Transnationalisme Forum Jaarboek
Chris Keulemans en Shervin Nekuee
TRANSNATIONALISME: ALS NIETS MEER SAMENVALT
Elke samenleving heeft haar eigen vreemdelingen nodig.
Telkens als een
nieuwe tijd van haar vraagt dat ze zich herdefinieert zoekt
ze
vergelijkingsmateriaal, het tegenbeeld van haar eigen nieuwe
identiteit.
Om zichzelf te onderzoeken heeft ze een ander nodig: de
vreemdeling, die
niet is wat zij wel is. De vreemdelingen komen niet zomaar,
de samenleving
roept ze op. De koloniale grootmacht had de zwarte barbaren
nodig om de
eigen grootheid en beschaving te onderstrepen. De herstelde
economie in
het West-Europa van de jaren zestig voorzag haar eigen
succes van contour
met ongeschoolde arbeiders. De welvaartsstaat in crisis
bedacht in de
jaren tachtig voor zijn vreemdelingen 'integratie met behoud
van
identiteit' omdat hij zich afvroeg wie hijzelf was na jaren
van
ontzuiling. De markteconomie van het afgelopen decennium
bevestigde zijn
herwonnen autoriteit met de promotie van criminele
allochtone jongeren,
ongewenste vluchtelingen en illegalen tot belangrijkste
ordeverstoorders.
Maar nu wordt het ingewikkeld. Neem de Westerse natiestaten,
Nederland in
het bijzonder. Onze huidige samenleving nadert het punt dat
de vreemdeling
niet meer de ander is. Op het moment dat allochtonen in
grote steden de
meerderheid gaan uitmaken valt het onderscheid tussen
samenleving en
vreemdeling weg. De Nederlandse samenleving van de 21ste
eeuw is op het
punt gekomen dat zij het verschil tussen zichzelf en de
vreemdeling wil en
moet overstijgen. Ze zoekt de kracht om de aanloop te nemen
en over haar
eigen grenzen heen te springen. In de economie en de
technologie gebeurt
dat al: landsgrenzen betekenen weinig op de beurs en op
internet; de
samenleving als geheel kan niet achterblijven. De
Nederlandse democratie
zoekt een nieuwe definitie van zichzelf. Er moet een
democratie
uitgevonden worden die zonder landsgrenzen kan, zonder de
grenzen van de
natiestaat en zonder die van de etnische identiteit. En dus
heeft
Nederland nu vreemdelingen nodig die zowel diep vertrouwd
als mijlenver
verwijderd zijn. De vreemdelingen die de samenleving nu
nodig heeft om
zichzelf te begrijpen. Die zijn er: we noemen ze
transnationalisten. Geen
nieuwe mensen, soms wonen ze al jaren hier, wel een nieuwe
naam. In
tegenstelling tot de vreemdelingen van vroeger zijn ze niet
meer een
tegenbeeld van de ingezetenen: eerder het beeld dat die van
zichzelf in de
spiegel zouden willen zien. Niet meer de al vertrouwde
Ander, maar het nog
onbekende Zelf. Voor autochtonen zowel als allochtonen het
model van hoe
je moet overleven in een democratie zonder grenzen.
Transnationalisme
Wie zijn dat, de transnationalisten? De term is overgewaaid
uit
academische debatten. Verderop geven we er een hoopvolle, op
de toekomst
gerichte betekenis aan; voorlopig beschrijft hij meestal de
gewone mensen
voor wie "cultuur, gemeenschap, plaats en thuis niet
meer samenvallen,"
zoals John Schuster het formuleerde in een themanummer van
Contrast. De
gepensioneerde Turk die met een paar vrienden een
pendelwoning koopt in
zijn geboortedorp, om er de zomer door te brengen. De
Molukker van de
derde generatie die hulp biedt op Ambon. De jonge Marokkaan
die stenen
gooit in Amsterdam, als zijn Palestijnse leeftijdsgenoten in
Jeruzalem
worden neergeschoten. De Ethiopische restauranthouder die
zijn Eritrese
gasten beleefd, maar zwijgzaam bedient. De Surinamer die een
brommer
verscheept naar zijn broer in Paramaribo, waar de zendingen
van familie
uit Nederland een kwart van het nationale inkomen beslaan.
