*******************************

*******please distribute*******

***information freely usable***

*****amsterdam, 9 juni 2001****

****springvloed@disinfo.net****

*******************************

 

 

Strijd voor Vrijheid (deel2)

 

De Westerse (actie)beweging die eind jaren negentig opkwam is er een van diversiteit. Diversiteit van (presentatie van) ideeën en diversiteit van (actie in de) praktijk. De kracht van Seattle (en Global Days of Action in het algemeen) is, zoals velen hebben gesteld, dat deze voortkomt uit de strijd van verschillende groepen die op één gemeenschappelijk ‘vijand’ stuk lopen: de macht van de WTO, en het (neo)liberalisme als hegemoniale (=heersende) ideologie. Met Seattle lijkt daarmee in een klap een gemeenschappelijke vijand geopenbaard te zijn; en voor de linkse beweging is dit niet zozeer globalisering, maar eerder kapitalisme. Zoals een activist het vlak na Seattle stelde: “This enormous anti-globalization movement is already becoming explicitly anticapitalist”.

Presentatie van ideeën

De mensen die actief zijn met de moderne antikapitalistische strijd hebben vooralsnog geen enkele mogelijkheid om de ideologische richtingenstrijd te domineren. De revolutionaire idealen waar wij voor staan worden stelselmatig buitengesteld, verkeerd gepresenteerd en ondergeschikt gemaakt aan die van de heersende klasse. Alleen die geluiden die de materiele en sociale uitwassen van het systeem van uitbuiting en onderdrukking aan de kaak stellen en hervormingen wensen krijgen de mogelijkheid de belangenstrijd mede te bepalen. Soms lijkt het echter wel alsof wij iets buiten de eigen wereld kunnen bereiken.

“I have to say that the week of protests and education in Washington against these institutions [World Bank and IMF] was like a breath of fresh air, not least because for a moment I had a taste of what it would be like to live in a country with a truly free press...

Our mobilisations created an opening that many conscientious editors and reporters used to do real reporting about the destructive impacts of IMF and World Bank policies, real reporting about the people, organisations, campaigns, and values of our movement, and real reporting about the political agendas of people in developing countries...

Maar de wind van achter is slechts illusionair:

[Now that] the protests are over, [...] comes the blowback on the editorial ... pages, which, of course, more closely reflect[s] the priorities of the owners.” -- Robert Naiman  [Robert Naiman, A19: The Media Empire Blows Back, Znet commentary. In XminY reader, ‘On the actions against the IMF/ World Bank in april 2000. pag 30.]

En wat lezen wij nu in de media? Als wij een actie of bijeenkomst organiseren is vaak de enige boodschap die de pers haalt het aantal arrestanten, het geweld en de repressie. Daarom kiezen wij voor onze eigen media. Maar denk vooral niet dat dit een nieuw idee is! De revolutionaire kranten van vroeger waren immers ook vrij van de kapitalistische moraal. Wel is het zo dat dankzij moderne communicatietechnieken als de computer gekoppeld met de (telefoon)kabel teksten en ideeën van mensen makkelijker verspreid kunnen worden. Deze revolutionaire ontwikkeling in communicatie mogelijkheden heeft onze mogelijkheden sterk vergroot om de gangbare media te vermijden en onze eigen media te zijn. Maar het is een illusie om te denken dat wij daadwerkelijk (fundamentele) maatschappelijke veranderingen voortbrengen. Het enige dat we doen, en op dit moment blijkbaar als prioriteit hebben, is onze eigen alternatieve beweging vergroten.

Naast de nieuwe digitale wereld, krijgen activisten soms ook andere conventionele platforms aangerijkt waarbinnen zij hun meningen naar voren kunnen brengen (zoals ten tijde van de protesten in Washington, 16 april 2000). Een voorbeeld hiervan is voor sommigen de Franse krant Le Monde Diplomatique. Hier stonden ten tijde van de protesten tegen het World Economic Forum in Zwitserland begin 2001 de pagina’s vol met het probleem van globalisering, kapitalisme, flitskapitaal en de Tobin Tax. Maar ook Le Monde kiest haar eigen boodschappers zoals Jose Bové en ATTAC. In hoeverre zijn de organisaties en ideeën waar Bové en ATTAC voor staan en de manier waarop zij zich laten gebruiken, ook dezelfde als anti-autoritaire beweging? Als media zo georganiseerd is, ben je als activist automatisch afhankelijk van je eigen bekendheid en journalistieke netwerk. Het is dus maar de vraag of een conventioneel platform als een hierarchisch georganiseerde krant dat ook zijn economische winst moet behalen, ook voor ons kan werken. Maar dat we hierin tegelijkertijd vele gaten laten vallen is ook duidelijk. Ten tijde van de Wereldbank protesten in Praag bijvoorbeeld nodigde de Tsjechische president Havèl ons uit om tijdens een speciale conferentie in discussie te treden over onze ideeën. Na een korte, maar pittige discussie binnen INPEG en over de emaillijst werd dit voorstel afgeslagen. Dit kan (zeer) negatieve gevolgen hebben! Dit werd voor mij vooral duidelijk tijdens de recente MAYDAY Monopoly protesten in London. De BBC zond deze live uit en de hoofdredacteur had uitdrukkelijk tegen zijn verslaggevers gezegd dat hij een 50% verdeling wilde van ideeën en protesten. Wat ‘s avonds in de studio volgde was een discussie over de protesten. Vertegenwoordigers van de verschillende groepen die deze dag actie hadden gevoerd waren hiervoor uitgenodigd, maar wezen het voorstel af. Nu waren er dus in dit populaire discussieprogramma dat ruim anderhalfuur duurde alleen mensen te zien en te horen die de protesten steunen, maar actief zijn binnen politieke partijen of non-gouvernmentele organisaties. Wat denkt het publiek nu? Door toedoen van een nonconsensus binnen de beweging werden aan de acties die eerst nog ‘redelijk goed’ in de media gepresenteerd werden een verkeerde interpretatie en eindconclusie gegeven. Natuurlijk gaat het veel meer om het persoonlijke directe contact tussen individuen, en niet zozeer om de publieke opinie, maar als er iets is waar de internationale antikapitalistische beweging aan moet werken, is het wel een werkbaar model dat als aanzet kan dienen om op een goede manier met media en soortgelijke platforms om te gaan. Een model waarbij ten volste gebruik wordt gemaakt van de verscheidenheid binnen de beweging.

