Op bezoek Steungroep Muluta Reconstructie van een opstand Dreigbrief Slechts een voorbode Bezoekverbod Een beheerstechnisch probleem Ondergronds netwerk Een frisse wind? Een stinkende zaak Intimidatie succesvol Verzet in andere gevangenissen Conclusies |
september 1998 Verzet en criminaliseringVanuit de huizen van bewaring waar vreemdelingen zijn gedetineerd komt met regelmaat van de klok informatie naar buiten over de gang van zaken. Uitzichtloosheid leidt tot spanningen en verzet. Een groot deel van die informatie bereikt de buitenwereld via groepen die gedetineerden bezoeken. Het werk van kritische bezoekgroepen is in dat opzicht voor de gedetineerde vreemdelingen van groot belang. Dat werk wordt echter bijna onmogelijk gemaakt door de reactie erop van Justitie en de houding van reguliere hulpverleners. Het Autonoom Centrum begon in 1992 met het bezoeken van vluchtelingen in de grensgevangenis. Aan de hand van haar ervaringen is hier een overzicht gegeven van wat er met een kritische bezoekgroep kan gebeuren. De bezoekgroep van het AC begint haar werkzaamheden in de grensgevangenis enkele weken na de opening op 6 april 1992. Toegang verkrijgen tot de gevangenis is, geheel conform het dan nog soepele regime, aanvankelijk eenvoudig, de bezoeker hoeft slechts de naam van een vluchteling op te geven. Eenmaal binnen is het vrij makkelijk contact te leggen met andere vluchtelingen. Telefonisch contact van buiten naar binnen is ook eenvoudig: er kan direct gebeld worden naar de afzonderlijke afdelingen. Zo kunnen per week ongeveer acht vluchtelingen worden bezocht, soms zelfs als groep tegelijk. De bezoekjes vinden plaats binnen een informeel spreekuur, waarbij het voorkomt dat vluchtelingen voor elkaar tolken. Het feit dat het AC samen met het Platform Illegale Vluchtelingen bij de opening van de grensgevangenis een demonstratie heeft georganiseerd maakt kennelijk niet uit. Het AC wordt aanvankelijk geen strobreed in de weg gelegd. De medewerkers van het AC maken aantekeningen van de gesprekken om de verklaringen van vluchtelingen zo nauwkeurig mogelijk op te tekenen. Op basis daarvan worden zo nodig advocaten benaderd of artsen ingeschakeld. Het AC doet relatief weinig bezoeken en kan daardoor -in vergelijking met hulpverleners van de Vereniging Vluchtelingenwerk Nederland (VVN) en advocaten- aanzienlijk meer tijd per individu uittrekken. Een ander belangrijk verschil is dat het AC zich niet beperkt tot het bespreken van het asielverzoek, maar ook probeert vluchtelingen te ondersteunen in hun positie van gedetineerde. Het AC adviseert vluchtelingen voor hun -minimale- rechten op te komen. Vrij snel na de opening komen de eerste berichten over de gang van zaken in het Grenshospitium naar buiten door het overlijden van een Zaïrese vluchtelinge in een ziekenhuis in Meppel. De vrouw heette Jacqueline Muluta en ze was zeven maanden zwanger. Ze heeft met haar man Jean en haar drie kinderen acht dagen doorgebracht in de grensgevangenis. Vanaf haar aankomst in Nederland was ze ernstig ziek, maar in het Grenshospitium kreeg ze geen adequate medische zorg. Al snel werd duidelijk dat in de grensgevangenis, die eerder geopend is dan de bedoeling was, de medische dienst niet goed functioneerde. Het AC richt samen met de man van Jacqueline Muluta en de Solidariteitsgroep Zaïrese Vluchtelingen de Steungroep Muluta op. Vluchtelingenwerk heeft een advocaat voor de familie geregeld en is in eerste instantie nauw betrokken bij de steungroep. Aan deze betrokkenheid komt een eind door een conflict over de te voeren publiciteitsstrategie. Op gegeven moment stuurt VVN (op basis van een concept-persbericht van de steungroep) een eigen persbericht de wereld in waarin ze zichzelf tot het meldpunt voor de media-activiteiten uitroept. De leden van de steungroep worden bedankt voor de goede samenwerking en tegelijkertijd verzocht geen inhoudelijke uitspraken meer