De "Nieuwe Oorlog": Mogelijke verdere ontwikkelingen
Karel Koster
Waar vroeger sprake was van dreigementen en waarschuwingen, zijn er inmiddels door president Bush een reeks stappen ondernomen die meer duidelijkheid geven over de Amerikaanse strategie in de ‘oorlog tegen het terrorisme’. De cruciale vraag is die over de aard van die langlopende oorlog: wordt het een grotendeels onzichtbare politie-inlichtingendienst operatie, of een voortzetting van grootschalige operaties in combinatie met door de politie uitgevoerde opsporing? Karel Koster spit voor ons de zaak uit.
Eerst een paar externe gebeurtenissen die relevant zijn voor de positie van Bush:
Op CNN werd in de VS op 8 januari een interview uitgezonden met Richard Butler, prominent voormalig VN-wapeninspecteur in Irak, waarin deze het eens lijkt te zijn met belangrijke stellingen in het boek van Brisard en Dasquie. Dit boek stelt dat de regering Bush in het voorjaar van 2001 aan het onderhandelen was met de Taliban regering om hun medewerking te bewerkstelligen aan het aanleggen van olie- en gasleidingen vanuit centraal Azië via Afghanistan naar Pakistan. Het centrale strategische doel daarbij was de controle over de exportroutes van de gas- en oliereserves uit de regio te verzekeren en de exportroutes via Rusland te neutraliseren. De onderhandelingen hadden tot gevolg dat het onderzoek van de FBI naar bin Laden werd gedwarsboomd: de desbetreffende FBI-ambtenaar nam ontslag. Hij stierf later in de WTC aanslag. Opmerkelijk is dat deze kwestie op CNN aan de orde wordt gesteld, en zelfs als nieuws wordt gebracht.
De Democratische Partij is ondertussen begonnen met oppositie te voeren tegen het financiële beleid van president Bush, met name wat betreft zijn belastingverminderingplannen, waardoor er het komende jaar grote tekorten gaan ontstaan. Zulke oppositie was nog ondenkbaar in het najaar van 2001, omdat dit onpatriottisch zou zijn geweest. Meer recentelijk heeft senator Daschle vragen gesteld over het ‘open’ karakter van de oorlog. Waar houdt de oorlog op, wat zijn de precieze oorlogsdoelstellingen? Totnogtoe stond elke recente belangrijke nieuwe beleidsmaatregel in het kader van de oorlog tegen het terrorisme: de gigantische stijging van de defensiebegroting, de uitbreiding van het opsporingsapparaat in het binnenland, de maatregelen voor de verdediging van de burger tegen aanvallen met massavernietigingswapens en het unilateralisme in het algemeen…
Het faillissement van het handelsconcern Enron (het grootste in de Amerikaanse geschiedenis), waarvan de leiding nauwe banden heeft met president Bush en Attorney General Ashcroft, heeft het ontslag van duizenden mensen tot gevolg gehad en het verlies van de spaarcenten van vele kleine investeerders. De directie heeft zichzelf vlak voor het faillissement verrijkt door haar aandelen te verkopen voordat de prijs in elkaar stortte. Dit wordt in de VS gezien als een groot schandaal en heeft geresulteerd in een onderzoek door het ministerie van Justitie. De gevolgen (uitgebreid onderzoek, met name van voorkennis over het debakel) kunnen schadelijk zijn voor Bush, voor andere bewindslieden en voor zijn zakelijke partners. (echter ook voor de Democraten – dat werkt als rem op het politieke effect van het onderzoek).
De omgang met de krijgsgevangenen uit Afghanistan. Er is enige druk op de Amerikaanse regering geweest waardoor het oorspronkelijke opzet (dat neerkwam op een vorm van Krijgsraad door geheime militaire tribunalen, zonder mogelijkheid van beroep) enigszins is afgezwakt. Dit is vermoedelijk deels het gevolg van de druk van de bondgenoten, die hierin een gevaarlijk politiek precedent zagen, maar vooral ook van het Pentagon. Dat laatste heeft er immers op gewezen dat het negeren van internationale afspraken en wetten over de behandeling van krijgsgevangenen, later ook wel eens tegen Amerikaanse krijgsgevangen zou kunnen worden gebruikt. Onduidelijk is echter of dit een toegeving was op het meest cruciale terrein: of onafhankelijke partijen controle op de Amerikanen mogen uitoefenen.
De binnenlandse oppositie in de VS en de kritiek van de VS-bondgenoten tegen de agressieve buitenlandse politieke en de repressieve wetgeving die in de nasleep van 11/09 werd aangenomen is van cruciaal belang.
