Het Gezicht van de Globalisering RISQ Reviews, 09 November 2003 Auteur: Dirk Barrez 'De democratie op wereldvlak is nog ver van gerealiseerd. En toch is het wereldburgerschap de onvermijdelijke toekomst, want de toename van de mondiale problemen laat ons geen andere democratische keuze.' Over het wereldburgerschap in onze
globaliserende wereld Mbaye Gueye is een Senegalese jongen van
17, wat zwakjes én levenslustig, wanneer ik hem bij het filmen van de
televisiereportage ‘Het gezicht van de honger’ leer kennen. Drie
maanden later zou ik hem opnieuw ontmoeten maar… twee dagen tevoren is
hij overleden. Waarom vertel ik dit? Omdat hier globalisering aan het werk is. En omdat we hier meteen de essentie raken van wat wereldburgerschap hoort te zijn, namelijk de mensenrechten in de meest brede zin waarmaken voor alle wereldburgers, om te beginnen het eerste mensenrecht van iedereen te bewaken, het recht op leven. We zijn met andere woorden verplicht om de mondiale democratie uit te vinden om het globale samenleven mogelijk te maken. Want wat zal er gebeuren indien we er niet in slagen mondiale problemen of evoluties zoals de dalende graanprijzen op de wereldmarkt die miljoenen mensen de hongerdood injagen, de toenemende macht van multinationals, de opwarming van de aarde, de groeiende inkomensongelijkheid, de steeds krachtiger migratiestromen, oorlogsgeweld en terrorisme of de internationaal georganiseerde misdaad aan te pakken met democratische internationale instellingen? Die fenomenen trekken zich niets aan van grenzen en gaan de krachten van de afzonderlijke landen te boven. Als we ze niet mondiaal kunnen beheren en beheersen en ze ontsnappen aan de bestaande democratische bestuursniveaus – en tot vandaag zijn dat vooral de nationale overheden -, dan lijdt de democratie daar overal onder. Dit is de context waarin het verhaal van Mbaye en van vele honderden miljoenen, zelfs enkele miljarden medeburgers, zich afspeelt. Waar Mbaye leefde, verdienen de mensen hun brood met het verbouwen van aardnoten – apenootjes - voor de wereldmarkt, vooral voor de productie van aardnotenolie. Maar de prijzen dalen, de opbrengsten van hun gronden zijn meer dan gehalveerd in dertig jaar tijd en een devaluatie van vijftig procent maakt het leven veel duurder omdat vele levensnoodzakelijke goederen uit het buitenland komen. Nog is dit niet alle ellende. Eind 2001 wordt het overheidsbedrijf dat de meeste aardnoten aankoopt geprivatiseerd, onder druk van het Internationaal Monetair Fonds. Dat jaar zijn de landbouwers door hun regering aangemoedigd om zoveel mogelijk te produceren en, samen met een goed regenseizoen, zorgt dat voor een grote oogst. Maar het nieuwbakken privé-bedrijf wil ineens nog maar de helft kopen van wat was aangekondigd vóór de Senegalese boeren en boerinnen beslisten om aardnoten te planten. Zo stuikt hun inkomen verder ineen, hele bergen aardnoten zijn blijven liggen, onverkocht. Het volgende jaar brengt opnieuw een ramp, door droogte mislukt de oogst bijna volledig. Het platteland, door de overheid in de steek gelaten, beleeft ongeziene armoede. En misschien vraagt u zich af waarom ze dan geen graan verbouwen, voor zichzelf en voor de lokale markt? Dat doen ze ook, ze verbouwen gierst, maar daar valt al evenmin menswaardig van te leven. In de steden eet bijna iedereen Frans brood, gemaakt van vooral uit Europa ingevoerde tarwe. En tarwe groeit daar niet eens. Het is die gesubsidieerde tarwe die hun markt inpikt én die de prijs van het weinige graan dat ze kunnen verkopen nog verder de dieperik injaagt. Want wij in de rijke landen beschermen – grotendeels terecht – onze landbouw en onze voedselproductie maar dat is net wat zij niet kunnen én niet mogen, en waar hun politici niet van wakker liggen. Die politici zijn zelden of nooit geïnteresseerd in het bevorderen van menswaardige levensomstandigheden op het platteland. Laten we zeker niet vergeten dat van de
achthonderd miljoen ondervoede mensen op onze aarde zeshonderd miljoen