te doen over de zaak. Jean Muluta en het AC voelen daar niets voor en besluiten zonder VVN verder te gaan. De steungroep eist een onafhankelijk onderzoek naar de gang van zaken in de grensgevangenis en naar de vraag in hoeverre het gesloten karakter van de grensgevangenis verband houdt met haar dood. Jacqueline Muluta heeft immers niet om een andere arts kunnen vragen dan degene die in de gevangenis werkzaam is. De eerste publiciteit gaat over het veelvuldig gebruik van isolatiestraffen. Voor D66 en Groen Links is dat aanleiding voor het stellen van Kamervragen, op 19 november 1992. Diezelfde dag neemt het AC een journaliste van de Volkskrant als medewerkster mee naar de grensgevangenis. Als journaliste was het haar niet gelukt binnen te komen: de pers krijgt geen toegang. Reconstructie van een opstand Twee dagen later, op 21 november, vindt er een personeelsfeest plaats in de gymzaal van de grensgevangenis. Tot ergernis van de vluchtelingen is de gymzaal voor hen daarom drie dagen niet te gebruiken, en moeten zij ervaren hoe personeel en familieleden tot laat in de avond feest vieren onder het genot van alcoholische drankjes. Voor een deel van de vluchtelingen is de maat vol. In een overleg formuleren zij een aantal concrete eisen die aan de directie worden voorgelegd. De eisen hebben betrekking op de ongelijke behandeling ten opzichte van vluchtelingen in de opvangcentra, de kwaliteit van de medische zorg, het eten en de lange duur van de detentie. De vluchtelingen willen bovendien de gelegenheid om in een ander land een nieuw asielverzoek in te dienen. De vergaderingen waarop vluchtelingen met elkaar praten worden steeds groter. De directie reageert hierop uiteindelijk met een optreden van de Landelijke Bijzondere Bijstand van het gevangeniswezen (LBB) en dat leidt tot een onderzoek van de Rijksrecherche. Uit het rapport van de Rijksrecherche en de verklaringen van vluchtelingen is de volgende reconstructie te maken. In de ochtend van 30 november vindt er een gesprek plaats tussen een grote groep vluchtelingen en een lid van de directie, de heer Moldovan. Hij verschuilt zich voortdurend achter het ministerie van Justitie: daar wordt immers bepaald wie wanneer vrijkomt. Om twee uur s middags wordt het gesprek voortgezet, nu met Politiek. Omdat hij niet meer te melden heeft dan Moldovan eisen de vluchtelingen een gesprek met het ministerie. Politiek zegt toe dat er om vijf uur die middag een antwoord zal komen. Politiek besluit vervolgens dat een deel van de vluchtelingen verwijderd moet worden uit de grensgevangenis, maar durft dat niet aan met zijn eigen personeel. Hij neemt hij contact op met de Directie Jeugd- en Delinquentenzorg en krijgt toestemming voor het inzetten van de LBB. Vervolgens maakt Politiek een lijst met de namen van acht te verwijderen bewoners. Justitie regelt ruimte in de Bijlmerbajes. Politiek spreekt daarbij de uitdrukkelijke wens uit de acht geselecteerden niet meer terug te willen. Het hoofd van de Landelijke Bijzondere Bijstand (LBB), Burchartz, bepaalt met Politiek de te treffen maatregelen, de inzet en de taktiek. Politiek geeft Burchartz een rondleiding door het gebouw, terwijl de LBB zich elders in het gebouw verzamelt. Burchartz zegt tegen de rijksrecherche: De directie had aangegeven dat ik pas kon optreden na vijf uur. Wat daar aan ten grondslag lag was mij niet bekend. Ik heb iets vernomen van een afspraak met de bewoners en dat er een deadline om vijf uur door hen was bepaald. Ondertussen wachten de vluchtelingen op de afdelingen op het antwoord van Politiek. Om vijf uur worden alle toegangsdeuren tot de afdelingen met lakens geblindeerd. Vervolgens stormt de LBB in volledige reluitrusting naar binnen. Afdeling na afdeling wordt afgezocht naar de acht geselecteerden. Op de laatste afdeling komt het tot een felle vechtpartij waarbij de LBB de lange wapenstok hanteert. Hierbij raken twee vluchtelingen