Israël: de enigste democratie in het Midden-Oosten ?
‘Ons doel is om een Palestijnse staat op de Westelijke Jordaanoever te voorkomen, door de droom van Palestijnen om zo'n staat te verwezenlijken, compleet te vernietigen. We doen dit door zo veel mogelijk nederzettingen te stichten in Judea en Samaria, zodat het nooit meer mogelijk zal zijn om zo'n droom te hebben.’

Geula Cohen, lid van de Knesset voor de Tehiya partij.

 

‘Er is geen kracht in de wereld, niet door rellen, niet door terroristen en niet door internationale druk die ons zal tegenhouden om nederzettingen te stichten door 'het volk van Israël' in alle delen van 'het land van Israël'.’
 

Yitzhak Shamir

 

‘Als de kolonisten de wet in eigen hand nemen, zal dat misschien helpen.’
 

Shlomo Goren, Hoofd Rabbi.


 
 

Israëlische doodseskaders.
 

Yasser Abu Ghosh zat met zijn vriend in een koffieshop in het centrum van Ramallah 's morgens, 10 juli 1991. Het viel hem op dat mannen vanuit 2 auto's vlakbij op hem zaten te letten. In de eerste zat een bekende collaborateur, in de tweede 3 mannen in burger. Vermoedend wat hun intenties waren, stond hij op en rende weg. Zij sprongen uit hun auto en renden achter hem aan. Yasser struikelde; toen hij weer probeerde op te staan werd hij door 2 kogels in de rug geraakt. Toen hij op de grond lag kwam één van de mannen naast hem staan en vuurde 2 kogels af in zijn achterhoofd.
 

Razzia's
 

Kolonisten houden herhaaldelijk razzia's in Yab'ad, dat omgeven is door nederzettingen. Groepen kolonisten slaan mensen in elkaar, schieten op hen en verbranden bomen. In januari dit jaar probeerden ze de hoge school voor jongens in brand te steken, dit werd nog net door militairen voorkomen. Later op die dag kwamen ze terug en vernielden alle ramen en deuren van de school.

Op 8 mei 1991, begonnen Israëlische bulldozers 80 dunums land in Deir al-Hateb te egaliseren terwijl kolonisten bezig waren honderden olijfbomen te kappen. Toen de dorps-mukhtar (burgemeester) naar de militaire gouverneur ging om te eisen dat het kappen gestopt zou worden aangezien hij en andere inwoners de legale eigenaren van het land waren, beweerde de gouverneur dat het land voor 15 Nis (fl. 13,-!!) en een pakje sigaretten verkocht was aan een kolonist genaamd David.
 

Aanvallen kolonisten
 

Kolonisten vallen voortdurend dorpsbewoners aan die dicht bij nederzettingen wonen en vernielen hun land, verwijderen omheiningen, kappen bomen en vernielen gewassen. Ook bedreigen zij landeigenaren en verbieden ze hen hun eigen land te betreden. In Bidu hebben kolonistenhet dorpsbewoners onmogelijk gemaakt om 4000 dunums van hun land te betreden. Kolonisten hebben een boer in elkaar geslagen toen hij zijn eigen land probeerde te ploegen.

Op 3 juli '91 werden er door soldaten pamfletten op bomen gehangen bij het dorp Beit Fourik waarin de bewoners gewaarschuwd werden dat ze de bomen op hun eigen land moesten kappen. Dit deden de bewoners niet. Op 20 juli deden soldaten met 5 bulldozers een inval in het dorp en stelden een uitgaansverbod in. Hierna werden 18 dunums land platgereden waarvan al eerder bewezen was dat het van de Palestijnse dorpsbewoners was. Israëlische autoriteiten hebben een groot deel van het gebied rond de nederzetting Makhoura als staatseigendom geconfisceerd en hebben de bewoners opgedragen duizenden van hun bomen te kappen. Delen van de pamfletten: ‘Omdat u militair eigendom heeft betreden en het land bewerkt heeft, er op gebouwd heeft en er op verbouwd heeft, zonder toestemming van het Israëlische leger, moet u het land terugbrengen tot de oorspronkelijke staat, alle bouwsels verwijderen en bomen kappen binnen 7 dagen nadat u deze aankondiging ontvangen heeft. Als u het niet doet, zullen de militaire autoriteiten het doen.’


