Geen roepende in de woestijn meer

Dusnieuws

 

In Dusnieuws 22 en 23 stonden twee opeenvolgende artikelen met de titel "Wat beweegt ons?". In het eerste artikel werden een aantal vraagtekens gesteld bij de richting waarin de laatste jaren weer opgeleefde anti kapitalistische beweging zich ontwikkeld. In het tweede deel werd gepoogd de belangrijkste stromingen binnen deze beweging te benoemen en werd voorzichtig gespeculeerd over de richting die het anti-autoritaire gedeelte van deze levendige beweging zich zou kunnen ontwikkelen. In deze Dusnieuws een vervolg op de twee eerder verschenen artikelen. We gaan deze keer wat dieper in op de aard van de maatschappelijke veranderingen die de Westerse samenleving heeft ondergaan, en kijken hoe de radicale sociale beweging hierop heeft gereageerd. In de volgende Dusnieuws vervolgen we dit verhaal en stellen we ons de vraag welke positie de anti-autoritaire, anti kapitalistische beweging in de snel veranderde maatschappij op dit moment zou kunnen innemen.

 

De verkooppraatjes ontmaskerd

1989, de Berlijnse muur wordt door boze burgers met de blote handen gesloopt. Het uiteenvallen van het staatscommunistische Oostblok (1) bleek een onomkeerbaar proces. Het is nog maar 12 jaar geleden dat het Oostblok uiteen viel en hoewel anti autoritair links nooit iets van het staatscommunisme moest hebben, er ideologisch weinig of geen raakvlak mee had, waren de veranderingen aan het politieke firmament ook voor hun een ingrijpende gebeurtenis. Tien jaar lang leek het alsof al het kapitalisme de definitieve overwinning had behaald. De onderling zeer diverse antikapitalistische beweging leek na het uiteenvallen van het Oostblok voor altijd verslagen en rijp voor haar laatste en definitieve terugtocht. Een lange rits voormalig linkse politici, economen en politicologen distantieerde zich met terugwerkende kracht van hun zondige verleden. Zij spraken, net als hun neo-liberale tegenstrevers, euforisch over het einde van de geschiedenis, het einde van de ideologieën, dat met het einde van de Koude Oorlog zou zijn aangebroken. In werkelijkheid bedoelde men dat er nu nog maar plaats was voor één enkele ideologie, die van het neo-liberale kapitalisme.

Het kapitalisme had gezegevierd en bevrijd van de last van de Koude Oorlog zou de wereld spoedig kennis maken met de grenzeloze potentie van de neo-liberale marktwerking. Oorlogen, hongersnoden en structurele armoede zouden weldra tot het verleden behoren. Gouden bergen werden in het vooruitzicht gesteld.

De realiteit bleek tegenovergesteld aan het verkooppraatje. Er woeden dit moment meer oorlogen dan ooit in de moderne geschiedenis. De kloof tussen arme en rijke en rijke staten groeit tegelijkertijd explosief, en zelfs binnen de puissant rijke Noordelijke staten groeit het verschil tussen ‘arm’ en rijk.

De gouden bergen blijken echter een zaak voor een select gezelschap handeldrijvende managers en hun politieke geloofsgenoten. Terwijl de westerse werknemers nog niet eens zoveel te klagen hebben, wordt de situatie voor hun Zuidelijke broeders en zusters slechter en slechter. Hoewel de slavernij al weer meer dan een eeuw geleden is afgeschaft en de kolonisatoren het Zuiden officieel hebben verlaten, is het lot van deze landen en hun inwoners meer dan ooit in handen van het Westen.

Maar zelfs in de Westerse landen, waar de gouden bergen het talrijkst zijn, blijkt het neo-liberale beleid dus tot een groeiende tweedeling te leiden. Nog afgezien van de talloze immigranten die, veelal in de illegaliteit, een mensonwaardig slavenbestaan leiden, vallen ook steeds meer autochtone (2) Westerlingen buiten de boot. Het is veelzeggend dat het neo-liberale kapitalisme, zelfs daar waar het zich als duidelijkst manifesteert, uitsluiting en armoede veroorzaakt.