gewond. Uiteindelijk worden 10 vluchtelingen afgevoerd. Omdat Justitie slechts 5 cellen heeft gereserveerd in de Bijlmerbajes, moeten in allerijl nog 5 plaatsen worden geregeld in HvB Veenhuizen. Van de tien overgeplaatsten kent het AC er drie. De media besteden uitgebreid aandacht aan het LBB-optreden. Door de vele publiciteit ziet staatssecretaris Kosto zich gedwongen een rijksrecherche-onderzoek te gelasten naar mogelijk buitensporig gebruik van geweld door de LBB. De vraag waarom er opgetreden is en wat er aan het optreden vooraf is gegaan - veel interessanter dan de geweldsvraag - wordt nadrukkelijk niet gesteld. Op 2 december krijgt de directie van de grensgevangenis via de interne post een brief met een dreigement. Er zal niet geaarzeld worden een personeelslid te vermoorden als niet op de eisen van 30 november, de dag van de opstand, wordt ingegaan. Bovendien wordt de vrijlating geëist van de tien overgeplaatsten. Politiek beschuldigt de overgeplaatsten van betrokkenheid bij het schrijven van de brief en gebruikt dat argument om de isolatiemaatregel tegen de tien met een maand te verlengen. In het Rijksrecherche-onderzoek naar het LBB-optreden komt de nadruk te liggen op deze brief. In het Parool van 12 december 1992 mag de arts van de grensgevangenis, P. Olie, zich verdedigen tegen de aantijgingen. Hij doet dit op een wel zeer ongenuanceerde manier. Zo vergelijkt hij de vluchtelingen met wilde beesten, schendt zijn beroepsgeheim door de journalist gegevens van patiëntenkaarten voor te lezen, en beweert hij dat hij nog nooit een fout heeft gemaakt. Als hij de te publiceren tekst onder ogen krijgt, doet hij een tevergeefse poging plaatsing te voorkomen. Dezelfde maand wordt tegen hem een klacht ingediend bij het Medisch Tuchtcollege, onder andere over zijn uitlatingen in het interview. Voor het College ontkent Olie later de uitspraken te hebben gedaan. Direct na het LBB-optreden wijst Justitie een interim-manager aan die de situatie in de grensgevangenis weer tot rust moet brengen, van Huet, directeur van de Bijlmerbajes. De eerste directeur, Hofstee, is al weken met ziekteverlof en keert niet meer terug. Op 29 januari 1993 weigeren enkele tientallen vluchtelingen zich in te laten sluiten in hun cel. Zij hebben op 25 januari een brief gestuurd met daarin de eis dat er een antwoord komt op de brief van november. Ze besluiten niet te wachten op een antwoord, maar demonstreren op de binnenplaats met zelfgemaakte borden. De demonstratie duurt van 16.00 tot 22.00 uur. Een medewerker van VVN die fotos van de demonstratie maakt wordt door adjunct-directeur Politiek aangesproken. Als het AC een dag later een persbericht over de demonstratie uitbrengt, is het voor Politiek duidelijk: het AC is betrokken bij de demonstratie. Dat het AC pas op de middag van de demonstratie telefonisch op de hoogte is gebracht door vluchtelingen wil er bij hem niet in. Om de onrust een beetje in te perken verstrekt de directie aan de vluchtelingen een adressenlijst met namen van organisaties die misschien iets zouden kunnen betekenen voor de vluchtelingen. De vluchtelingen schrijven een brief aan verschillende organisaties, waaronder Amnesty International. Als na twee weken nog geen antwoord bij binnen is (zelfs geen ontvangstbevestiging) belt het AC met de Nederlandse vertegenwoordiging van Amnesty. Dan blijkt dat er regelmatig brieven binnenkomen vanuit de grensgevangenis, die consequent worden doorgestuurd naar Amnesty International in Londen. Amnesty International Nederland mag zich niet buigen over zaken die zich in Nederland afspelen. Het AC besluit contact op te nemen met Amnesty in Londen. Zij zeggen zeer geïnteresseerd te zijn in wat er zich in de grensgevangenis afspeelt. Het AC schrijft een uitgebreide brief met de ervaringen in de grensgevangenis tot dan toe. De brief gaat over de gang van zaken rond het overlijden van Jacqueline Muluta en