 

Verbod op gezinshereniging
 

De Israëlische ‘civil administration’ in Bethlehem zond 30 brieven naar Palestijnse inwoners van Beit Sahour met het bevel dat ze hun vrouwen naar Jordanie moesten brengen omdat ze geen vergunning tot gezinshereniging hadden.

‘Het bouwen van nieuwe nederzettingen is een zaak die geen enkel commentaar verdient, sinds de hele wereld aan het idee gewend is dat de Israëli's het recht hebben om overal in de Westelijke Jordaanoever en op de Gazastrook te leven.’

Yossi Ben Aharon, directeur van het kantoor van Shamir. 


 

Water
 

Israëlische autoriteiten hebben 2 waterbronnen verzegeld van de families van 2 gedetineerden.


 

Inval
 

Israëlische autoriteiten deden op 23 juli '91 een inval in het gemeentehuis van Nablus. Meer dan 700 werknemers moesten het gebouw verlaten terwijl soldaten papieren en documenten doorzochten. Een reden werd niet gegeven.


 

Marteling met slangen.
 

Tijdens een razzia van militairen op 26 juni '91 kwam een speciale eenheid vermomd in burgerkleren in het kamp Aroub (Hebron). De speciale eenheid riep: ‘sla ze, die soldaten’, en probeerde jongeren zover te krijgen dat ze stenen gingen gooien. Dit werd niet gedaan omdat de jongeren onraad voelden. Toch werden er 7 jongeren gearresteerd, geboeid en geblinddoekt afgevoerd. In het militaire kamp vlakbij werden ze verscheidene uren geslagen en geschopt om ze tot bekentenissen te dwingen. Hierna werden ze naar de gevangenis van Hebron gebracht waar ze weer geslagen en verhoord werden door de Shin Bet, maar ze bekenden niet. 

In de gevangenis van Hebron opende een soldaat een zwarte tas vlak bij enkele gearresteerde jongeren. Uit de tas kwamen een aantal kleine slangen. De soldaat liet de slangen over de hoofden en nekken van de jongeren kruipen. Daarna zette hij de slangen onder hun kleren en dwong hij hen de mond open te doen waarna hij de kop van de slangen in hun mond stopte. Ook plaatste hij de slangen tussen hun benen op hun genitaliën. De jongeren waren doodsbang. Na een halfuur bekenden ze alles waarvan ze beschuldigd waren. Enkele van hen bekenden 14 tot 27 maal stenen gegooid te hebben naar militaire patrouilles. Ze werden gedwongen hun verklaringen te tekenen en werden teruggebracht naar hun cellen. Binnen 48 uur kregen ze een officiële aanklacht voor stenen gooien.


 

Gratis land voor kolonisten
 

Jeruzalem- De Israëlische regering geeft gratis land aan joodse kolonisten in de Bezette Gebieden. Een functionaris van het ministerie van defensie heeft dit in Jeruzalem toegegeven. De regering-Shamir wil het zo voor joodse kolonisten aantrekkelijk maken zich tussen de Palestijnen te vestigen. (Parool 27-07-91)

Israëls bejaarde regeringsleider zei tijdens zijn opvallend strijdlustige tv-optreden, dat ‘...wat mij betreft de onderhandelingen nu al kunnen beginnen met Syrië en andere Arabische landen, zonder de Palestijnen.’ Shamir herhaalde niet bereid te zijn Bezet Gebied te ruilen voor vrede: ‘Ik geloof niet in een territoriaal compromis. We hebben een zeer klein land. Tot in het diepst van mijn hart ben ik ervan overtuigd, dat wij tot in de eeuwigheid met dit vaderland verbonden zijn.’ (Volkskrant, 25-07-91)

Donderdagavond werd een auto met drie Palestijnen erin aangehouden door een man in legerkleding. Toen de auto stopte, leegde de aanvaller zijn machinegeweer op de auto. De inzittenden raakten zwaar gewond. Familieleden van de slachtoffers en liberale Israëli's beschuldigden de rechtse regering ervan dit soort incidenten aan te wakkeren. Zij vinden dat niet hard genoeg wordt opgetreden tegen joodse militanten die Palestijnen aanvallen. Woensdag nog werden drie joodse extremistische kolonisten die levenslang hadden gekregen voor de moord op drie Palestijnse studenten en twee burgermeesters op de Westelijke Jordaanoever, na zeven jaar vervroegd vrijgelaten. (Trouw, 29-12-90)

