Alles onzeker

Soorten Regime

Cellen en units

Dagprogramma

Arbeid

Medische Dienst

Commissie van Toezicht

Bezoekreglement

Actie- en bezoekgroepen

Beveiliging

Orde en rust

Culturele alertheid

Groepsvorming en gedragsrapportage

Isolatiecel

Bijzondere voorvallen

Excessen

september 1998

De dagelijkse praktijk en het regime

Een steeds terugkerende vraag van mensen in vreemdelingendetentie luidt: “Waarom zit ik gevangen?”.
Het onrecht dat zij ervaren, de slechte behandeling en de onzekerheid die deze vorm van detentie kenmerkt, brengen veel spanningen teweeg binnen de vreemdelingengevangenissen.
De weinige mogelijkheden die gedetineerden hebben om hun protest tegen de gang van zaken duidelijk te maken, worden binnen de gevangenissen met veel repressie tegemoet getreden. Alles staat er in het teken van orde, rust, veiligheid en beheersbaarheid; elementen die terug te vinden zijn in de wijze van opvang, de huisregels en het dagprogramma. Deze bepalen voor een groot deel de dagelijkse gang van zaken in de gevangenis. Door de wijze waarop ze zijn geregeld versterken zelfs handelingen die buiten de gevangenis als essentieel worden beschouwd - slapen, eten en het leggen van sociale contacten - binnen de gevangenis het gevoel van isolatie.
Een blik achter de tralies.

Mensen in vreemdelingendetentie verkeren in grote onzekerheid. De angst rondom   de arrestatie, het feit dat er geen maximumtermijn zit aan de detentie, de angst voor deportatie en het strenge regime zijn bepalend voor het vaak maandenlange verblijf in vreemdelingendetentie.
Van het ene op het andere moment zit iemand in detentie. De meeste mensen zonder verblijfsvergunning worden voor de eerste keer in hun leven gevangen gezet; een ingrijpende ervaring. Gevangen, niet om een straf uit te zitten, maar wegens het ontbreken van een verblijfspapiertje.
  

Leo uit Liberia wordt opgepakt bij een razzia in een Turks naaiatelier in Amsterdam. Hij werkt onder een andere naam en op het sofi-nummer van iemand anders. Een team van acht controlerende functionarissen, waaronder drie politie-agenten in uniform, de rest in burger, komt het naaiatelier binnen en controleert ter plekke op identiteitspapieren. Er wordt door hen geen legitimatie getoond of uitleg over deze controle-actie gegeven. Men begint ‘gewoon’ direct per persoon te controleren. Leo heeft het idee dat de werkgever en sommige werknemers van de op handen zijnde controle afwisten omdat het die dag zo leeg is op de werkvloer. Meerdere werknemers worden gearresteerd. Hij verdwijnt in vreemdelingenbewaring. De volgende zes maanden in Nederland brengt hij in een illegalengevangenis door. Hij is moeilijk uitzetbaar en wordt op straat gedumpt.

Alles onzeker

Bij binnenkomst in de gevangenis krijgt men informatie over het reglement, de huisregels en de interne diensten. Verder ontbreekt het aan tekst en uitleg. Er wordt niet verteld hoe lang men vast zal zitten. Wat hen verder te wachten staat of hoe procedures precies verlopen blijft onduidelijk. De dwangmaatregel wordt gemotiveerd met ‘zicht op uitzetting’, maar dat blijkt een zeer rekbaar begrip. Er is geen officiële tijdslimiet, men kan eindeloos lang gedetineerd worden. De gedetineerden weten dus nauwelijks waar ze aan toe zijn en dat de onrust en spanning vergroot.
Men wordt meestal pas vlak voor verwijdering, dumping op straat, (ambtenaren)bezoek of presentatie bij een ambassade daarvan op de hoogte gesteld. Bij verwijdering is dat met name om intern onrust te voorkomen. Het gevolg is dat men nauwelijks afscheid kan nemen van lotgenoten met wie vele maanden gevangenschap zijn gedeeld.
De onzekerheid wordt gevoed door de onduidelijkheid over het verblijf. Elke dumping, elke vrijlating, zelfs een verwijdering voedt de hoop van de individuele vluchteling of illegaal om uit de gevangenis te komen.
Daarnaast is er natuurlijk de onzekerheid over een negatieve beschikking op het asielverzoek, of mogelijke verwijdering, angst voor en dreigend gevaar bij terugkeer, het afgebroken verblijf hier te lande, geen zicht op de dag van morgen, geen toekomstperspectief.

Voordat Halil en zijn familie het bericht krijgen om Duitsland te verlaten, wordt het asielzoekerscentrum waar zij verblijven in brand gestoken. Zijn dochtertje, die dan twee jaar oud is, springt in paniek uit het raam en breekt haar benen. Als zij in het ziekenhuis ligt, krijgen de familieleden het bericht dat ze het land moeten verlaten. Na 15 maanden in Duitsland gewoond te hebben, vragen ze in Nederland opnieuw asiel aan.
Uit angst om teruggestuurd te worden naar Duitsland en van daaruit naar Algerije, vertelt Halil tijdens zijn nader gehoor niet over hun verblijf in Duitsland. Vier maanden na de overplaatsing van het onderzoek- en opvangcentrum naar het asielzoekerscentrum Stevensbeek wordt hij opgepakt en vijf dagen in een politiecel in Oss opgesloten. De Immigratie- en Naturalisatiedienst wil Halil en zijn gezin uitzetten. Zijn vrouw mag hem niet opzoeken. Uit protest gaat zij samen met haar kinderen midden op de straat zitten. Daarna mag zijn vrouw hem meteen bezoeken.
Als blijkt dat hij in het nader verhoor zijn verblijf in Duitsland heeft verzwegen wordt hij voor straf naar de Willem II overgeplaatst. Van augustus tot december 1994 zit hij daar vast. Zijn gezin mag in het AZC blijven. Tijdens zijn gevangenschap probeert de IND zijn vrouw en drie kinderen het land uit te zetten. Gedreven door wanhoop en psychische druk doet zijn vrouw een zelfdodingspoging. Naar aanleiding daarvan wordt geprobeerd om haar het ouderlijk gezag te ontnemen. Nadat Halil is vrij gekomen, is hij weer samen met zijn gezin in het AZC. Vervolgens krijgen zij een woning  toegewezen in het kader van de Regeling opvang asielzoekers. Halil vertelt nog verder over zijn verblijf: “Het ergste voor mij was het feit dat mijn vrouw en kinderen er alleen voor stonden. In mijn cultuur is dat heel erg. Tijdens mijn detentie werd één van mijn dochters geopereerd. Dat bericht is niet aan mij doorgegeven. Ik lijd het meest doordat mijn gezin deze helse situatie moet doormaken. Ik ben als het moet zelfs bereid ten koste van mijn leven terug te gaan naar Algerije, als mijn gezin maar hier kan blijven.

soorten Regime

Er zijn in vreemdelingendetentie in feite twee soorten regime: regime grenslogies (milder) en standaardregime huis van bewaring (zwaarder). Tot het regime grenslogies is bij Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) besloten door de minister van Justitie. Het ‘Reglement regime grenslogies’ (besluit 14 januari 1993) vermeldt in artikel 4: ‘De vreemdeling wordt aan geen andere beperkingen onderworpen dan die volstrekt noodzakelijk zijn om zijn verblijf in het grenslogies te verzekeren alsmede om de veiligheid en de orde aldaar te handhaven’. Het standaardregime huis van bewaring (HvB) is wettelijk vastgelegd door de minister van Justitie. Artikel 4 van hoofdstuk 1 van het ‘Huishoudelijk reglement voor de huizen van bewaring’ luidt: ‘Onveroordeelden worden aan geen andere beperkingen onderworpen dan die welke voor het doel hunner opsluiting of in het belang van de orde van de inrichting volstrekt noodzakelijk zijn.’
Gevangenissen voor vluchtelingen en illegalen zijn vergelijkbaar met HvB’s. Beide vallen onder de Beginselenwet Gevangeniswezen en de Europese Gevangenisregels. Daarin zijn wettelijke minimum standaardregels geformuleerd waaraan het gevangenisregime moet voldoen. In HvB’s, ook in vreemdelingen-HvB’s, heerst een standaardregime.
HvB’s zijn onder andere bestemd voor preventieve hechtenis van mensen die worden verdacht van het plegen van een strafbaar feit. Er vindt herhaaldelijk rechterlijke toetsing plaats. In een vreemdelingen-HvB zit men in een soort administratieve detentie: er is geen maximumtermijn aan de detentie verbonden en er is geen maandelijkse toets of de gevangenschap nog moet voortduren. Vluchtelingen en illegalen worden verder in hun vrijheid beperkt dan verdachten en er worden vaker straf- en isolatiemaatregelen opgelegd.

