Laat Saddam maar lopen

Oorlog net zo verderfelijk als totalitair bewind

Uit de Ravage

"Krijgszucht is net zo kortzichtig als filantropisch pacifisme. De eerste negeert opzettelijk de mogelijkheid van een politieke oplossing van het probleem; de tweede onderkent niet eens het probleem. Beide zitten gevangen in een ideologische kooi", zo meent de Irakese dissident Faleh A. Jabar. Een pleidooi voor een politieke aanval op Saddam Hussein.

De val van het Ba'th regime in Irak is al een kwart eeuw mijn levensdoel. Juist toen de VS in het totalitaire regime een waardig bondgenoot vonden tegen het opkomende fundamentalisme onder Khomeini in 1979, ontdekte de linkse beweging waar ik deel van uitmaakte (nogal laat) in de klauwen van een monster te zijn beland.
Als lid van de Irakese Communistische Partij en redacteur internationale en Arabische zaken van het partijblad, juichte ik de val van de sjah toe als voorteken van 'het einde der éénpartijstaten'. Dat viel niet goed bij de Iraakse regering. We werden getipt dat we op de zwarte lijst stonden en ik moest in minder dan zes uur tijd vertrekken. Ik vloog naar Beiroet op een zonnige zondagmiddag in oktober 1978, om te ontsnappen aan het lot van duizenden van mijn collega's: marteling, verkrachting of de dood. Wie geen aanhanger van de Ba'th was, was een tegenstander.
Een jaar of tien leefden we ondergronds, als wereldnomaden, steeds in andere landen, met andere dialecten, namen, met al dan niet valse paspoorten. Meer dan 200.000 Irakezen - veelal intellectuelen en hoger opgeleiden van linkse, liberale of Koerdische signatuur - staken de grens over. De wereld besteedde er geen aandacht aan, waarom zouden ze?
Ik vond troost in geschriften van Duitse intellectuelen die Europa ontvluchtten toen de nazi's aan de macht waren. Nieuwe woorden gingen deel uitmaken van onze woordenschat: ballingschap, identiteit, vervreemding en bestaansonzekerheid. Dit werd benadrukt door een gevoel van gewichtloosheid, de ondraaglijke lichtheid van het bestaan.
Nieuwe lichtingen immigranten deden onze gelederen zwellen tot zo'n 3,5 miljoen Irakezen in ballingschap tegen het einde van de jaren '90 - de 'crème' van de natie. In Londen, mijn meest recente thuisbasis, trekken oudere liberalen uit de monarchie op met linksen van middelbare leeftijd of jonge gedesillusioneerde Ba'th aanhangers die asiel zoeken, allen verenigd in een gevoel van verlies en wanhoop.

Fundamenten
Als jongeman bewonderde Saddam Hitlers regeringssysteem. Stalin en zijn totalitaire systeem werden zijn voorbeeld. Hij ontwierp zijn systeem naar nazistisch en stalinistisch voorbeeld, en voegde een paar nieuwe eigenschappen toe.
Net als het nazi-model steunt het Ba'th systeem op vier fundamenten: totalitaire ideologie, een éénpartij systeem, een plan-economie (in naam socialistisch), en streng toezicht op de media en het leger. Maar, anders dan bij de nazi's, vormde de Ba'th de traditionele stammen en families om tot belangrijke staatsinstituten. Clans die overleefden in de regio en afgelegen gebieden.
Een andere hoeksteen van het Ba'th systeem waren de inkomsten uit olie. Enorme olievoorraden gaven de regering onafhankelijke hulpbronnen die hun autoriteit deed toenemen en maakten het mogelijk een immense veiligheidsdienst op te bouwen. Tussen 1968 en 1980 nam de omvang van het leger toe van 3 tot 60 militairen per 1000 inwoners. Toegerust met rijkdom en mankracht vernietigde het regime linkse organisaties, nationalistische Koerden en de liberale Shi'a bewegingen.