In het Westen blijkt ondanks de economische groei steeds minder geld en middelen beschikbaar voor publieke voorzieningen. Onderwijs, openbaar vervoer, gezondheidszorg, werkelijk alles wordt overgeleverd aan de marktwerking en speelbal gemaakt van elkaar beconcurrerende bedrijven en mensen.

In het (schaarse) publieke debat is weinig of geen ruimte voor discussie over het al dan niet wenselijk zijn ‘de markt’ zo’n centrale rol in de maatschappij te gunnen. Een evaluatie van twee decennia alles-wat-los-en-vast-zat privatiseringen heeft al helemaal niet plaats gevonden. De neo-liberale, oftewel modern-kapitalistische economie, heet het enige juiste politieke model te zijn. Volgens de mythe staat deze garant voor grenzeloos succes en is als zodanig boven iedere kritiek verheven.

Het elkaar op leven en dood beconcurrerende internationaal opererende bedrijfsleven lijkt het evenmin gemakkelijk te hebben. Ondernemingen zuchten onder de enorme druk steeds meer en goedkoper te moeten produceren teneinde hun concurrentiepositie te kunnen handhaven. Ondernemingen hebben gezien de spelregels van de vrije markt weinig andere keus dan voortdurend te bezuinigen op hun organisatie en produktiekosten.

Het management van de ondernemingen bestaat echter uit mensen van vlees en bloed. Zij hebben wel de mogelijkheid andere keuzen te maken maar doen dit niet. Dit laat ons zien dat anti-kapitalisme niet alleen vechten tegen de al dan niet abstracte en grote structuren is maar ook (vooral) een strijd tegen de verwerpelijke mentaliteit die mensen van vlees en bloed er op na kunnen houden.

In de huidige status quo, waarin mensen hun individuele verantwoordelijkheid verstoppen achter zogenaamd onveranderbare wetmatigheden (de marktwerking) en bovennatuurlijke organisatievormen (ondernemingen) zijn wereldburgers gedegradeerd tot consumerende robots. Het kritisch denkvermogen, iets wat ieder in ieder geval latent bezit, wordt ontmoedigd en wanneer toch aangewend bestraft.

Zodra dan ook de consumptie en produktie even stagneert - en de aarde even opgelucht adem haalt - domineren bezorgde economen en politici de media. Zelfs Henk en Truus, wandelend over de drukke zaterdagse winkelstraat, zullen het je vertellen: "Stagnatie is achteruitgang, alleen groei is vooruitgang."

 

Commercialisering van sociale netwerken

De globalisering, of beter gezegd mondialisering van de economie, is het gevolg van een kapitalistische politiek waarin de wereld als één grote marktplaats wordt gezien en waarin ecologische en sociale belangen systematisch ondergeschikt worden gemaakt aan het recht op onbelemmerd drijven van handel over de nationale grenzen heen. De politiek van in meerdere opzichten grenzeloze kapitalistische marktwerking zet de wereldsamenlevingen en de natuur in toenemende mate onder druk. Aanhangers van de ‘vrijhandel’ hebben dit inmiddels onder druk van de internationale protestbeweging moeten toegeven. De oplossingen die zij aandragen komen er meestal op neer dat de markt nog meer ruimte moet krijgen en dat ook de milieu -en maatschappelijke sectoren moeten worden opengesteld voor marktwerking. Voor zover de problemen dan nog niet zijn opgelost pleiten zij voor vrijwillige afspraken (convenanten) tussen industrie en politiek. In toenemende mate worden ook grote NGO’s betrokken in de overleggen die tot deze convenanten moeten leiden.

Grote pleitbezorgers voor een dergelijke aanpak zijn ook de internationale ‘vrijhandelsorganisaties’ zoals de Wereldhandelsorganisatie en het Internationaal Monetair Fonds. Als moderne kolonisator hebben zij de taak de veelal lokaal en regionaal gerichte economieën open te breken voor Westerse investeringen en de produktie ter plaatse meer exportgericht te maken. De arme Zuidelijke landen zuchten vaak onder een enorme schuldenlast en hebben weinig andere keus dan de ‘aanbevelingen’ op te volgen. De aanbevelingen zijn immers tevens voorwaarden voor verdere Westerse ‘steun’.