Israël heeft de beschuldiging van de Amerikaanse minister van buitenlandse zaken, James Baker, van de hand gewezen, dat de nieuwe nederzettingen ‘...het grootste obstakel op de weg naar vrede zijn.’ Jossi Ben Aharon, de directeur van het kabinet van eerste minister Yizak Shamir, zei vanmorgen dat ‘...er nu geen verband is tussen de nederzettingen en het vredesproces.’ Volgens hem zal de nederzettingenpolitiek pas ter sprake komen als het vredesproces in de fase van rechtstreekse onderhandelingen komt. De minister van bouwnijverheid, Ariel Sharon, zei vanmorgen ‘verbijsterd’ te zijn over de uitspraakvan Baker. Volgens hem had Baker moeten zeggen, dat de Syrische inlijving van Libanon en de enorme wapenwedloop in het Midden-Oosten de vrede in de weg staan. (NRC, 23-05-91)


 

‘Israël maakt Palestijnse economie stuk’.
 

Vertegenwoordigers van Westerse hulporganisaties in de door Israël Bezette Gebieden hebben een vernietigend oordeel geveld over de ‘stelselmatige vernietiging’ van de Palestijnse economie door de bezetter...Op de persconferentie werd uiteengezet dat Israël met hoge belastingen en een zeer ingewikkeld en uitputtend vergunningenstelsel de Palestijnse economie geen schijn van kans geeft met de Israëlische industrie en landbouw te concurreren. De gemiddelde wachttijd voor het verkrijgen van een vergunning voor het openen van een zaak is zes jaar.

(NRC, 22-06-91)

Volgens Vrede Nu geeft minister Sharon ook miljoenen dollars uit aan wegen om de circa 100.000 kolonisten naar hun woonplaatsen te leiden zonder dat zij daarvoor door of langs Palestijnse steden, dorpen of vluchtelingenkampen hoeven te reizen. Het Ministerie van Huisvesting wilde niet reageren op de beschuldigingen van Vrede Nu. Het zei alleen, dat het van plan is tegen 1992 13.000 wooneenheden op de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook te bouwen. Maar volgens de vredesorganisatie tonen de documenten aan dat het Ministerie in die periode er 30.000 neer wil zetten. De pre-fab-huizen kunnen in enkele weken worden gebouwd. 

Vorige week wees Israël een oproep af van de groep van de zeven grootste industrielanden (G-7) om een einde te maken aan de nederzettingenpolitiek. (Parool, 26-07-91)

President Bush heeft het Congres gevraagd akkoord te gaan met het uitstel van de kredietgarantie met 120 dagen tot na het begin van de vredesconferentie. 

Terwijl hij woest met zijn vuist op de tafel sloeg zei premier Shamir, tevens leider van het rechtse Likud-blok, tijdens een bijeenkomst: ‘Al de gebieden van Eretz Israël moeten bewoond worden door joden, in toenemende mate.’ Eretz Israël is een bijbelse term en Hebreeuws voor 'land van Israël', waartoe onder meer de bezette Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook behoren. In tegenspraak met eerdere uitlatingen zei de premier dat uitbreiding van de nederzettingen noodzakelijk is om Sovjet-joden te huisvesten. Een vergelijkbare uitspraak van Shamir in januari vorig jaar leidde tot afkeurende internationale reacties. Israël beweerde sindsdien dat het huisvesten van Sovjet-joden in de Bezette Gebieden geen stelselmatig beleid was'. 

Shamir spit de grond om voor een nieuwe stad binnen de Groene Lijn.