De moderne strijd tegen het kapitalisme

Maar kan de strijd tegen globalisering met antikapitalistische taal wel als geschikt beginpunt dienen? De meeste denken van wel. Zoals Carla van Infocentrum Wageningen het verwoordt: “Globalisering is een kontainerbegrip, een kapstok, waar veel onderwerpen mee te maken hebben en een samengaan van allerlei groepen die met deelstrijden bezig zijn in mogelijk is” [Carla, Globalisering als kapstok, oa. in Dusnieuws #27, maart-april 2001]. De strijd tegen ‘globalisering’ wordt door ons veel minder gezien als een strijd tussen ‘vrijhandel’ en ‘protectionisme’ dan verondersteld. Volgens Carla staat de tegenstelling ‘vrijhandel’ en ‘protectionisme’ (een “binnen het kapitalistische systeem bedachte tegenstelling”) in schril contrast met datgeen wat allerlei groepen, die globalisering wel als kapstok gebruiken om eigen thema’s aan op te hangen, erover schrijven. [Carla, Samen Bewegen, Dusnieuws #28, mei-juni 2001]. Actieve groepen, organisaties en individuen blijken wel invloed te hebben en er wel degelijk in te slagen het discourse te wijzigen in kapitalisme versus antikapitalisme.

“And, finally, the protestors defined the terms of debate. Before the papier-mache was dry on the giant puppets, the failures of many World Bank-financed mega-projects and IMF bailouts were outlined in newspapers and radio talk shows. More than that, the critique of ‘capitalism’ just saw a comeback of Santana-like proportions.

The radical anarchistic contigent The Black Bloc renamed itself the Anti-Capitalist Bloc. College students wrote in chalp on the sidewalks: “If you think the IMF and World Bank are scary, wait until you hear about Capitalism.” ...

Even ... CNN started saying the word ‘capitalism’ instead of just ‘the economy’. And the word makes not one but two appearences on the cover of yesterday’s New York Times. After more than a decade of unchecked triumphalism, capitalism (as opposed to ‘globalisation’, ‘corporate rule’, or ‘the growing gap between rich and poor’) has re-emerged as a legitimate subject of public debate. This kind of impact is so significant that it makes the disruption of a routine World Bank meeting seem almost beside the point”. -- Naomi Klein, April 19, 2000. [Naomi Klein, Victory, Toronto Globe and Mail, April 19, 2000. In reader XminY pag 23.]

 De observatie van Naomi, die dateert van de protesten tegen de Wereldbank en IMF in Washington in april 2000, valt positief te noemen. Bedroevend is het echter om vast te moeten stellen dat de statement van INPEG (Praag, september 2000) zich juist weer wel in het discourse van anti-globalisering beweegt, en niet expliciet anti-kapitalistisch is. Maar positief is weer de actie georganiseerd door het Platform Stank voor Bank die in Utrecht op de internationale actiedag van 26 september plaats vond. De ‘volksoploop tegen het kapitalisme en voor solidariteit in een grenzeloze wereld’ in Utrecht trok ruim 250 mensen en zij kwamen allen om te demonstreren voor de afschaffing van “ondemocratische instituten zoals IMF, Wereldbank en WTO ... en voor onmiddelijke kwijtschelding van de schulden waaronder ‘derde wereld’ landen onder gebukt gaan”. [Stank voor Bank, mobilisatieflyer]. Maar nieuwe vraagtekens komen op. Werkt het thema globalisering als kapstok? Of is globalisering/ kapitalisme juist een nieuw (single)issue geworden dat gewoon ‘goed scoort’ en verder weinig uitdieping vereist? De kritiek op het kapitalisme komt in deze flyer niet echt verder dan het idee van ‘de elite’ versus ‘de massa’ en het platform ziet graag “dat de grenzeloze hebzucht van enkelen wordt vervangen door grenzeloze rechtvaardigheid en solidariteit voor allen!”. De term volk heeft echter twee betekenissen. Enerzijds is het een aanduiding als volksmassa als bevolking, ‘the people’, en anderzijds is het een nationalistisch begrip zoals in het Duits ‘Volk’ en ‘folk’ in het Engels. Het is constructief om voorbij te gaan aan het idee van ‘de arbeidersklasse’ als revolutionair subject, maar ‘het volk’ als klasse-aanduiding is vaag en schiet te kort vanwege latent nationalisme. De vraag die wij ons moeten stellen is hoe (en of) wij een nieuw concept voor een wereldwijd revolutionaire subject willen ontwikkelen. [noot: de Provo’s bijvoorbeeld hadden als revolutionair subject ‘het provotariaat’: mensen die zich niet in termen van economische klasses willen definieren, maar zich als mens wilden zien.] Daarnaast eist het platform Stank voor Bank ‘enkel’ afschaffing van internationale econmische instituten - WTO, Wereldbank en IMF - en kwijtschelding van de schulden van de arme landen. Dit wordt helaas nauwelijks in een groter verband geplaatst. Waarmee we de mensen achter de instituten als de hebzuchtige elite neerzetten, die het arme derde wereld volk onderdrukt. Het was goed dat de Nederlandse banken die dag een actiedoel waren, maar het gebrek aan systeemanalyse uit zich er in dat het hebzuchtige niet gerelateerd wordt aan onze eigen maatschappij als geheel, en ook niet de manier waarop wij als Nederlanders daar aan mee werken of juist zelf onderdrukt zijn. Het blijft de vraag wat wij als alternatief willen behalve grenzeloze solidariteit. Want wat zou onze rol dan kunnen zijn, behalve dat we de economische internationale instituten moeten afschaffen en de schulden moeten saneren?

 

Richtingenstrijd

Anderen zien de diversiteit van de anti-globaliseringsbeweging (waar immers rechts en links beiden participeren) echter als zwakte. Nu rechts zich ook met globalisering bemoeit, en ons taalgebruik over neemt, zou dit de toch al kwetsbare linkse beweging kunnen opbreken. Volgens deze visie is het gebrek aan een gemeenschappelijk (radicaal) linkse analyse en alternatief de zwakte van links. 