zelf boeren en (vooral) boerinnen zijn. Waar wij filmden, in een land waar de wereldmarkt vrij spel kreeg en dat lang niet het armste is van Afrika, bestempelen de mensen hun goed boerende grootouders als rijke mensen: die hadden genoeg te eten, zij konden hun kinderen naar school sturen want er waren scholen en ze konden het schoolgeld betalen, een dokter vinden wanneer nodig was niet meteen een probleem en ook daarvoor verdienden ze genoeg, kortom, zij hadden een goed leven. Maar nu zijn scholen, gezondheidsvoorzieningen en infrastructuur om de landbouw te ondersteunen in belangrijke mate verdwenen… ja, inderdaad, onder andere wegens de door het IMF opgedrongen politiek van de jongste decennia. Dus hoeft het niet te verbazen dat vele Senegalezen nog amper een kwart of minder verdienen van wat hun ouders en grootouders dertig of veertig jaar geleden verdienden, dat het almaar achteruit gaat met hun voeding, met hun gezondheid, met hun onderwijs. Wij kunnen ons dat heel moeilijk voorstellen, maar de mensen op het platteland zien hun inkomens voortdurend verder ineenstuiken. Dat is de reden waarom zoveel mensen naar de grote steden in de arme landen trekken. Zo telde de Senegalese hoofdstad Dakar honderdduizend inwoners na de Tweede Wereldoorlog, een halve eeuw later is dat aangegroeid tot tweeëneenhalf à drie miljoen inwoners, en Dakar is lang niet de snelst groeiende stad ter wereld. Die migranten van het platteland zoeken werk, ze zoeken een inkomen. Maar heel dikwijls zullen ze dit niet vinden. Want in veel van die steden kwijnt de industrie en sluiten fabrieken, er is desindustrialisering. Dan is er natuurlijk ook minder nood aan diensten voor die industrie, en ook overheden, scholen, klinieken – denk aan de IMF besparingen – hebben minder volk nodig. Enkel de zogenaamde informele sector van allerlei ateliertjes, klusjesmensen en straatverkopers, soms bijna wandelende supermarkten, groeit sterk. Maar het is vrijwel ondoenbaar om een leefbaar inkomen te verdienen wanneer je sigaretten moet verkopen, stuk per stuk. Er is trouwens nog een andere
schaduwzijde aan deze invasie van arbeid in de steden. Het stuwt de
inkomens naar beneden. Hoe dat komt? De minimumlonen in de steden zijn
iets hoger dan het inkomen van de armste boeren, dat trekt hen naar de
stad. Wanneer nu de koopkracht van de armste boeren daalt, zijn ze bereid
om voor minder geld elders te gaan werken en zullen dus ook de
minimumlonen in de stad dalen. Voor wie denkt dat stad en platteland los
van elkaar te zien zijn, dat is niet zo, uiteindelijk is het voor hen
samen uit, samen thuis. De stad kan het zich niet veroorloven om het
platteland langdurig te verwaarlozen. Dit is de dynamiek die vandaag de wereld regeert, een zelfde verhaal van verarming en crashende inkomens op het platteland in Senegal en bijna heel Afrika, Honduras en het grootste deel van Midden- en Zuid-Amerika, zelfs grote delen van Azië, Rusland en Oost-Europa, zelfs verarming van vele mensen in toch rijke landen als de Verenigde Staten en Groot-Brittannië. En overal in het Zuiden migreren de mensen naar de steden – waar nu voor het eerst in de geschiedenis meer dan de helft van de wereldbevolking huist – overvolle steden die niet in staat zijn om de groeiende behoeften aan werk en diensten te vervullen; en de mensen trekken verder, naar de plaatsen in de wereld waar ze kunnen hopen om wat te verdienen, Noord-Amerika, Europa, Oost-Azië, Zuid-Afrika. Wat is globalisering? Dan is het tijd voor een streepje
theorie. Ook al lijkt het een nieuw begrip, globalisering is eigenlijk
niet echt nieuw. Al zeker 500 jaar verspreidt ons westerse economische
systeem – de wetenschappelijke naam is kapitalisme - zich steeds verder
over de wereld en raken de economieën van de hele wereld meer verweven. Maar, er is een keerzijde, we krijgen te
maken met een economie die niet meer in dienst van de mens staat maar
waarbij de mens die economie moet dienen. Dit kan slogantaal lijken maar
wie globaal naar de wereld kijkt, ziet dat de welvaart steeds ongelijker
