansen. Dat is makkelijk. Het enige dat je hoeft te doen is ze te vertellen dat ze worden aangevallen. Hen die zich tegen oorlog verzetten moet je beschuldigen van een gebrek aan vaderlandsliefde en dat ze het land in gevaar brengen. Zo werkt het in ieder land." Hermann Goering tijdens het oorlogstribunaal van Neurenberg.

Er is in de geschiedenis wat dit betreft niet veel veranderd. Reeds eeuwenlang hebben oorlogszuchtige politieke leiders van alle slag de steun gezocht van de publieke opinie met steeds dezelfde argumenten : "de verdrukten moeten worden geholpen", "de vrijheid is in het gedrang", "het kwade moet worden bevochten door het goede". Telkens zijn er gruwelverhalen verzonnen om de vijand te demoniseren, sla de bijbel er maar op na.

1945-2002

Na de Tweede Wereldoorlog was er een hoop veranderd. Na de enorme slachtingen was het niet zo eenvoudig meer om de mensen enthousiast te maken voor nog een oorlog. Aan beide zijden van het IJzerenen Gordijn werd de Koude Oorlog gebruikt om oorlogen, interventies en misdaden tegen de menselijkheid te rechtvaardigen. Voor ons westerlingen zijn onze 'eigen' oorlogen natuurlijk verreweg het meest interessant om te leren hoe propaganda functioneert. De Vietnamoorlog is in de na-oorlogse periode misschien wel het belangrijkste voorbeeld hiervan. Wat de effecten van propaganda zijn valt af te lezen aan het volgende: nog steeds is er geen enkele grote Amerikaanse krant geweest die spreekt van de aanval op Vietnam. Wanneer de oorlog wordt besproken gaat het over "vergissingen", "de mislukte goede bedoelingen" en over "het verdedigen van Vietnam". Dat er misschien een derdewereldland opzettelijk werd aangevallen met niet al te goede bedoelingen wordt nog steeds niet algemeen erkend.

"Hanoi blokkeert momenteel de weg naar de vrede. En Peking des te meer: de verklaarde doctrine en het doel van de Chinese communisten blijft duidelijk: de heerschappij over geheel Zuid-Oost Azië en inderdaad, als we luisteren naar wat ze ons zeggen, de heerschappij over de hele wereld daarachter". Dean Rusk, Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken.

"Wij zouden willen benadrukken dat we geen grotere oorlog wensen. Ons antwoord zal afhangen van de actie van de agressor, in dit geval de Noord-Vietnamezen. De sleutel tot de hele situatie blijft het stoppen van alle infiltraties van het Noorden in het Zuiden." Robert MacNamara, Amerikaanse minister van Defensie.

"Wij willen geen escalatie van de oorlog, met gevolgen die niemand kan voorzien. Evenmin zullen we onze macht bekritiseren, koeioneren of ermee pronken, maar we zullen ons niet overgeven en we zullen ons niet terugtrekken." President Lyndon B. Johnson.

"Wij hebben geen schuld aan Vietnam, omdat de vernietiging wederzijds was." President Jimmy Carter.

Achteraf werden de media verantwoordelijk gesteld voor het verliezen van de steun van de publieke opinie. Het militaire establishment stond erop dat in de toekomst op een heel andere manier verslag zou worden gebracht van de militaire operaties. Tijdens de Golfoorlog in 1991 werd in de berichtgeving de nadruk gelegd op een ‘propere’, uiterst technische oorlog: "beelden van jets die opstegen vanop vliegdekschepen, video-opnamen van inslaande intelligente bommen, landkaarten en zandbakken met speelgoedtanks, kleuren en symbolen, militaire leiders zoals Schwartzkopf, en geallieerde troepen die zich klaarmaakten voor de strijd. Doden of gewonden kregen we nauwelijks te zien."

Het was zeer efficiënte propaganda, zonder dat er daarbij openlijk censuur werd toegepast. Een belangrijke vooruitgang van het ambacht.

Blommaert: "Al deze dingen komen nu terug: de Golfoorlog en de oorlog na 11 september (Afghanistan) zijn qua berichtgeving tweelingzusjes. We hebben een repetitie gehad in 1990-1991, zelfs één met nagenoeg dezelfde acteurs. Er is weer een George Bush die de Vrije Wereld leidt en een Arabische moslim (Bin Laden) die de duivel is. Onze waarden staan weer op het spel, onze jongens kunnen weer uitrukken. En we krijgen vertrouwde beelden te zien die vertrouwde (want reeds uitgeteste) reacties genereren."

"De nieuwe golfoorlog kan weer worden voorgesteld als een oorlog over principes: de onze, die van het Goede, de Vrijheid en de Democratie, versus de hunne, die van het Kwaad, de Verdrukking en de Waanzin. Saddam Hoessein wordt weer voorgesteld als de demon die alles orkestreert: een irrationeel dictator die Amerika het Rijk van het Kwaad noemt en George Bush de Satan en die vanzelfsprekend een uitgesproken tegenstander van Israël is. Door de verpersoonlijking wordt de kwestie [voorgesteld als het werk van] één complete gek, geïsoleerd uit de geschiedenis en zonder ernstige politieke boodschap of serieuze economische belangen op de achtergrond (olie, om er maar één te noemen). Moeders kunnen hun zonen weer laten gaan met het geruststellende besef dat ze niet gaan vechten ten voordele van Exxon of Shell, maar ten voordele van de christelijke Vrije Wereld die belaagd wordt door de duivel."

2002

Aan het einde van de tentoonstelling wordt gewezen op het in feite nogal ‘Westerse’ karakter van het hele historische overzicht van de oorlogen in de twintigste eeuw. Dit wordt door de tentoonstelling zelf duidelijk gemaakt door schaamteloos te spreken van de Vietnamoorlog, terwijl de Vietnamezen spreken van de Amerikaanse aanval of de Amerikaanse oorlog. Desalniettemin begint daar de laatste decennia enige verandering in te komen, met name door het werk van NGO’s, zoals Amnesty International, Unicef en ontelbare kleinere organisaties.

Er wordt aan de nieuwe media, zoals internet, op de tentoonstelling een speciale en hoopvolle rol toegekend. Niet alleen als middel voor het verspreiden van propaganda, maar ook als een bron voor protest. Op het internet is een ware tegencultuur ontstaan waaraan de globaliseringsbeweging haar kracht ontleent, een middel om de propaganda te doorbreken. Maar dat er geen melding wordt gemaakt van zo'n belangrijk nieuw fenomeen als Indymedia blijft onwaarschijnlijk.

Dit artikel is gebaseerd op een artikel van Lize van Indymedia België.

Hyper-Noten

1 Ook kunstenaars hebben zich door de eeuwen heen ingezet om de oorlogstrom te roffelen, zie bijvoorbeeld een artikel op Indymedia van Anne Morelli, dat eerder op Indymedia werd gepost; zie: http://tinyurl.com/28ov