“De rechtervleugel van de [antiglobaliserings]beweging spreekt zich vooral uit tegen ‘het internationale kapitaal’, tegen ‘vrijhandel’ en multinationals, en tegen internationale samenwerkingsverbanden als de NAFTA, de EU, de Wereldbank, het IMF en de WTO. De linkervleugel protesteert tegen het kapitalistische systeem als geheel, nationaal en internationaal. Daar bekritiseert men tevens onder meer de privatiseringen, de flexibilisering van de arbeid en de rationalisering van de productie.” -- Eric (Fabel van de illegaal) [Eric, Van anti-globalisering naar anti-bevolkingspolitiek, onder andere in de Fabel van de Illegaal, nr.44/ 45, voorjaar 2001]

 Maar de kritiek gaat verder. Het gaat in deze visie veel minder om welk ideologie links hanteert. De strijd tegen het kapitalisme die globalisering als kapstok gebruikt, bevindt zich in een richtingenstrijd waarbij links (onbewust) invloed uitoefent op de uitkomst van de belangenstrijd van anderen. Revolutionair links kan de uitkomst van de richtingenstrijd nauwelijks bepalen; wel beïnvloeden, maar dan wellicht in een voor revolutionair links ongewenste richting. Dit komt dus in de eerste plaats door het gebrek aan een heldere linkse visie over hoe en in welk licht we deze processen kunnen beschouwen. De een ziet de processen als ‘corporate governance’, de ander als kapitalistisch en weer een ander in termen van milieustrijd. Op de tweede plaats komt de zwakheid van links voort uit het gebrek aan een visie over waar we met zijn allen dan wel naar toe willen. Als gevolg intervenieren we en winnen we de strijd voor een ander. Een voorbeeld van waar dit in de praktijk tot kan leiden is de anti-MAI campagne uit 1998: “Het feit dat het MAI niet werd ondertekend is in principe een winst voor het nationalisme. Linkse en rechtse tegenstanders hebben de regeringen zonder moeite kunnen overtuigen dat het MAI een machtsverlies voor hen zou betekenen. Geen succes voor de anti-MAI campagne dus!” [Peter, Valkuilen voor de solidariteitsbeweging, Dusnieuws 9, december 1998] Kortom, links is simpelweg niet sterk genoeg om ook een rol in de richtingenstrijd te spelen, en steunt daarom automatisch de richting van een ander.

 

Tegengestelde kapitalistische belangen

De richtingenstrijd waar de actievoerders tegenop lopen, zoals onder meer de Fabel van de Illegaal stelt, is die tussen 2 fracties binnen staat en kapitaal. Daar waar de ene fractie meer macht voor internationale instituten en bedrijven nastreeft (meer ‘globalisering’ dus), wenst de andere juist sterkere nationale staten en bedrijven (en daarom meer ‘protectionisme’.) Als revolutionair links zich met de antiglobaliseringsbeweging bezig houdt (zij het met of zonder antikapitalistische kritiek) steunt zij, volgens de Fabel automatisch de belangen van nationalistisch rechts. Deze tegenstelling is echter wel een beetje kort door de bocht. Niet in de eerste plaats, zoals Carla [Carla, Samen Bewegen, Dusnieuws #28, mei-juni 2001] terecht stelt, omdat de strijd tussen ‘vrijhandel’ en ‘protectionisme’ een strijd “volgens de propaganda van de heersende macht” is. Want de Fabel gaat verder. Door zich zo wie zo te bemoeien met de internationale politieke en economische elite, haalt links zich onherroepelijk op de hals dat zij zich in de belangenstrijd van anderen beweegt. Dus, ook al hanteren activisten tegenwoordig een analysekader met voorop de antikapitalistische strijd, wie, zo beargumenteert Eric van de Fabel, “in plaats van ‘globalisering’ over ‘kapitalisme’ gaat spreken en daarbij zelfs vertelt wat de ontwikkelingen voor de gewone mensen betekenen, maar ondertussen bezig blijft de diverse elites achterna te jagen die een onderling conflict uitvechten, die blijft opereren binnen dezelfde ideologie.” [Eric, Van anti-globalisering naar anti-bevolkingspolitiek, onder andere in de Fabel van de illegaal, nr.44/ 45, voorjaar 2001] Zelf zou ik hierbij het woord ideologie willen vervangen door richtingenstrijd, of beter, belangenstrijd (het gaat immers om private belangen.) Het ‘achterna jagen’ hoeft echter niet per se begrepen te worden in het licht van ‘tophoppen’, zoals de anti-MAI campagne duidelijk maakt. Het achterna jagen is namelijk zo wie zo een eigenschap van een strijd tegen internationale instituten, het ‘globale kapitalisme’ en de economische verdragen die ondertekend worden. Of je deze strijd nu thuis aangaat, of in een vreemde stad, door globalisering als hoofdthema te hebben, beweeg je je automatisch in de belangenstrijd van een ander, zo stelt Eric.

 Deze visie deel ik, maar de richtingenstrijd waar De Fabel het over heeft is complexer dan vooralsnog wordt erkent. Zoals Carla bijvoorbeeld ook stelt, is de tegenstelling erg economisch en moet globalisering juist als een sociaal onderwerp gezien worden. ‘Protectionisme’ kan bovendien in een ander kader vallen dan enkel in de ouderwetse ‘fascistische’ (een nationale aliantie tussen de staat en het bedrijfsleven.) Ook kan onze strijd juist bevorderlijk zijn voor de ontwikkeling van internationale kapitalistische ideologie, en niet zonder meer enkel de nationalistische belangen. Ter illustratie: Afrikaanse landen hebben met hun (landbouw)producten geen ‘vrije toegang’ tot de Westerse afzetmarkten. Bovendien staat hun eigen binnenlandse afzet ook nog eens onder druk door zogenaamde ‘dumping’ van Westerse producten op hun markten. Sinds Seattle en Washington voelen de Afrikaanse landen zich gesterkt en lijkt dit onderwerp op de volgende agenda van de WTO (november in Quatar) te staan [noot: vrijhandel als oplossing werd ook behandeld tijdens de VN-armoedecongres in Brussel, mei 2001 waar inderdaad ‘besloten’ werd vrijhandel als oplossing voor armoede te zien.] Niet dat er ook maar iets mis is met het feit dat dumping eindelijk aan de kaak wordt gesteld. Maar het gaat om het waarom, want is het ook niet zo dat ‘vrije toegang tot Westerse markten’ meer handel en verdere ontwikkeling van kapitalisme betekent? Behalve dat activisten door te demonstreren ongewild dit specifiek Afrikaans kapitalistisch belang helpen, beweegt links zich bovendien in de ideologische richtingenstrijd tussen zogenaamde ‘progressieve liberalen’ en ‘realisten’, waarbij de eersten het ideaal van wereldwijde vrijhandel geblokkeerd zien door economische belangen van de rijke Westerse elite (wat de ‘realisten’ normaal vinden.) Vreemd genoeg dus dient het protectionisme in dit geval het kapitalistische belang van Westerse staten, en dit idee van globalisering het belang van Afrikaanse staten. Geheel omgekeerd dat wat wij hier in het westen gewend zijn.