In 1996 stelde Justitie het zogeheten ‘sober regime’ voor kortgestraften en vreemdelingen in. Gedetineerden mochten per dag slechts acht uren van hun cel af. Later dat jaar keurde de Centrale Raad voor de Strafrechtstoepassing dit regime af voor vreemdelingendetentie; het was té zwaar. Maar er was nog een complicatie. Het ‘sober regime’ mag maximaal 60 dagen worden toegepast. Vreemdelingendetentie duurt vaak langer dan 60 dagen. Dit betekende in de praktijk dat gedetineerden na 60 dagen naar een milder regime werden overgeplaatst. Dit betekende verplaatsing binnen dezelfde of overplaatsing naar een andere gevangenis. Dat was een omslachtig heen en weer gesjouw met gevangenen.
In plaats van het ‘sober’ regime stelde Justitie voor vreemdelingendetentie het ‘versoberd’ regime in. Dit hield het midden tussen ‘sober’ en ‘standaard’ regime. Dat wil zeggen dat de gedetineerde tussen de acht en dertien uren per dag van de cel af mag voor deelname aan het dagprogramma. Ook dit ‘versoberd’ regime is begin 1997 afgeschaft voor vreemdelingendetentie en vervangen door het standaardregime voor HvB’s. Elke gevangenis interpreteert het wettelijk vastgestelde regime op eigen wijze in het opstellen van huisregels. Dat levert verschillen op. Zo zijn bij de ene gevangenis de bezoekregels strenger en kan er bij de andere wat met de uren van een dagprogramma geschoven worden.
Er wordt al jaren kritiek geleverd op het regime in vreemdelingendetentie: het is veel te zwaar. Justitie doet niets met die kritiek, maar bracht juist met het ‘sober regime’ verdere verscherping aan. Toch zei staatssecretaris Schmitz van Justitie naar aanleiding van een congres over vreemdelingenbewaring in de Willem II-gevangenis in november 1997 dat het regime lichter kon. Zij meldde in de media dat ‘er meer gedifferentieerd’ moest worden binnen het regime. Een uurtje meer sport werd als voorbeeld genoemd. Daadwerkelijke invulling ervan bleef tot nu toe uit.

Cellen en units

Een gevangenis bestaat uit verschillende units. Een unit is een afdeling met een aantal cellen, vaak twaalf. Gevangenen mogen zich niet van de ene naar de andere unit begeven. Ook is het verboden bij elkaar op de cel te komen. Een cel, cynisch genoeg, is het enige stukje privé dat de gevangene nog heeft; een mede-gedetineerde uitnodigen in de cel is verboden. Men kan een deel van de mede-gedetineerden wel ontmoeten bij gemeenschappelijke activiteiten zoals luchten, arbeid, recreatie, sport, kerk- en moskeebijeenkomsten.
De meeste gevangenissen hebben éénpersoonscellen. Een aantal gevangenissen beschikken ook over een aantal groepscellen: de Willem II heeft cellen voor acht en Nieuwersluis cellen voor vier personen. In de grensgevangenis, maar ook in HvB Zwolle, bestaat de mogelijkheid twee gedetineerden op één cel te plaatsen. Groepscellen zijn een goedkopere benutting van de celcapaciteit. Bij de bouw van de Willem II-gevangenis experimenteerde Justitie met groepscellen. Een experiment waarop Justitie aanvankelijk trots was, totdat snel na de opening de eerste drie gevangenen ontsnapten en georganiseerd verzet ontstond. Al snel daarop breidde Justitie de Willem II uit met éénpersoonscellen.
Vaak plaatst Justitie in deze groepscellen mensen uit diverse werelddelen, culturen en taalgebieden. De communicatie loopt hierdoor minder soepel, hetgeen de sfeer in de groepscel niet positief beïnvloedt. In een groepscel heeft men weinig privacy. Men kan zich op bed terugtrekken. Er staan stapelbedden waarop aan het hoofdeinde een tussenschot gemonteerd is. Met verschillende mensen die uit diverse culturen afkomstig zijn en tevens andere talen spreken heeft men één televisie en één radio.

“De TV is een groot probleem”, zegt Omar. “Ieder van de acht personen die in een cel zitten wil naar de zender van zijn keuze kijken. Ik heb wel heel goed contact met andere gevangenen. Maar toch vind ik het moeilijk om een cel met zeven verschillende mensen te delen. De meesten roken. Er is niet genoeg ventilatie voor acht personen in een cel. Je kan niet goed slapen. In vijf dagen heb ik ongeveer tien uur kunnen slapen. Voor de mensen die hier maanden doorbrengen is het erg moeilijk.”

Dagprogramma

In het dagprogramma binnen vreemdelingendetentie zit weinig afwisseling en ontspanning. Het verrichten van -eenzijdige- arbeid is de enige mogelijkheid om de monotonie van een dag te doorbreken. Het standaardregime voor HvB’s bepaalt dat gedetineerden in principe 13 uren per dag buiten de cel mogen doorbrengen. Dit is inclusief deelname aan de arbeid van 5 à 6 uren per dag. Het regime grenslogies in de grensgevangenis bepaalt dat gedetineerden meer uren per dag van cel af mogen, in principe tussen half acht ‘s morgens en half tien ‘s avonds, behalve tijdens het eten, dat in de cel gebeurt. In het grenslogies is geen mogelijkheid tot arbeid.
Per gevangenis verschilt het dagprogramma van gedetineerden. Rond half acht ‘s ochtends, in het weekend een uur later, worden de gedetineerden gewekt. De dag is verder ingedeeld in arbeid en andere activiteiten. Het eten tussendoor vindt steeds op cel plaats.
Indien men niet aan de arbeid deelneemt is verblijf op cel het alternatief. Arbeid neemt 20 à 26 uren per week in beslag, verdeeld over vier à vijf dagdelen. De overige tijd binnen het programma wordt besteed aan luchten (één uur per dag) , sport (twee maal drie kwartier per week), creativiteit (drie kwartier per week), bibliotheek (drie kwartier per week), cel schoonmaken (één uur per week) en eventueel bezoek (één uur per week). Daarnaast zijn er de kerk- of moskeebijeenkomsten, de ambtenaren- of advocatenbezoekjes en de gesprekjes met een terugkeerfunctionaris. Een aantal avonden per week - in de weekends vaak beperkter - is er gelegenheid tot ‘recreatie’, dat wil zeggen tafeltennis, telefoneren, televisie kijken. Om half tien ‘s avonds wordt men weer in de cel opgesloten. In sommige gevangenissen wordt men enkele avonden per week al vroeger in de cel opgesloten.
Gedetineerden hebben het recht om te telefoneren. Direct telefonisch contact van buiten naar binnen met een gedetineerde is niet mogelijk. Wel kan iemand van buiten naar de portier binnen bellen en naam en telefoonnummer achterlaten. Deze gegevens worden dan aan de gedetineerde doorgeven, zodat deze kan terugbellen. Dat doorgeven gebeurt niet altijd direct, er kan enige tijd overheen gaan voordat contact tot stand komt.
Gedetineerden kunnen een ‘sprekersbriefje’ invullen om een gesprek aan te vragen met het afdelingshoofd, de terugkeerfunctionaris, de geesteljke verzorging, of om een afspraak te maken met de medische dienst, de in- en uitvoer van goederen, de kapper, de leiding van de arbeid of de commissie van toezicht. Het is verplicht op zo’n briefje in te vullen over welk onderwerp het gaat.
Op sommige momenten in het jaar, bijvoorbeeld rond feestdagen, zijn er extra activiteiten, zoals disco, video, of een concert. Aan bepaalde religieuze of culturele feestdagen uit verschillende landen of religies, zoals de Ramadan, kan aandacht worden besteed als daar behoefte aan is.
In de gevangenis kan men producten bestellen door éénmaal per week een bestellijst in te vullen. De prijzen zijn hoger dan die in gewone winkels.
Een televisie en een radio kan men huren voor een paar gulden per week. In gevangenissen met groepscellen hoeft voor radio en televisie geen huur betaald te worden. De gevangenisdirectie bepaalt de uren van de dag waarop programma’s ontvangen kunnen worden. Ook bepaalt zij welke zenders wél en welke niét ontvangen kunnen worden. In tijden van verhoogde spanning in de gevangenis kan de directie overgaan tot tijdelijke afsluiting van een zender. Zo werd in de grensgevangenis de zender CNN tijdelijk afgesloten. Aanleiding was de berichtgeving op CNN over onlusten tijdens verkiezingen in Nigeria, die de gemoederen in de gevangenis hoog op deed lopen. In HvB Zoetermeer wordt door de veelal Arabisch-talige gedetineerden en hulpverleners al meer dan twee jaar gepleit voor een Arabisch-talig kanaal op de gevangeniskabel. De toezegging dat een schotelantenne geplaatst zou worden is nooit nagekomen. In groepscellen worden één televisie en één radio gedeeld door meerdere mensen van verschillende nationaliteiten en talen. Men kan zich voorstellen dat dit vaak problemen oplevert.
Eten, dat zo’n beetje overal ter wereld een gemeenschappelijk en sociaal gebeuren is, gebeurt in vreemdelingendetentie niet gemeenschappelijk maar individueel, op de eigen cel, achter een gesloten deur. Men ontbijt in de cel met brood dat de avond tevoren tegelijk met de avondmaaltijd is uitgedeeld. Een veelgehoorde klacht is dat het eten te weinig, slecht van kwaliteit, eenzijdig en niet aan verschillende culturen aangepast is. In de meeste gevangenissen komt het eten vanuit een centrale gevangeniskeuken en -distributie, en betreft het goedkope standaardmaaltijden.

