De beangstigende terugkeer van Berlusconi
door Freddy De Pauw
De Italiaanse parlementsverkiezingen van 13 mei dreigen uit te lopen op een overwinning van de zogenaamde ‘Casa delle Libertà’, het Huis van de Vrijheden. Dreigen is een woord dat goed op zijn plaats is, want de verwachte terugkeer van Silvio Berlusconi is beangstigend. De Vrijheden waar het Huis van Berlusconi voor staat, zijn die van de agressieve ondernemer met een eigen media-imperium waarin alleen voor hemzelf plaats is. Dat Huis bestaat uit onder meer Berlusconi’s eigen Forza Italia, de Nationale Alliantie - opvolgster van de neofascistische MSI - en de uitgesproken racistische Lega Nord.
De kansen op succes van deze bundeling van rechts en uiterst-rechts, die zichzelf "centrumrechts" noemt, liggen hoog. Dat heeft verscheidene redenen.
1) Ulivo?
De belangrijkste is de ontreddering van wat doorgaans centrumlinks wordt genoemd, de bundeling van partijen die in 1996 als de ‘Ulivo’, met vaandeldrager Romano Prodi, naar de kiezer trokken. In die Ulivo zaten als belangrijkste partijen de "Democraten van Links" (DS), toen geleid door Massimo D’Alema, opvolgster van de communistische PCI, en de PPI (Italiaanse Volkspartij), officiële opvolgster van de Democrazia Cristiana (DC). In hun schaduw waren er nog de Verdi (Groenen), de rechtse partij Rinovvamento italiano (RI) van ex-premier Lamberto Dini en wat kleinere formaties.
Sinds de verkiezingen is er in en rond die Ulivo nogal wat veranderd. Er was een eerste crisis toen Rifondazione Comunista eind 1998 nog weigerde de regering van Prodi van buitenaf te steunen. In de plaats kwam D’Alema als premier. Een meerderheid van parlementsleden van Rifondazione scheurde zich af, richtte onder Armando Cossutta – jarenlang bijgenaamd ‘het oog van Moskou in de PCI – de Pcdi op, de ‘Partij van Italiaanse communisten’. Die trad prompt in de regering, met Olivero Diliberto op Justitie, later met oud-socialist Nerio Nesi op Openbare Werken.
De Ulivo kreeg versterking van een flink pak parlementsleden die in 1996 met rechts waren verkozen. Het ging vooral om vroegere christen-democraten die het onnatuurlijk vonden dat ze in de oppositie zaten en de gemakkelijkste weg naar de macht kozen: overlopen. Dat leidde tot de oprichting van de Udeur, een formatie geleid door Clemente Mastella, een man die model kan staan voor de traditionele cliëntelistische politicus.
Na de nederlaag van 2000 in de regionale verkiezingen, maakte D’Alema plaats voor Giuliano Amato, partijloos. Amato was tot 1994 een kopstuk, de nummer twee van wijlen de socialistische PSI van wijlen Bettino Craxi. Hij was na de verkiezingen van 1992 al premier geworden, feitelijk in de plaats van Craxi die toen net in de problemen kwam door de verse onderzoeken naar omkoopschandalen (Mani pulite, Schone handen).
Daarmee houdt het nog niet op. Prodi ging zijn eigen weg en richtte in 1999 samen met enkele populaire burgemeesters (en heel even ook gewezen magistraat Antonio Di Pietro) een nieuwe partij op, kortweg "Democraten". Die Democraten hebben samen met PPI, Udeur en RI onlangs de "Margherita" opgericht ter ondersteuning van Francesco Rutelli, gewezen burgemeester van Rome, ooit een voorman van de Verdi, die vooral uitblinkt in opportunisme en de jongste jaren flink naar rechts is opgeschoven.
Als klein tegengewicht hebben de Verdi samen met de "herstichte" socialisten van de SDI dan maar een andere bloem "opgericht", de Girasole, zonnebloem. De Pcdi staat daarmee alleen, Rifondazione voelt er zeer weinig voor om zich in dat gezelschap te compromitteren.
De ‘Ulivo’ en haar aanhangsels zijn dus wel een bijzonder onduidelijke verzameling, van "poststalinisten" tot en met rechtse gewezen christen-democraten van het puur cliëntelistische type. Ze wordt zeker niet bijeengehouden door een politiek project, maar alleen door de gemeenschappelijke angst om de macht te verliezen. Dat werkt zeker niet mobiliserend, zeker niet naar linkse kiezers. De grote vrees van het regeringskamp is dan ook dat die kiezers massaal zullen thuis blijven, zoals vorig jaar gebeurde met de regionale verkiezingen, wat een grote breuk is met de traditie van sterke deelname.
"Centrumlinks" dreigt daardoor in de eerste plaats verslagen te worden door de thuisblijvers.