 

De spiraal naar beneden en de linkse visie

Er is echter nog een ander soort voorbeeld dat uitlegt dat de moderne strijd tegen het kapitalisme lastiger is dan menig een denkt, en dat door actieve betrokkenheid van ons automatisch andere belangen worden verdedigd dan die wij wensen. Voor de totstandkoming van Peoples’ Global Action werd (door enkelen) een manifest gemaakt dat geldig werd gemaakt voor het hele netwerk op de eerste gemeeenschappelijke vergadering van basisgroepen en basisbeweging aangesloten in deze internationale basisorganisatie. Dit eerste manifest uit 1998 [o.a. verkrijgbaar op http://www.agp.org en de oude website van de caravan] heeft als centraal thema een geconstateerde verslechtering van groene en sociale omstandigheden door ‘vrij’handel: “terwijl het aantal miljardairs groeit, bevinden steeds meer mensen ter wereld zich in een systeem dat hen geen plaats geeft in de produktie en hen geen toegang biedt tot de consumptie. In combinatie met het vrije verkeer van kapitaal biedt deze wanhoop multinationale investeerders de beste omstandigheden om arbeiders en overheden tegen elkaar op te zetten.” Kortom, door de verdere opheffing van handelsgrenzen kan een onderneming zich steeds vrijer bewegen. Er wordt een zone gecreëerd waarbinnen bedrijven zich vrij kunnen bewegen. En moeten staten de vestigingsvoorwaarden voor ondernemingen zo gunstig mogelijk maken en gaat de sociale- en milieuwetgeving op de schop, want anders komt de werkgelegenheid en economische groei in gevaar. De concurrentie tussen nationale staten (alsmede tussen internationale en binnenlandse regio’s) voor privé investeringen resulteert vervolgens in een neerwaartse spiraal van milieuwetgeving en de ontmanteling van het herverdelingsbeleid (progressieve belastingen, sociale voorzieningen, arbeidstijdverkorting, e.d.). “Een vicieuze cirkel is ontstaan, waarbij de ‘effectieve vraag’ zich steeds meer concentreert in de handen van een multinationale elite, terwijl steeds meer mensen niet eens in de eerste levensbehoeften kunnen voorzien.” [PGA-manifest, 1998.] 

De race naar beneden is zo lijkt mij een juiste constatering. Sterker nog, instituten als de WTO en vrijhandelsverdragen als de NAFTA spelen ook hierin ook een rol. Dankzij het recht op belangenbeslechting van deze instituten kunnen nationale staten, of ondernemingen, bepaalde wetgeving laten toetsen waarvan zij denken dat deze hun bedrijvigheid schade toebrengt. Dit vanwege een verslechterde concurrentie positie of, nog bruter, vanwege ‘onteigening’. Soms kan dit heel ver gaan. Zo zou het (voorlopig van de baan) verdrag van MAI bedrijven zelfs de mogelijkheid geven wetten juridisch te dwarsbomen alleen al als deze een aantasting van het bedrijfsimago teweeg brengt. Enige kanttekeningen over de ‘race naar beneden’ moeten echter wel gemaakt worden. Het staat als een paal boven water dat het wereldwijd aantal ‘beschikbare arbeiders’ enorm is gestegen. De meeste internationale ondernemingen hebben hun (arbeidsintensieve) fabrieken daardoor allang naar landen met goedkopere arbeidskrachten verhuist. Maar de relatie tussen beleidsconcurrentie en de ‘vrije’ beweging van bedrijven moet niet overschat worden. Bedrijven blijken hun fabrieken helemaal niet zo vaak te verhuizen (maar kunnen hiermee uiteraard wel dreigen.) Ook zijn ze (aan de productiekant) minder ‘multinationaal’ als verondersteld (maar hebben wel wereldwijde afzetmarkten.) Ze hebben vaak maar één ‘moederstaat’ die ze gebruiken voor belangenbehartiging. Dat kan als het een internationaal sterk bedrijf is ‘vrij’handel betekenen, maar als het bedrijf internationaal zwak is, wil het juist regulering en bescherming tegen buiten. Internationale ‘vrij’handel geeft de sterke bedrijven die kunnen concurreren op de wereldmarkt dus wel de mogelijkheid om zowel staten tegen elkaar uit te spelen, als ook arbeiders. Maar we zien dit proces zich ontwikkelen reeds sinds het begin van het kapitalisme. Het is dus open voor debat in hoeverre de verhoudingen en sociale relaties tegenwoordig veranderd zijn. Weinig verschil valt echter te bemerken met 150 jaar als we het niet enkel het ‘internationaal’ of het ‘nationaal’ kapitaal in beschouwing nemen, maar het kapitalisme als geheel. Dus inclusief het proces van commodificatie (dingen, mensen en natuur tot koopwaar maken), het streven naar winst, het afpakken van arbeid (uitbuiting via loonarbeid), privé-eigendom, markt, vervreemde sociale relaties en de kapitalistische moraal. Niet slechts over vrijhandel en de toenemende mobiliteit van het kapitaal.

 

Kapitalisme hervormen

Er zijn twee visies die de analyse van de race naar beneden delen, en actie hiertegen willen ondernemen. Enerzijds dus radikaal-linkse groepen en anderzijds niet-gouvernmentele organisaties als de meeste milieugroepen en vakbonden. De oplossing voor de race naar beneden die door hervormingsgezinde groepen gepropagandeert wordt is het streven naar regels waarbij bedrijven (internationale) verplichtingen opgelegd worden. Sociale clausules en internationale milieubepalingen zouden hierbij een centrale rol moeten spelen en bedrijvigheid aan ‘ethische’ en ‘ecologische’ richtlijnen binden. Daarom spreken deze groepen graag over het hervormen en ‘democratiseren’ van de internationale instituten. Radikaal links verwerpt dit idee. De hervormingsoplossingen en het onderhandelingsproces wordt door revolutionairen verworpen. Door hen wordt er gekozen voor een confronterende houding. De acties tijdens toppen hebben echter wel invloed op gevoerde onderhandelingen van reformistisch links. Automatisch steunen de acties het idee van meer internationale regelgeving, en dus meer staat en autoriteit. Waar dit bijvoorbeeld tot kan leiden, blijkt wel uit een uitspraak van de “profeet” George Soros (een voormalige megaspeculant die het kapitalisme graag wil hervormen): “Hoe onvolgroeid ze ook zijn, toch vormen instellingen als de Verenigde Staten, het IMF, de Wereldbank, de Wereldhandelsorganisatie, de Europese Unie en de NAVO de embryonale beginselen van de centrale wereldbank, de wereldregering en de wereldpolitie van de toekomst”. [Aart Brouwer, ‘Profiel Soros. Filantropische megaspeculant’, De Groene Amsterdammer, 24 maart 2001]

