Uitholling van verdragen Dubbelhartigheid Ontmenselijking De schaamte voorbij |
september 1998 De schaamte voorbijDe Universele Verklaring van de Rechten van de Mens viert in 1998 zijn 50e verjaardag. De verklaring heeft weerslag gekregen in tal van mensenrechtenverdragen. Deze lijken algemeen geaccepteerd als morele leidraad voor het handelen van staten en individuen. Maar liefst twee miljoen Nederlanders hebben hun handtekening gezet onder een oproep de mensenrechten te respecteren. Dat betekent een duidelijk nee tegen willekeurige arrestaties, langdurige gevangenschap en onvoldoende rechtsbescherming. Het is echter niet waarschijnlijk dat een handtekeningenactie tegen vreemdelingendetentie in Nederland net zoveel reacties zou opleveren. Schijnbaar worden voor mensenrechten dichtbij huis andere definities gehanteerd dan voor mensenrechten ver weg. Dat elementaire rechten aangetast kunnen worden zonder daarmee mensenrechtenverdragen te schenden geeft de beperking van die verdragen aan, en doet de vraag rijzen of ze eigenlijk nog bruikbaar zijn De Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM)is het bekendste voorbeeld van pogingen in de geschiedenis om mensenrechten in verdragen en verklaringen te formuleren. De verklaring heeft haar bekendheid mede te danken aan het feit dat zij de basis vormt voor het werk van organisaties als Amnesty International. De verklaring is een document van algemene beginselen die vanuit morele waarden geformuleerd zijn. Het verschijnen ervan in 1948 is het resultaat van een eeuwenoude ontwikkeling in denken over gelijkheid en rechten van mensen, en is daarmee in feite een tijdsdocument. De UVRM bestaat uit dertig artikelen die een opsomming geven van allerlei rechten die voor elk mens zouden moeten gelden. De artikelen formuleren bijvoorbeeld het recht als persoon erkend te worden voor de wet, het recht op gelijke behandeling door de wet, het recht op maatschappelijke zekerheid, het recht op arbeid, op vrije keuze van beroep en op bescherming tegen werkloosheid, het recht op een levensstandaard die hoog genoeg is voor gezondheid en welzijn, waaronder begrepen voeding, kleding, huisvesting en geneeskundige verzorging. In dit opzicht is de UVRM een utopisch document, maar zeker niet één met een onredelijke inhoud, zo wordt algemeen erkend. Het is de grondslag geworden voor allerlei verdragen waarin bepaalde rechten zijn vastgelegd, zodat mensen zich ook daadwerkelijk en met waarborgen op deze rechten kunnen beroepen. Een probleem bij het opstellen van internationale verdragen die mensen juridische rechten geven, is dat staten een deel van hun soevereiniteit inleveren als deze rechten absoluut zijn. Staten verliezen hun zeggenschap over veel terreinen die juist haar bestaansrecht vormen: bijvoorbeeld het recht te bepalen wie op het grondgebied mag verblijven of het recht bepaalde belangen te verdedigen ten opzichte van interne sociale oppositie. Daarom bevatten al deze verdragen tevens bepalingen die uitzonderingen op de geformuleerde rechten mogelijk maken. Het zijn juist deze uitzonderingen die de laatste decennia de Nederlandse overheid de ruimte geven om wetgeving te realiseren die in strijd is met de geest van die verdragen, maar niet met de letter. Zo zoekt Nederland meer en meer de ondergrens van wat zij qua verdragen verplicht is aan waarborgen aan haar inwoners te geven. De verdragen worden beschouwd als een belemmering voor de uitvoering van het Nederlandse beleid. Er zijn de laatste jaren voorbeelden van wetgeving die nog net juridisch aan de verdragsbepalingen voldoen, identificatieplicht, Koppelingswet, Vreemdelingenwet etc.. Zo