Binnen de NAVO heeft een harde confrontatie plaatsgevonden tussen de VS en de Europese lidstaten, die – behalve Groot-Brittannië - buiten de oorlog in Afghanistan zijn gehouden, althans tot de verdrijving van de Taliban regering. De Europese NAVO-lidstaten werden rechtstreeks gewaarschuwd bij monde van senator Lugar dat ze hun houding moesten veranderen om in de toekomst als geschikte partner van de VS te kunnen optreden in de oorlog tegen het terrorisme. Deze conflicten bereikten eind januari hun hoogtepunt. In februari zijn er vermoedelijk uitgebreide verzoeningsgesprekken geweest, om Europa alsnog te betrekken in de oorlog tegen het terrorisme.
Deze ontwikkelingen werken als een rem op het beleid van Bush. Dit alles zou echter ook wel eens kunnen resulteren in een dramatische ‘vlucht naar voren’, namelijk in een nieuwe, grotere buitenlandse oorlog om de aandacht af te leiden; maar het kan anderzijds ook de consensus voor de oorlog tegen het terrorisme verzwakken.
Amerikaanse strategie
Het is waarschijnlijk dat de Amerikaanse regering nog meer operaties zoals die in Afghanistan gaat uitvoeren. Om te beoordelen wie of wat daarvan het doelwit kan zijn, is het nuttig om na te gaan wat er wordt bedoeld met ‘oorlog tegen terrorisme’. De Amerikaanse vooronderstelling was dat het Al Qaeda netwerk een centrale uitvalsbasis had in Afghanistan, die voor een belangrijk deel steunde op de middelen van de Taliban regering (in de vorm van faciliteiten, bescherming, wapens). De operatie tegen Afghanistan heeft deze basis grotendeels vernietigd, maar niet het netwerk zelf. Dat bestaat uit een groot aantal cellen verspreid over vele landen, die dus allemaal opgespoord en vernietigd moeten worden. De omvang van die verspreide bases is echter niet te vergelijken met die in Afghanistan. Dus zijn slechts kleinere operaties noodzakelijk, die deels het karakter zouden krijgen van politionele en contra-inlichtingenacties. Militairen zouden daar slechts op kleine schaal hoeven te worden ingezet, en bombardementen zijn irrelevant omdat het in eerste instantie gaat om opsporingswerk en arrestaties. Alleen als de regering van een land, of instanties daarin, geen medewerking verlenen aan de VS, zouden militaire operaties noodzakelijk worden. Dit is ook het geval in landen waar de regering geen effectief gezag uitoefent, de ‘failed states’.
Tot zoverre de strategie die gekoppeld is aan het opsporen en ontbinden van een of meerdere terroristische netwerken. Er is echter een complicatie: die van het grotere politiek-economische raamwerk, waar andere krachten en belangen spelen die beslissend kunnen zijn voor de beleidskeuzes. In Afghanistan bijvoorbeeld, is het heel wel mogelijk dat de oliebelangen een cruciale rol hebben gespeeld, evenals het versterken van de Amerikaanse aanwezigheid in centraal Azië. Om dat te beoordelen moet je een verklaringsmodel kiezen dat veel gewicht toekent aan de oliebelangen van een aantal belangrijke figuren in de regering Bush, of men moet de hypothese hanteren dat olie altijd een zeer grote rol speelt in de Amerikaanse buitenlandse politiek.
Als men deze grotere belangen als leidraad hanteert voor de toekomst, dan spelen ze ook een rol bij het inschatten van het verdere verloop van de ‘oorlog tegen terrorisme’. Dat kan dan bijvoorbeeld onder die vlag (die dan niets te betekenen heeft) een oorlog worden tegen landen die dwarsliggen in de internationale orde (zoals sommigen ook Joegoslavië plaatsten in 1990 –in die hypothese ging de westerse politiek zich ermee bemoeien omdat Joegoslavië te onafhankelijk was: de etnische binnenlandse tegenstellingen werden gebruikt om het land te doen desintegreren).
De vraag is nu dus: zijn er Amerikaanse ontwikkelingen en belangen aanwijsbaar die een bepaalde kant op wijzen? Als die er zijn, spelen die een sleutelrol in wat ons te wachten staat?