 Er hoeft verder niet stil te worden gestaan wat de verschillende groepen eisen. Maar een voor ons relevant voorbeeld van een hervormingsgezinde groep dat door sommigen onder ons expliciet gesteund wordt is ATTAC. ATTAC is opgericht speciaal met 5 actiedoelen waarvan de invoering van de Tobin tax de prioriteit heeft. Ook al ziet ATTAC de invoering ervan in relatie tot bijvoorbeeld ‘democratische zeggenschap over het nationale kapitaalverkeer’, dit moet volgens hun program tot stand komen middels belastinghervormingen en juridische aansprakelijkheid van topmanagers. ATTAC kan daarom niet zomaar in het zelfde plaatje gestopt worden als andere hervormingsclubjes, maar het geven van prioriteit aan de Tobin tax speelt wel in het voordeel van hervormingen van het systeem. Met hun Tobin tax steunen zij “global governance, i.e. the movement to a global state.” Dus, (neo)reformisme is niet zozeer tegen globalisering, maar willen deze in een linkse richting sturen. Zoals Cercle Social, een Franse groep concludeert: “En met links bedoelen we dus op de staat gericht links. De Tobin tax is niets meer dan de de eerste belasting van de toekomstige wereldstaat. Dit is de reden waarom zij altijd over ‘democratisering van de internationale instituties’ spreken.” [Nicolas (Cercle social), 17 juni 1999, For globalisation, against capitalism. http://www.crosswinds.net/~minerval/E] Sommigen ‘revolutionairen’ steunen deze Tobin tax expliciet. Anderen doen dit ongewilt. Door massaal tijdens toppen te demonstreren creëeren we de ruimte voor deze belasting op internationaal speculatiekapitaal om ooit verwezenlijkt te worden. Immers, hoe zouden wereldleiders en hervormingsgroepen anders denken hoe zij de wereld ‘realistisch’ kunnen veranderen? De vraag die beantwoord moet worden is of dat voor revolutionair links wenselijk is.

 

De strijd voor economische vrijheid

De race naar beneden is vaak erg onzichtbaar, maar volgt automatisch uit de kapitalistische logica. Het is geen nieuw gegeven, maar onderdeel van een eeuwenlange strijd tussen onder andere arbeid en kapitaal. Daarom is het zo vervelend om te moeten constateren dat op dezelfde wijze waarop de revolutionaire arbeidersbeweging het systeem ingepolderd is (denk aan bijv. sociaal democratie en de verzorgingsstaat), gevestigde NGO’s ook zitting nemen aan de onderhandelingstafel van bijvoorbeeld de Wereldbank. Veel idealistische mensen van toen zijn nu deel van de macht en nemen geen stelling tegen onderhandelingspolitiek.

 Terwijl NGO’s hun uiterste best deden de publieke opinie tegen het NAFTA verdrag te keren (op vaak nationalistische gronden), kwamen in 1994 toen de NAFTA in werking trad de Maya Indianen in Chiapias, Mexico, in opstand. Zij eisten ‘land en vrijheid’ en keerden zich tegen vrijhandel en neoliberalisme. Ook zij definieren hun strijd dus binnen dezelfde tegenstelling van protectionisme en globalisering.  Tegelijkertijd definiëren zij protectionisme wel in andere termen dan de heersende klasse of hervormingsgezind links dit doet, namelijk in termen van zelfbeschikkingsrecht. Bovendien wordt eerst het positieve gedefinieerd (land en vrijheid) en wordt er daar vanuit tegen ‘vrij’handel en neoliberalisme stelling genomen. In plaats van sterke nationale wetgeving en het wettelijk aan banden leggen van het (inter)nationale bedrijfsleven, eisen de Zapatistas lokale (economische) autonomie en zelfbeschikkingsrecht op basis van democratische zelfbestuur.

 De Zapatistas streven wel naar een vorm van globalisering, maar een waarbij netwerken van verzet met elkaar worden verbonden. Uit dit idee is Peoples’ Global Action ontstaan en heeft zij samen met andere linkse clubs een soortgelijk idee van globalisering vanuit lokale strijd ontwikkeld. De lokale strijd richt zich volgens het PGA manifest vooral op “het terugveroveren van de controle over de produktiewijze uit de handen van het multinationale en het nationale kapitaal, om zo vrije, duurzame en door de gemeenschap geregelde levensvoorzieningen op te bouwen die gebaseerd zijn op solidariteit en menselijke behoeften in plaats van op uitbuiting en hebzucht.” PGA creëert hiermee een antikapitalistische paradigma die noch door gevestigde NGO’s noch door anderen, behalve radicaal linksen, gedeeld wordt.

 

De vier richtingen

Samengevat kan er gesteld worden dat er vier standaard benaderingen van globalisering zijn. Op de eerste plaats is er de gangbare liberale visie dat ‘vrij’handel als een doel op zich ziet: “Global free trade promotes global economic growth. It creates jobs, makes companies more competitive, and lowers prices for consumers. It also provides poor countries, through infusions of foreign capital and technology, with the chance to develop economically and, by spreading prosperity, creates the conditions in which democracy and respect for human rights may flourish.” [De Canadese veiligheidsdienst, 22 augustus 2000, Anti-globalization. A spreading Phenomenon.  http://belgium.indymedia.org/display.php3?article_id=504] Dit is de visie waar links haar verzet expliciet tegen richt: ‘corporate run globalisation’. Maar verwarring is ook hier mogelijk. De theorie van wereldwijde vrijhandel is van origine ook een ‘idealistische’ theorie die vrijhandel als de oplossing van alle problemen in de wereld ziet. Het probleem is volgens deze visie dat juist nationale overheden, al dan niet gesteund door hun ondernemingen, ‘protectionistische’ maatregelen nemen die dit tegen houden. Dit protectionisme zien we terug in de hegemoniale macht van de VS en het beleid van de IMF (dat niet alleen in linkse kringen als marionettepop van de VS wordt beschouwd.) Je zou dus ook kunnen beargumenteren dat de huidige vorm van globalisering juist erg protectionistisch is. 