over het gebruik van isolatiecellen, optreden van de LBB en de structurele misstanden binnen de medische dienst van de grensgevangenis. Op de brief komt nooit antwoord. Op 16 februari 1993 besteedt het TV-programma NOS-Binnenland aandacht aan de grensgevangenis. Directielid Moldovan vertelt dat groepen als het AC en VVN folders verspreiden waarin staat dat het Grenshospitium een gevangenis is, maar dat de vluchtelingen dat zelf niet zo ervaren. Ook twee verpleegkundigen worden geïnterviewd. Zij vertellen dat de spanningen binnen de Medische Dienst zo hoog zijn opgelopen dat de verpleegkundigen weigeren nog langer handelingen te verrichten waarvoor zij niet geautoriseerd zijn. Omdat de twee in de grensgevangenis werkzame artsen maar tien uur per week aanwezig zijn dreigt een situatie te ontstaan die niet langer verantwoord is. Daarom stuurt het AC een brief aan staatssecretaris van Justitie Kosto, met daarin de vraag of hij de situatie wel verantwoord vindt. Ook wordt in de brief gevraagd nu eens een eind te maken aan de steeds geuite beschuldigingen aan het adres van het AC, als zou de organisatie verantwoordelijk zijn voor de onrust in de grensgevangenis, of anders met bewijzen te komen dat dit wel zo is. Diezelfde dag ontvangt Politiek een delegatie van de Taakgroep Vluchtelingen van de Raad van Kerken Amsterdam, die eerder hun ongerustheid over de situatie in de grensgevangenis hadden geuit. Politiek herhaalt tijdens dat gesprek opnieuw de beschuldiging dat het AC vóór onrust zou. Verder geeft hij uitleg over de gang van zaken in de gevangenis, waarbij een beeld wordt geschetst dat het allemaal veel minder erg is dan de berichten in de media doen geloven. Een dag later, op 30 maart wil een medewerker van het AC een vluchteling bezoeken. Hij is nog geen vijf minuten binnen, als hij er op last van directielid Moldovan weer uitgezet wordt. Een reden wordt pas een aantal dagen later gegeven: het AC zou mensen hebben aangezet tot opstand. Een paar dagen later, op 2 april moet de LBB wederom optreden. De spanning in de grensgevangenis escaleert opnieuw als een vluchteling zich verwondt aan een stuk glas in zijn eten. De paniek die vervolgens in de eetzaal ontstaat doet vijf vluchtelingen besluiten om een gesprek met de directie te eisen. De vijf worden op de trap naar de directievertrekken tegengehouden en door de LBB afgevoerd naar Nieuwersluis. Omdat de directie weigert mee te delen wanneer het AC weer naar binnen mag, spant het AC een kort geding aan om toelating af te dwingen. Voor dit kort geding is het noodzakelijk verklaringen van vluchtelingen te krijgen dat zij bezoek van het AC willen hebben, aangezien de directie zegt dat niemand dat wil. Het AC neemt telefonische verklaringen van vluchtelingen met hun toestemming op band op. Bovendien krijgen vluchtelingen het advies een schriftelijke bezoekaanvraag in te leveren bij die medewerkers van VVN, met wie redelijke persoonlijke contacten bestaan. Later blijkt dat deze verklaringen van vluchtelingen op last van het Landelijk Bureau van VVN niet aan het AC zijn afgedragen, maar in de prullenbak zijn gegooid. Adhesiebetuigingen komen bij het AC binnen, deels ondertekend door advocaten die het belang onderstrepen van het werk dat door het AC wordt verricht. Op 1 mei 1993 zegt interim-manager van Huet in Trouw dat de zaken in de grensgevangenis weer lekker lopen. Vijf dagen later verschijnt het zwartboek Gebouw van Leugens over één jaar grensgevangenis. Justitie weigert inhoudelijk te reageren en de directie weigert op last van Justitie het boek in ontvangst te nemen. Op 6 mei breekt een hongerstaking uit onder Palestijnse vluchtelingen in de grensgevangenis. Op 7 mei breekt brand uit in de grensgevangenis, aangestoken door vluchtelingen. Door de rookontwikkeling raakt een vleugel van het gebouw tijdelijk onbewoonbaar, 25 vluchtelingen worden overgebracht naar Nieuwersluis. Ondertussen