Het zijn de
nieuwe migranten, hun kinderen en kleinkinderen. Mensen die
hier zijn
geïntegreerd en tegelijk betrokken blijven bij het land van
herkomst.
Vroeger was dat moeilijk, maar nu zijn de mogelijkheden er
en wordt er
gebruik van gemaakt. Kijken naar de Turkse televisie in een
Nederlandse
buitenwijk, chatten met je verloofde in Iran of met een last
minute
goedkoop op bezoek bij je neef in Marokko. Het zijn mensen
die geen reden
hebben drastisch afscheid te nemen van hun etniciteit,
cultuur en afkomst.
Die krijgen hun plek in het Nederlandse heden en blijven van
invloed op
opinie en gedrag van de migrant hier. Ontkennen of vergeten
hoeft niet
meer in de digitale wereld waar verleden en heden, daar en
hier, met
elkaar in verbinding staan. Ze schakelen makkelijk van het
een naar het
ander. "Dat veroorzaakt geen verdeeldheid,"
schreef Sevtap Baycili
laconiek in Contrast, "geen conflicten, geen
verwarring, geen
identiteitscrisis, geen meervoudige persoonlijkheid. Soms
wel
nachtmerries. Maar het went." Transnationalisme is een alledaagse
staat
van zijn.
De transnationale werkelijkheid is minder heldhaftig of
romantisch dan het
nieuwe kosmopolitisme van wereldreizigers, kunstenaars en
zakenmensen,
maar wel complex. Neem de trieste dood van Cafer Dereli op 6
december 2000
op het Schouwburgplein in Rotterdam. Op die avond stak de
ene Turkse
jongen de andere neer. Is het relevant om te melden dat het
om twee Turken
ging? Nou en of. De een was samen met zijn kameraden in een
hongerstaking
om solidariteit te tonen met de politieke gevangenen in
Turkije. De ander
behoorde tot (of was op zijn minst aangezet door) de Grijze
Wolven. Het
was in alle opzichten een Turkse aangelegenheid, die zich
alleen niet
afspeelde in Turkije. Het slachtoffer kwam uit Antwerpen, de
dader uit
Rotterdam. Het ging hier dus ook om een Nederlander die,
hartje Rotterdam,
een Belg neerstak uit politieke motieven. Zaten ze dan nog
zo vast aan het
land van herkomst, de demonstrant die naar het on- Hollandse
pressiemiddel
van de hongerstaking greep en de nationalist die met
on-Hollands geweld
afrekende met zijn politieke tegenstander? Of waren ze juist
volledig
verhollandst: de jongen die de mensenrechten boven alles
stelde en de
andere jongen die temidden van zijn vrienden instak op
iemand die hem
ergerde? Het is transnationalisme op zijn treurigst. Het
slachtoffer werd
verscheurd tussen de mensenrechtenschendingen in zijn oude
land en het
gebrek aan aandacht hiervoor in zijn nieuwe land. De dader
was er hier
niet van overtuigd geraakt dat het de moeite loont om zich
aan de regels
van de democratie te houden en werd vatbaar voor de methodes
van de Grijze
Wolven. In de moord botsten het slechtste van Turkije en
Nederland op
elkaar.