De gevolgen zijn ronduit desastreus. Lokale en regionale economieën worden onder toedoen van Westerse ondernemingen totaal ontwricht. Kleine zelfstandigen worden platgewalst door grote Westerse ondernemingen. Kleine boeren zwichten massaal onder de concurrentie van de geïmporteerde Westerse agrarische mono-cultuur. De exportgerichtheid leidt tot extreme situaties. Terwijl de plaatselijke bevolking honger lijdt, varen tot de nok toe met voedsel gevulde vrachtvaarders richting het Westen.

Wanneer het Westerse economische model van produceren en consumeren nu beter was dan de traditionele economie ter plaatse was dit niet zo’n enorm probleem geweest. De realiteit is echter dat de aarde dreigt te bezwijken onder de overconsumptie en overproductie en dat de sociale situatie in het Zuiden eveneens alsmaar verder verslechterd.

De fundamentele veranderingen in de economie hebben directe gevolgen voor de sociale verhoudingen in Zuidelijke landen. De kapitalistische definitie van eigendom (individueel eigendom tegenover collectief eigendom), de absolute rol van de geldeconomie (ten koste van bijvoorbeeld de traditionele ruileconomie), de schaal waarop geproduceerd wordt (kleinschalig tegenover grootschalig). Het zijn op het eerste gezicht economische aangelegenheden maar dan wel met grote gevolgen voor de sociale netwerken in een gebied.

Dichter bij huis zien we vergelijkbare situaties al moet worden gezegd dat de realiteit hier en daar (waar dan ook) altijd wel enigszins van elkaar verschilt. In grote lijnen werkt het kapitalisme echter op een zelfde manier. Ook in het Westen, bijvoorbeeld in een land als Nederland hebben de kapitalistische spelregels een zwaar stempel gedrukt op de sociale netwerken die de samenleving van oudsher grotendeels bij elkaar hebben gehouden. Meer en meer delen van de oude sociale netwerken worden onderdeel van de alsmaar verder uitdijende markt. Ze worden onderdeel van het terrein waar ondernemingen en mensen met elkaar om de winst concurreren. Het gaat er hier niet om de sociale netwerken heilig te verklaren, want ze kunnen ook net zo goed beklemmend werken, emancipatie in de weg staan. Feit is echter dat sociale netwerken wel een samenleving tot samenleving maken, en dat wat er vandaag de dag voor in de plaats komt mensen vooral tegen elkaar uitspeelt. Niet het samen leven staat centraal maar met elkaar concurreren. Dat dit geen gezonde basis voor een samenleving is mag duidelijk zijn. De commercialisering van de Westerse samenleving is overal om ons heen zichtbaar.

Oude volkswijken worden zonder pardon opgeofferd voor nieuwbouwprojecten. Of het nu gaat om betonrot, vochtproblemen of het stigmatiserend imago van een wijk, het verhaal komt er meestal op neer dat er gesloopt moet worden want nieuwbouw is immers vrijwel altijd goedkoper is dan renoveren. In de praktijk betekent dit dat de woningen voor veel mensen onbetaalbaar worden. Dit betekent feitelijk dat voor de samenleving belangrijke sociale en economische structuren voorgoed verdwijnen.

Het pannetje soep voor de zieke buurvrouw, de buurtwinkel waar buurtbewoners elkaar tegenkomen en even een babbeltje maken, de kinderen die van kleins af aan met elkaar spelen. Het zijn de kleine maar elementaire dingen waardoor iemand zich verbonden voelt met de mensen om zich heen. Wanneer dergelijke sociale en micro-economische structuren verdwijnen zijn ze voor altijd weg, want tegen de tijd dat in een wijk weer een nieuw sociaal netwerk is ontstaan zijn de huizen tegenwoordig al weer rijp voor de slopershamer. Het verdwijnen van economische en sociale structuren in een wijk is voor stedebouwkundigen geen argument waar rekening mee gehouden wordt. Eerder zal het worden gezien als manier om het verzet in ‘lastige wijken’ te breken en de bevolking aldaar te knechten.