verdeeld raakt - zelfs dat deze economie armoede en honger produceert -;
die ziet dat de mens en haar rechten steeds meer in de verdrukking komen;
die ziet dat de ecologische ravages onvoorstelbaar groot zijn; die ziet
dat de besluitvorming over dit alles heel ondemocratisch gebeurt door
vooral grote multinationale bedrijven, enkele grote landen, instellingen
zoals IMF, Wereldbank en Wereldhandelsorganisatie en misschien bovenal,
volledig losgelaten financiële markten; en die ziet dat de talen,
culturen en levenswijzen van vele volkeren, vooral inheemse volkeren, in
de verdrukking komen. Globalisering mag dan al heel oude wortels hebben, ons economisch systeem verandert natuurlijk wel, en zeker ook de jongste decennia. De derde industriële revolutie en de informaticarevolutie maken het makkelijker voor bedrijven en financiële markten om wereldwijd te werken en de klok rond te presteren. Dat is zeker nieuw aan de huidige globalisering. Nieuw is ook dat steeds meer aan de markt wordt overgelaten en dat vooral het geld – het financiële kapitaal – van de zogenaamde liberalisering profiteert. Nieuw is dat er blijkbaar nooit genoeg geprivatiseerd kan worden, dat steeds meer goederen en diensten in privé handen terechtkomen, tot water toe, tot zelfs de privé eigendom van stukjes plant, dier of menselijk leven. Nieuw is dat een economisch gezond winstdenken plaats maakt voor korte termijn en speculatief winstdenken . En ook nieuw – en wat in grote mate samenhangt met het voorgaande – is dat de politiek meer en meer afwezig is. De politiek ruimt de plaats voor de economie, deregulering is al wat de klok slaat. Multinationals werken globaal, de politiek veel minder en de civiele samenleving amper. We maken mee hoe de economie en de
markten als het ware in de mondiale champions league gaan spelen, terwijl
de overheden en de samenleving toch vooral nog nationaal spelen, een
beetje Europees en bijna niet op wereldschaal. Het succes van de welvaartstaten en van de sociale welvaarteconomieën is juist dat - net zoals voetballers spelen op een voetbalterrein - het economische spel gespeeld mag én moet worden op het economische terrein. Daar heersen, zoals in het voetbal, spelregels die iedereen moet respecteren. Daar hebben principes zoals concurrentie en winststreven een zekere geldigheid en nuttigheid. Daar zijn onpartijdige scheidsrechters die erop toezien dat die regels en principes nageleefd en geëerbiedigd worden. En net zoals voetballers met de bal binnen de krijtlijnen van het veld moeten blijven, moet ook de economie de grenzen van haar terrein respecteren. Het neoliberalisme doet vergeten dat het succes van onze vrije markteconomieën en onze welvaartstaten juist mee te danken is aan actieve en efficiënte overheden die zorgen voor belangrijke publieke goederen zoals onderwijs, gezondheidszorg, veiligheid, eigendomsrecht, allerlei infrastructuur,… en die de economie spelregels opleggen, sociale spelregels zoals minimumlonen, vakbondsvrijheid en andere sociale normen maar ook ecologische regels en zelfs wat democratische regels zoals toegang tot essentiële bedrijfsinformatie voor werknemers - denk maar aan wat de werknemers van Sabena is overkomen, of die van het Amerikaanse bedrijf Enron. Toen dat energieconcern failliet ging in 2002 – even terzijde, Enron was de grootste financier van de kiescampagne van president Bush junior – verloren de mensen die er werkten niet alleen hun job en daarmee hun maatschappelijke status, ze speelden ook hun spaargeld kwijt want dat waren Enron aandelen, ze zagen zelfs hun pensioenen in rook opgaan want ook die bestonden uit Enron aandelen. En toen ze het faillissement zagen aankomen werd het hen zelfs verboden om hun aandelen nog voor een beetje geld te verkopen. Dat is in zeker opzicht nog erger dan slavernij, want de heer die zijn slaaf niet kon onderhouden had de plicht hem vrij te laten. Globalisering, een nieuw geloof Misschien kunnen we best de term globalisering voorbehouden voor de politiek van liberaliseringen, privatiseringen en dereguleringen die vanaf de late jaren zeventig van vorige eeuw voor velen zowat een nieuw geloof werd. Op de eerste rij om dat geloof in praktijk te brengen staat Margaret Thatcher die in 1979 premier van Groot-Brittannië wordt, weldra gevolgd door president Ronald Reagan van de Verenigde Staten. Internationale organisaties zoals het IMF, de Wereldbank en later ook de Wereldhandelsorganisatie, waarin vooral de VS veel invloed heeft, dringen die neoliberale politiek vervolgens op aan tal van andere landen. Maar dit neoliberalisme werkt niet, en