Democratie zonder grenzen
Dat ene voorbeeld al laat zien hoe ingewikkeld een transnationale
samenleving kan zijn. Cruciaal voor het overleven ervan is
de permanente
overdracht van de sociale en politieke waarden waardoor de
samenleving
functioneert. In Nederland zijn dat de mensenrechten, in het
bijzonder de
individuele vrijheid van meningsuiting, maar ook minder
nauwkeurig
omschreven waarden als solidariteit tussen sterkeren en
zwakkeren,
empathie en tolerantie. Niet alleen hoort iedereen in
Nederland gelijke
toegang te hebben tot zulke rechten, maar ook deel te nemen
aan het
formuleren, actualiseren en verspreiden ervan, en van de
waarden die eraan
ten grondslag liggen. Dus: niet eenzijdig, maar wederzijds,
onderling en
onophoudelijk. Daarbij is het niet alleen heel belangrijk
dát zulke
waarden worden overgedragen, maar ook hoe en door wie. Neem
het
staatsmonopolie op geweld. Hier zo vanzelfsprekend dat je
het bijna zou
vergeten. Maar veel transnationalisten hebben een
geschiedenis in een land
waar er geen enkele reden bestaat te geloven dat geweld in
goede handen is
bij de overheid. Waar de Nederlandse overheid er niet in
slaagt haar recht
op het geweldsmonopolie waar te maken, daar nemen de
bewoners, oud of
nieuw, het geweld al snel in eigen hand. Steekpartijen,
schietpartijen, de
gevolgen zijn dodelijk. Waarom zou bij voorbeeld een
voormalige inwoner
van Belgrado geloven dat de Nederlandse regering, een lid
van de NATO
tenslotte, verstandig met zijn wapens weet om te gaan? Of,
om een paar
jaar terug te gaan, een moslim uit Bosnië? De
geloofwaardigheid van de
overheid breekt in de transnationale gemeenschap sneller af
dan vroeger.
Zwakheden of een dubbele moraal komen genadeloos aan het
licht. Voor een
deel van de burgers wordt de legitimiteit van de staat
steeds meer bepaald
door zijn buitenlandse verrichtingen. Daarbij is niet de
maximalisering
van de nationale belangen de maatstaf, maar het streven naar
de realisatie
en bescherming van de mensenrechten van hun gemeenschap in
het land van
herkomst. Houdt de staat zich buiten zijn grenzen niet aan
deze maatstaf,
dan wordt hij erbinnen afgestraft. De woede van de
Molukkers, die zo goed
zien hoe Nederland het laat afweten op de eilanden waar hun
verwanten
worden verjaagd en vermoord, is al twee jaar een aangrijpend
voorbeeld. Of
transnationale burgers zich in hun nieuwe land aan de regels
houden is dus
afhankelijk van de mate waarin dat land zich aan de regels
houdt in hun
landen van herkomst: exporteert een democratische staat zijn
democratie
geloofwaardig? Het is een wetmatigheid die zich overal
wreekt. Wie neemt
Amerikaanse verkiezingswaarnemers nog serieus, sinds ze zelf
hun
stembiljetten niet op orde blijken te hebben? Dichter bij
huis: hoe lang
zijn de Oost-Europese landen nog bereid te streven naar de
gestelde
standaard, wanneer het ze duidelijk wordt hoe ondemocratisch
en
ondoorzichtig de Europese Unie zelf wordt bestuurd? Het
Stabiliteitspact
voor de Balkan, de gezamenlijke steunoperatie van het
Westen, werd onlangs
door een medewerker vergeleken met de 'Parallelactie' uit Robert
Musil's
Man zonder eigenschappen: de grootscheepse organisatie van
een praalfeest
dat alles belooft maar nooit doorgaat. De afdeling die
mensenrechten en
democratie op de Balkan moet bevorderen, waaronder de
terugkeer van
vluchtelingen, wordt geleid door een Nederlandse ambtenaar
van het
ministerie van Buitenlandse Zaken. Dat is het ministerie
waar de
restrictieve ambtsberichten worden geschreven die veel
vluchtelingen een
Nederlandse verblijftitel onthouden. Het vreemdelingenbeleid
van de
lidstaten van de Europese Unie, zo sprak men in Tampere in
1999 af, zou
over vijf jaar geharmoniseerd zijn. Onderzoeker Philip Muus
zei op een
studiedag van de werkgroep Andere Tijden in januari 2001
onlangs dat er
nu, bijna twee jaar later, geen enkele reden is om aan te
nemen dat die
streefdatum ook gehaald wordt; minister Korthals van
Justitie was begin
februari in de Volkskrant nauwelijks optimistischer. Geen
wonder: een in
essentie humaan vluchtelingenverdrag moet worden omgezet in
Europees
beleid door topambtenaren uit de onzalige driehoek migratie,
criminaliteit
en veiligheid. En dat beleid moet vervolgens worden
uitgevoerd door de
Immigratie en Naturalisatie Dienst, die volgens
vreemdelingenadvocaat
Frank van Haren (in februari 2001, tijdens een bijeenkomst
van De Vrije
Zone) bij zijn medewerkers de overtuiging kweekt dat elke
vluchteling een
leugenaar is. Waarom zou diezelfde vluchteling geloven dat
het in
Nederland de moeite loont de waarheid te spreken? Het zijn
allemaal
voorbeelden van een democratie die openheid predikt en
geslotenheid
praktiseert. Die universele waarden uitdraagt maar werkt met
een dubbele
moraal.