 Op de tweede plaats is er de visie die zich rechts hiervan plaats, en dus juist (volks- en staats)protectionisme en souvereinitiet toejuicht. Hierover zijn door de Fabel van de Illegaal verschillende studies aan gewijd [zie bijv. Fabel van de illegaal, april 2000, Nieuw-rechts en de beweging tegen globalisering. Gebladerte reeks nr. 17], maar ‘de’ (nieuw) rechtse beweging is erg diffuus en soms weinig coherent. Naar mijn mening hebben zij gezamenlijk een weinig coherente visie, maar creëeren ze wel verwarring en delen ze bepaalde kenmerken met onze visie. Groene theoretici zoals Edward Goldsmith, maar ook extreem rechtse politici als Pat Buchanon vallen hieronder. De laatste ziet in ‘sociale dumping’ van arme landen de oorzaak van stijgende werkloosheid en verslechterende arbeidsomstandigheden in de westerse wereld. “Zij zeggen dat landen in het Zuiden het kapitaal van het Noorden ‘gijzelen’ met behulp van goedkope arbeid, zwakke of afwezige arbeids- en milieuwetgevingen en lage belastingen, en dat export uit het Zuiden de noordelijke export uit de markt prijst”. [PGA manifest] Dit is de visie die samenvalt met ‘protectionistisch nationalisme’, en heeft zeker ook raakvlakken met meerdere andere rechtse groepen. Dan zijn er nieuw rechtse groeperingen en personen als Goldsmith en Doug Tompkins (oprichter van Deep Ecology Foundation), en de milieutak van Front National - die stellen dat “het probleem niet het bedrijfsleven of de markteconomie op zich is, maar een vreselijk verdorven globaal economisch systeem dat zonder menselijke controle doordraait”. Een omwenteling, een fundamentele verandering van de sociale relaties, de staat en het kapitaal is voor hen niet nodig, want zij geloven in een gezamenlijke groene bewustzijnsrevolutie van machtelozen en machthebbers, waarin ‘volkssouvereiniteit’ centraal staat. Wat zij willen is vaak ‘kleinschalig kapitalisme’. Wat hun bovendien tot rechts maakt is het gebrek aan (fundamentele) kritiek op patriarchaat, (lokaal) kapitalisme, de staat en het feit dat de groene individuen geen problemen hebben met samenwerking met extreem rechts (het doel van anti-globalisering heiligt de middelen.) De meest extreme groeperingen in deze categorie worden ook wel nationalistisch revolutionair genoemd, zoals Voorpost.

 Op de derde plaats is er reformistisch links: kortweg alle gevestigde NGO’s waaronder ook ATTAC en Friends of the Earth (sommigen andere NGO’s kunnen overigens simpelweg rechts genoemd worden), vakbonden en bepaalde ‘progressieve staten’, maar bijvoorbeeld ook de bureaucratie achter de Verenigde Naties en GroenLinks vallen hier voor mij onder. Hoewel verschillen tussen de organisaties groot kunnen zijn, kan gezegd worden dat wat zij wensen is hervorming en democratisering van de internationale instituten. De meesten nemen geen stelling tegen het bestaansrecht van de WTO, hebben slechts tot doel deze ten goede te keren en wensen sociale en groene clausules die voor de hele wereld moeten gelden. Deze visie wordt ook wel eens ‘public globalisation’ genoemd, want NGO’s vertegenwoordigen het publiek en wensen een kapitalisme met een menselijk gezicht.  

 Op de vierde plaats is er revolutionair links. Maar wat dat is, blijft voor mij een raadsel. Wij willen ‘globalisering van onderop’, maar zijn er in geen geval over uit wat dat inhoudt. Wij wensen gelijkheid, maar weten niet hoe we dit in de praktijk willen brengen. Wij willen directe democratie, maar discussieren nauwelijks over de invulling ervan. Wij willen een einde maken aan onderdrukking en uitbuiting en daarom prediken sommigen de revolutie, maar begrijpen er soms weinig van wat dat nu betekent. Om de woorden van Weia Reinboud in een ietwat andere context te plaatsen: “deze in de reklame gebruikelijke manier van iets aangrijpen zegt ongeveer niets.” [Weia Reinbouts, 1991, Tijd voor de anarchie, Utrecht: Atalanta. pag.3]

 vooruit met links

Het nadeel voor de economische en politieke elite is dat wij als personen niet in het systeem in te kapselen zijn. Wij als activisten zijn uiterst gemotiveerd om het (fysieke) gestelde actiedoel te bereiken. Hoeveel hekken ze ook bouwen, hoeveel repressie ze uitvoeren, hoeveel honden ze laten blaffen, zelfs als ze gaan schieten met echte kogels gaan revolutionairen door. Een voor mij terechte vraag is echter de theoretische mogelijkheid voor de anti-globaliseringsbeweging dat als vrijhandelstoppen ophouden met bestaan, of als sociale clausules de norm worden, gaan mensen dan nog altijd demonstreren? Concreter gesteld, wat gaan we doen als de bijeenkomsten nog minder openlijk en democratisch zullen worden, of als ze zelfs helemaal in de woestijn plaatsvinden?

 Het voordeel voor de economische en politieke elite is, zo ben ik bang, dat in tegenstelling tot ons als mensen, onze ideeën wellicht wél in te kapselen vallen. En hiermee dus ook ons revolutionaire (actie)gedrag. Als wij erin slagen een top te stoppen, wordt hiermee ook globalisering, of het kapitalisme gestopt? Of een vraag voor de toekomst: Wat gebeurt er als de Wereld Bank er werkelijk in slaagt haarzelf een groen en sociaal jasje aan te meten? Wat gebeurt er als het IMF rekening gaat houden met de belangen van de lokale bevolking, maar tegelijkertijd wel economische groei voorop stelt? Wat als binnen de WTO Westerse staten verplicht worden ook hun handelsgrenzen te liberaliseren? Zullen ze hogere eisen gaan stellen aan de kwaliteit (veiligheid, biologisch) van producten en zo protectionisme in een nieuwe vorm uitvoeren, of zullen Afrikaanse staten werkelijk (zoals gehoopt) uit armoede omhoog kruipen? Wat als de diensten sector niet geliberaliseerd wordt? Wat als het proces van economische globalisering ophoudt of als technologische ontwikkelingen milieuproblemen verdoezelen en de wereld langzamer naar de knoppen gaat? Zullen er nog altijd mensen zijn die zich verzetten? Zo ja, waartegen dan?

 Deze vragen zijn voor mij reden om de analyse van de Fabel van de Illegaal over de internationale beweging serieus te nemen. Maar enige kanttekeningen dienen wel gemaakt te worden. Zoals deze studie duidelijk maakt, als actievoerders een ‘geslaagde’ campagne hebben gevoerd, is dit niet automatisch een overwinning voor (extreem) rechts. Ook kan dit de voorwaarden creëeren waarbinnen meer gematigde linkse belangen ingang vinden, of kan het juist de overwinning geven aan andere kapitalistische belangen. Daarom is voor mij tophoppend (en thuisblijvend, maar wel rond dit thema actievoerend) links momenteel niet coherent. Het middel stimuleert een ander doel. Maar ik stel vooralsnog ook vraagtekens bij de analyse dat tophoppen niet goed is en dat we met zijn allen maar weer ‘lokaal’ moeten gaan. Want namelijk, is het niet juist het tophoppen dat mensen weer moed en hoop heeft gegeven? Daarnaast is het juist globalisering dat ‘ons tot elkaar heeft gebracht’ en is ‘Seattle’ inderdaad een (symbolisch) keerpunt. Bovendien zijn er elke keer weer andere netwerken en groepen die zich actief bezig houden met het organiseren van allerlei dingen rondom een top. Dit valt op zijn minst positief te noemen omdat dit nu eenmaal een socialiserend effect heeft en mensen de mogelijkheid geeft zichzelf te ontplooien. Maar ook al heeft tophoppen (mits inclusief succesvolle acties) nut gehad voor het zelfvertrouwen, voor de opbouw van een revolutionaire beweging en tegenmacht is veel meer nodig.