zeker niet voor de armen: En dat mensen van het IMF of van de Wereldbank, om hun gelijk te bewijzen, niet komen vertellen dat Zuid-Korea of Taiwan bewijzen dat landen in één generatie welvarend kunnen worden. Zij presteerden dat inderdaad, maar enkel omdat zij het recept van die instellingen aan hun laars lapten. Als zij het volgens de aanbevelingen van IMF of Wereldbank of volgens het boekje van andere neoliberale economen zouden moeten gedaan hebben, dan was hen dat nooit gelukt en waren ze misschien nog zo arm als Kenia, Ivoorkust of Ecuador. Zuid-Korea én Taiwan verdeelden de grond en voerden een landhervorming door vooraleer zij met hun industriële ontwikkeling startten. Zij beschermden altijd hun eigen landbouw en gebruikten die als inkomstenbron voor hun industriële investeringen, zij beschermden altijd hun binnenlandse markt en gingen zelf pas exporteren wanneer zij achter hun gesloten grenzen sterk genoeg waren geworden om de internationale concurrentie aan te kunnen, en vooral Zuid-Korea had en heeft sterke vakbonden… samengevat, dit is een ontwikkelingsmodel dat niets te maken heeft met wat het IMF predikt en opdringt. Ik weet wel, men zal komen aandraven met cijfers en statistieken van o.a. de Wereldbank die aantonen dat de armoede in de wereld kleiner wordt. Dat is zo, op papier, of op het computerscherm. Wie rondloopt in de echte wereld, die
weet dat de armoede op onze wereld enorm groot is, én dat ze groeit. Maar
dit vertaalt zich maar slecht in de cijfers en statistieken. Die tonen nu
reeds een daling in de inkomens van de inwoners van Afrikaanse,
Oost-Europese, Centraal-Aziatische en tal van Amerikaanse landen ten
zuiden van de Rio Grande. Veel belangrijker nog, de armoede is
onderschat omdat het verlies aan natuurlijk kapitaal niet verrekend
geraakt in de inkomenscijfers. En het verlies of de afnemende kwaliteit
van vruchtbaar land, watervoorraden, bossen, viswateren en weiden tast
rechtstreeks de welvaart en het inkomen aan van de armsten, van vele
honderden miljoenen, zelfs enkele miljarden mensen over de hele wereld. Verzet groeit: wie zijn die zogenaamde antiglobalisten of andersglobalisten? Als een economie zo veel deficits veroorzaakt, is het maar normaal dat de onvrede daarover heel groot en wijd verspreid is en sterk groeit. Vooral in het Zuiden van de wereld, waar vier vijfden van de wereldbevolking het moeten doen met één vijfde of zelfs minder van het wereldinkomen. Daar organiseren miljoenen landlozen zich in Brazilië om op geweldloze wijze onbebouwde landbouwgrond te bezetten, daar protesteren miljoenen boeren in India al even geweldloos tegen de almacht van zaad- en pesticidenmultinationals die hen bijvoorbeeld willen opzadelen met onvruchtbare planten zodat ze voortaan altijd bij hen moeten aankloppen voor nieuw zaad, daar eisen talrijke bewegingen van inheemse volkeren hun rechten op. En kijken we verder naar die zogenaamde
antiglobaliseringsbeweging, dan zien we dat de aanhang loopt van de
traditionele vakbonden – bij de betogingen tegen de
Wereldhandelsconferentie eind 1999 in Seattle zorgden de Amerikaanse
vakbonden trouwens voor de meeste actievoerders, en vakbondsmilitanten
herkennen zich natuurlijk makkelijk in de groeiende welvaartskloof en
bijhorende strijd om inkomensherverdeling – over al even oude bewegingen
als vrouwenbeweging en vredesbeweging, over jongere maar niet meer zo
jonge bewegingen als milieubeweging, mensenrechtenbewegingen, en Derde