Ook binnen Nederland spreken de instituten van de democratie
de taal van
het transnationalisme nog niet goed. De overheden, de
politieke partijen,
de scholen, de instanties voor werk en inkomen, ze zijn niet
ingericht op
mensen met twee geschiedenissen en twee loyaliteiten; mensen
die makkelijk
schakelen tussen de ene woordenschat en de andere, tussen de
waarden van
hier en de waarden van daar. Het leidt tot wrange, soms
zelfs tragische
situaties. Somaliërs die geacht worden reispapieren te halen
bij de
Nederlandse ambassade in hun land, dat door Nederland niet
wordt erkend en
dus helemaal geen ambassade heeft. Dissidente Iraniërs die
thuis leerden
niets op papier te zetten worden hier geacht elke afspraak
zwart op wit te
bevestigen. Albanezen die hebben geleerd dat je overleeft
door je buurman
te flessen en jezelf te bedriegen, zoals Elsa Ballauri van
de Albanian
Human Rights Group in februari 2001 in De Balie zei, worden
hier
bijgebracht dat wetten er zijn voor hun bestwil. Triest is
de situatie van
de Molukkers die hier kwamen uit loyaliteit en zich nu
verraden voelen.
Dat ze een dubbele identiteit hebben is al jaren bekend,
maar nu de crisis
toeslaat blijkt er geen model om ook de andere, hier niet
vertrouwde
identiteit recht te doen.
Er is veel goede wil. Er zijn ook veel mooie ideeën en
verstandige
subsidies. Daar tegenover staat veel domheid, onwil,
krampachtigheid,
bureaucratie, superioriteitsgevoel en gemakzucht. Maar het
belangrijkste
is de diepgewortelde weigering van instituties om in gesprek
te treden met
iemand die ze niet herkennen. Het is een weigering die
voortkomt uit een
ideaal: dat van een gemeenschap van mensen die 'de ander
kennen als
zichzelf.'
Wederzijdse herkenning en identificatie vormen vanouds de
basis voor deze samenleving. Respect voor anderen, met wie
die
identificatie niet bestaat, is moeilijk. Er is niet in
voorzien. In aanleg
is het een honorabel verlangen: een samenleving gebouwd op
wederzijdse
kennis van elkaar. Maar wat als de ander zich niet laat
kennen, en als het
initiatief ontbreekt om de onbekendheid op te heffen? Het
bekende
voorbeeld is de burgemeester die niet onderhandelt met
krakers zonder
achternaam. En ook dit auteursduo heeft zijn ervaringen. De
ene helft
kreeg dertien jaar geleden, bij aankomst in Nederland, van
de man in
uniform te horen: "Ik praat niet met iemand die geen
papieren heeft." De
andere helft bezocht rond de jaarwisseling veel
bijeenkomsten over de
toekomst: van de popmuziek, de zomerfestivals, kunst in de
openbare
ruimte, on line-documentaires, het cultuurbeleid, de nieuwe
vreemdelingenwet en Nederland in het algemeen. Goed
bezochte, interessante
bijeenkomsten; het aantal migranten was op de vingers van
een hand te
tellen. Valt er niet over de toekomst na te denken met
iemand die je niet
kent? Zelfs niet als hij in de toekomst een van je beide
buren wordt?