Mensen zoeken elkaar op waar mogelijk. Men praat over de eigen situatie, hoe lang men moet zitten, het slechte eten, het werk waar niets aan te verdienen valt, de sfeer en andere zaken. Gedetineerden houden gezamenlijk kerk- en moskeediensten en zien deze ook als een mogelijkheid bij elkaar te komen. De kerk heeft naast een religieuze functie dus ook de functie van bijeenzijn en ontmoeting. Wellicht omdat samenzijn moeilijk in de gevangenis kan, gaat bijna iedere gedetineerde naar de kerk toe. Soms hebben gedetineerden een functie bij de voorbereiding van kerkdiensten. Er wordt uit volle borst gezongen over ‘freedom’en ‘justice’. Als elders in de gevangenis, buiten de religieuze ruimte, uit volle borst ‘freedom’ gezongen zou worden, zou al snel worden ingegrepen, iets wat in de kerk natuurlijk niet kan.
In de gevangenis is er de mogelijkheid voor gevangenen tot contact met de justitiepastores: imam, dominee, priester of rabbijn. Zij vervullen een belangrijke rol voor gedetineerden. Zij zijn feitelijk de enige vertrouwenspersonen voor gedetineerden. De geestelijken zijn verbonden aan een religieuze instelling, maar zijn meestal formeel in dienst van Justitie.

Arbeid

Arbeid neemt binnen het gevangeniswezen en ook binnen vreemdelingendetentie een belangrijke plaats in. Meer en meer vervangt de arbeid de sociale activiteiten.
In 1994 introduceerde Justitie middels haar nieuwe beleidsnota ‘Werkzame detentie’ arbeid als een uitgebreid onderdeel van het dagprogramma. In deze nota wordt het zogenaamde standaardregime gepresenteerd: ‘Het standaardregime is een sober maar menswaardig regime, waarin de arbeid centraal staat.’ Gevangenissen kenden altijd al werk op kleine schaal. Dit was echter meer vrijblijvend geregeld en niet voor elke gedetineerde een vast programma-onderdeel. De sociale benadering om van de gevangenen aanvaardbare staatsburgers te maken door ‘persoonlijkheidsontplooiing’, dateert uit de zeventiger jaren. Het werd inmiddels te soft, maar vooral te duur, bevonden. Justitie vond het nu tijd voor een zakelijker benadering. Gevangenisarbeid, gericht op resocialisatie, staat centraal in het standaardregime. Gevangenen worden zo voorbereid op terugkeer in de samenleving, aldus de introductie bij de nota ‘Werkzame detentie’. Het tegenstrijdige en cynische is, dat in vreemdelingendetentie geen sprake is van terugkeer in de samenleving, maar van verwijdering uit Nederland.
Werkzame detentie levert een bezuiniging van 20 procent op personeelskosten op. Personeel voor sociaal-culturele activiteiten verdient meer dan een ‘werkmeester’ die toezicht houdt op de arbeid. Uit beheersingsoogpunt biedt werkzame detentie ook een voordeel: op de werkvloer, waar flink doorgewerkt dient te worden, valt gemakkelijker controle uit te oefenen op gedetineerden dan tijdens de andere activiteiten.

Voormalig directeur Föllings van de Willem II gevangenis kenschetste het programma en de arbeid  met de volgende woorden: “Zoveel mogelijk energie aftappen” (Vrij Nederland van 6 juli 1996). Het hoofd arbeid en activiteiten van de Willem II gevangenis zei in een interview: “Door ze constant bezig te houden, tappen we zoveel mogelijk energie op een beheersbare manier af. De kans dat ze kalm blijven is dan het grootst. En dat lukt steeds beter.” (Brabants Dagblad, 23 september 1995).

In de Nederlandse samenleving worden illegale werknemers juist opgepakt tijdens hun werk en gevangen gezet. Binnen de gevangenismuren lijkt de overheid maar al te blij met deze goedkope arbeidskrachten.
Grote bedrijven zoals Hema, Mexx, Gamma, Axa en Etos maken gebruik van deze goedkope, arbeidskrachten. Om enkele voorbeelden van arbeid te noemen: in HvB Alphen bestond het werk op een zeker moment uit het vouwen van topografische kaarten van de omgeving; in de Willem II gevangenis kon men wenskaarten met ‘Gelukkig Nieuwjaar’ erop inpakken, in de grensgevangenis bestond de tijdelijke arbeid in 1993 uit het verwijderen van stickers van ballen met de tekst Barcelona 1992 (Olympische spelen) en in Nieuwersluis pakten gedetineerden proefflaconnetjes parfum van het merk Mexx in. Er zijn ook regionale bedrijven die werk aanleveren. Zo wassen en strijken gedetineerden in de Willem II gevangenis in de gevangeniswasserij zowel textielgoed voor de gevangenis zelf als voor hotels uit Tilburg.

Gevangenisdirecteur Van Manen van HvB De Geniepoort te Alphen zegt in 1996 over het werk binnen de gevangenis: ‘Bedrijfseconomisch gezien kunnen we niet ver onder de marktprijs duiken. We concurreren op het gebied van kwaliteit, service en betrouwbaarheid.” (‘Alphense gevangeniskrant’, uitgave van de directie Penitentiaire Inrichting De Geniepoort in het kader van de opening op 23 april 1996).

De werkomstandigheden zijn over het algemeen niet de beste. In sommige arbeidszalen, zoals de wasserette is de temperatuur vaak hoog en kunnen ramen niet open, er is geen airconditioning. Pauzes zijn kort en tijdens het werk is het niet de bedoeling dat er met elkaar gesproken wordt.
De arbeid gebeurt per afdeling in ploegendiensten die elkaar afwisselen in de arbeidszaal of -zalen. Men neemt deel in een ochtend- of  middagploeg. In de meeste gevangenissen wordt vier dagdelen gewerkt, vijf à zes en een half uur per dag. De werknemer verdient één gulden per uur. Men kan van het ‘loon’ extra bellen, de huur van een televisie betalen of  iets aanschaffen in de gevangeniswinkel.
 
 
 

“Men wordt als slaven uitgebuit. Werken is indirect verplicht. Als je niet werkt, word je op rapport gezet. Ik werk omdat ik me anders verveel en zodat ik een telefoonkaart kan kopen om te telefoneren. Als wij niet werken (staken) komen ze dagelijks vragen waarom we niet werken, maar als we doodziek zijn, komt niemand naar ons vragen”, zegt David.