Deze week is de bouwgrond voor de nieuwe stad Tzur Yigal bouwrijp gemaakt. De stad komt 50 meter ten westen van de Groene Lijn , en dat gaf premier Shamir en minister van huisvesting Sharonin een toespraak de gelegenheid de politiek van de regering te bevestigen joodse Israëli's te huisvesten in het gebied dat onder Israëlische controle is. ‘Het is niet belangrijk waar precies deze nederzetting staat op de kaart. Het is belangrijk dat hij ligt in het Land van Israël’, zei Shamir tegen de ongeveer 1000 toekomstige bewoners van Tzur Yigal, Likud-activisten en inwoners van de stad nabij Kochav Yair. Minister van Volksgezondheid Ehud Olmert sprak botweg uit dat ‘...in het geval iemand enige twijfel zou hebben, we vandaag de dag duidelijk moeten zijn datsinds 1967 er geen Groene Lijn is geweest. De Groene Lijn is niet de grens of het raamwerk van de staat Israël, en dat is de nationale consensus van de afgelopen jaren en nu.’

(Jeruzalem Post, 05-10-91).

‘Degene die tegen nederzettingen is, is tegen immigratie’. (Ariel Sharon, Jeruzalem Post, 05-10-91).

Vier joden tussen de vijftig en zestig zijn door de Israëlische politie gearresteerd wegens het onder valse identiteit verkopen van land aan bewoners van de Westelijke Jordaanoever. De mannen hadden zich als Arabier verkleed. Onder hen bevonden zich twee advocaten en een makelaar in Arabische grond. (Nieuw Israëlietisch Weekblad, 27-03-1987).


 

Bewoners van Ramya verzetten zich tegen evacuatie.
 

Ramya is een klein oud dorp ten oosten van Akka; er wonen 17 boerenfamilies. Het dorp komt niet voor op de officiële Israëlische kaarten, is niet officieel erkend, hetgeen inhoudt dat er geen water, elektra, wegen, scholen of andere voorzieningen zijn; evenmin worden er bouwvergunningen afgegeven. Israël weigert overigens 122 Palestijnse dorpen, waar in totaal 77.000 mensen wonen, te erkennen en ontneemt ze domweg hun rechten.

Ramya is nauwelijks toegankelijk door de ruige heuvels, waar het tussen gelegen is. Niet ver er vandaan ligt de Israëlische nederzetting Karmeniel. Israël heeft nu aangekondigd de 100 hectare grond van Ramya te annexeren ter uitbreiding van Karmeniel ten behoeve van nieuwe immigranten. De bewoners van Ramya zijn middels een dwangbevel gesommeerd het gebied binnen een maand te verlaten. Volgens de Israëlische rechtbank is dat gebied al in 1976 bij Israël ingelijfd en verblijven de dorpsbewoners daar illegaal. Daarom moet ook elke familie nog een extra boete betalen, variërend van 7000 tot 25.000 NIS. Geen enkele inwoner heeft overigens ooit een document voor ogen gekregen m.b.t. inlijving, terwijl de inwoners zelf wel eigendomsdocumenten hebben van Ramya. De ontruimingsbevelen komen net in de Mousson-tijd, de tijd van oogst en de vruchtenpluk. 

Inwoner van Ramya en lid van de familie El Saoued: ‘Hoe kun je een mens met zijn wortels uit de grond rukken en er een ander mens voor in de plaats te planten? Wil dat zeggen dat Sovjet-nieuwkomers mensen zijn en wij niet? Waar is de democratie? Ze willen ons bang maken omdat niemand van ons bestaan weet. Ze noemen ons trekkende Bedouinen; we hebben hier huizen gebouwd, we leven van de landbouw, we planten druiven, olijven, groenten en we hebben hier vee. Wij wonen hier al zeer lang, lang voordat de staat Israël werd gevestigd. En dan zeggen ze ronduit tegen ons: ‘Jullie bestaan niet!"