Daarom weten de Nederlandse politiek en instituties niet om
te gaan met de
onaangename kanten van de transnationale wereld:
islamistisch terrorisme,
bloedwraak, maffia-economie, mensenhandel. Ze hebben er geen
taal voor,
geen begrippenapparaat. In de westerse democratie waren het
tot voor kort
onbekende praktijken. Met mensenrechten, pluriformiteit,
parlementaire
democratie en consensuscultuur hebben die weinig te maken;
wederzijdse
herkenning is het laatste waar de terrorist, de smokkelaar
en de knokploeg
op uit zijn. Maar ze vormen, treurig genoeg, wel een
alternatief voor de
mensen die in de Nederlandse verzorgingsstaat geen plaats
vinden. Dat
zulke praktijken traditioneel als crimineel buiten de orde
worden
geplaatst maakt ze niet minder werkelijk. Om die reden mogen
ze niet
worden genegeerd. Het geweld maakt deel uit van de
maatschappelijke orde,
het vestigt zich in het straatbeeld, de denkwereld en het
dagelijkse
taalgebruik. Ontkennen en marginaliseren heeft geen zin.
Identificatie
De wens de ander te kennen als zichzelf, het beeld van een
gemeenschap
gebaseerd op wederzijdse herkenning en identificatie,
schrijft Iris Marion
Young in
'The ideal of community and the politics of difference' ontkent
verschillen en maakt het dus moeilijk hetzelfde respect op
te brengen voor
mensen met wie je je niet kan identificeren. In de
transnationale
samenleving komt de schaduwzijde van het verlangen naar
eenheid en
gemeenschap aan het licht. 'A desire for unity or wholeness in discourse
generates
borders, dichotomies and exclusions.' Of nog scherper gezegd:
'The move
to create totality creates not one, but two: inside and
outside.' De bouw van Fort Europa is een duidelijk
voorbeeld. Maar ook
daarbinnen, onder de gemeenschappen van mensen die alleen
hun gelijke
herkennen, neemt de neiging toe zich naar binnen te keren en
af te
sluiten. Neem een jonge Turk uit Rotterdam. Als alles goed
gaat is zijn
identiteit even sterk Turks als Rotterdams. In het dagelijks
leven
schakelt hij tussen beide codes al naar gelang de gelegenheid
vraagt. Maar
dat werkt alleen als op beide identiteiten een even zwaar en
verantwoord
beroep wordt gedaan. Neemt de druk aan de ene kant toe en
verslapt van de
andere kant de aandacht, dan raakt hij uit balans. Dan kiest
hij voor de
gemeenschap die op dat moment het zwaarst voor hem telt. Het
werkt
paradoxaal: hoe minder Rotterdam de Turkse identiteit
serieus neemt, des
te meer die geactiveerd wordt. Met als gevolg dat de normen
van de Turkse
gemeenschap voor gaan, soms ook als die van hem vragen over
te gaan tot
bloedwraak of politiek geweld. Een samenleving die de
transnationale
identiteit negeert, de etniciteit van de migrant continu
problematiseert
en zijn loyaliteit wantrouwt, die een moraal propageert maar
niet
waarmaakt, dwingt tot het bouwen van verdedigingsmuren. De
migrant raakt
meer aan de eigen etniciteit gebonden en gaat er minder
speels mee om,
minder bewust van de context. Etniciteit is dan niet langer
een onderdeel
van het zelfbeeld, het wordt een alles beheersend bewustzijn.
Gevangen in
de oude cultuur wordt de migrant een marionet in handen van
de mensen die
een etnische of religieuze wet voorschrijven voor alle
facetten en
aspecten van het leven. De ene keer is dat een imam die de
fatwa tegen een
schrijver afkondigt, de andere keer een vader die zijn zoon
aanzet tot de
moord op de stiekeme geliefde van de dochter. De angst voor
het verlies
van zijn etnische identiteit maakt de migrant ontvankelijk
voor etnische
manipulatie. De Britse sociaal-wetenschapper Paul Gilroy zag
dit
verschijnsel opkomen en groeien in de zwarte gemeenschappen
in Engeland en
de Verenigde Staten. Zijn geliefde pluriforme zwarte
identiteit, die
invloeden opneemt van verschillende continenten en
samenvoegt tot een
nieuw, hybride geheel, staat onder druk. Hij verzet zich fel
tegen het
essentialistische zwarte denken, tegen zwarte leiders die de
massa sturen
in de richting van een eigen, zij het imaginaire, zwarte
natie. "Het idee
van zwarten als een nationale of proto-nationale gemeenschap
met zijn
eigen hermetisch gesloten cultuur speelt een sleutelrol in
deze
mystificatie en het misplaatste idee van 'nationaal belang'
wordt gebruikt
om tegenspraak te smoren en het politieke debat te
censureren."