Deelname aan de arbeid betekent ontmoeting met mede-gedetineerden en ook tijdverdrijf. Omdat niet werken celverblijf betekent gaan de meesten maar aan het werk. Arbeid is dus niet echt een keuze. De gevangenisdirectie ontkent dat er sprake is van dwang omdat men een contract afsluit. Het betreft een soort arbeidsovereenkomst, maar niet volgens een wettelijke CAO. Er zijn vooral plichten aan verbonden voor de werknemer. Te weinig presteren betekent dat de persoon niet meer mag werken. Ongedisciplineerd gedrag kan leiden tot contractbreuk. De beleidsnota ‘Werkzame detentie’ uit 1994 vermeldt: ‘De gedetineerde kan door een goede inzet opklimmen naar moeilijker werk. Daarmee kan hij ook meer verdienen. Maar als de gedetineerde blijk geeft van een negatieve opstelling, zal hij vaker worden ingesloten in de cel.’

Officieel kondigde Justitie in de beleidsnota 26 uur arbeid per persoon per week aan, op basis waarvan gedetineerden een contract sloten. Maar doorgaans is er niet voor 26 maar voor 20 uur werk. Voor de resterende zes uren wordt geen loon uitgekeerd. Werkzame detentie volgt de heersende arbeidsmoraal en het arbeidsethos. Bij voldoende inspanningsverplichting, wanneer de werknemer hard werkt, komt hij in aanmerking voor meer geschoold werk. Zo kunnen gedetineerden in De Geniepoort loonopslag krijgen met een maximum van 25 cent voor ‘vreemdelingen’ en 80 cent voor strafrechtgedetineerden.
 
 
 

Directeur Van Manen van HvB De Geniepoort te Alphen bestrijdt dat er sprake zou zijn van oneerlijke concurrentie. “Zeker, we berekenen geen overheadkosten voor gebouw en personeel. Loon van de gedetineerden, energie- en grondstofkosten en kosten voor investeringen worden wel doorberekend. Deze drie kostenposten worden voorlopig door het ministerie van Justitie bekostigd. In een jaar moet de productie zichzelf gaan bedruipen. Alleen de kosten voor het gebouw en het begeleidend personeel blijven daarbuiten.” (‘Alphense gevangeniskrant’, officiële uitgave van de directie Penitentiaire Inrichting De Geniepoort in het kader van de opening op 23 april 1996).

De gevangenisdirecteur is als het ware de werkgever namens het ministerie van Justitie en haalt opdrachten binnen. De werving wordt via bedrijven gedaan. Landelijke of regionale bedrijven bieden zich aan. De productie moet binnen afgesproken termijn gehaald worden.

Sinds juli 1995 wordt Oliver vastgehouden in de Willem II. Hij maakte een aantal stakingen mee. “Op dit moment zijn ongeveer 25 personen in hongerstaking, ze zijn allemaal naar Blok-X overgeplaatst. Samen met mij zijn er meer dan 100 personen in werkstaking. Ik vind dat we hier worden uitgebuit. De slavernij is verleden tijd! Door de honger- en werkstaking ontstaat er een grote paniek onder de medewerkers en leiding van de Willem II. Vorige week hadden de unithoofden een gesprek met de gevangenen. Ze willen zo snel mogelijk iedereen weer aan het werk zetten.”

Het in dienst hebben van illegalen in Nederland is strafbaar. Juridisch gezien zou de minister van Justitie, de eindverantwoordelijke voor de werkvoorziening, hiervoor dus vervolgd kunnen worden.
Als lid van de centrale overheid is de minister echter niet vervolgbaar. Vervolging wegens het tewerkstellen van illegalen, of het uitlokken van illegale tewerkstelling kan dus niet. En formeel is er bovendien geen sprake van ‘loon’, maar van ‘zakgeld’. Uitbetaling van loon volgens de CAO en betere arbeidsomstandigheden zouden op zijn plaats zijn.

Medische Dienst

Bij de medische dienst werken dagelijks verpleegkundigen en houden één of meerdere artsen dagelijks een spreekuur. In de weekends is de medische dienst minder uren aanwezig. Een arts is 24 uur per dag oproepbaar. De arts controleert ook het voedsel. Veel medische klachten betreffen hoofdpijn, slapeloosheid, ontbreken van de eetlust, spanning en nervositeit, pijn over het hele lichaam, vermoeidheid, depressiviteit, slapeloosheid en psychische klachten door vereenzaming, gebrek aan perspectief, het missen van familie en bekenden, enzovoorts. De meeste klachten zijn psycho-somatisch, direct verbonden aan de detentie. Vrijwel alles wordt in eerste instantie afgedaan met paracetamol. Andere medicatie wordt daarna eventueel voorgeschreven. Er wordt geen begin gemaakt met een medische behandeling, tenzij er medische urgentie is. De gedetineerde wordt immers verwijderd. Soms wordt het advies gegeven rust te nemen. Maar waar haal je in dat soort omstandigheden rust vandaan? De detentie is vooral onrust.
Bij het minste of geringste protest verdwijnen mensen in isolatie, worden ze uitgezet of op straat gedumpt. De belangrijkste vraag “waarom zit ik hier vast?” wordt door niemand beantwoord. Leven in zo’n klimaat knaagt aan de gezondheid van iedere gevangene. Gevangenen zitten maandenlang opgesloten en voelen vooral dat er een grote aanslag op hun incasseringsvermogen wordt gedaan. Er is aan gevangenissen vaak wel een psycholoog verbonden, maar niet een psychiater in vaste dienst, terwijl er vele psycho-somatische klachten zijn. Een districtspsychiater kan op doktersadvies worden ingeschakeld.
Ook tandartsenbezoek, bezoek aan een opticien om een bril te laten aanmeten en andere specialistische bezoeken, worden zeer terughoudend toegestaan. Hierdoor verergeren klachten en stapelen zich op. Uiteindelijk betekent dat een grotere in plaats van een kleinere druk op de medische diensten.
Moet er uiteindelijk toch een ziekenhuisbehandeling plaatsvinden dan kent men voor het vervoer van de gedetineerde naar het ziekenhuis de stok-in-de-broek-methode, ter voorkoming van vluchten. Dit wordt door de gevangenen als zeer vernederend ervaren.

Een jongen met malaria wordt met een stok in zijn broekspijp van de grensgevangenis naar het Academisch Medisch Centrum te Amsterdam gebracht. Hij was doodziek; wegens onderbezetting van de medische dienst vanwege de kerstdagen was de malaria niet tijdig onderkend. Men was maar net op tijd. Er waren instructies vanuit de grensgevangenis dat extra op hem gelet moest worden door verpleegkundig personeel ter voorkoming van vluchten. Zo werd hij aan een medicijnpomp gelegd, terwijl in dergelijke situaties met een mobiel infuus volstaan wordt. Op deze wijze kon hij dus niet naar de bezoekzaal beneden in het AMC, waar geen controle is. Hij lag zelfs in een soort quarantaine-kamertje waar bezoek eerst een ontsmettingsruimte passeert. Na ontslag uit het AMC werd hij teruggebracht naar de grensgevangenis waar hij even later uit werd vrijgelaten.

Commissie van toezicht

Zoals in elke strafgevangenis functioneert ook in HvB’s voor vluchtelingen en illegalen een commissie van toezicht (CvT). Deze kent een beklagcommissie waarbij klachten kunnen worden ingediend door gedetineerden. De klacht mag enkel en alleen gaan over de bejegening, niet over de gevangenschap zelf. De meest gehoorde klacht, “Ik zit hier onterecht opgesloten” wordt niet in behandeling genomen.
De CvT ontvangt in het algemeen weinig klachten. Veel gevangenen weten niet van het bestaan van het beklagrecht. Of men is vanuit het herkomstland helemaal niet gewend aan klachtenprocedures. Sommigen willen anoniem blijven terwijl een klacht ondertekend dient te worden. Anderen zijn bang dat het indienen van een klacht hun verblijfsprocedure negatief beïnvloedt. Ook twijfelt men aan de onafhankelijkheid van de CvT en denkt men dat de CvT onderdeel is van het gevangenissysteem. Gevolg is dus dat er weinig klachten worden ingediend, terwijl veel gedetineerden juist met dezelfde soort klachten zitten. Veel voorkomende klachten over de behandeling en toegepaste straffen, zoals isolatie, krijgen weinig officiële bekendheid.
De CvT kiest uit haar midden een maandcommissaris. Die houdt maandelijks een ronde langs mogelijke klagers en probeert preventief te werk te gaan. Bij een hongerstaker, die als reactie direct in isolatie werd geplaatst, trachtte een maandcommissaris de vluchteling te bewegen de hongerstaking op te geven. Dan zou volgens de maandcommissaris de isolatiemaatregel worden opgeheven. Toen de hongerstaker later zijn hongerstaking opgaf bleef hij op de isolatieafdeling. Mocht de CvT tot een zitting besluiten, dan is er voor het indienen van een klacht een advocaat nodig om te pleiten. Alle correspondentie gaat in het Nederlands, niet in de moedertaal van de klager. Afhandeling van klachtenprocedures kunnen heel lang duren, soms is de gedetineerde al weg tijdens de uitspraak. Zo kwam het voor dat iemand wegens onterechte plaatsing in een isolatiecel schadevergoeding kreeg, terwijl hij ondertussen al gedeporteerd was.
 

