COMMENTAAR op HET EINDE VAN DE ECONOMIE

door Albert Ledder

 

Mogelijk is de kop boven het artikel ('Het einde van de economie ) van de opmaak, want ik meen niet dat dat van Immanuel Wallerstein komt. Hij weet toch uit de historie dat na de staathuishoudkunde, de benaming voor de vroegere economie die beperkt was tot de huishouding van de staat (budgetmechanisme) het in de 'moderne'economie gaat over de toedeling van de productiefactoren over de productiemogelijkheden. Welke maatschappij er ook moge komen, deze economische kennis zal altijd nodig zijn. Sterker, voor de ontwikkelde technieken en methoden die louter gebaseerd zijn op het verhogen van de efficiency en de effectiviteit geldt hetzelfde. En winst is daar dan het (neutrale) bewijs van. Wil men armoede bestrijden dan moet de winstdeling aangepakt worden. Vooral dat facet dat kan zorgen dat door grotere transparantie de gelden ook daar komen waar ze voor bestemd zijn. Hoe zijn de productiefactoren als arbeid, natuur en kapitaal over de verschillende productiemogelijkheden verdeeld geraakt? In de meeste economieën is dat door middel van marktmechanismen en budgetmechanismen in autocratieën en democratiën met sterke bureaucratieën. Immers er bestaan nog samenlevingen zonder geld als ruilmiddel. Ja, zeker wil ik mij laten leiden door het optimaliseren van winsten. Overigens vraag ik me of wat zinniger kan zijn dan dat men zo'n min mogelijke inspanning zo'n groots mogelijk resultaat haalt. Immanual Wallerstein geeft zich hier over aan zinloze, want niet rationele, speculatie. Het ooit in de dertiger jaren ontwikkelde schaduwprijzensysteem, waardoor men op politieke gronden koos voor het bewust inefficiënt en ineffectief produceren - de extra kosten werden wel zichtbaar - schrokken de voorstanders af. De hele economische dynamiek tot uiting komend in het willen veranderen en aanpassen ging verloren. Dat nog buiten het feit dat er een bureaucratisch extra apparaat noodzakelijk was. Met alle mogelijk corrupte gevolgen van dien. Daarbij was er alom schaarste. De spanning tussen behoeften en middelen. Concreet gaat het gewoon om tekorten Iemands tijd is schaars, omdat de tijd die wordt gebruikt voor bezigheid A, moet worden onttrokken aan activiteit B. Schaarste dwingt tot afwegen wat we het belangrijskte vinden, tot prioriteiten stellen en tot het maken van keuzen. Dat kan slechts eerlijk geschieden op 'markten'. Daar dus waar vragers en aanbieders direct met elkaar in contact treden - een dagmarkt, een beurs, een veiling. Meer in theoretische zin gaat het om het samenhangend geheel van vraag en aanbod van een goed. Daar waar op een markt een stevige concurrentie bestaat bepalen alle vragers en alle aanbieders samen, door het collectief aanbod en de collectieve vraag. Op één moment komt slechts één prijs tot stand, die voor individuele aanbieder en vrager een gegeven is. Nog altijd aan te bevelen als introductie om een en ander te begrijpen, is het uit 1955 gepubliceerde leerboek van Paul Anthony Samuelson "Economics: An Introductory Analysis." Psychologisch verklaard, spreek je van de onzichtbare hand die zorgt ervoor dat het economsich systeem een zo groot mogelijke welvaart voor iedereen tot stand brengt. Het was de moraalfilosoof Adam Smith (1723-1790) die dat de wereld leerde. Doch al snel bleek dat er nogal wat complicaties optraden. Niet voor niets bleef hij schaven aan zijn "Wealth of Nations". Koop de Penguin Classics "The Wealth of Nations Books I-III". En ook Spencer Parks' "Capitalism as a Moral System: Adam Smith's Critique of the Free Market Economy"- uitgave Brookfield Vt, Edward Elgar, 1991.