De radicale identificatie met een mythisch, strijdlustig
zwart Afrika
ontbreekt in Nederland nagenoeg. Maar etnische groepen die
naar binnen
keren kennen we hier ook. Als tolerantie een ander woord
wordt voor
wederzijds vermijden, als solidariteit louter financieel
wordt uitgedrukt
en de politiek geen bron is voor collectieve inspiratie, dan
richt de
empathie van veel mensen zich alleen nog op leden van de
eigen groep en
ligt fragmentatie op de loer. In die gefragmenteerde
samenleving bestaat
elke vereniging bij gratie van andere verenigingen. Homo's
zoeken het in
welvarende witte buurten, want migranten tolereren hen niet
in andere
stadswijken. Moslims wonen bij elkaar in de buurt, omdat de
Hollandse
buren geen respect tonen voor hun godsdienst. Hindoes
richten eigen
scholen op, om de bovengemiddelde resultaten van hun
kinderen veilig te
stellen. En uit elk van die groepen zullen zich weer die
mensen zich
losmaken die in status en inkomen boven hun gemeenschap
uitsteken. De
favoriete bestemming is
de slaapwijk voor tweeverdieners, waar de straten
schoon zijn en de kinderen niet hoeven te vrezen voor
vechtpartijen op het
schoolplein. Ver van de binnenstad, waar het experiment van
Iris Marion
Young's 'unoppressive city', die een openheid naar de
ongeassimileerde
ander vereist, een spannende, maar moeizame ontwikkeling
doormaakt.
Dit alles dreigt een geperverteerde soort democratie op te
leveren. De
communicatiekloof tussen de groepen neemt toe. Het
vertrouwde Nederlandse
model van individuele vertegenwoordigers van individuele
stemmers verliest
terrein. Er ontstaat rond het parlement een extra laag van
controle. Zoals
het geprivatiseerde zakenleven ook al een nieuwe klasse van
toezichthouders in het leven heeft geroepen, zo zullen de
verschillende
etnische en nationale groepen hun eigen belangenbewakers
afvaardigen. De
bestaande politieke partijen reageren te traag op de nieuwe
burgers.
Kiezers richten hun verwachting op nieuwe pressiegroepen,
die in de
overheid niet altijd de geschikte onderhandelingspartner
zullen vinden. De
individuele democratie verandert in een groependemocratie.
Het zou een
curieuze voortzetting zijn van de traditionele cultuur uit
sommige landen
van herkomst, van kleine gemeenschappen met elk hun eigen
woordvoerder, in
de snel transformerende maatschappij van het Westen. De
jonge historicus
en filosoof Luuk van Middelaar schreef onlangs in De Helling
een stuk over
het nut van politieke partijen: "Het is veel
belangrijker representatie en
pluralisme nieuwe, levensvatbare vormen te geven, dan de
politieke
partijen in stand te houden, tenminste in hun huidige
vorm." Hij
beschrijft hoe sinds 1989 de politiek 'denationaliseert' als
gevolg van de
economische globalisering. De politiek "'die tot voor
kort nog enige
autonomie genoot, kan nu weinig meer doen dan de economische
ontwikkelingen volgen." Hoe weinig landsgrenzen en
politieke controle nog
samenvallen, illustreert hij met het volgende voorbeeld:
"veertig procent
van de totale waarde van de mondiale internationale handel betreft
in
feite 'handel' tussen verschillende vestigingen van een en
hetzelfde
transnationale bedrijf." Om de belangrijkste
kwaliteiten van de liberale
democratie te behouden, haar pluralisme en haar
representativiteit,
schrijft hij, moeten er nieuwe vormen van politiek worden
uitgedacht. Het
is dus hoog tijd voor een nieuw soort vreemdelingen. De
samenleving staat
voor een grondige herdefinitie en ze heeft haar
vreemdelingen weer nodig.