Andere voorbeelden zijn de alom toegejuichte flexiblisering van de arbeidsmarkt en de zonder enige kritiek voortwoekerende fragmentatie van het produktieproces. Marx waarschuwde 150 jaar geleden al voor de vervreemding en het debiliserende effect van het ophakken van de produktie in op zich zelf betekenisloze handelingen. In het modernere neo-liberale kapitalisme gaan de gevolgen echter nog veel verder.

Allereerst is er door de fragmentatie van het produktieproces en de flexiblisering van de arbeidsmarkt vrijwel geen band meer tussen werknemers onderling. Hierdoor ontbreekt een belangrijke basis voor solidariteit tussen werknemers. Daarnaast is de verbondenheid tussen werknemer en het bedrijf/eindprodukt vandaag de dag minder dan ooit. Dat dit de kwaliteit van het geproduceerde geen goed doet mag duidelijk zijn.

Daarnaast wisselen werknemers vandaag de dag telkens van werkgever. Niet zelden kopen werkgevers elkaars personeel bij elkaar weg. De ‘flexibilisering’ is daarom verantwoordelijk voor een voortdurend verlies aan kennis. Of het hier nu om een onderwijzer of ambtenaar gaat doet er niet toe. De kwaliteit en continuïteit van het geleverde produkt verslechtert.

Ook de sociale functie die een werkplek van oudsher heeft is tanende. steeds weer andere collega’s kan soms leuk zijn, maar de sociale relatie en verbondenheid tussen collega’s verliest aan diepgang. De menselijke behoefte aan vriendschappelijke verbondenheid blijft echter bestaan. De vervulling van deze behoefte moet vandaag dus op een andere manier worden vervuld. Op welke manier dit gebeurt is een ander verhaal. Onder de weinigen die alleen maar winnen van flexiblisering zijn de goed lopende ondernemingen die een sterke, concurrerende positie kunnen innemen op de arbeidsmarkt. Zij weten immers het beste personeel aan zich te binden en genieten net als andere werkgevers de vrijheid zich zonder al te veel poespas op ieder gewenst moment van werknemers te ontdoen.

Als laatste voorbeeld noemen we de commerciële tendenzen in het onderwijs. Het onderwijs staat voor een groot deel ten dienste van de economie en zorgt voor opgeleide arbeidskrachten. Daarmee is niets nieuws gezegd. Op universiteiten en hogescholen wordt al sinds oudsher onderzoek in opdracht van het bedrijfsleven verricht.

Daarnaast heeft het onderwijs altijd de taak gehad om mensen een verzameling normen en waarden aan te leren. Normen en waarden die door het grootste deel van samenleving, in ieder geval door het gedeelte dat zich boven aan de maatschappelijke ladder bevindt, worden gezien als ‘normaal’.

Vandaag de dag zien we dat het onderwijs, net als alle andere sectoren in de samenleving, alsmaar meer marktgericht wordt. De geldkraan naar het onderwijs is meer en meer dichtgedraaid en het onderwijs wordt tegelijk (nog) toegankelijker voor het bedrijfsleven. Scholen en universiteiten zijn door het veranderde beleid en tijdgeest wel enigszins genoodzaakt om private financiers, partners te zoeken. Dit gebeurt op meerdere fronten tegelijk. Zo is momenteel al de helft van de 1100 Nederlandse ‘bijzondere hoogleraren’ gelieerd aan ondernemingen. Alleen Philips heeft al vijftig (parttime) hoogleraren op zijn loonlijst staan.(3) Ondernemingen wagen zich in andere landen inmiddels al, zonder al te veel protest, aan het sponsoren van schoolboeken, computers, leslokalen en zelfs complete scholen. In Nederland vindt de verstrengeling van het bedrijfsleven en het onderwijs vooral plaats in ‘educatieve uitstapjes’ aan en onderzoeksopdrachten ten behoeve van ondernemingen. Het onderscheid tussen inkomsten d.m.v. sponsoring en verdergaande financiele afhankelijkheid in het onderwijs is flinterdun, zo niet verdwijnend. Het onderwijs verwordt in snel tempo tot een kapitalistisch scholingsapparaat.

De steeds verder toenemende studie -en tijdsdruk laat studenten weinig tot geen ruimte meer voor verkenning van het leven buiten het prestatiegerichte onderwijs.