Wereldbeweging, tot de allernieuwste bewegingen en initiatieven zoals
Reclaim the Streets, Attac, het Wereld Sociaal Forum in Porto Alegre, en
noem maar op, ja zelfs ondernemers die ecologisch en sociaal verantwoord
willen produceren, en straks wellicht ook een groot deel van de
landbouwers in het rijke Noorden. Hoog tijd voor antwoorden Het is tijd om over oplossingen te
spreken. We zegden het al, antiglobaliseringsbeweging is een wel heel
onjuiste benaming voor een beweging die druk zoekt naar alternatieven voor
de huidige globalisering. Hier groeit een ander maatschappelijk project
dat prioriteit geeft aan mensenrechten, aan sociale en ecologische
oogmerken, aan duurzame ontwikkeling dus, aan participatie en democratie
én aan een economische productie van welvaart in functie van al die
menselijke ambities. Wie goed luistert komt zeker op het spoor van de antwoorden die deze beweging biedt, van daadwerkelijke oplossingen, zelfs bijna van een heus programma voor een andere wereld. We volstaan hier met een greep uit het rijke aanbod. Heel concreet is het recht op regionale voedsel- en landbouwmarkten, dat hier wat meer wordt uitgewerkt omdat het zo immens belangrijk is. Alle rijke landen beschermen hun voedselproductie en hun landbouw, zij weten waarom en het belet hen niet om welvarend te zijn. Die bescherming is grotendeels terecht. Alleen, dan zouden ook arme landen hun voedsel zelf mogen produceren en hun markten beschermen. Want – denk aan het voorbeeld van Senegal – vrije wereldhandel in voedselproducten veroorzaakt massale verarming, ondervoeding voor honderden miljoenen en de hongerdood voor tientallen miljoenen mensen. En wie het niet meer ziet zitten op het platteland, trekt naar de steden en oefent daar nog meer druk uit op de al lage lonen. Zo wordt ook zonneklaar dat boerenbonden en vakbonden overal ter wereld meer gelijklopende dan tegengestelde belangen hebben: een welvarend platteland draagt bij tot de welvaart van wie in de stad aan de kost moet komen én omdat de druk op de lonen vermindert én omdat het platteland een afzetmarkt voor de producten van de stad is. Indien wij op deze wereld voldoende voedsel willen, voedsel dat tevens veilig is om te eten, milieuvriendelijk ook, dus op duurzame wijze voortgebracht, met behoud van de cultuurlandschappen en met respect voor de plattelandstradities, dan moeten wij de landbouw organiseren en beschermen binnen de Europese markt, binnen de Westafrikaanse, de Zuidamerikaanse en andere regionale markten : want denk vooral niet dat Toscane of Dordogne, streken die we allemaal zo aantrekkelijk vinden, mogelijk zouden zijn in een vrije wereldlandbouwmarkt. Tijd nu voor andere programmapunten.
Natuurlijk kapitaal aan grond, wateren, bossen en weiden moet worden
beschermd en toegankelijk zijn voor wie ervan moet leven. Herverdelingen
van de grond en landhervormingen zijn dringend nodig in heel veel landen. En wat zouden we dan zien? Laten we
beginnen op het platteland, in vele landen zouden talloze mensen werk en
inkomen hebben indien het grondbezit evenwichtig verspreid zou zijn; nog
betere resultaten zouden er zijn indien dit samen gaat met een duurzaam
beheer van velden, weiden, bossen en wateren; en wanneer de landbouw
inderdaad vooral op regionale schaal in West- of Zuidelijk Afrika,
Zuid-Amerika of Zuid-Azië uitgebouwd zal zijn – zoals wij in Europa
doen – dan zal de welvaart nog groeien. Een verstandige industrialisering die
gebruik maakt van een milieuvriendelijke technologie kan wonderen doen op
het vlak van de werkgelegenheid en de inkomensgroei. Vergeet trouwens niet