Onder druk van protesten van de Ramya-inwoners heeft de Israëlische regering zich nu bereid verklaard de grond van hen op te kopen en hen elders grond aan te bieden in Arabische dorpen in de omgeving. Inwoners hebben dit aanbod uiteraard afgewezen. Voor de familie El Saoued bijvoorbeeld zou dit betekenen dat ze 11 hectare inleveren en er 400 m2 voor terug zouden krijgen! De inwoners gaan in hoger beroep tegen het besluit, dat een vorm van apartheid genoemd wordt. Op 17-8-'91 werd een solidariteitsmanifestatie gehouden, waar ook bewoners uit de omgeving, Arabische en joodse politici uit de Knesset en andere solidaire mensen aanwezig waren. Er waren spandoeken met teksten als: ‘Hier zullen wij onze graven graven, op de laatste rotsen, leve het leven’. Er werden leuzen geroepen als: ‘Wij zullen geen nieuwe immigranten accepteren ten koste van onze Arabische dorpen’, en ‘Overdag werken wij in hun fabrieken in Karmeniel, maar ze willen niet dat wij slapen in onze huizen in Ramya naast Karmeniel’. Een lid van de linkse Israëlische organisatie 'Charassa' zei: ‘Het besluit van de rechtbank betekent dat er voor de Arabieren geen mens, geen droom, en geen toekomst bestaat; dat is apartheid.’ Er verscheen ook politie om een oogje in het zeil te houden, in opdracht van minister Znifi, die voorstander is van deportatie van Palestijnen uit Israël, om de staat joods te houden en te beschermen tegen de, zoals hij dat formuleert, ‘Arabische kanker’. Er is een Comité voor Ramya opgericht, waarin Palestijnse parlementsleden, Palestijnse organisaties in Israël (de inwoners van Ramya zijn Israëlische burgers) en een deel van het Israëlische vredeskamp samenwerken om Ramya en andere niet erkende Palestijnse dorpen bescherming te bieden tegen de Israëlische plannen.


 

Een ander, actueel voorbeeld van samenwerking tussen de Gush Emunim-beweging en de Israëlische regering:

Begin oktober '91 bezetten zwaar bewapende kolonisten van de Gush Emunim m.b.v. parlementsleden en extreem-rechtse partijen in de regering Shamir een 40-tal woningen in het dorp Silwan, dat grenst aan Oost-Jeruzalem. Deze actie was de eerste in een door het leiderschap van de Gush Emunim-kolonisten in de Bezette Gebieden aangekondigde reeks protestacties i.v.m. de 8e komst van Baker naar het Midden-Oosten. De staatssecretaris voor Wetenschapszaken en 3 kamerleden namen actief deel aan de actie, de minister voor Wetenschapszaken kwam ter plekke zijn solidariteit betuigen en Sharon juichte de actie toe met als argument dat joden de vrijheid hebben om overal in Groot-Israël huizen te verwerven en te bewonen.

Het Ministerie van Huisvesting van Sharon heeft een deel van de veroverde huizen in Silwan gefinancierd, o.m. via de Himnuta-onderneming, een dochterbedrijf van het Joods Nationaal Fonds. De huizen behoorden grotendeels toe aan Palestijnen die in '67 in het buitenland waren en na die juni-oorlog niet meer terug konden keren, en dus gedwongen werden een vluchtelingenbestaan te leiden. Hun huizen vielen onder de ‘Law of Absentee Property’-wet; een 'Absentee' is iedere Palestijn die in 1967 niet (lijfelijk) aanwezig was in of op z'n eigendom en daardoor z'n eigendomsrechten heeft verloren. De 'beheerder' (een zetbaas van de staat) kan dan zulk eigendom verkopen aan de staat, aan lokale raden, of aan het Joods Nationaal Fonds, maar niet aan niet-joden. Naast het feit dat Palestijnen niet terug konden keren, werd dus ook nog eens hun bezit onteigend.

Bij de actie is een Palestijnse familie uit hun huis verdreven en hun inboedel is kort en klein geslagen. Weliswaar zijn de huizen weer ontruimd door de politie, die overigens van tevoren van de lang voorbereide actie op de hoogte was. Maar in een van de huizen mag een kolonistenfamilie blijven in afwachting van een juridische uitspraak. Die kan jarenlang op zich laten wachten, deze truc kennen we van andere veroverde panden (Grieks-Orthodox klooster in Oost-Jeruzalem): uiteindelijk wordt de diefstal gelegaliseerd en de kolonisten mogen blijven. En als ze er eenmaal zitten zijn ze niet meer weg te krijgen. Opvallend was dat bij de verslaggeving van deze actie door de Israëlische media de Arabische naam Silwan reeds was vervangen door een Hebreeuwse.