Anti-oorlogsbeweging blijft groeien

het andere amerika

David Finkel 12-02-2003 uit de Grenzeloos

Tegen de verwachtingen in, zijn de protesten tegen de dreigende oorlog met Irak in de Verenigde Staten in één jaar tijd uitgegroeid tot een ongekende omvang. Mogelijk wordt zelfs het hoogtepunt van de beweging tegen de oorlog in Vietnam overtroffen. Toch lijkt dit geen enkel effect lijkt te hebben op de oorlogsplannen van de regering Bush.

Zaterdag 18 januari was een unieke dag voor het Amerikaanse verzet tegen de oorlog. In Washington DC en San Francisco gingen ondanks de bittere kou vele honderdduizenden mensen de straat op. Over het precieze aantal demonstranten geven de media en organisatoren uiteenlopende cijfers, maar de deelnemers in Washington spreken in ieder geval over een mensenmassa die al hun voorgaande ervaringen overtrof. Net als bij eerdere gelegenheden was ook nu steun voor de Palestijnse strijd tegen de regering van Sharon een belangrijk onderdeel van de protesten. Interessant is dat intussen sommige gevestigde religieuze groeperingen en een deel van de vakbeweging zich bij het groeiende verzet voegen. Naast deze massademonstraties zijn er ook talloze protesten en wakes in kleine steden en dorpen verspreid over de gehele Verenigde Staten. Daaraan nemen tientallen, honderden of zelfs duizenden mensen deel. Soms gaat het om plaatsen waar nooit eerder anti-oorlogsactiviteiten plaatsvonden.

Publiek wantrouwen

Hoe kunnen we deze successen verklaren? De publieke opinie in de VS is verdeeld langs verschillende breuklijnen. Aan de ene kant blijft de algemene steun voor de 'oorlog tegen het terrorisme' die na 11 september werd uitgeroepen groot. Tegelijkertijd vinden velen de beschuldigingen van Bush aan het adres van Irak ongeloofwaardig. Men gelooft niet dat het Irakese regime ook maar iets te maken heeft met Osama bin Laden of Al Qaida. Er heerst onder de Amerikaanse bevolking angst voor de verschrikkingen van massavernietigingswapens. Toch zien de meeste mensen niet in waarom de VN wapeninspecteurs niet genoeg tijd zouden moeten krijgen om de claim dat Irak deze wapens heeft te kunnen bevestigen of te ontkrachten. Om deze en andere redenen zal een oorlog, indien die wordt gezien als een VS invasie van Irak, alleen gesteund door Groot-Brittannië, buitengewoon impopulair zijn. Tenzij deze - zoals Bush en Co beogen - snel en overtuigend gewonnen wordt. Een oorlog met toestemming van de VN-veiligheidsraad zal daarentegen, in ieder geval tijdelijk, populair zijn. Tenzij het onwaarschijnlijke geval zich voordoet dat het op een militair debacle uitloopt.

Abnormale tijden

De beoordeling van de situatie wordt bemoeilijkt door verschillende factoren. Een is het snel dalende vertrouwen in de nabije toekomst van de Amerikaanse economie. In meer 'normale' tijden zou deze regering zich in een diepe crisis bevinden vanwege haar absurde economische politiek, die neerkomt op het simpele principe van 'maak de rijken rijker'. Ook de betrokkenheid van de regering Bush bij de corruptie in het bedrijfsleven zou dan meer een onderwerp van debat zijn. Maar van normale tijden is vooralsnog geen sprake. De ingrijpende ervaring van 11 september domineert nog steeds de Amerikaanse politiek. Het effect lijkt verwarrend. De steun voor de oorlog neemt af wanneer mensen hun eigen economische zekerheid en spaartegoeden in rook zien opgaan. Maar tegelijkertijd gaan strategen binnen de regering er van uit dat de beurs en de economische investeringen zich alleen zullen herstellen op het moment dat de oorlog gewonnen is. Daarom is vertraging van de oorlogsplannen in hun ogen ontoelaatbaar.

Een andere complicerende factor is de plotselinge crisis rond Noord-Korea. Deze is een overduidelijk gevolg van de retorische uitspattingen over de 'as van het kwaad'. De ontwikkelingen rond Noord-Korea leggen niet alleen een pijnlijke inconsistentie bloot tussen de 'diplomatieke' benadering van Noord-Korea, versus de oorlogszuchtige confrontatie met Irak. Ze versterken ook de angst van veel mensen dat oorlog met Irak allerlei gevolgen zal hebben die de VS niet kan beheersen: anti-Amerikaans terrorisme, oorlog in het Midden-Oosten, zeer hoge olieprijzen, andere regionale crises.