gaan leden van het AC weer op bezoek, nu op grond van de nieuwe bezoekregeling. In de drie weken die verstreken zijn is het grootste deel van de vluchtelingen waar het AC contact mee had het land uitgezet. Desondanks vragen zeer veel vluchtelingen bezoek aan. De nieuwe bezoekregeling houdt in dat een vluchteling een bezoekformulier moet invullen, en na inlevering te horen krijgt wanneer het bezoek kan plaatsvinden. De vluchteling moet er zelf voor zorgen dat het AC van de bezoekafspraak op de hoogte wordt gebracht. Vanaf het moment dat de regeling is ingevoerd regent het klachten van vluchtelingen die worden geïntimideerd bij hun bezoekaanvraag. Ze krijgen van het personeel te horen dat het AC toch niets kan doen, dat ze beter bij VVN op bezoek kunnen gaan, dat een AC-bezoekaanvraag slecht is voor hun asielverzoek en zelfs dat zon bezoekaanvraag zal leiden tot uitzetting. Ondanks deze dreigementen en het voortdurend kwijtraken van bezoekformulieren komen er zoveel aanvragen binnen dat de tijd die verstrijkt tussen de aanvraag en het bezoek oploopt tot twee weken. De poging van Justitie om met de nieuwe bezoekregeling het AC buiten de deur te houden is definitief mislukt. Op 28 mei 1993 vindt er op initiatief van Groen Links een gesprek plaats tussen de directie van de grensgevangenis, VVN en het AC. Aanleiding voor Groen Links zijn de uitlatingen van de interim-manager van Huet in Trouw van 1 mei, dat ook hij vindt dat de grensgevangenis een opvangcentrum moet worden en dat het AC met haar werk de zaken van vluchtelingen schaadt. Op 19 juni 1993 vindt er een demonstratie plaats bij de grensgevangenis. Het is de afsluiting van de door het Platform Illegale Vluchtelingen georganiseerde Karavaan voor Vrijheid, die langs verschillende opvangcentra in Nederland is getrokken. Tijdens de demonstratie wordt gezwaaid naar vluchtelingen, en in het enthousiasme sneuvelt een hekwerkje aan de achterzijde van de gevangenis. Tijdens de demonstratie maakt het AC fotos om later te laten zien aan gedetineerde vluchtelingen. In juli van dat jaar krijgt Justitie hulp van de Telegraaf. Deze krant weet dat medewerkers van het AC worden verdacht van betrokkenheid bij de brandstichting op 3 juli. In het artikel wordt gemeld dat de Criminele Inlichtingendienst (CID) en de Politie Inlichtingendienst (PID) betrokken zijn bij het onderzoek. Het artikel suggereert ook verbanden tussen het Autonoom Centrum en RaRa (de organisatie die onder andere verantwoordelijk is voor een bomaanslag op het huis van staatssecretaris van Justitie Kosto in november 1991). Drie dagen later doet de krant het hele verhaal nog eens dunnetjes over in een paginagroot artikel de Tentakels van de RaRa, waarin een niet-bestaand ondergronds netwerk wordt onthuld dat zon beetje alle radicalere critici van het gevoerde vreemdelingenbeleid met elkaar in verband brengt. Voor het AC leidt het artikel niet tot enige noemenswaardige consequentie, of het moet zijn dat een deel van het personeel van de grensgevangenis nu bang is geworden voor medewerkers van het AC, en een ander deel nog vijandiger. Een aantal keer komt het voor dat personeel verbaal en fysiek medewerkers van het AC bedreigt. Die maand dient het AC een klacht in bij de Nationale Ombudsman (NOM). De klacht gaat over de behandeling die het AC in de grensgevangenis ten deel is gevallen, over de onbeschofte manier waarop Justitie brieven van het AC beantwoordt en over de nieuwe telefoon- en bezoekregeling. De NOM komt uiteindelijk in oktober 1994 met haar bevindingen. Op 1 september 1993 treedt er een nieuwe directeur aan, Martin Pronk. Hij kondigt aan dat alles anders zal worden, hij heeft niets te verbergen en wil bovendien de organisatie professionaliseren. Hij prijst de liberale bezoekregeling: Mensen van het Autonoom Centrum komen hier vrijwel dagelijks binnen op basis van de bezoekregeling. Het initiatief hierbij gaat uit van de