Miljonairs
Aansluiting bij de oppermachtige Ba'th partij was bijna verplicht. Niet-partijleden maakten geen kans op banen bij overheid en bedrijfsleven, of op hoger onderwijs. De verwesterde midden- en hogere klassen deden hun voordeel met de enorm toegenomen vraag naar olie in de jaren '70. Hun succes overtrof alle verwachtingen, ondanks de beperkingen van de plan-economie.
In 1968 waren er 53 miljonairsfamilies in Irak, in 1980 al 800 en tegen 1989 waren er 3000 miljonairshuishoudens. Mensen met salarissen en eigendom werden steeds invloedrijker. Ze hadden hun welvaart niet te danken aan een vrije markt, maar aan de overheid die hen werk of contracten bood.
In de opkomende machtige nieuwe klasse bekleedden de 'clans' of groepen gebaseerd op verwantschap sleutelposities in de samenleving. De overheersende klasse ontwikkelde zich razendsnel en kreeg een ijzeren greep op het leger, de Ba'th partij, de bureaucratie en het bedrijfsleven.
Toen het regime genoeg binnenlands zelfvertrouwen had, begon de zucht naar regionale overheersing. De oorlog met Iran was het gevolg, en leidde tot de snelle uitputting van menselijke en materiële bronnen van Irak. Aan het eind van de oorlog in 1988 was Irak een militaire reus, en in economische opzicht een dwerg. De opkomende democratiseringsgolf wereldwijd, en vooral het instorten van de éénpartij-stelsels in Oost Europa, verergerden de crisis. Hervormingen werden beloofd maar niet doorgevoerd. In plaats daarvan stortte Saddam zich in een nieuw avontuur; de rijkdommen van Koeweit moesten de verliezen van de vorige oorlog compenseren. De afloop is bekend.

Catastrofes
Totalitaire machtsuitoefening is een systeem met mankementen; het produceert voortdurend zijn eigen anti-these. Het begint met het bouwen van onpersoonlijke instituten, maar eindigt met persoonsverheerlijking. Het nastreven van homogenisering verscherpt de etnische en culturele scheidslijnen, de samenhang van de natie wordt verstoord.
De planeconomie heeft zogenaamd gelijkheid als doel, maar vergroot juist de kloof tussen arm en rijk en creëert een nepotistisch kapitalisme. En terwijl het voorwendt de vooruitgang te dienen, vernietigt het burger-initiatieven en worden achterhaalde traditionele waarden weer uit de kast gehaald. Totalitaire machtsuitoefening geeft obsessief voorrang aan de veiligheid van het regime, maar vormt een bedreiging voor de nationale veiligheid. Dat is het verhaal van totalitair Irak.
Het totalitaire systeem bedreigt de bevolking van het land, de hele regio en de rest van de wereld. Het monster met rust laten is een uitnodiging voor toekomstige catastrofes. Dat klinkt misschien als steun aan het oorlogskamp. Dat is het zeker niet. Krijgszucht is net zo kortzichtig als filantropisch pacifisme. De eerste negeert opzettelijk de mogelijkheid van een politieke oplossing van het probleem; de tweede onderkent niet eens het probleem. Beide zitten gevangen in een ideologische kooi.
Oorlogszucht komt voornamelijk van evangelisch rechts, oftewel het nieuwe conservatisme dat de wereldpolitiek een botsing-der-beschavingen formule opdringt. De tragedie van 11 september verschaft de ideale achtergrond voor Donald Rumsfelds agressieve benadering. Misschien is het snelle succes van de VS bij het omverwerpen van het Taliban regime een katalysator voor nieuwe experimenten met 'chirurgische' verwijdering.