kan Nederland aan het Vluchtelingenverdrag voldoen en tegelijkertijd wetgeving invoeren die het bijna onmogelijk maakt een asielverzoek behandeld te krijgen. En als het allemaal te beklemmend en te beperkend wordt, dan kan je het Vluchtelingenverdrag altijd weer opzeggen. Suggesties van de VVD in die richting (begin 1998) hebben navolging gevonden in een recent Oostenrijks voorstel om als EU het verdrag op te zeggen. Mensenrechtenverdragen worden niet beschouwd als een morele leidraad voor het eigen handelen. Ze worden ondertekend omdat het niet netjes staat dat niet te doen. Ze worden gerespecteerd op het moment dat dat goed uitkomt (bijvoorbeeld binnen een ideologische strijd) of juist verzwegen om toegang tot een economische markt te verwerven. Binnen onze zelfgenoegzame cultuur staat vast dat wij geen mensenrechten schenden. Er vindt daarom ook geen fundamentele discussie plaats over wat mensenrechten zijn en hoe je daar als samenleving mee om zou kunnen gaan. In plaats daarvan zijn mensenrechten een product geworden, een soort handelswaar zonder patent. T-shirts, kalenders, badges, petten en misschien zelfs wel stropdassen worden voorzien van de tekst van UVRM-artikelen. Mensenrechten hebben in Nederland dezelfde lading gekregen als anti-racistisch: iedereen is voor mensenrechten, iedereen in Nederland is anti-racistisch (met uitzondering van de leden van extreem-rechtse partijen). In dit opzicht hebben mensenrechten niet meer een duidelijk gedefinieerde morele waarde waaraan het Nederlandse beleid getoetst kan worden. Toch zijn er keer op keer weer voorbeelden te noemen van het feit dat mensenrechten voor veel mensen op de één of andere manier tot de verbeelding spreken en meer zijn dan het vlakke consumptiegoed dat zij lijken te zijn. Een goed voorbeeld zijn de acties van Amnesty International tegen foltering en andere vormen van onmenselijke behandeling. Religie, politieke overtuiging, economische zelfstandigheid, het gebruik van geweld en huidskleur spelen hierbij geen rol. Amnesty springt op de bres voor een ieder die mensonwaardig wordt behandeld door een regime. Zou het mogelijk zijn in Nederland middels een TV-uitzending twee miljoen handtekeningen op te halen tegen de mensenrechtenschending die vreemdelingendetentie is? Het antwoord laat zich eenvoudig raden: nee. Dat heeft te maken met de eerder genoemde algemene opvatting dat in Nederland geen mensenrechten worden geschonden. Vreemdelingendetentie wordt niet gezien als een mensenrechtenschending. Voor het grootste deel van de mensen zal waarschijnlijk gelden dat zij niet zullen tekenen omdat zij weinig weten van vreemdelingendetentie of het als een noodzakelijk kwaad zien binnen het gevoerde vreemdelingenbeleid. De Turkse familie Gümüs verbleef ruim zes jaar in Nederland. De ouders hadden hun eigen kleermakerij, de kinderen gingen naar school. Het gezin was volledig ingeburgerd in de wijk waar zij woonden, de Amsterdamse Pijp. Het had er nog lang en gelukkig kunnen leven als hun verzoek om een verblijfsvergunning niet was afgewezen: de vader kon niet aantonen zes jaar wit gewerkt te hebben. Volgens de ijzeren logica van het vreemdelingenbeleid moest de familie vertrekken. Al dit soort zaken maakt duidelijk dat het uiterst belangrijk is dat van al de abstracte zaken binnen het vreemdelingenbeleid weer gewoon mensen worden gemaakt. Dit geldt ook voor degenen die in gevangenissen zitten omdat zij geen verblijfspapieren hebben. Mensen zoals jij en ik, en die dezelfde rechten zouden moeten hebben. De discussie over deze mensen moet uit de juridische kaders worden gehaald waarin zij zich nu te vaak bevindt. |
|
|