Bezoekreglement


Bezoek is een lichtpuntje in dit kille klimaat: het is vaak het enige contact met de buitenwereld. Een gedetineerde in vreemdelingendetentie heeft recht op slechts één uur bezoek per week. Justitie brengt het bezoek als een privilege en niet als een recht. Veel gedetineerden kennen hier niemand, of slechts andere mensen zonder papieren die wegens de identificatieverplichting aan de poort niet naar binnen kunnen.
De bezoekreglementen zijn analoog aan die van strafgevangenissen; strenge regels, restricties en geen rechten voor de bezoeker. Het bezoek vindt plaats in een gemeenschappelijke bezoekruimte. Het bezoek heeft geen privacy. Gedurende het hele uur wordt toezicht gehouden, vaak door meerdere bewakers. Bezoeker en gedetineerde moeten aan een aangewezen tafeltje gaan zitten. Soms is dat pal voor de bewaker, die gesprekken mee kan luisteren. In de Willem II  gevangenis hebben die tafels tussenschotten en mag men niet naast elkaar, maar moet men tegenover elkaar zitten. Bewakers gebruiken de bezoekruimte om hun krantje te lezen en zijn soms luidruchtig aanwezig. Heeft een gedetineerde een isolatiemaatregel opgelegd gekregen dan vindt bezoek plaats in een apart kamertje en zitten er enkele bewakers naast.
 
 

Een medewerker van het Autonoom Centrum zou op bezoek gaan bij Victor, maar hij zit onder streng regime in zijn cel opgesloten, wat betekent dat hij geen bezoek mag ontvangen. Hij kreeg ongeveer 12 uur ‘rapport’. Dat krijg je volgens Ramon, een andere vluchteling, als je een bewaker uitscheldt. Bezoek kwam dus weer eens voor niets, terwijl nota bene van tevoren nog gebeld was. Toen werd niets meegedeeld.
Volgens Ramon weigerde Victor zijn kamer schoon te maken. Iedereen moet één keer per week zijn kamer schrobben. Victor zit er al 7 maanden. Ramon vertelt verder dat veel illegalen in hongerstaking gaan en ook op andere manieren in verzet komen. De reactie daarop is vaak overplaatsing.

Wil een gedetineerde bezoek ontvangen dan moet deze een bezoekaanvraagformulier invullen. Naam, telefoon, adres en zijn relatie tot de bezoeker moeten worden ingevuld. Aanvankelijk moest zelfs ook de geboortedatum van de bezoeker worden ingevuld. Het formulier moet bij het personeel worden ingeleverd. De bezoekaanvraag, die door de directie kan worden afgekeurd, komt uiteindelijk bij de bezoekleiding terecht. De gedetineerde moet zijn bezoek inlichten over de aanvraag. Het bezoek kan vervolgens de gevangenis bellen en een afspraak maken. Er gaat nogal wat tijd overheen voor bezoeker en gedetineerde elkaar kunnen treffen.

Wiliam vraagt iemand van het Autonoom Centrum op bezoek. Hij belt op 16 juni en meldt dat hij ons paspoortnummer moet invullen en onze geboortedatum. Het bezoekformulier dat hij wilde inleveren, is geweigerd bij gebrek aan deze gegevens. Wij bellen hierover de administratie van de gevangenis. Op woensdag 18 juni belt Wiliam weer. Hij heeft twee keer een formulier in moeten vullen met een paspoortnummer of rijbewijsnummer erop.

Per gevangenis zijn de bezoekregels verschillend. In de Willem II gevangenis in Tilburg bijvoorbeeld wordt de bezoekdatum schriftelijk aan bezoeker en gedetineerde gedicteerd. Dit gebeurt vaak vlak voor de bewuste datum en dan moet de bezoeker maar nét kunnen. Mocht de bezoeker verhinderd zijn, dan gaat het bezoek die week domweg niet door. Er kan niet verplaatst of een andere uitgenodigd worden. De gedetineerde moet een nieuwe bezoekaanvraag indienen. Daar gaat weer tijd overheen.
Bij de grensgevangenis gaat het enigzins soepeler. De gedetineerde dient een bezoekaanvraag in, belt de bezoeker op, die vervolgens met de gevangenis een datum prikt.
Voor de Schipholafdeling van de grensgevangenis is slechts één dag per week voor bezoek bestemd, met een eventuele uitwijkmogelijkheid naar de vrijdag. Die dag is in vijf blokken ingedeeld, per blok kan slechts één gevangene bezoek ontvangen van maximaal drie volwassenen en één kind. Dat betekent dat in principe per week slechts vijf van de 70 à 80 mensen bezoek kunnen ontvangen.
Bij de illegalen-afdeling van de grensgevangenis (48 vrouwen) kan dagelijks, behalve in het weekend, bezoek plaatsvinden. Wel onder de restrictie van de huisregels van het HvB Grenshospitium: ‘Privé en ambtelijk bezoek kan uitsluitend plaatsvinden, indien uw afdeling geen arbeid heeft’.

Een bezoekster brengt een door de herfst roodgetint boomblad mee voor een gedetineerde. Omdat hij al bijna 9 maanden vastzit, en dus weinig van de seizoenen heeft gezien, wil zij hem dat blad geven. Het mocht van de bewaker niet mee naar binnen. Zij steekt het blad daarop in haar haar, hetgeen niet verboden kan worden.

Gedetineerden kunnen na het bezoek gefouilleerd worden door een bewaker, soms gebeurt dat met plastic handschoentjes aan. Soms worden gevangenen ondervraagd over hetgeen besproken is tijdens het bezoek.
De lange weg en hindernissen rond bezoekaanvragen, de grote reisafstanden naar de gevangenissen, het gebrek aan privacy tijdens het bezoek, het veiligheidsapparaat en de sfeer van onverschilligheid zijn zeer ontmoedigend voor gedetineerde en bezoeker. Na bezoek is het voor de bezoeker altijd een grote opluchting weer buiten de poort te staan. ‘Slechts op bezoek’ bij een vluchteling of illegaal geeft de bezoeker het gevoel langs te gaan bij een gevangene in een extra beveiligde inrichting.