bewoners. (Nieuws van de Dag, 21 oktober 1993) De professionalisering die Pronk in gedachten heeft leidt tot een aantal veranderingen. Het personeel, tot dan toe in burger gekleed, wordt gedwongen uniformen te dragen en mag bovendien niet meer met vluchtelingen praten over hun asielverzoek. Voor het AC is er ook het nodige veranderd: in de bezoekersruimte mag het AC geen contact meer hebben met personeel, advocaten, leden van de Commissie van Toezicht en medewerkers van VVN. Het AC mag geen visitekaartjes meer naar binnen meenemen aangezien deze in de ogen van Pronk een bedreiging vormen voor de orde en veiligheid in de gevangenis. De zaak rond de Zuid-Afrikanen en de open dag voor pers zorgen voor een zeer gespannen toestand in de grensgevangenis. Uiteindelijk komt het tot een massale vechtpartij op 24 oktober, waarna zeven vluchtelingen door de LBB worden overgebracht naar een politiebureau. De volgende dag maken de kranten melding van een volgens de directie totaal onverwachte vechtpartij. Vluchtelingen zouden zonder enige duidelijke aanleiding met houten stokken, ijzeren staven en zelfs een sjoelbak en strijkijzers ingeslagen hebben op personeelsleden, aldus de directie. Drie bewakers raken gewond, waarvan één ernstig: hij wordt met gebroken ribben en schade aan zijn longen opgenomen in het AMC in Amsterdam, aldus de directie. Volgens andere bewakers is de man voor dood weggesleept. De directie laat verder weten dat de opstand is voorbereid, niet alleen binnen de gevangenis, maar ook van buiten af. Kosto zegt voor de televisie geëmotioneerd dat de zeven overgeplaatsten zullen worden bestraft en daarna het land zullen worden uitgezet. VVN brengt een persbericht waarin de organisatie zegt geschokt te zijn over het incident. In de tot nu toe meest gewelddadige confrontatie met zeven bewoners zijn drie vreemdelingenbegeleiders gewond geraakt. De zeven asielzoekers zijn overgebracht naar een politiebureau en een gevangenis. VluchtelingenWerk verwerpt de gewelddadige actie van de bewoners. In het persbericht spreekt VVN de hoop uit dat de vechtpartij directeur Pronk niet van zijn voornemen afbrengt voor een zo licht mogelijk regime. Als de zeven overgeplaatsten na twee dagen in HvB Nieuwersluis zitten slaagt het AC erin vier van hen te bezoeken. Dat bezoek is nodig omdat het AC, door alle voorgaande ervaringen, niet zoals VVN, klakkeloos de versie van Justitie wil geloven. De versie van de gebeurtenissen hieronder is gebaseerd op verklaringen van vluchtelingen en delen van processen-verbaal die door de politie zijn opgemaakt. Uit de dagrapporten die door het personeel worden opgemaakt blijkt dat sommige vluchtelingen woedend hebben gereageerd op de open dag voor de pers. Op 22 oktober maakt een personeelslid melding van een incident: een aantal Afrikanen (waaronder vier die later zijn overgeplaatst) staat bij de ingangsdeur van de afdeling B schreeuwend en zwaaiend (...) met twee kopietjes van de artikelen uit de kranten met de fotos van enkele bewoners. Het personeelslid antwoordt in dezelfde stijl dat zij haar niet dienen uit te schelden en dat zij er ook niets aan kan doen dat die fotos in de krant zijn verschenen. Als de groep naar buiten gaat wordt het hoofd van de interne bewaking ingelicht over het gevormde groepje. Ook de andere afdelingen worden gewaarschuwd. De volgende dag hebben zes vluchtelingen stoelen op de binnenplaats gezet om zo van het najaarszonnetje te kunnen genieten. Opnieuw begint V. problemen te maken, nu omdat het volgens hem niet is toegestaan stoelen mee naar buiten te nemen. Geen van de vluchtelingen reageert. Als de vluchteling O. later die middag V. in het trappenhuis tegenkomt, vraagt hij V. waarom hij zich zo gedraagt. V. antwoordt dat O. weg moet gaan. Bovenaan de trap wordt O. vervolgens gegrepen door vijf bewakers. V. had waarschijnlijk alarm geslagen. Terwijl O. wordt vastgehouden krijgt hij een klap