Aanwijzingen voor oorlog
De samenstelling van de Amerikaanse defensiebegroting is van belang. Het gaat vooral om verschuivingen in het uitgavenpatroon: zijn die gericht op de aanschaf van middelen om een ‘gewone’ oorlog te voeren? Of op uitbreiding van speciale eenheden, inlichtingendiensten? Let vooral op dit laatste, samen met de CIA, omdat deze een belangrijke rol speelde in de Afghaanse operaties: niet alleen om inlichtingen te verzamelen maar ook om speciale operaties uit te voeren. Worden er meer middelen toegewezen aan speciale munities, aan oorlog in de ruimte.
De net voorgestelde defensiebegroting voor 2003 wijst echter geen duidelijke prioriteit aan. Er vonden verwoede pogingen plaats van een aantal ‘Rumsfeld revolutionairen’ om de strijdkrachten beslissend te wijzigen, door voorrang te geven aan lichte, mobiele systemen, raketafweermiddelen, speciale troepen, elektronische hulpmiddelen en het openen van nieuwe dimensies voor oorlogvoering, zoals die in de ruimte; maar aan de andere kant werd door de zittende lobby van de vliegdekschepen, bemande gevechtvliegtuigen, tanks en kannonnen, een dergelijke radicale omslag van de militaire doctrine tegengehouden. Desalniettemin maakte de immense toename van de begroting het mogelijk om ruimte te bieden aan zowel de oude garde als de vernieuwers.
Ook de aard van de debatten in de belangrijkste media en onderzoeksinstituten in Washington is van belang: men heeft het bijvoorbeeld over het nut van sancties tegen Irak, de gevaren van massavernietigingswapens die in Iran worden ontwikkeld, of de lange afstandsraketten in Noord-Korea. Normaliter bevatten deze rapporten een kleine kiem van waarheid (voor zover controleerbaar), maar veel belangrijker is hoe ze passen in de dynamiek van het debat in Washington. Gaat het om een spraakmakend rapport van een belangrijke denktank, dat door ieder belangrijk congreslid geciteerd wordt? Of om een opinieartikel van een invloedrijk figuur, zoals Kissinger? Door dergelijke gegevens te analyseren kunnen we aanwijzingen op het spoor komen voor mogelijke volgende doelwitten van Amerikaanse operaties. Dat komt omdat de plannen daarvoor altijd een zekere legitimatie nodig hebben in bredere politieke kring: anders is de politieke steun (inclusief de financiële middelen) niet aanwezig. In dat spel spelen natuurlijk ook de traditionele lobbies zoals de olie- en wapenindustrie een rol. Ons probleem is die ontwikkelingen te identificeren die in een gegeven tijdsspanne het belangrijkst zijn.
Zo was er in het recente verleden het debat over het aanvallen van Irak. Het werd gevoerd binnen de parameters die in de Amerikaanse publieke opinie aanvaardbaar waren. Dat wil zeggen, het debat ging slechts over de al dan niet negatieve gevolgen van het voeren van een oorlog tegen Irak, niet over de rechtvaardigheid ervan.
De VS-regering ziet het immers als een vanzelfsprekend recht om een regering omver te werpen. Het probleem van de legitimatie is gericht op de beeldvorming bij de Amerikaanse bevolking of, preciezer, bij de stemmers die de regering ten val kunnen brengen bij de volgende verkiezingen. Zo wordt een belangrijke rol gespeeld door de kwestie van het gevaar dat Saddam Hoessein vormt voor de Amerikaanse bevolking, hetzij door het bezit van massavernietigingswapens (MVW), hetzij door het ondersteunen van de terroristen, vooral Al Qaeda.
Er volgde een uitgebreid debat over de aard van de MVW in de handen van Irak (hetgeen automatisch leidt naar de eis voor volledige toegang van de VN-wapeninspecteurs) en men heeft het sinds kort ook over de enigszins geforceerde connectie van een Koerdisch-Iraakse groep in het noorden van Irak met Al Qaeda. Dit laatste is het handigste uit binnenlandse-propaganda overwegingen: Al Qaeda is de schuldige aan de aanslagen van 11 september en dus is elke bondgenoot van Al Qaeda een gerechtvaardigd doelwit.
Mogelijke doelwitten
Met deze gedachten als achtergrond kom ik op de volgende beleidsalternatieven:
De kale antiterrorisme-logica houdt in dat er geen grote operaties noodzakelijk zijn: alles vindt op kleinere schaal plaats. Dat heeft tot gevolg dat er geen zichtbare oorlog wordt gevoerd, maar voornamelijk een geheime. Speciale troepen kunnen daarin een rol spelen.
Een bepaald land wordt uitgekozen met de antiterrorisme-logica als propaganda-leidraad voor de buitenwereld, maar in werkelijkheid spelen er andere belangen. In dat geval is een of andere militaire operatie ‘zinvol’.