2) Links
verkeert in een ernstige crisis, vooral door de crisis van haar belangrijkste component, DS. Die partij wordt meer en meer beheerst door de vleugel rond partijleider Walter Veltroni (kandidaat-burgemeester in Rome), die zichzelf ooit zag als de Italiaanse Kennedy en de Amerikaanse Democraten als het model. De voormalige PCI was de belangrijkste motor van het politieke debat in Italië. Haar ver doorgedreven sociaaldemocratisering als regeringspartij ging gepaard met een sterke depolitisering. Daardoor krijgen de Italianen nu een verkiezingscampagne op zijn Amerikaans, wat rechts natuurlijk veel beter uitkomt.
De linkse partijen of de linkervleugel van de DS kan zich bovendien niet optrekken aan grote sociale mobilisaties of aan andere mobiliserende thema’s. De klassenstrijd brandt op een laag pitje.
3) Rechtse eenheid
Maar zelfs als "centrumlinks" meer coherentie zou hebben, zou het nog grote problemen hebben om te winnen. In 1996 won de Ulivo niet door een enthousiaste mobilisatie, maar door de verdeeldheid van rechts. De Ulivo haalde nauwelijks iets meer dan 35 procent, met de externe steun van Rifondazione Comunista erbij rond 44 procent. Met vergelijkbare cijfers hadden de partijen van die coalitie in 1994 verloren.
Toen had de PPI overal eigen kandidaten, ze stond tussen de twee coalities in. Rechts leidde Berlusconi toen een coalitie van zijn eigen nieuwe Forza Italia, van de Nationale Alliantie én van de Lega Nord. Rechts won die verkiezingen, maar de regering kwam na zeven maanden ten val toen Umberto Bossi zijn Lega Nord uit de regering terugtrok.
In 1996 trok die Lega in alle noordelijke districten alleen naar de kiezer. Door de verdeeldheid van rechts behaalde centrumlinks veel zetels in het noorden, vaak met amper een derde van de stemmen. Nu Berlusconi en Bossi weer front vormen, zal rechts de meeste van die zetels zonder veel inspanningen terugwinnen.
Voor de volledigheid: de rechtse alliantie bestaat ook uit twee rechtse christen-democratische partijtjes, de CCD en de CDU. Ze zal wellicht ook kunnen rekenen op impliciete of externe steun van de authentieke fascisten, die van de MS-Tricolore.
Bossi en Haider
Die rechtse alliantie is deze keer nog uitgesprokener rechts dan in 1996. Berlusconi zelf heeft een zeer autoritaire visie, wat duidelijk te zien is in de organisatie van zijn partij én van het Huis van de Vrijheden: de duce beslist en stuurt zijn luitenanten uit om die beslissingen mee te delen en te doen uitvoeren.
De Nationale Alliantie (AN) is verdeeld tussen de groep rond partijleider Gianfranco Fini, de man die de partij zo respectabel mogelijk wil doen lijken, en neofascisten bij wie nauwelijks het voorzetsel neo past. Ondanks hun Italiaans "patriottisme" hebben die laatste veel sympathie voor de Lega Nord, vooral voor de meest uitgesproken racisten die de jongste maanden verscheidene betogingen hielden tegen plannen om een moskee te bouwen of gewoon tegen "de islam" – in feite tegen alle vreemdelingen die in hun ogen allemaal potentieel criminele elementen zijn. Zowel bij de Lega als bij AN én bij Forza Italia is de Oostenrijkse extreem-rechtse leider Jörg Haider buitengewoon populair. Minister van Buitenlandse Zaken Louis Michel had met zijn uitlatingen over de Lega zeker geen ongelijk.
Berlusconi trachtte tegenover de buitenwereld lang vol te houden dat Bossi en de Lega Nord geen grote rol in een rechtse regering zullen spelen. Intussen heeft hij de Lega belangrijke een vice-premier en enkele belangrijke ministerportefeuilles toegezegd. Maar tegenover zijn partners van de Europese Volkspartij (van Wilfried Martens) en andere politici (Tony Blair o.a.) zegt hij intussen te hopen dat hij genoeg zetels haalt om desnoods zonder de Lega Nord te regeren. Maar intussen ziet het ernaar uit dat het Huis van de Vrijheden net als vorig jaar in enkele regio’s afspraken zal maken met de fascisten die helemaal geen neo- voor hun naam moeten dragen, de MS-Tricolore die zich als de historische erfgename van het Italiaans fascisme beschouwt.
Prioriteiten
Wat valt er van een dergelijke rechtse alliantie aan de macht te verwachten? Kijken we even naar de regering Berlusconi van 1994 om enkele prioriteiten te bespeuren.
- De allereerste zorg ging naar de audiovisuele media. Berlusconi, eigenaar van Mediaset met drie nationale zenders. De overheidszender Rai is dus de grote concurrent. Als premier werd privé-eigenaar Berlusconi ineens ook de baas over de Rai. Hij haastte zich een nieuwe raad van bestuur te benoemen die naar zijn pijpen danste, wat toch wel een extreme vorm van belangenvermenging is. Er ontbrandde een debat over de noodzaak om een dergelijke ongezonde situatie te regelen.