Ditmaal zijn dat de
transnationalen. De vreemdelingen die
hier thuis zijn,
moeten haar inspireren tot de sprong over haar eigen
grenzen. Als het de
economie is die haar dwingt een politiek te ontwerpen die
over de grenzen
heen geldig blijft, dan zijn het de
transnationalen die haar
het model
bieden voor het nieuwe type burgerschap. De
verantwoordelijkheid ligt niet
meer alleen bij de oudgedienden, de mensen die hier hun
geschiedenis
hebben. Lolle Nauta, die telkens weer in staat is om lange,
geconcentreerde denkoefeningen te herleiden tot zinnen van
klare eenvoud,
zegt het in zijn nieuwe boek zo: "Het is minder vreemd
geworden om vreemd
te zijn." In de nieuwe stedelijke samenleving van het
westen zijn de
rollen omgedraaid: "Terwijl in een traditionele
gemeenschap een
vreemdeling opvalt, valt in een stad een bekende op."
En dat maakt dat een
samenleving zonder haar vreemdelingen niet meer over
zichzelf kan
nadenken. 'De eigen samenleving is voor een belangrijk deel
vreemd
geworden en dit vormt een kenmerk van moderne maatschappijen
in het
algemeen, ongeacht de hoeveelheid allochtonen die wordt
opgenomen.' Het is
een andere manier om te zeggen dat het traditionele
onderscheid tussen
vreemd en eigen niet meer telt, in de steden van vandaag en
morgen. De
samenleving die niet in staat is steeds op twee niveaus te
denken, het
nabije en het verre, het eigene en het vreemde, die vormt
geen
geloofwaardig onderkomen voor haar nieuwe burgers.
Nieuwsgierigheid
Zijn de mensen die we transnationalen noemen dan in staat om
hun
verantwoordelijkheid te nemen - om de oude waarden van
pluraliteit en
representatie nieuw leven in te blazen, en daarmee de
waarden voor een
humane democratie die de komende eeuw in kan? Het zou
kunnen. Als we het
begrip 'transnationaal' een hoopvolle, op de toekomst
gerichte betekenis
geven, dan zijn de gevraagde eigenschappen er onder te
vangen.
Transnationalen zijn per definitie pluraal; alle pogingen om
ze te
reduceren tot etnisch of nationaal homogene groepen zijn
geforceerd en op
de lange duur tot mislukken gedoemd. En de kunst van het
representeren is
ze eigen: waar ze ook zijn, ze vertegenwoordigen altijd het
andere, het
niet-aanwezige. Ze zouden dus de prototypes kunnen zijn van
de burgers van
de toekomst. Zolang ze maar het evenwicht bewaren tussen wat
de schrijver
Amin Maalouf noemt 'de verticale en de horizontale erfenis':
de ene
afkomstig van hun voorouders, de tradities van hun volk, van
hun
religieuze gemeente; de andere afkomstig van hun tijd en
tijdgenoten.
Migranten moeten die rol zelf op zich nemen. Nu gaan ze nog
te vaak
krampachtig met hun plurale positie om en graven zich in in
hun verticale
erfenis. Ze blijven steken in de dogma's van hun culturele
roots. Daar
zoeken ze bescherming tegen de onzekerheden van de
horizontale erfenis. De
angst slaat toe, de
pioniers van de toekomst verstarren. Zo kan het
gebeuren dat Neder-Marokkaanse mannen petities rond laten
gaan tegen een
uitbreiding van de vrouwenrechten in Marokko, dat Turkse
vaders met een
pistool onder het kussen slapen en dat de opera 'Aïsja' door
Hollandse
imams wordt verketterd. Valt er voor de moeilijke positie
van de lager
opgeleide en oudere eerste generatie migranten begrip op te
brengen, van
de jonge intellectuele voorhoede mag meer worden verwacht.