De commercialisering, waar het korte termijn, economisch gerichte denken de voornaamste, zo niet enige drijfveer lijkt te zijn verandert de fundamenten van de samenleving. Gek genoeg staan de veranderingen voor de meeste mensen (nog) boven iedere kritiek. Voor zover er de afgelopen jaren al sprake was van een publiek debat is fundamentele kritiek op de neo-liberale denktrant onmogelijk. Al de borstklopperij over vrijheid, vrije meningsuiting en mensenrechten ten spijt, blijken de neo-liberale discussiekaders eng veel op die van andere autoritaire ideologieën die de mensheid heeft voortgebracht.

Toch zal zo’n breed gevoerde discussie uiteindelijk niet tegen te houden zijn; daarvoor zijn de gevolgen van de veranderingen die de maatschappij doormaakt te ingrijpend en fundamenteel van aard.

Wie nu denkt dat ondergetekende met weemoed terugverlangt naar langvervlogen tijden waarin het leven nog overzichtelijk en zonder zorgen was, heeft het bij het verkeerde eind. Anno 2001 kijken we terug op het pre-kapitalistische tijdperk en moeten we concluderen dat zelfs de neo-liberale politiek op veel fronten vooruitgang heeft gebracht (of dat nu wel of niet was ingepland, ofwel zo bedoeld was).

Als 18 jarige kan Piet Jansen vandaag de dag op kamers gaan wonen en studeren, iets wat pakweg een eeuw geleden voor de meeste (arme) mensen nog ondenkbaar was. De sociale mobiliteit, het vermogen van sociale klasse te wisselen, is eveneens enorm toegenomen en ook de positie van vrouwen is sterk verbeterd.

De belevingswereld is er door de razendsnelle techonologische ontwikkelingen bovendien een stuk groter en kleurrijker op geworden, en waar men vroeger nog tot aan hen graf hetzelfde werk moest doen kan men nu van werk wisselen.

De positieve kanten hebben echter een wrede keerzijde. De fraaie retoriek van ‘the global village’, waarin iedereen nog maar een muisklik van elkaar verwijderd is, is het verkooppraatje dat de harde realiteit moet verbergen. Deze realiteit komt tot uiting in doorgeslagen individualisme, de ecologische vernietiging, de wereldwijde oneerlijke verdeling van welzijn en welvaart en de ondermijning van de sociale samenhang tussen mensen.

Tegenover de Westerse verworvenheden staat de realiteit van een moderne maatschappij die niet meer bij elkaar gehouden wordt door sociale structuren, maar eerder door het gegeven dat we elkaar als concurrent op de vrije markt nodig hebben.

 

Nieuwe tijd, nieuwe strategie

Er is vandaag weer een wereldwijd in het oog springende sociale beweging. Deze beweging wordt veelal de ‘anti-globaliseringsbeweging’ genoemd. In feite gaat het om diverse sociale bewegingen die zich richten op de gevolgen van de razendsnel voortschrijdende economische en politieke mondialisering voor mens en natuur. De door de marktwerking aangemoedigde technologische ontwikkelingen hebben het proces van economische en politieke mondialisering in een enorme stroomversnelling gebracht. Het gaat hier om fundamentele veranderingen in de manier waarop samenlevingen overal ter wereld zijn georganiseerd. Niet zelden betekenen deze veranderingen een regelrechte verslechtering voor de levens van mensen en de natuur. Verschillende aspecten van politieke en economische mondialisering roepen dan ook in toenemende mate weerstand op vanuit de samenlevingen.

Het verzet is groeiende en wordt steeds meer zichtbaar. Rond ‘vrijhandelstoppen’ zijn de afgelopen jaren telkens protesten door een internationaal gezelschap van volhardende actievoerders. De media, maar ook de actievoerders zelf, spreken dikwijls over een nieuwe beweging, maar in feite is anti-kapitalisme (de kern van het protest) natuurlijk zo oud als kapitalisme zelf. Het betreft dan ook niet zozeer een nieuwe beweging maar een wereldwijde hergroepering en opleving van diverse bestaande sociale bewegingen. Deze hergroepering gaat onder invloed van de fundamenteel en snel veranderende wereld gepaard met de formulering van nieuwe analyses en het bedenken van nieuwe strategieën. Een bekend voorbeeld hiervan zijn de wereldwijde mobilisaties voor ‘vrijhandelstoppen’ en wereldwijd uitgeroepen en decentraal uitgevoerde internationale antikapitalistische actiedagen.