Verantwoordelijk
Maar een invasie van Irak kon best eens te kostbaar blijken of ontaarden in chaos. De val van het regime, hoe welkom ook, zal latente institutionele en sociale krachten losmaken waarbij de fantasie verbleekt. Er kan een burgeroorlog ontstaan waarvan niemand weet hoe die eindigt. Een paleisrevolutie kan de VS regering goed uitkomen, maar zal een nieuwe tragedie voor de Iraakse bevolking betekenen. Oorlog is net zo verderfelijk als een totalitair bewind. Beide brengen geweld en ontwrichting voort.
Tegen oorlog zijn is goed, maar niet goed genoeg. Het monster zijn gang laten gaan, is een ernstige fout waar we vroeg of laat voor zullen boeten. Het afwijzen van oorlog, op zich een instrument van de politiek, moet er niet toe leiden dat we vergeten om welke politieke problemen het gaat. Niet de massavernietigingswapens zijn het belangrijkst, maar het politieke systeem dat er over beschikt. Door dat te negeren speelt de vredesbeweging het oorlogskamp in de kaart.
Tientallen landen beschikken over chemische en biologische wapens. Niet een heeft ze ingezet, behalve Saddams regime. Eerst tegen het Iraanse leger, later tegen Iraakse burgers. Regeringen moeten verantwoordelijk gehouden worden voor zulke misdaden. Amerika liet Saddam ongestraft zijn chemische en biologische wapens gebruiken in 1988, maar staat nu op het punt een confrontatie met hem aan te gaan over mogelijk toekomstig gebruik van deze wapens. De logica van het te vroeg af zijn.
Maar er bestaat geen enkele wet, nationaal of internationaal, die de aanklager toestaat een ex-veroordeelde te vervolgen in verband met een eventueel toekomstig vergrijp. Er zijn al volop wetten voor het berechten van de dader van een vergrijp tegen de menselijke normen.

Marshallplan
In al de jaren van strijd en internationale lobby's, is één aanpak nog nooit geprobeerd: een zinvol politiek proces om de verschillende componenten van het regime uit elkaar te halen - met als voornaamste doel het splijten van de kliek van heersers.
Dit is wat er volgens mij moet gebeuren. Ten eerste moet Saddam bedreigd worden met een aanklacht. Ten tweede moet hem tegelijkertijd een veilig heenkomen geboden worden; dat kan leiden tot een scheuring in de heersende klasse. Stuur vervolgens een lijst van een stuk of dertig van zijn naaste medewerkers die persona non grata zijn verklaard en met hem het land moeten verlaten. Dat moet de rest van de bevoorrechte klasse er van overtuigen dat ze niet allemaal bedreigd worden - alleen degenen met de meeste verantwoordelijkheid dragen voor de misdaden van het regime. Moedig tenslotte de rest aan om Saddam te lozen als balling en maak de overeenkomst makkelijker verteerbaar door het aanbieden van een mini-Marshallplan. Dat plan is alleen beschikbaar onder voorwaarde dat de macht wordt overgedragen aan een interim burgerregering.
Zulke aanhoudende druk, een politieke aanval, moet geruggesteund worden door dreiging met geweld. Een paar waarschuwingsschoten kunnen al volstaan. Dat zou helpen om de machtige klasse te splijten en de bevolking aan te moedigen om de zaken in eigen hand te nemen. Een pijnlijk traag proces van het uiteenvallen van het regime is al aan de gang, en politieke druk kan dat proces versnellen. Een invasie daarentegen, zou de zaken uit Iraakse handen nemen en onverantwoorde risico's met zich meebrengen.
Overigens, zal een mini-Marshall plan minder kosten dan de geraamde 100 tot 200 miljard voor de oorlog en bezetting. Het zou de wederopbouw van het land helpen, en het verder uiteenvallen van de massieve heersende kliek en een zinvolle vervanging van de toplaag bespoedigen. Dat zou voldoende stimulans zijn voor een vreedzame, of tenminste minder kostbare omwenteling.
De huidige campagne van de VS zou dat geenszins bereiken. Het is een militaire kruistocht, waarin met tegenzin de diplomatie een bijrol is toebedeeld. De campagne is niet afgestemd op de belangen of de participatie van de Iraakse bevolking.
Het opnieuw introduceren van de rechtspraak is van vitaal belang voor Irak. Het is een voorwaarde voor levensvatbaarheid van de ontluikende democratie. Dat zou de beste garantie voor vrede en stabiliteit in de regio zijn. Irak heeft recht heeft op zo'n toekomst.

Faleh A. Jabar

Faleh A. Jabar is als onderzoeker Sociologie en Politicologie verbonden aan de University of London en publiceert over ideologische en sociale bewegingen in Irak.

Bovenstaande tekst is eerder verschenen op AlterNet