 We moeten ons af vragen of we tophoppend op de oude globaliseringsvoet verder willen. Er zijn namelijk ook andere manieren waarop wij wereldwijd in contact kunnen blijven en gezamenlijk actie kunnen voeren. Is de anti-globaliseringsstrijd wel coherent genoeg wat betreft datgene wat wij verstaan onder links zijn? In hoeverre de recente campagnes nuttig zijn geweest wat betreft ontwikkeling van de beweging is duidelijk. Maar willen wij als links revolutionaire beweging ook zo verder? Lees de volgende oproep gemaakt door “a small group of Anarchist workers, employed in the fast food industry, and based in the UK, who, on hearing news of the World Bank's cancellation, determined that we would definitely travel to Barcelona”.

 

“The decision by the World Bank to cancel their Barcelona meeting in June has been hailed by some as a victory for the anti-capitalist movement and other struggles in the Spanish State. It is true that a few years ago such a consequence resulting from our threat to mobilise would have been unimaginable, their retreat is testament to the growth and vibrancy of our movement.

However, the true significance of our opposition to the institutions of global capitalism is not in our effect on their meetings but in the promise of a brighter future that is born of our international solidarity and our mass gatherings which have combined frustration with creativity.

If this global wave of constructive anger can be diverted or weakened by the abandonment of one of their meetings then it is doomed to be no more than a protest movement, able to criticise capitalism but unable to deliver an alternative.

If our activities in June are decreased as a consequence of the World Bank's strategy then this will have been a victory, not just for the World Bank, but for systems of exploitation the world over.

The World Bank will make the same decisions online as they would have at a physical meeting, and, even if the whole institution was abandoned, capitalism would continue regardless. Capitalism isn't manifest only in a conference hall or an international treaty, it's in their jails, in your wage packet, in the air we breathe. Their meetings have never been that important, it has been our resistance that has mattered all along.

June the 25th is the single most important date our movement has ever faced. If you will excuse the militaristic metaphor, when the enemy is on the run should you hang back or pursue them relentlessly? In Barcelona we have the chance to prove to ourselves and to others that we are more than a protest movement, that we are capable of taking on the authority of the state and building a revolutionary, emancipatory alternative. Let us gather in Barcelona in unprecedented numbers, to protest against global capitalism, yes, but much more than that, to rise up against the Spanish State, against the very idea of wage labour and against our daily exploitation and oppression. Let us take control of the streets of Barcelona in a massive celebration of our ability to build a society based on freedom, co-operation and solidarity. Not a protest; an insurrection!”

 

Links, helder en coherent.

De vraag die links zich moet stellen is hoe we een anti-globaliserings stellingname om kunnen zetten in effectieve politieke strijd. Wat wij moeten doen is vraagtekens stellen bij de (on)mogelijkheid om middels de antikapitalistische strijd onze eigen ideeën op een goede en juiste wijze te kristaliseren en hoe/ of deze effectief in de praktijk omgezet kan worden. Het gaat erom dat we een thema hebben wat ons de mogelijkheid geeft fundamentele kritiek op het systeem van uitbuiting en onderdrukking te leveren. Zou een ander vertrekpunt dan globalisering/ kapitalisme niet beter geschikt zijn om een analysekader te creëeren dat wel aan de eisen van een coherente revolutionaire linkse theorie voldoet? Als je kiest voor het thema van globalisering en daaromheen actie onderneemt is het immers heel goed mogelijk dat je jezelf in de vingers snijdt en bepaalde ongewenste deelbelangen in de kaart speelt. De vraag is dus niet alleen wat voor soort globalisering en welke sociale relaties we wel willen (wat dus onze richting zou moeten zijn), het is ook de vraag of globalisering wel de juiste prioriteitsstelling is en of het analysekader daaromheen voldoende helder, links en coherent is.

Maar wat betekent dat überhaupt: helder, links en coherent zijn? In elk geval betekent dit voor mij dat je revolutionair bent. Revolutionair in de sociale sfeer alsmede de politieke sfeer. Dus dat je persoonlijk niet sexistisch probeert te zijn en dat je zoveel mogelijk probeert de staatssfeer en het economische systeem rechts te laten liggen, om tegelijkertijd alternatieven in ons dagelijks leven op te bouwen. In de politieke sfeer betekent dit voor mij dat we nieuwe vormen van democratische besluitvormingsprocessen ontwikkelen en practiseren, en in de sociale sfeer betekent dit onder andere dat je ecologisch en ethisch bewust (vrij van onderdrukking en uitbuiting van natuur en mens) produceert en consumeert, en dat je zoveel mogelijk probeert een zo direct mogelijke binding aan te gaan met datgeen wat je consumeert (door het bijvoorbeeld zelf te produceren.) Het doel is immers niet het opbouwen van een beweging, maar het opbouwen van een werkelijke tegenmacht. Hoe we dit doen is een kwestie van debat, maar essentieel is de creatie van een publieke sfeer (vrije zone) waarbinnen we niet alleen dit debat kunnen voeren, maar ook waarbinnen we uiteindelijk politiek kunnen bedrijven en besluiten kunnen nemen (politieke sfeer).

 Sommigen in de linkse beweging denken echter dat, om revolutionair te zijn, het voldoende is om stelling te nemen tegen het kapitalisme. Dit is voor mij een misvatting. Het is namelijk niet zo dat als je tegen het kapitalisme bent, je automatisch ook tegen alle vormen van onderdrukking of uitbuiting bent. Of minder politiek gezegd, “niet alle politieke en economische beslissingen zijn evenzeer gebaseerd op puur kapitalistische overwegingen”. [Fabel van de illegaal, april 1998, Peoples’ Global Action, een inspirerend netwerk van verzet.] Ook niet-kapitalistische overwegingen kunnen onderdrukkend of uitbuitend werken en kapitalisme is niet het enige onderdrukkende en uitbuitende economische systeem geweest dat we kennen. Ook systemen wat sommigen linksen bijvoorbeeld propaganderen hoeven niet altijd vrij te zijn. Bovendien is de economie slechts een deelterrein van de samenleving, en kunnen ook andere besluiten en gedrag los van de economie onderdrukkend zijn. Daarom zou een coherente visie op de maatschappij op zijn minst ook tegen het patriarchaat gericht moeten zijn.  

“Hoewel het patriarchaat in eerste instantie betrekking heeft op de relaties tussen mannen en vrouwen, blijft het daartoe niet beperkt. Men kan alle terreinen van de maatschappij vanuit een anti-patriarchale analyse bekijken...