van V.. Als O. begint te schreeuwen dreigt V. hem in isolatie te plaatsen. O. raakt van dat dreigement in paniek, wordt op de grond gegooid, geslagen en weggesleept. Achter zijn rug breekt een massale vechtpartij uit tussen bewakers en vluchtelingen. Bij de vechtpartij vallen aan beide zijden een aantal gewonden. Diezelfde avond worden zeven vluchtelingen door de L.B. afgevoerd naar een politiebureau. Naar aanleiding van de verklaringen van de vluchtelingen besluit het AC een persbericht uit te doen gaan waarin gemeld wordt dat de bewakers de vechtpartij begonnen zijn. Een aantal kranten schenkt hier aandacht aan. De versie van Justitie wordt er niet geloofwaardiger op als blijkt dat de ernstig gewonde bewaker na twee dagen zijn collegas in de grensgevangenis bezoekt. Ondertussen is er een bezoekverbod afgekondigd voor een week. In de twee weken die volgen wordt duidelijk dat geen van de zeven overgeplaatsten vervolgd zal worden. Twee van de zeven zijn niet eens verhoord door de politie, de vijf anderen zijn niet voorgeleid aan de rechter-commissaris. De politie laat weten dat er waarschijnlijk geen zaak komt omdat er te weinig bewijzen zijn. Het AC raakt er van overtuigd dat Justitie ook helemaal geen zaak wil, omdat een rechtszaak zou betekenen dat er veel meer informatie over de periode voorafgaand aan de vechtpartij op tafel zal moeten komen. Ondanks de ferme uitspraken van Kosto wordt er niemand vervolgd. Op 11 november worden zes van de zeven uitgezet. Hiervoor heeft Justitie een heel compartiment in een Boeing 747 afgehuurd. Begin januari 1994 wordt een deel van de vluchtelingen uit de grensgevangenis overgeplaatst naar opvangcentra. Dit is het gevolg van een slordigheid van Justitie bij de uitvoering van de nieuwe vreemdelingenwet die per 1 januari van dat jaar van kracht is. Eind januari blijkt bovendien dat het door een verandering in dezelfde wet onmogelijk is geworden vluchtelingen langer dan een maand vast te houden in de grensgevangenis. Eind januari zijn zo alle vluchtelingen waar het AC contact mee had, overgeplaatst naar opvangcentra. Wat in deze periode opvalt is dat het criminaliseren van de bezoekgroep van het AC ook buiten de gevangenis effect heeft. Als begin 1994 een zeer grote groep Zaïrezen wordt gedetineerd in de grensgevangenis, hebben de medewerkers van de Solidariteitsgroep Zaïrese Vluchtelingen (SZV) niet genoeg menskracht om alle bezoeken zelf af te leggen. Medewerkers van het AC worden echter nadrukkelijk niet gevraagd door de SZV om bij te springen. Volgens de SZV zou een associatie met het AC immers alleen maar problemen opleveren, terwijl zij naar eigen zeggen vrij makkelijk de gevangenis binnenkomt en dat zo wil houden. Op 5 mei 1994 vindt er een bevrijdingsfestival plaats bij de grensgevangenis, georganiseerd door het AC, ASKV/SV, de Liga voor de Rechten van de Mens, Dwars en de Vrijwillige Internationale Aktie. Aan de actie doen 400 mensen mee. Buiten de gevangenis blijft alles rustig onder een gemoedelijk zonnetje, ondanks de aanwezigheid van een grote hoeveelheid politie. Binnen in de gevangenis is het minder rustig. De directie heeft verteld dat de demonstratie zich richt tegen de vluchtelingen en dat de LBB daarom binnen de muren aanwezig is om de vluchtelingen te beschermen. De vluchtelingen die van tevoren door anderen op de hoogte zijn gesteld van de werkelijke motivatie van de demonstratie, voeren zelf binnen actie. Aanvankelijk zijn ze ingesloten in hun cellen, na een uur mogen ze eruit en de binnenplaats op. De demonstratie levert weer voor een tijdje bezoekaanvragen op voor het AC, maar de intimidatiepraktijken van directie en personeel richting vluchtelingen beginnen effectief te worden. Vanaf die periode komt het AC nog slechts sporadisch binnen de muren van de grensgevangenis. Het gevolg hiervan is dat er over de grensgevangenis sindsdien bijna niets meer in de publiciteit is