Vanaf het Griekse en scholastieke denken was men met geld bezig en haar invloed op de maatschappij. Het merkantilisme, de fysiocraten en de klassieke scholen (1750-1870), De reacties op de klassieke scholen, de neoklassieke of marginalistische scholen (1870-1920), de periode na de economische scholen - na 1920, waarna een strikte rangschikking naar deelgebieden ging optreden - het superspecialisme. Ook de hegeliaanse filosoof Karl Marx (1818-1883) deed mee aan deze discussie als een soort universeel geleerde. In de gangbare economische visie geldt Marx als de man van het wetenschappelijk socialisme (mijns inziens begint dit bij Friedrich Engels), dus de bouwer van een gesloten systeem. Het toenmalige kapitalisme, constateerde Karl Marx, heeft een aantal ingebouwde tegenstrijdigheden waaraan het zou kunnen bezwijken. Zo is er de uitbuiting van de arbeider door de kapitalist. Marx'( lees: Engels) theorie van de meerwaarde: de kapitalist eigent zich het verschil toe tussen de waarde van wat de arbeider produceert en wat deze aan loon krijgt uitbetaald. Het winststreven en de concurrentie tussen de ondernemers voeren tot de accumulatie van meerwaarde en de concentratie van kapitaal in handen van een steeds kleinere groep. De voortdurende substitutie van arbeid door kapitaal leidt tot een structureel dalende winstvoet, die de kiem legt voor de ineenstorting van het kapitalistisch systeem. {Marx, maar vooral Engels dus: De daarop volgende revolutie zal leiden tot de socialistische staat, waarin aan de ongelijkheid een einde zal worden gemaakt.} [Winst(voet - een ruilverhouding eigenlijk in de toenmalige beschrijvende stijl)is de verkoopopbrengst van de producten van een onderneming, oftewel: omzet. Daar tegenover staan productiekosten. Het positieve verschil tussen omzet en kosten wordt bedrijfsresultaat genoemd. Na correctie van het bedrijfsresultaat voor overige baten en lasten (zoals rente) resulteert de winst voor aftrek van belasting. Hierover wordt belasting betaald, wat overblijft is de winst na belasting. Deze wordt voor een deel uitgekeerd aan aandeelhouders (dividend) of aan werknemers (tantièmes, bonussen, winstdeling/opties). Voor een deel wordt de winst gereserveerd wat een vergroten van het eigen vermogen betekent.] Maar ook iemand als Joseph Alois Schumpeter (1883-1950) kent een gesloten systeem. Deze Oostenrijkse econoom, en hij niet alleen trouwens, meende dat het kapitalistisch systeem aan zijn eigen succes ten onder zal gaan. Het ondermijnt analyseert hij in 1942 in "Capitalism, Socialism and Democracy" door zijn succes de sociale structuur waarop het steunt en roept krachten in het leven die het stelsel vijandig gezind zijn. Doordat de technische vooruitgang meer en meer automatisch verloopt, verliest de ondernemersfunctie geleidelijk haar betekenis. Het kapitalisme zal worden opgevolgd door een socialistisch systeem.

Interessant is verder op de materie in te gaan. Welke voorwaarden zijn er nodig om een goede mededingingswet te krijgen, zodat op deelmarkten de prijsmechanismen volledig kunnen werken. Juridisch is beperking van mededinging in beginsel verboden. Artikel 6 lid 1 van de Mededingingswet luidt: "Verboden zijn overeenkomsten tussen ondernemingen en onderling afgestemde feitelijke gedragingen van ondernemingen, die ertoe strekken of ten gevolge hebben dat de mededinging op de Nederlandse markt of een deel daarvan wordt verhinderd, beperkt of vervalst". Ik verwijs hier naar "the No-Nonsense guide to Globalization" van Wayne Ellwood, uitgeverij Verso, 2001, ISBN 1-85984 336 0 én de pocketeditie van "The Lexus and the Olive Tree"- 'Newly updated and expanded edition' - understanding globalization van Thomas L. Friedman, uitgeverij Anchor Books, , 2000, ISBN 0-385-72015-7(pbk). Met belangstelling kijk ik uit naar Michael Hardt en Antonio Negri: "Empire", uitgave Harvard University Press in pocketboek. Naar ik begreep verschijnt deze medio augustus.