In onze ogen is het patriarchaat een maatschappijvorm die is gebaseerd op de macht van mannen over vrouwen. Die machts- en geweldsverhouding gaat samen met een ideologie waarin het veronderstelde ‘mannelijke/geestelijke’ boven het veronderstelde ‘vrouwelijke/natuurlijke’ zou staan. Alles en iedereen die in verband wordt gebracht met de ‘vrouwelijke/natuurlijke’ sfeer belandt daardoor onderaan de maatschappelijke ladder en zal bloot staan aan onderdrukking, uitbuiting en vernietiging: vrouwen, zwarten, armen, homo's, kinderen, gehandicapten, gekken, dieren en de natuur zelf. Ze worden allemaal makkelijk tot ‘natuurlijk’ object gemaakt, waarop allerlei ingrepen zonder meer gerechtvaardigd zouden zijn. Alle patriarchale samenlevingen zijn doordrenkt van dit tegenstellingendenken, zij het in historisch uiteenlopende vormen.” -- Fabel van de illegaal [Fabel van de illegaal, april 1998, Peoples’ Global Action, een inspirerend netwerk van verzet]

Deze interpretatie van patriarchie is breed. Net als ‘kapitalisme’ en ‘globalisering’ kan het makkelijk als containerbegrip werken, en daarom ook beperkend. Belangrijker nog dan ‘het beestje een naam geven’, zoals ‘patriarchie’ en ‘kapitalisme’, is dat je jouw strijd concentreert tegen elke vorm van onderdrukking en uitbuiting. Natuur wordt onderdrukt omdat wij deze willen beheersen. Deze beheersing komt onder andere voort uit kapitalistische overwegingen en valt binnen de patriarchale verhoudingen te analyseren, maar de ondrukking is breder dan dat. Patriarchaat is niet meer dan een naam die je geeft aan bepaalde systemen van onderdrukking gerelateerd aan man/ vrouw relaties.

 Verder zijn er vragen omtrent coherentie tussen doel en middel. Wat is belangrijker, het doel of het middel? In hoeverre breng je het doel van een vrije en solidaire samenleving ook tot uiting in de tactiek en strategie die je kiest? Een vraag bijvoorbeeld is gemoeid met het gebruik van geweld. “Als aan het pad van de revolutie bloed kleeft, wordt bloed ook na de revolutie gespoten”. Maar wat voor geweld is links? Naar mijn mening is dit enkel geweld gericht tegen de repressie van de staat en het kapitaal, en niet tegen mensen en dieren. Hoe verwerken we dit in onze theorie en praktijk? Is dit ook conform de korte en/ of lange termijn strategie van de beweging? Daarnaast is het dus ook een vraag in hoeverre je directe basis democratie als doel, maar ook als middel ziet.

 

Verder strijden!

Hoe vallen systemen van onderdrukking en uitbuiting samen? Bij het gegeven dat beslissingen van het algemeen belang hieraan onttrokken worden (depolitiseren.) Grond is privé-eigendom en dus geen zaak van algemeen belang. Binnen het raamwerk dat door de overheid (regulering) wordt gesteld, kan de eigenaar doen en laten wat hij wil: mens en dier uitbuiten, de natuur beheersen, andere mogelijkheden van ontwikkeling behalve de economisch rationele (winst) beletten, enz. Het kapitalisme (hier: privé-eigendom) legt zodoende de randvoorwaarden aan waarbinnen onderdrukking en uitbuiting kan aarden. Maar de essentie is dat mensen, terwijl het om een zaak van algemeen belang gaat, het recht wordt ontnomen om collectief hierover te discussieren en beslissingen te nemen. Het politieke en economische systeem van de beperkte democratie houdt dit namelijk tegen. Dit uit zich in de manieren waarop men omgaat met gentechnologie, loonarbeid, kernenergie, drugs, klimaatverandering, migranten, globalisering, enz. Keuzes worden door de markt bepaald, vrijheid is er niet, informatie wordt achtergehouden, de mens en natuur wordt tot koopwaar gemaakt en verdient enkel ‘bescherming’, problemen worden door de markt ‘opgelost’, niemand is verantwoordelijk, enz.

De huidige tegenstellingen van ons economische en politieke systeem kunnen we alleen opheffen als we deze vervangen met werkelijke democratische structuren. Dit is het enige revolutionaire alternatief omdat het de macht terug brengt waar deze hoort: bij de mensen zelf. Dit in tegenstelling tot de huidige samenleving waar niet wij sociale processen beheersen, maar deze processen juist ons beheersen. Wellicht dat onderdrukking en uitbuiting niet opeens ophouden te bestaan als het raamwerk waarbinnen zij aarden vervangen wordt met internationale structuren van directe (basis) democratie. Wel is het zo dat echte democratische structuren, als tegengesteld aan ons huidige beperkte democratisch systeem, de juiste en enige randvoorwaarden creëren waarbinnen mensen zelf hierover beslissen. Het is de enige oplossing.

 Kortom, om links en coherent te zijn, moeten we op zijn minst stelling nemen tegen onderdrukking en uitbuiting in het algemeen en niet alleen tegen bepaalde vormen daarvan. Tegelijkertijd moeten we kiezen voor een horizontale verdeling van (toegang tot) kennis, macht en middelen, en voor (ecologische en culturele) verscheidenheid. Voor mij is dit dus in de huidige tijdsgeest stelling nemen tegen oorlog, imperialisme, kapitalisme, patriarchaat en de staat. En stelling nemen voor de opbouw van een tegenbeweging gebaseerd op behoeften economie, een vorm van directe basis democratie en de directe opbouw van wereldwijd coördinerende democratische structuren. Bovendien moeten we trachten doel en middel zoveel mogelijk samen te laten vallen. De strijd van de beweging moet zich concentreren op directe vormen van democratie en deze tegelijkertijd verbinden met de strijd tegen onderdrukking en uitbuiting in zijn geheel.

 Wij hoeven als beweging niet altijd hetzelfde te denken. Zou ook helemaal niet leuk zijn. De kunst is om een geschikte manier te vinden waarop we juist ook van onze verscheidenheid gebruik kunnen maken. Als ideeënbeweging zitten we echter vast. Wat wij missen is een gezamenlijk begrip van de problemen om ons heen, en vooral, een goed begrip van wat we willen. Het is daarom zeer essentieel om een gemeenschappelijk doel te stellen voordat we een gemeenschappelijke analyse kunnen ontwikkelen. Pas als we tot gemeenschappelijk begrip over doel komen dan kan iedereen met zijn eigen gewenste thema worstelen. Als we ook nog eens tot een werkbaar model (als aanzet) komen over hoe we met verschillen om willen en kunnen gaan, dan zijn we tegelijkertijd een werkelijke tegenmacht aan het opbouwen.