gekomen. Dat de situatie echter niet wezenlijk is veranderd, merkt het AC op die momenten dat wel weer toegang wordt verkregen. Bij ieder bezoek hoort de organisatie klachten van vluchtelingen over hun behandeling, over spanningen in de gevangenis, over individuele en gezamenlijke acties van vluchtelingen en de reactie van de directie daarop. Dat doet de LBB wel op 28 juli 1997. Een groep van 50 vluchtelingen weigert zich die avond in te laten sluiten en blijft op de binnenplaats. Het protest is gericht tegen hun opsluiting en de groep eist een gesprek met het ministerie van Justitie. Om twee uur s nachts wordt het protest beëindigd door 30 à 40 LBBers. De volgende dag blijft iedereen ingesloten op de cel waardoor niemand kan bellen en één vluchteling niet naar zijn rechtszaak kan. Omdat de directie de vreedzame demonstratie beschouwt als een opstand worden acht vluchtelingen overgeplaatst naar verschillende gevangenissen in het land. Reden voor de overplaatsing is volgens de directie ernstige misdragingen in het Grenshospitium. Eén van hen wordt drie dagen in een isoleercel geplaatst. Drie overgeplaatste vluchtelingen bellen het AC op. Het AC besluit aan de slag te gaan in een poging de overplaatsingen in samenwerking met advocaten aan te vechten. Het eerste probleem daarbij is echter de houding van VVN, die weigert het AC de namen van de andere vijf overgeplaatsten te geven. Via andere kanalen komt het AC met moeite achter de ontbrekende namen, op twee na. Aan het eind van de dag is VVN met veel pijn en moeite bereid de namen van hun advocaten te geven. Van de twee waar het AC geen naam van heeft wil VVN geen naam van een advocaat geven. De weigering van VVN is des te vervelender, omdat een gecoördineerde aanpak nodig is. Deze coördinatie door het AC is voor advocaten van groot belang. Eén van de advocaten stelt het zelfs als voorwaarde om met de zaak aan de slag te gaan. Met deze overplaatsingen denkt Justitie een nieuwe juridische grondslag voor de overplaatsingen te hebben gevonden. In het verleden waren dergelijke overplaatsingen bijna altijd door rechters afgekeurd, en het AC vindt het van belang dat dit nu opnieuw gebeurt. Verzet in andere gevangenissen Bezoekgroepen bij andere gevangenissen hebben te kampen met hetzelfde probleem als waar het AC sinds begin 1994 mee te maken heeft. Zij krijgen bijna geen toegang tot de gevangenissen, er mag geen pen en papier mee naar binnen worden genomen en er mag geen informatie over de organisatie binnen de gevangenis verspreid worden. Toch wordt uit de spaarzame bezoeken duidelijk dat wat hierboven beschreven is over de grensgevangenis ook geldt voor andere gevangenissen. Wat dat betreft kunnen de ervaringen van het Autonoom Centrum in de grensgevangenis worden doorgetrokken naar andere gevangenissen. In Alphen aan den Rijn weigeren gedetineerden zich in hun cel in te laten sluiten na het luchten. De actie, die plaats heeft in augustus 1997, wordt door de directie beantwoord met geweld. De actie wordt uiteengeslagen, verschillende gedetineerden verdwijnen in de isoleercel en bij sommigen worden de TVs van de cel gehaald. Uit protest hiertegen organiseren anderen een korte werkstaking. Vreemdelingen ervaren de detentie als onrechtvaardige straf en voelen zich als criminelen behandeld. De uitzichtloosheid en de onzekerheid brengen spanningen teweeg. Deze uiten zich in honger- of werkstakingen en in ordeverstoringen. Tevens is duidelijk dat Justitie de beheersbaarheid van deze vorm van detentie boven alles stelt. Deze beheersing wordt niet alleen gerealiseerd door repressie op de gedetineerden, maar ook door berichtgeving over de gang van zaken te voorkomen. Indien nodig wordt gegrepen naar het wapen van de criminalisering van gedetineerden en bezoekgroepen. De hoop van Justitie is tevens dat met het voorkomen van publiciteit de discussie over vreemdelingendetentie niet meer gevoerd wordt. |
|
|