M. bezocht haar aanstaande echtgenoot in vreemdelingenbewaring en maakte aantekeningen van haar ervaringen.
“Er is maar één uur per week bezoek, aan dat ene uurtje moet je je gewoon houden; kom je vijf minuten te laat dan kan je het vergeten. De eerste keer dat ik hem mocht zien was ruim een maand nadat hij vast zat in Alphen aan den Rijn. Ik heb hem daar opgezocht, maar was 5 minuten te laat. Ik moest een brief aan hem overhandigen van een advocaat, maar ik kreeg te horen: “Sorry mevrouw, u bent 5 minuten te laat, u komt er niet in”. Ik heb er een half uur gestaan: “Alstublieft, ik wil hem zien, ik heb hem ruim één maand niet gezien”. “Niets mee te maken. Regels. U komt er niet in”, zeiden ze. Ook het afgeven van de papieren van de advocaat, om door hem te laten ondertekenen mocht niet. Na lang praten mocht hij toch de papieren ondertekenen. Ongeveer twee weken later, kon ik hem weer zien. Je komt er binnen, alles moet afgegeven worden, je wordt echt van top tot teen gecontroleerd, schoenen moest ik uitdoen, want blijkbaar had ik stalen zolen in mijn schoenen zodat de detectoren constant afgingen. Er opnieuw doorheen, maar de detector ging nog steeds af. Weer gecheckt, je riem misschien, riem afdoen, weer erdoor heen, toch ging dat ding weer af. Uiteindelijk na 10 minuten mocht ik verder. Na tien minuten was natuurlijk mijn uurtje al bijna om. Ik had nog maar 50 minuten met hem. Ik moest eerst nog vele deuren door, tot ik er was. Daarna moest ik weer 5 minuten wachten tot zij hem kwamen brengen. Dan denk je: “hèhè”, kan je eindelijk je vriend zien, waar je zo’n intieme relatie mee hebt, kun je eindelijk normaal praten. Maar ja, er zitten 4 mensen om je heen die je constant toekijken wat je allemaal zegt en wat je allemaal doet. Dus echt uitgebreid praten doe je ook niet. En zo is het uur eigenlijk al om en dan kan je weer weg en de vraag is wanneer je weer op bezoek kan. In de Willem II gevangenis in Tilburg heb ik hem nooit kunnen bezoeken omdat de afstand niet te doen was. Ik moest er een hele dag voor vrij nemen om hem te kunnen zien.”

Actie- en bezoekgroepen

Organisaties die van buiten de gevangenis de gedetineerden bezoeken boezemen vertrouwen in bij de gevangenen. Het bezoek van buiten geeft elke keer een beetje hoop dat je niet vergeten wordt. Ergens zijn er mensen die je advocaat bellen, die bij je langs komen en de tijd nemen om echt naar je te luisteren, om te vragen hoe de gevangenisomstandigheden zijn, die je kunt bellen als je je niet goed voelt, of wanneer er een honger-, of werkstaking is uitgebroken, die geld op je rekening storten voor telefoonkaarten of postzegels of iets dergelijks. Deze kritische bezoekgroepen en politieke actiegroepen zijn het venster naar de buitenwereld voor de gevangenen. Kenmerkend voor vreemdelingendetentie is het repressieve en kille klimaat. Repressief door de nadruk op controle, kil door het feit dat de gevangenschap enkel gericht is op verwijdering uit Nederland. Gevangenen en personeel leven op gespannen voet. Bewaarders worden constant geconfronteerd met de roep om vrijheid, maar ze weten dat zij het antwoord daarop verschuldigd moeten blijven.

Beveiliging

In vreemdelingengevangenissen draait alles om orde en rust, beheersbaarheid en veiligheid. De meeste gevangenissen kennen een strenge beveiliging, een vijf meter hoog hekwerk voorzien van alarminstallatie en videocamera’s, meerdere sluispoorten en zogenaamde zwiephekken die automatisch naar binnen klappen wanneer men erin klimt. Bij een aantal gevangenissen zijn de hekken ondoorzichtig gemaakt met een soort textiel, waardoor een doorkijk naar de buitenwereld onmogelijk is. Om de gevangenis heen staan ook hoge muren. Bij enkele gevangenissen is sprake van geavanceerde elektronica zoals handpalm-leesapparatuur voor het personeel.
Ook in de gevangenissen is alles op beheersing gericht. Er zijn vele, automatisch en centraal bediende deuren; er kan maar één deur tegelijk open, zoals in alle strafinrichtingen. De units (meestal 12 tot 16 mensen) zijn van elkaar gescheiden. De cellen worden regelmatig doorzocht. Er is een systeem waarbij de gedetineerden die in ploegendiensten naar recreatie of arbeidszaal lopen elkaar onderweg nooit kruisen. Het personeel loopt in bewakingskostuum en met handboeien op zak (in de beginperiode van de grensgevangenis liep het personeel in burgerkledij). Bezoek moet zich eerst identificeren dan door elektronische detectorpoortjes en er mag niets mee naar binnen genomen worden.
Sommige gevangenen zijn min of meer gewend geraakt aan dit circus van Justitie. Zij zijn in ieder geval niet bang. Het betreft dan mensen die meerdere malen als illegaal zijn opgepakt of al langer vastzitten en het klappen van de zweep kennen. Anderen maken het voor het eerst mee en krimpen inéén bij elk geluid van sleutels, bang dat hun moment van deportatie is aangebroken.

Orde en rust

Het kille klimaat verandert het personeel in commanderende bewaarders die de orde moeten handhaven. De omgang met gedetineerden is er een op afstand: gedetineerden worden vaak op een bevelerige toon aangesproken. Een gedetineerde wordt tijdens het bezoek bijvoorbeeld als volgt gemaand bij een bewaker te komen: “Hé jij! Hiér!”. Persoonlijk contact en een hechtere band tussen personeel en gedetineerden wordt zoveel mogelijk vermeden. Contact mag slechts ten dienste staan van de algehele controle. Het personeel mag zich niet inhoudelijk met iemands asielzaak of verblijfsprocedure bezighouden. Als een personeelslid teveel interesse toont voor een gedetineerde wordt hij of zij teruggefloten. Het personeel wordt hierdoor onverschillig, afstandelijk of gaat op een denigrerende manier handelen. Personeelsleden die hiervoor passen houden zich nauwelijks staande. Zij pakken hun biezen en vertrekken of proberen er nog iets van te maken. Gemakkelijk is dat niet: zij vinden meestal weinig weerklank bij collega’s. Tussen personeel onderling is er een grote sociale controle en er zijn ook spanningen; het ziekteverzuim onder de bewaarders is hoog. Daarnaast ondervinden zij veel tegenwerking van bovenaf. In het verleden zijn te betrokken bewaarders vaak gediskwalificeerd, op wachtgeld gezet onder zwijgplicht of ontslagen. De positie van het personeel kwam in 1993 naar buiten in het dagblad NRC. Die krant deed op 28 juli 1993 onder de titel “Grenshospitium: verdeel en heers” verslag van gesprekken met ex-bewoners en een aantal personeelsleden die anoniem wensten te blijven uit angst voor represailles.

“Angst, haat en nijd beheersen de sfeer in het Grenshospitium voor kansloze asielzoekers in Amsterdam. Personeelsleden verraden elkaar bij de directie uit vrees voor hun positie of in de hoop op promotie.” Een personeelslid: “Personeel dat het best verraden kan maakt promotie. Uithoren en manipuleren is normaal hier.” Een vreemdelingenbegeleider: “We zijn bang, niet alleen voor de bewoners, maar vooral voor de directie en de afdelingshoofden. De directie speelt een verdeel- en heerspolitiek en maakt gebruik van informanten.” Het NRC vervolgt: “Werken in het Grenshospitium is verre van gemakkelijk.(...) Ook een collega klaagt over gebrek aan structuur. “Regels veranderen van de ene dag op de andere. Enerzijds wordt van ons verwacht dat we menselijk met de asielzoeker omgaan, het andere moment moet de beveiliging voorop staan.” Weer een ander: “Er worden Stasi-praktijken toegepast. Als je een sigaretje aanneemt van een bewoner, word je op het matje geroepen door een afdelingshoofd dat door een raampje stond te loeren.” Volgens een vreemdelingenbegeleider heeft de spanning onder het personeel effect op de behandeling van de bewoners. “Uit angst treden sommigen harder op dan nodig is.”

Er is onder personeel angst voor escalatie van die spanning. Er hoeft maar dit te gebeuren en de vlam slaat in de pan, zo is de stemming onder personeel. De gevangenen kunnen immers hun recht op vrijheid opeisen. Personeel kan sleutels of codes ontfutseld worden en personeel kan gegijzeld worden. Die angst karakteriseert de minimale communicatie die er is tussen bewakers en gedetineerden. Er is geen sprake van gelijkwaardigheid. Regels zijn regels, die moeten worden uitgevoerd.
De angst bij personeel is deels ook ingegeven door angst voor het vreemde, voor dat wat je niet kent. Zo blijkt uit het het jaarverslag over 1994 van het Grenshospitium dat ‘Onbegrip met betrekking tot het cultuurverschil dan ook een van de meest voorkomende oorzaken van kleine meningsverschillen is, zowel tussen personeel en bewoners als tussen bewoners onderling.’ Het wij-tegenover-zij gevoel wordt door vreemdelingendetentie gestimuleerd. Vooroordelen worden bevestigd, ongelijkwaardige verhoudingen en een onmenswaardige bejegening blijven in stand. De integratie die de samenleving voorstaat is in vreemdelingendetentie ver te zoeken.