dat de ombouw naar zonne-energie nog maar juist is begonnen. Is dit alles utopisch? Neen, niet in de zin van illusoir. Dit is utopisch in de zin van richtinggevend, van mobiliserend. Weet u. Wie 100 jaar geleden pleitte voor algemeen stemrecht, of voor de achturendag of voor gelijke rechten voor man en vrouw was volgens de meeste ‘weldenkende’ zogenaamde ‘realisten’ van toen naïef. Maar wie was echt naïef? Welnu, als ik mét anderen bijvoorbeeld pleit voor een mondiaal basisinkomen voor alle wereldburgers zal dit vandaag volgens velen een naïeve utopie zijn. Het is mijn overtuiging dat zulk basisinkomen over enkele tientallen jaren voor iedereen de normaalste zaak hoort te zijn, net zoals het algemeen stemrecht voor man en vrouw dat nu ook is, ook al is dit nu nog niet overal gerealiseerd. Slaagt deze beweging? De zwaarste opdracht is niet eens zozeer
de uitwerking van een programma. Nee, de grootste klip die deze beweging
moet nemen is het verzamelen van de kracht om die alternatieven af te
dwingen. Want de weerstand tegen verandering is enorm, er wachten vele
hindernissen: er is het bestaande economische systeem, er zijn de vele
kortzichtige economische en financiële spelers, verblinde en slechte
politici, de complexiteit van onze ‘moderne’ wereld, de verlokkingen
van extreem nationalisme en fundamentalisme. Afwezige politici… het tij kan keren De jongste decennia zijn politici héél
afwezig geweest, zij verzaakten aan hun opdracht om het algemeen belang te
bewaken. Maar deze beweging kan hen van hun blindheid genezen, deze
beweging kan hen dwingen om opnieuw rekening te houden met de belangen van
veel meer mensen, deze keer zelfs van alle mensen. Wij zijn allemaal wereldburgers, lokaal en globaal Essentieel voor de werelddemocratie is dit, in de straten van Bangalore, Seattle, Porto Alegre, Brussel, Dakar, Bangkok, Firenze, Johannesburg en tal van andere steden betogen de meest wakkere wereldburgers van de mondiale samenleving. Zij volgen hun mondiale burgerzin en geven daar inhoud aan. Samen met honderden miljoenen anderen hebben zij al begrepen wat te veel politici en te veel mensen op de huidige machtsposities in economie, gerecht, media enzovoort maar heel langzaam lijken te vatten, namelijk dat wij allemaal ook wereldburgers zijn geworden. Net zoals men er al lang achter is dat
stadsstaten niet meer geschikt zijn om veiligheid en vrede te verzekeren,
komt men er nu achter dat de aanpak van oorlogen, voedselzekerheid,
broeikaseffect, internationale schuldenlast en financieel-economische
bokkensprongen thuishoort bij internationale organisaties. In de praktijk stapt de wereld
geleidelijk aan af van de opvatting dat alleen soevereine staten het spel
om politieke macht mogen meespelen. Er komt meer ruimte voor kleinere
spelers binnen landen en grotere spelers op regionaal of mondiaal vlak.
Dat betekent dat de wereld traag aanvaardt dat politieke problemen het
best worden aangepakt en opgelost op het meest aangewezen niveau. Op 26 januari 2003 trekken voor het eerst tienduizenden Senegalese boeren en boerinnen naar de hoofdstad Dakar om er gezamenlijk te manifesteren. Om die unieke gebeurtenis te filmen reis ik mee met enkele bussen die vertrekken uit een dorp niet ver van waar Mbaye Gueye anderhalf jaar ervoor is gestorven. Dit maakt indruk, hoe deze mensen in beweging komen om hun regering te vertellen dat ze zich in de steek gelaten voelen, om te protesteren tegen hun uitlevering aan oneerlijke concurrentie van gesubsidieerde landbouwproducten en aan een wereldlandbouwmarkt die mensen verarmt en zelfs verhongert, die ecologische catastrofes veroorzaakt en die hele economieën onderuit haalt. Zij vragen respect voor degenen die voor voedsel in het land kunnen zorgen, en zij willen dit kunnen doen in menswaardige omstandigheden, net zoals de boeren in de rijke landen dat kunnen. Want, dit is essentieel, wat zij vragen is heel redelijk, is doenbaar, is in het voordeel van de meeste mensen, is economisch verstandig, en is bovenal héél menselijk. Een democratische wereld kan zich niet veroorloven om de rechten van zoveel wereldburgers nog langer te ontkennen. De opbloeiende mondiale democratie, van het kleinste dorp tot de Verenigde Naties, zal degenen die hier verantwoordelijk voor zijn ter verantwoording roepen, geweldloos maar heel beslist. Dit artikel is onlangs ook verschenen in het boek 'Heeft de burger nog zin? Essays in burgerzin', Antwerpen: Garant, 2003. |