Waarom is er
geen pamflet van de Marokkaanse intelligentsia, vóór het
doorgaan van
'Aïsja' en tegen de tirannie van religieuze dogma's? Waarom
geen manifest
van Turkse denkers tegen de lange arm van de Grijze Wolven
in Nederland?
En waarom was er geen stille tocht door alle
Nederlands-Turkse steden, van
Rotterdam tot Arnhem, ter veroordeling van het
nationalistische geweld op
het schouwburgplein in Rotterdam. Bij het debat over de
toekomst van
Nederland laten migranten-intellectuelen het afweten, tenzij
ze optreden
als belangenbehartigers van hun etnische groep. Vaak zwijgen
ze zolang
niemand ze iets vraagt. Waarom leveren ze alleen
intellectuele prestaties
op bestelling? Waarom leveren ze geen ongevraagde bijdrage
aan de sociale
en culturele agenda voor het Nederland van morgen? Vorig
jaar lukte het
drie dappere Turkse moeders in Deventer wel om de
gemeenschap op zijn kop
te zetten. Ze wilden dat hun kinderen van de zwarte school
in de buurt
werden overgeplaatst naar een verderop gelegen gemengde
school, met
vergoeding van de reiskosten. Ze wilden hun kinderen zien opgroeien in
een omgeving die de hele samenleving weerspiegelt, niet maar
een fragment
ervan. Niet één gemeenschap vormen van de vele, maar deel
uitmaken van het
leven in de multiculturele stad, met al zijn kleuren en
facetten. Het
wachten is nu op even dappere migranten-intellectuelen, die
deze lijn door
willen trekken en hun rol in de publieke ruimte opeisen. En
dat is een rol
die meer inhoudt dan alleen de ervaringsdeskundige, de
belangenbehartiger
of het exotische ding te spelen. Je zou kunnen zeggen dat ze
dan pas
transnationalen zijn in de toekomstgerichte betekenis van
het woord.
Zelfverzekerd genoeg om uit de loopgraven van cultureel
protectionisme,
artistiek exotisme en mono-etnisch denken te klimmen, om
Nederland te
laten zien hoe achterhaald het vocabulaire van de
natie-staat is. Het zal
een democratie opleveren van mensen die elkaar niet kennen
en toch een
gemeenschap aangaan, gebaseerd op respect zonder
identificatie. Het oude
ideaal van een gemeenschap gebaseerd op herkenning is niet
langer
haalbaar. De Vreemde, met wie je op het eerste gezicht heel
weinig gemeen
hebt, is geen vanzelfsprekende aanwezigheid en zal dat nooit
worden.
Idealiseren hoeft ook niet, maar hij is er. En het is de
kunst juist wel
in dialoog te treden met de mensen die je niet kent. De
uitdaging is open
te zijn naar de ongeassimileerde ander, zoals Iris Marion
Young het noemt.
De samenleving zal nooit meer alleen uit bekenden bestaan:
ze stroomt
almaar verder. Je begeeft je in voortdurend wisselende
gezelschappen met
als enige constante de Vreemde zelf. Het gaat er dus om een
gemeenschap te
vormen met de Vreemde die meer op je lijkt naarmate je zelf
vaker ergens
vreemd bent. Het sleutelwoord: nieuwsgierigheid. Niet alleen
als
eigenschap, als deugd, maar als organiserend principe voor
de samenleving.
Nieuwsgierigheid die geen genoegen neemt met het onbekende
is cruciaal om
vijandige stereotypering en het langs elkaar heen leven van
etnisch
gesloten groepen te voorkomen. De nieuwsgierigheid van
iemand die, om
zichzelf te kunnen plaatsen in een omgeving die dagelijks
van gezicht
verandert, telkens opnieuw moet ontcijferen waar hij is en
door wie hij
omringd wordt. Een gemeenschap gebaseerd op
nieuwsgierigheid, niet op
herkenning: om dat te bereiken moet het oude Nederland onder
ogen zien dat
het, om zelf te overleven, precies die vreemdelingen nodig
heeft die het
nu nog uitsluit, die het vandaag over grenzen probeert te
zetten die
morgen niet meer bestaan.