Deze nieuwe strategie heeft de afgelopen jaren haar succes meer dan eens bewezen. Antikapitalisme staat weer op de kaart en er wordt langzamerhand in breder wordende kringen getwijfeld aan de heilige werking van de vrije markt. Enkele jaren geleden bij het grote publiek nog onbekende en daarom ook niet bekritiseerde vrijhandelsorganisaties zoals de Wereldhandelsorganisatie en het Internationaal Monetair Fonds zijn onderwerp van nu en dan hevige kritiek. Dit is winst voor de antikapitalistische beweging, al mag de kritiek de komende tijd wel wat meer diepgang en focus krijgen.

Het verschijnsel tophoppen (4), één van de pijlers van de ‘nieuwe’ beweging, lijkt overigens inmiddels over haar hoogtepunt heen. Belangrijke doelen van de topgerichte strategie zijn inmiddels bereikt. De bekritiseerde ‘vrijhandelsinstituties’ zijn voldoende ontmaskerd en de grenzen van de neo-liberale discussiekaders staan onder grote druk van een veranderende publieke opinie.

Tegelijk zien we dat de vrijhandelsorganisaties pragmatisch inspelen op de protesten rond toppen. Om een herhaling van Seattle te voorkomen, neemt de WTO voor haar volgende jaarvergadering de wijk naar oliedictatuur Qatar. De regerende monarch heeft inmiddels op verzoek van de WTO en Niet Gouvernementele Organisaties (NGO’s) laten weten dat er tijdens de WTO top een uitzondering zal worden gemaakt op het normaal geldende demonstratieverbod. Een papieren gebaar, want de demonstranten thuis zullen woestijn (hopelijk) laten voor wat die is. Warm en stoffig. Het is natuurlijk wel een beetje lullig voor de NGO’s met hun voormannen en voorvrouwen. Zij hebben het radicale, tophoppende voetvolk immers nodig om hun eis voor een plekje aan de onderhandelingstafels kracht bij te zetten.

Voor zover de toppen nog in Westerse (en dus bereikbare) landen staan gepland worden ze afgeschermd met duizenden ordehandhavers. De gastlanden draaien er hun hand niet voor om van hun land even een politiestaat te maken.

Het is veelzeggend dat de instituties van de moderne democratie slechts kunnen bestaan wanneer ze zich laten omringen door massa’s politie-eenheden of zichzelf vrijwillig verbannen naar de woestijn. Het zegt veel over hun populariteit en daarmee hun legitimiteit.

Tegelijk is de betoverende werking die het tophoppen op veel radicale activisten heeft aan het uitwerken. De fraaie beelden uit Seattle, Washington en Praag beginnen ook wel heel erg veel op elkaar te lijken. De beslissing van de WTO om hun jaarvergadering in Qatar te houden werd dan ook door menigeen begroet.

Hè hè, eindelijk even tijd voor de broodnodige discussie over hoe het verder moet. Op de verschillende e-maillijsten, in de bewegingsbladen en op bijeenkomsten wordt inmiddels druk gediscussieerd over de te ontwikkelen post-tophop stategie.

In de volgende Dusnieuws vervolgen we dit verhaal en stellen we ons de vraag welke positie de anti autoritaire, anti kapitalistische beweging in de snel veranderende maatschappij op dit moment zou kunnen innemen.

Marco

noten:

(1) ‘Staatscommunistische Oostblok’ wordt door nogal wat mensen, en om uiteenlopende redenen, liever ‘staatskapitalisme’ genoemd.

(2) autochtone: Daarmee wordt hier ‘blanke Europeanen’ bedoeld.

(3) ‘Hoogleraar steeds vaker gesponsord’ de Volkskrant 2 maart 2001.

(4) Tophoppen: Het wereldwijd bezoeken van protestacties rond vrijhandelsbijeenkomsten.