Culturele alertheid

Justitie tracht in de grensgevangenis de verhouding bewakers/gedetineerden te verbeteren door een cursus ‘culturele alertheid’ voor het personeel. Zij denkt hiermee  communicatiestoornissen te verhelpen. Het is een handleiding voor vreemdelingenbewaarders (VB-ers) en penitentiaire-inrichtingswerkers voor het werken in de grensgevangenis. De handleiding geeft als doelstellingen voor het werk ‘het bewaren van de personen, het handhaven van de orde en veiligheid, en het zo humaan mogelijke bejegenen van de bewoners’. In het Hoofdstuk ‘Uitwerking van de doelstellingen’ staat het volgende:

“Hoe kunnen we én humaan (gezellig) zijn én geen concessies doen aan de veiligheid?
- Bewaren van orde, rust en veiligheid, gebruik maken van de voorzieningen, taakverdeling, goed overleg, regels uitvoeren.
- De streep die tussen de bewoners en VB-ers aanwezig is, niet overschrijden of laten overschrijden -. Door de regels te handhaven schep je duidelijkheid voor de bewoners. De duidelijkheid vergroot de veiligheid (‘geen jungle’) en je kunt verder op een ontspannen (gezellige) manier met de bewoners omgaan.
- Consequent en correct blijven. De zaken die binnen VB-bereik liggen, voor de bewoners regelen en toch de regels handhaven.
- Door alert te blijven, registreren en rapporteren.
- Zgn. beperkende maatregelen compenseren door humane bejegening, eventueel uitleggen waarom bijvoorbeeld fouillering noodzakelijk is.
- Door respectvol en vriendelijk met bewoners om te gaan, met ze gezellig te praten en te lachen maar tegelijk zakelijkheid behouden, bijvoorbeeld regelmatig kamercontroles houden, innemen van verboden voorwerpen, ze wijzen op ongewenst gedrag en de consequenties ervan, etc.
- Door de veiligheid in acht te nemen - rechtvaardig maar zeker ook streng - en activiteiten te laten plaatsvinden. Hierdoor houd je de bewoners bezig en kun je eventueel spanningen vroegtijdig onderkennen.
- Veiligheid hoeft geen afbreuk te doen aan gezelligheid. Je moet natuurlijk aan de bewoners niet laten merken dat de veiligheid prioriteit nummer één is.
Hoe kunnen we alert blijven?
- Contact met de bewoners houden. Weten wat er onder hen leeft, letten op non-verbaal gedrag; overwerk goed verdelen.
- Door de bewoners te observeren en een goede gedragsrapportage bij te houden kom je vaak te weten wat er onder de bewoners leeft, zo kun je daarop altijd inspringen.
- In rustige tijden alarmsituaties oefenen.
- Door de veiligheid voorop te stellen, zeker ook wanneer de sfeer niet gespannen is.
- Door variaties in het dagprogamma aan te brengen om zo de bewoners af te leiden van de dagelijkse beslommeringen waardoor ze acties zouden kunnen plannen, en om ééntonigheid te voorkomen.
- Door je niet te laten beïnvloeden door de sleur en automatisch handelen, beroepsblindheid.

Groepsvorming en gedragsrapportage

Om de rust en de orde te bewaken worden er van iedereen gedragsrapportages gemaakt: het personeel moet de gedetineerden goed in de gaten houden en daarover rapporteren. Alle speciale gedragingen, afwijkingen of groepsvormingen worden geregistreerd. Zodra in de gevangenis, bijvoorbeeld tijdens het luchten op de luchtplaats, een groepje mensen teveel contact met elkaar lijkt te hebben, wordt hiervan rapport opgemaakt. In een wekelijks overleg met de staf worden de rapportages over de gedetineerden besproken. Zodra de gedetineerde uit de gevangenis weg is, wordt deze rapportage centraal opgeslagen via het IND-Rayonburo Noord-Oost in Zwolle voor het geval hij opnieuw met Justitie in aanraking komt. Groepsvorming wordt zoveel mogelijk tegen gegaan. In gespannen tijden was het in de grensgevangenis verboden om met meerdere gedetineerden bij elkaar te staan of te zitten tijdens het luchten.

Adjunct-directeur van de grensgevangenis, E. Politiek, in 1992: “Mijn ervaring is dat de bewoners individueel netjes, vriendelijk en onderdanig zijn, eigenlijk heel kleine mensen. Maar als groep worden ze levensgevaarlijk.”

Omdat met het loslaten van het versoberd regime de maximum verblijfsduur werd opgeheven blijven gedetineerden nu langer vast, bijvoorbeeld zeven maanden.

“Het is met name deze groep die een beheersprobleem is gaan vormen. Verveling en frustratie die binnen de 60 dagen termijn niet tot uiting kwam, komt nu vaker voor.” (Uit: jaarverslag ‘97 De Geniepoort).

Gevangenen kunnen worden overgeplaatst ter voorkoming van groepsvorming, ‘innesteling’ en té intensief contact met andere gedetineerden of met personeelsleden. Zij zouden teveel inzicht krijgen in het reilen en zeilen van de gevangenis en zich gaan organiseren. Vooral degenen die meer overwicht zouden hebben op andere gevangenen komen voor overplaatsing in aanmerking. Dit overplaatsen gebeurt volgens een soort carousselsysteem. De overplaatsing geschiedt naar een andere gevangenis, en indien nodig van daaruit naar weer een andere gevangenis. Zo werd iemand die al 7 maanden in de Willem II in een groepscel vastzat, overgeplaatst naar de grensgevangenis in een éénpersoonscel. Hij zou volgens de gevangenisdirectie ‘groepsminded’ zijn.

Isolatiecel

De meest verregaande repressieve maatregel die in vreemdelingendetentie wordt toegepast is de isolatiecel. Elke gevangenis kent isoleercellen. In de grensgevangenis heten de twee isolatiecelen ‘afkoelruimtes’. Naast isolatie is er ook eenzame afzondering op de eigen cel als minder zware vorm. Men mag dan als strafmaatregel niet van de eigen cel af voor een opgelegde termijn.

“Ik heb eens geweigerd om te eten, want ik vond het eten niet lekker. Toen werd ik voor een week naar de isoleercel gebracht”, vertelt Dean.

Isolatie en eenzame afzondering kunnen voor langere of kortere termijn worden opgelegd. De isolatie vindt meestal plaats voor een standaardtermijn van een week, die verlengd kan worden. Afhankelijk van de reden waarom men afgezonderd of geïsoleerd wordt, zit men onder een strenger of soepeler regime. Zo mag men al dan niet contact hebben met anderen, werken, al dan niet bezoek ontvangen, soms is een TV toegestaan, soms niet.
De zwaarste vorm van isolatie is die in een isolatiecel waarin slechts een matras op de grond en een video-camera voor het controle-panel aanwezig is. Geen daglicht maar 24 uur per dag neon-licht, wat bij menigeen oogproblemen oplevert. Luchten gebeurt in een kooi, kort meestal zonder uitzicht naar buiten. In deze zwaarste vorm van isolatie is het regime ook zwaar: geen arbeid, geen contact met andere gedetineerden, verplichte kledij aan, etc. Er zijn ook isolatiecellen met wanden van schuimplastic ter voorkoming van zelfverwonding via de muur.
Isolatie volgt op een uitbraakpoging, hongerstaking, werkstaking, zelfverwonding of een poging tot zelfmoord. Verzet leidt tot isolatie als disciplinaire strafmaatregelen en niet tot extra hulp of tot serieus luisteren naar de klacht. In isolatie behoort betrokkene veelvuldig een arts te zien te krijgen, wat niet altijd gebeurt.
Vertoont iemand ‘afwijkend gedrag’, zoals het zich niet aan regels en verplichtingen houden, of heeft men commentaar (verbale agressie) dan volgt na gedragsrapportage al snel isolatiecel. Als de strafmaatregel isolatie wordt opgelegd behoort de directeur de geïsoleerde te horen evenals de bewaker die de melding doet. In de praktijk betekent dit dat gehoor plaatsvindt nadat de maatregel is opgelegd. In het algemeen blijft de maatregel van kracht en wordt de bewaker door de directie in het gelijk gesteld.