Onenigheid

Waarom koerst de regering dan toch af op oorlog? Het antwoord ligt waarschijnlijk in een combinatie van triomfalisme en angst. Het VS regime schat in dat het deze oorlog op een overweldigende wijze zal winnen. Daarmee krijgt men controle over de prijs van de Irakese olie. Dat stelt de regering Bush in staat om de wereldprijs van deze grondstof te bepalen. De controle over ieder land dat afhankelijk is van de olie-export ligt dan binnen handbereik: van Venezuela tot Rusland tot Saoedi Arabië. Wanneer tweederangs machten als Frankrijk en Duitsland hierbij in de weg staan, kunnen zij het vergeten om zaken te kunnen doen in het Irak van na Saddam.

Vervolgens is er nog de angst voor vertraging. Als de regering Bush nu afziet van een oorlog kan zich opnieuw een bittere interne strijd ontketenen binnen rechts Amerika. Deze strijd begon over de kwestie of men überhaupt naar de VN moest gaan, en werd enkel uitgesteld doordat het lukte om resolutie 1441 in de veiligheidsraad door te drukken. De ene kant (Colin Powell) beargumenteerde dat het VN traject van groot belang was om een internationaal politiek isolement te vermijden. Het andere kamp (Cheney/Perle/Wolfowitz) schreeuwde dat de VN een val waren. Volgens hen zouden de inspecties de plannen van de Amerikaanse leiders vertragen en dwarsbomen.

In dit debat tussen oorlogsstokers hadden beide partijen in essentie gelijk. De VN-resolutie is van groot belang voor veel, met name Arabische, landen. Zij vormt voor de Arabische leiders een excuus om de Amerikaanse oorlogsmachine te ondersteunen. Tegelijkertijd dreigen de inspecties tot de conclusie te komen dat de Irakese 'bedreiging' niet bestaat, dan wel buitengewoon klein is. Hier geldt opnieuw dat een snel en overtuigend gewonnen oorlog de enige manier is om de onenigheid op te lossen, zodat de strijdende rechtse fracties elkaar niet levend opeten.

Het antwoord van links

In dit klimaat blijft de anti-oorlogsbeweging groeien. Er zijn nieuwe mobilisaties gepland voor 15 februari en daarna. Bij de afgelopen protesten speelde ‘International ANSWER (Act Now to Stop War and Eliminate Racism) een belangrijke organisatorische rol. ANSWER is een coalitie waarin het ‘International Action Center’, verbonden met de ‘Workers World Party’ (WWP) een belangrijke plaats inneemt.

Een tweede coalitie, die ook enkele traditionele vredesbewegingen omvat, is ‘United for Peace’ (tegenwoordig ‘United For Peace and Justice’ (UFPJ) genoemd). Daarnaast werd op een bijeenkomst van 100 vakbondsactivisten in Chicago het startschot gegeven voor een ander veelbelovende initiatief tegen de oorlog. Meer aan de rechterzijde van het politieke spectrum bevindt zich een formatie genaamd ‘Win Without War’, aangevoerd door David Cortright, bekend van anti-nucleaire protesten in de jaren tachtig. In de komende landelijke mobilisaties zullen ANSWER en UFPJ de belangrijkste organisatorische krachten zijn. Met name in de liberale media kwam ANSWER onder vuur te liggen vanwege de rol van de WWP en diens bondgenoot Ramsey Clark. Deze laatste was in de jaren zestig procureur-generaal en meer recentelijk wierp hij zich op als aanhanger van Slobodan Milosevic. Clark is op zijn zachtst gezegd onkritisch over het regime van Saddam Hussein. Veel anti-oorlogsactivisten hebben zich de afgelopen jaren gestoord aan de politiek en de organisatorische methoden van de WWP. Toch voelt het merendeel dat de plotselinge aanvallen weinig te maken hebben met ANSWER, maar vooral het gevolg zijn van de groeiende paniek onder de liberale elites. Deze zijn bang dat de anti-oorlogsbeweging te snel groeit en te radicaal is om te kunnen worden gekanaliseerd in electoraal gewin voor de Democraten. Het opbouwen van coalities tegen de oorlog is eindeloos ingewikkeld. De grote meerderheid van de mensen, die de straat op gaan om te demonstreren wil vooral eenheid tegenover de geweldige bedreiging van de aanstaande oorlog. We realiseren ons dat deze beweging slechts een onderdeel is van een internationaal protest, we hebben elkaar nodig!

 

David Finkel is lid van de Amerikaanse socialistische organisatie Solidarity en redacteur van het blad Against the Current. Vertaling en bewerking: Simon Kooistra.