Maar het bleef bij debatten. Een groot deel van de verantwoordelijkheid daarvoor ligt bij de DS en D’Alema. Deze laatste hoopte als premier dat hij met Berlusconi tot allerlei deals over grondwetsherziening kon komen zodat hijzelf de geschiedenis zou ingaan als de man die de instellingen van de Italiaanse Republiek moderniseerde. Berlusconi liet D’Alema zover gaan dat hij zich compromitteerde en sloeg dan de deur dicht. Intussen is er aan de situatie niets veranderd en kan Berlusconi binnenkort misschien weer de hand leggen op zijn concurrent.
In de aanloop tot de campagne bleek al hoe hij de taak van de Rai ziet: als een propagandazender. Want hij nam het niet dat die Rai een programma uitzond waarin werd gesproken over de (verdachte) oorsprong van zijn fortuin.
Dat fortuin is indertijd onder meer opgebouwd met geld afkomstig van een bank die zich specialiseerde in het witwassen van maffia-opbrengsten en met bouwspeculaties in Milaan en op Sardinië waar hij samenwerkte met Flavio Carboni, een onderwereldfiguur en sleutelfiguur van diverse schandalen (waaronder ook het bedrieglijk bankroet van de Banco Ambrosiano). Verder is Berlusconi zeer goed geholpen geweest door zijn politieke vrienden. De toenmalige socialistische leider en premier Craxi maakte speciaal een wet voor Berlusconi om zijn illegaal tv-rijk te legaliseren. Volgens recente onthullingen heeft Craxi in 1994 een handje toegestoken bij de oprichting van Forza Italia.
- Bestrijders van maffia en corruptie maken zich ook weinig illusies over een nieuwe regering Berlusconi. Een van de eerste maatregelen van zijn regering in 1994 was een amnestie voor al wie van corruptie werd beschuldigd. Minister van Justitie Alfredo Biondi moest die maatregel wel intrekken, maar intussen was iedereen op vrije voeten geplaatst. Diezelfde Biondi ging als kersvers minister in Palermo de advocaten van maffiabazen omhelzen en liet de maffiabestrijders symbolisch in de kou staan.
De strijd tegen de maffia kreeg ook nadien niet meer hetzelfde elan als in 1992-1993. Maar het kan nog erger dan nu, bij voorbeeld door het stelsel van de ‘pentiti’ (spijtoptanten, overlopers) verder uit te hollen en de situatie van de opgesloten maffiabazen comfortabeler te maken. Of door het moeilijker te maken bezittingen van maffiabazen in beslag te nemen.
Intussen draagt Berlusconi verscheidene van zijn medewerkers die verdacht worden van corruptie of banden met de maffia, weer voor als kandidaten voor een parlementszetel zodat ze kunnen blijven genieten van de parlementaire onschendbaarheid.
Het meest krasse voorbeeld is Cesare Previti, advocaat van Berlusconi’s zakenimperium Fininvest en in 1994 minister van Defensie. Deze man met uiterst-rechtse sympathieën wordt ervan beschuldig magistraten met enorme bedragen te hebben omgekocht, onder meer om te bekomen dat de grote uitgeverij Mondadori niet aan De Benedetti werd toegekend, maar aan Berlusconi – met succes trouwens.
Een ander voorbeeld is Marcello Dell’Utri die terechtstaat op de verdenking van samenwerking of zelfs lidmaatschap van de Siciliaanse maffia. Die man wierf in 1974 een maffiabaas aan als stalmeester op de villa Arcore van Berlusconi. Volgens pentiti bestonden er vanaf toen nauwe banden tussen Berlusconi’s omgeving en maffiaclans.
Die Dell’Utri is niet de eerste de beste in de melkweg van Berlusconi. Hij was als baas van Berlusconi’s reclamefirma Publitalia de architect eind 1993 van de stichting van Forza Italia. Hij heeft dat zeer deskundig gedaan. Die partij is qua organisatie volledig naar bedrijfsmodel geschoeid, wat bij veel kiezers de indruk moet geven dat ze het land kan besturen zoals een onderneming. De leiding van Forza bestond van in het begin trouwens voor een groot deel uit hoge kaderleden van Fininvest. Niet bepaald een model van interne democratie. Maar dat is ook weer te vinden in de woordenschat, volgens een efficiënt reclameconcept gebaseerd op de voetbalwereld – Berlusconi is tenslotte ook de baas van AC Milan. De benaming van de partij is een voetbalkreet, zoals ook de structuren vaak met voetbaltermen worden aangeduid (supporters, de spits…). Het is vooral beangstigend dat een dergelijke partij, creatie van een reclamefirma ten behoeve van een ondernemer, geen eendagsvlieg was maar het politieke leven in een tot voor kort gepolitiseerd land als Italië kan domineren.
(Uitpers, april 2001)