“Ze hebben een heel streng regime. Je kan elke moment op rapport worden geslingerd. Bijvoorbeeld als je 2 minuten te laat komt op je werk of langer onder de douche blijft, als iemand - omdat hij ziek is - een aantal keren de bewakers oproept, als je eens per ongeluk met je sigaret aan uit je cel komt, als je niet werkt. ‘s Avonds mag je niet bij het raam staan, soms proberen mensen door de ventilatoren naar buiten te kijken. Als ze betrapt worden, worden ze op rapport gezet. In de isoleercel mag men maar één keer per week douchen. Elke ochtend halen ze de matras en het beddengoed uit je cel en ‘s avonds laat krijg je het weer terug. Zo kun je niet even liggen of slapen. Er mogen ook geen boeken meegenomen worden. Op de avond van oud en nieuw 1995 zijn er 4 mensen ontsnapt. Daarna is de nachtcontrole strenger geworden”, vertelt Menkir.

De Willem II kent een aparte isolatie-afdeling, de X-afdeling, waar verschillende gradaties van isolatie en eenzame afzondering kunnen plaatsvinden. Er kan op de X-afdeling psychologische en psychiatrische hulp geboden worden; veel geïsoleerden raken gedesoriënteerd of worden ‘gek’. De psychiatrische hulp stelt niet veel voor, omdat het ‘perspectief’ verwijdering is en er derhalve geen begin gemaakt wordt met een medische behandeling in Nederland.

De directeur van de Willem II, Föllings, legt in Vrij Nederland van 6 juli 1996 uit hoe de isolatie functioneert. “Als ze zich niet aan de regels houden gaan ze naar één van de strafcellen op afdeling X. Hun meubilair in de afzonderingscel bestaat uit een in de muur verankerd tafeltje en zitje. Ze brengen hun tijd in eenzaamheid door. Om 7.30 uur wordt de matras uit hun cel gehaald. De rest van de dag mogen ze uit het raam kijken, zonder televisie, sigaretten, lectuur. Luchten gebeurt een half uurtje per etmaal in de ‘luchtkooi’. (...) Dankzij de strenge regels is de detentie in Willem II conflict-arm, de gedetineerden weten waar ze aan toe zijn.”

In de Willem II worden gevangenen enkele dagen voor hun uitzetting standaard op de X-afdeling geplaatst, afgezonderd van de rest van de gevangenen uit angst voor (georganiseerd gezamenlijk) verzet tegen verwijdering. En ook om te voorkomen dat paniek uitbreekt. Wie zal de volgende zijn?

Bijzondere voorvallen

In de Willem II te Tilburg vinden vaak bijzondere voorvallen plaats. In het jaarverslag 1995 staat geschreven dat er in 1995 367 meldingen ‘Bijzonder Voorval’ waren. Daaronder vielen 135 maal agressie en 34 maal suïcide. Daarnaast waren er 8 ontsnappingen en 25 vluchtpogingen. Er werd 461 maal besloten tot opsluiting in een strafcel en 257 maal werd een gedetineerde in een isoleercel geplaatst. Er waren 91 overplaatsingen nodig in verband met interne orde en externe beveiliging. Het jaarverslag 1997 maakt melding van 14 geweldplegingen tegen personeel, 156 disciplinaire straffen van opsluiting in strafcel en 37 plaatsingen in isoleercel en 9 plaatsingen op de landelijke afzonderingsafdeling.

Er worden vaak cellen in brand gestoken door de gedetineerden die erg lang vastzitten. Sommigen zitten al 8 of 9 maanden in de gevangenis. Een Algerijnse jongen heeft met mij in dezelfde cel gezeten. Hij is een rustige jongen. Hij heeft meer dan 8 maanden vast gezeten en is vaak voor straf naar de isoleercel overgeplaatst. Zijn psychische toestand was heel slecht. Als ik word vrijgelaten, snijdt hij zijn polsen en zijn keel gedeeltelijk door. Hij wordt uit de cel weggehaald. Zijn toestand is dan erg kritiek. Wat er met hem gebeurd is, weet ik niet. Zeven dagen voor mijn vrijlating hebben gedetineerden uit protest en uit solidariteit met degenen die wegens hongerstaking in isoleercellen zitten, niet gegeten en ‘s nachts hun cellen in brand gestoken. De hongerstakers zitten dan al een maand in isolatie. In totaal zijn er vijf cellen in brand gestoken. Het is eigenlijk een collectieve zelfdodingspoging. Ze hebben de celdeuren met tafels en andere zware dingen geblokkeerd. Het is duidelijk dat ze niet geholpen wilden worden.”

In de eerste jaren van de grensgevangenis werd men voor één week overgeplaatst in een isolatiecel ‘op het dak’. Dit was de bovenste verdieping van de PI Over Amstel. Het regime was uiterst zwaar, men kreeg niemand te zien, kon slechts kort luchten en sommigen mochten slechts hun ondergoed aanhouden. Tegen de voorschriften in kreeg men geen arts te zien.
Er werd door een advocaat in augustus 1992 een klacht ingediend bij de commissie van toezicht (CvT) die de betreffende vluchteling in het gelijk stelde. Hij kreeg compensatie van een tientje per dag. De betrokkene was reeds uitgezet ten tijde van de uitspraak. Eind 1992 werden bij onrust in de grensgevangenis vluchtelingen toch weer in isolatie geplaatst ‘op het dak’, onder dezelfde omstandigheden. Na klachten van de advocaten en het Autonoom Centrum, dat de zaak ook in de publiciteit bracht, achtten zowel de Raadkamers, als de CvT van PI Over Amstel als de CvT van de grensgevangenis deze isolatie onrechtmatig. De CvT bij de grensgevangenis bepaalde dat isolatie slechts mag worden toegepast in de twee isolatiecellen in het eigen gebouw.

Excessen

Het repressieve karakter van vreemdelingendetentie heeft al een aantal keer tot flinke excessen bij het personeel geleid.
Met name onder de leiding van luitenant-kolonel overste Suikerbuik in Nieuwersluis. Onder zijn gezag werden in 1994 vreemdelingen half naakt buiten aan het hek geketend door de marechaussee, die hierover een klacht indiende bij justitie. Suikerbuik liet de gevangenen verplicht op reveil komen en in gestichtskledij rondlopen. Bovendien liep hij zelf altijd in vol militair ornaat. Personeel zou altijd met de wapenstok rondlopen.(Trouw, 1 april 1995).

In een interview in de Volkskrant van 9 november 1993 zegt Suikerbuik: “Wij tonen dat we de baas zijn. (...) Hier zitten jongens die fors wat op hun kerfstok hebben in andere landen. Het zijn geen eenvoudige bollenpellers. Die komen ook wel eens, maar die behandelen we anders. Het zijn drugsverslaafden, criminelen, mafiosi, noemt u maar op.”

In november 1994 verschijnt een vernietigend rapport van een speciaal ingestelde commissie over de bejegening van gedetineerden door Suikerbuik. Een commissielid zegt zich te zijn rotgeschrokken. “...hier is iets goed mis. (...) Maar als u zegt dat de overste disfunctioneerde kan ik het met die analyse eens zijn.” (Trouw, 1 april 1995). Het hoofd directie Delinquentenzorg van het ministerie van Justitie, Elting, neemt het rapport aan maar gaat niet tot actie over. Suikerbuik kan doorgaan met ‘drillen’. Pas in december zet Defensie hem op non-actief en krijgt de rijksrecherche opdracht een onderzoek in te stellen. Justitie is al lang op de hoogte van het gedrag van Suikerbuik. Naar aanleiding van de bevindingen van de rijksrecherche is Suikerbuik overgeplaatst en is er in Nieuwersluis een ‘burger’-regime ingevoerd, met een bestuurscommissie van burgers en militairen.

“Tijdens mijn verblijf in het OC en het AZC had ik veel vrienden gemaakt. Tijdens en na mijn gevangenschap wilden ze helemaal niets met mij te maken hebben. Ze vreesden door het contact met mij zelf in problemen te komen. Of ze verdachten mij van betrokkenheid bij drugs of andere strafbare feiten en vertrouwden mij niet. Dat ervaar ik als het allerergste en pijnlijkste wat deze situatie mij opgeleverd heeft”, zegt Jerome.

zoekarchiefdiscussiereageerhomeenglish