De gekozen strategie lijkt nog het meest op een combinatie van de twee. Er wordt inderdaad een hoofddoel, Afghanistan, afgewerkt en een tweede, Irak, voorbereid. Maar tegelijkertijd worden een reeks kleinere landen betrokken door kleinschaliger operaties van het type a. Bij die groeiende lijst horen:
Filippijnen: duidelijk verzoek om steun van de Filippijnse regering tegen islamitische afsplitsingbeweging. Kan misschien in beperkt geografisch gebied worden gevoerd. Er gaan minstens 500 VS-adviseurs naar toe die bij de contra-guerrilla operaties van het leger worden betrokken;
Somalië. Belang: vooral bestemd voor Amerikaanse binnenlandse opinie, want nuttig om aandacht af te leiden van Bush’s problemen. Voordeel: geen gecentraliseerde staat, willige oppositiegroeperingen en/of Ethiopische buurregering beschikbaar om met soldaten de Amerikanen bij te springen;
Jemen. Belang: zoals 1; verder is de familie van Osama bin laden verbonden aan Jemenitische clans in het noordoosten. Dus wellicht een mogelijkheid om de bin Laden clan indirect aan te vallen, wellicht met passieve steun Saoedische regering;
Indonesië. Belang: desintegratie voorkomen, belangrijke Aziatische bondgenoot van VS. Nadeel is de gecompliceerde structuur: zeer veel belangen, VS kan verwikkeld raken in Vietnam-achtige guerrilla oorlog;
Soedan: oude sympathisanten van bin Laden. Vraag is of ingrijpen niet vergaande regionale ontwrichting tot gevolg heeft (zuidelijke opstandelingen winnen de burgeroorlog, met alle gevolgen van dien).
De grote doelen
Irak: er is een fractie in de VS-regering die een aanval op Irak wenst (Rumsfeld, Wolfowitz), maar ook sterke tegenstand (CIA, Powell). Deze laatsten wijzen op de kracht van Irak, die alleen kan worden overwonnen door een grootschalige oorlog. Deze zal vergaande gevolgen voor de regio hebben, misschien desintegratie van de Irakese staat. Vooral Turkije is hier sterk tegen gekant, vanwege gevaar van uitbreidende Koerdische staat - richtingTurkije. In de Neue Zuricher Zeitung van 15/01/2002 werd echter gesteld dat de Turkse premier Ecevit zijn verzet tegen een oorlog tegen Irak had laten vallen. Het pleit schijnt te zijn beslecht, omdat het financiële krediet voor de Irakese oppositie is ingetrokken door de Amerikaanse regering. Deze wordt kennelijk als te zwak beschouwd om als Amerikaanse binnenlandse huurlingen te kunnen fungeren.
Er bestaat wel een scenario van enige geloofwaardigheid: men stelt in het zuiden en noorden een nieuwe Irakese regering aan, met de bedoeling dat Saddam Hoessein zijn leger er op af stuurt, dat dan door Amerikaanse luchtsteun kan worden vernietigd. Voorwaarde hiervoor is wel enige steun van kringen binnen het Irakese leger en plaatselijke opponenten die in staat zijn om beperkte militaire operaties uit te voeren (zoals de Noordelijke Alliantie in Afghanistan). Dit scenario lijkt momenteel echter in de ijskast gezet te zijn.
Relevante gegevens: Duitse verkenningsvoertuigen voor NBC (= nucleair-biologisch-chemische) oorlogvoering zijn naar Koeweit gestuurd; een hoofdkwartier van het Derde Amerikaanse Leger is daar ook naar toe verplaatst in het najaar van 2001. Senator Lieberman, voormalige vice-presidentskandidaat van de Democraten, riep in januari op tot omverwerping van Saddam Hoessein (NYT 15/01/2002). Verder zijn de VS kennelijk nog terughoudend in het opvoeren van wapeninspecties als argument om een oorlog te beginnen. Men onderhandelt met de Russen over de aard van de eisen die gesteld moeten worden aan Saddam Hoessein.
Tenslotte is er nog een minder spectaculair maar wellicht belangrijker doel: de neutralisering van de Russische invloed in Azië. De bases die langs de zuid-periferie van Rusland worden aangelegd met de meest zwakzinnige argumenten, wijzen op het vestigen van voorposten aan de grenzen van de overgebleven rivalen aan de Amerikaans macht: zowel Rusland als China.
Karel Koster
(22 maart 2002)
(Karel Koster is onderzoeker, gespecialiseerd in militaire strategie en verbonden aan vredesorganisatie VD-Amok in Utrecht)