"Wij kunnen de samenleving veranderen als we de macht hebben gegrepen, en als de meerderheid de macht wil, moet die zich verenigen" Het ideaal van oud links: het democratisch centralisme. Het anarchisme dat in zijn arbeidersbewegingsvariant in de Frnase Revolutie van 1789 ontstond, dat behoort toch zeker tot oud links. Klassiek liberaal, zogezegd - alleen in de afwijzing van de staat toentertijd wat consequenter. Er was dus geen enkele sprake van democratisch centralisme. Het onderscheid in anarchisme en b.v. marxisme ligt niet in de methode hoe de staatsmacht te veroveren - het doel van alle politieke partijen, - maar in de waardering van de staatsmacht zelf. Het anarchisme (of haar varianten) onderscheidt zich juist hierin van alle partijen, dat het de door iedere richting geachte centrale politieke macht als voorwaarde voor verandering ontkent. Bij haar ligt de kracht in de werk- en woonsituatie. Vandaaruit zal zich moeten ontwikkelen een netwerk van vrije overeenkomsten, van groepen en organisaties op professioneel en territoriaal gebied, ook internationaal, ten behoeve van de productie en de consumptie en de bevrediging van de oneindige variaties van de behoeften en aspiraties van de moderne mens Van een krimpeconomie, Roel van Duijn, kan dan ook nooit sprake zijn. Wie laat bewust productiecapaciteit braak liggen bij een efficiënte en effectiëve exploitatie? Er moet juist productiegroei komen. De groei van de waarde van alle in een jaar in een land geproduceerde goederen en diensten. Waardoor de export kan groeien. De ruilvoet is het gemiddeld exportprijspeil gedeeld door het gemiddeld importprijspeil. Een ruilvoetverbetering ontstaat door een stijging van het gemiddeld exportprijspeil ten opzichte van het gemiddeld importprijspeil. Gebeurt het omgekeerde, dan is sprake van een ruilvoetverslechtering.

Ook stelt Emmanual Wallerstein: "Iedereen was ervan overtuigd de waarheid in pacht te hebben, er was geen enkele tolerantie." Dat is voor de hand liggend als je als organisatie vindt dat je anderen hebt te 'leiden'. Het anti-autoritaire ideaal is omgekeerd. Iemand wil een ander zelfstandig met zijn of haar ingwonnen inzichten aan het werk zien. Intellectuele vrijheid is dan: over dezelfde kennis(bronnen) beschikken als de ander. Uiteraard is dat een wenssituatie, zodat veel neer zal komen op gedelegeerd vertrouwen. Maar maak die noodzakelijke delegering dan ook zo democratisch mogelijk. Vaak wordt als dit ter sprake komt dan door anti-autoritairen verwezen naar de sofisten, de vijfde eeuw voor Christus. Verhef de mens tot maat van de dingen, zonder echter voor eens en voor altijd vaststaande gedachten te produceren. De sofisten eisten een natuurlijke rechtvaardigheid, wat zelfs tot de eis van afschaffing van de slavernij leidde. Deze eis trof de Attische maatschappij in het hart, want de slavernij was de belangrijkste basis van rijkdom van het toenmalige Athene(tevens de aanfluiting van elk 'klassiek' democratiebegrip). Hetzelfde zie je terug in de geschiedenis van volksrevoluties. Menige intellectueel voelt zich boven het vulgus staan en belijdt slecht gelijkheid met de mond.

Uiteraard zit er een grote spanning tussen vrijheid en gelijkheid, waar ook de anti-autoritair(anarchist -de vrije socialist staat tegenover de staatssocialist die per definitie aan politieke elitevorming doet) onvoldoende uitkomt. Zo zijn er die meer vrijheid kiezen waardoor zij in het anarcho-kapitalistische kamp komen. { Kapitalisme is voor hen een economisch stelsel dat wordt gekenmerkt door particulier eigendom van de middelen van voortbrenging, vervoer en handel, en door concurrerende markten voor goederen, diensten, kapitaal en arbeid.} De anderen kiezen voor meer gelijkheid en stellen als einddoel de socialisatie van de belangrijke maatschappelijke productiemiddelen. Belangrijk voor beide groepen blijft dat het individu zo veel mogelijk autonoom blijft.

Het ideaal van het anarchisme is zeer revolutionair. Maar het is de vraag, of het door een revolutie verwerkelijkt kan worden. Waardoor anarchisten meer gingen doen dan propageren. Soms werden ze puur gedwongen door de repressie. Maar enerzijds wie een bond of groep opricht kan snel een politieke partij of een oncontroleerbare voorhoede worden. Anderzijds wie effectief wil propageren moet institutionaliseren. Dat gaat ook op voor diegenen die anti-autoritair, dan wel minder autoritair willen leven. Die niet willen wachten tot er in die richting grote veranderingen zijn opgetreden.

Albert Ledder