De nieuwe (?) politieken van (een deel
van) de andersglobaliserings-beweging.
Bron: Buiten de Orde oktober 2003
Auteur: Saskia Poldervaart
Het politieke en het sociale.
In de in Nederland meest bekende studie
van sociale bewegingen, Tussen verbeelding en macht van onder andere Jan
Willem Duyvendak, worden sociale bewegingen primair opgevat als politiek
fenomeen. Volgens hen streven sociale bewegingen 'politieke doelen' na,
waarmee ze bedoelen, zo blijkt uit hun conclusies, dat sociale bewegingen
zich moeten richten op de overheid Dus zouden sociale bewegingen die zich
niet op de overheid richten geen sociale bewegingen zijn, omdat hun doelen
niet 'politiek' zijn. Dit impliceert tevens dat maatschappijverandering
alleen via de overheid mogelijk is. Hierdoor worden alle vroegere en
huidige bewegingen die maatschappij-verandering nastreefden en nastreven
door hun idealen in het hier en nu toe te passen en die zich niet richten
op de overheid (en die ik 'utopische bewegingen' noem, zie verder)
genegeerd [1] Dit betekent ook dat de huidige Do-it-Yourself activisten,
die een belangrijke stroming vormen van de andersglobaliseringsbeweging en
die zich niet richten op de officiële politiek, buiten de definitie van
sociale bewegingen zouden vallen.
Tja, wat is politiek. Daar zijn al veel boeken over geschreven sinds de
activisten van de jaren zestig het begrip politiek hebben uitgebreid met
seksualiteit en het (autoritaire en op consumptie gerichte patroon van
het) gezinsleven en feministen dit weer uitbreidden met sekse en
taakverdelingen binnen het gezin. In het helder geschreven boekje De kern
van de Politiek wijst de politicoloog Cees van der Eijk erop dat mensen
ernaar streven om hun activiteiten zoveel mogelijk als politiek te
benoemen. 'Het maakt een boel uit of een probleem beschouwd wordt als
behorend tot het politieke domein. Degenen die bij een bepaald onderwerp
belang hebben (..) zullen ofwel proberen te bevorderen, danwel te
voorkomen dat dat onderwerp als politiek wordt gezien'. Zelf kiest Van der
Eijk voor de aspectbenadering van politiek: het perspectief dat politieke
verschijnselen zich overal voordoen (en niet een bepaald domein
betreffen). Dit betekent dat hij politiek niet beperkt tot het
overheidsbeleid. Politiek gaat volgens zijn omschrijving over conflicten
en samenwerking die grote groepen mensen betreffen, ofwel die een
gemeenschap als geheel aangaan. Alleen die conflicten zijn politiek als
het (mede) gaat om het vastleggen van de verdeling van macht en
zeggenschap over voor de gemeenschap bindende beslissingen. Toch stelt Van
der Eijk: 'Wat politiek is, is afhankelijk van de keuze van het systeem
waarin men geinteresseerd is', en concludeert: 'Wat politiek is blijft
problematisch'.
Het gaat mij er in dit artikel niet om wat precies onder politiek moet
worden bestaan (politieke verschijnselen doen zich overal voor); wel wil
ik het onderscheid tussen het politieke en het sociale (een onderscheid
dat niet alleen academici maar vaak ook -vroegere?- activisten aanbrengen)
bekritiseren. Veelal wordt dan heel snel het politieke veel hoger
gewaardeerd dan het sociale (ofwel het maatschappelijke, te omschrijven
als: het gebied van de dagelijkse interacties, waarden, cultuur,
zelforganisaties). Door het onderscheid tussen én hogere waardering van
het politieke boven het sociale, zoals dat o.m. gebeurt in de politieke
geschiedenis, ziet men niet in hoe een aantal ongeschreven regels
(bijvoorbeeld dat vrouwen verantwoordelijk zijn voor het huishouden en de
kinderen) als vanzelfsprekendheden buiten de politieke geschiedenis
blijven. Deze vanzelfsprekendheden beinvloeden echter de politieke
besluitvorming op allerlei niveaus.[2] Het onderscheid tussen het sociale
en politieke brengt ook veelal met zich mee dat sociale bewegingen onder
de sociologie vallen en het begrip 'democratie' als typisch
politicologisch wordt beschouwd en waarbij dit begrip al snel beperkt
wordt tot het al dan niet bestaan van politieke partijen en vrije
verkiezingen. Genegeerd wordt hierdoor dat het veelal juist sociale
bewegingen zijn geweest die gepoogd hebben alternatieve vormen van
democratie in praktijk te brengen. De socioloog Stuart Hall richt zich, in
zijn kritiek op het onderscheid tussen het sociale en politieke, vooral op
Links, dat de sociale, culturele en subjectieve dimensie van het politieke
negeert. Links blijft volgens hem veelal nog steeds in objectieve
structuren denken en in relaties tussen het economische en het politieke.
Het feminisme en de sociale bewegingen rond seksuele politiek hebben
volgens hem een destabiliserend effect gehad op het als stabiel beschouwde
theoretische universum van Links. [3] Het feminisme heeft geleerd dat alle
maatschappelijke praktijken en vormen van overheersing bepaald worden door
seksuele identiteit en positionering, stelt Hall. 'Als we ons niet inlaten
met de manier waarop sekse-identiteiten worden gevormd en veranderd en in
politieke zin worden aangewend (...) zullen we onze weerstanden tegen
verandering niet kunnen begrijpen'. Hall wijst erop dat er geen
verandering mogelijk is als wij [mannelijke theoretici] zelf onveranderd
blijven. Dit komt overeen met de opmerking van Derrida: 'Kunnen wij
[mannen] de democratie denken zonder aan broederschap te denken, zonder
etnocentrisch en androcentrisch te denken?
Hall's pleidooi voor de erkenning van de sociaal-culturele en subjectieve
kant van de politiek en het belang van inzicht in de politieke aanwending
van seksuele identiteiten is zeer lange tijd niet alleen door linkse
academici maar ook door linkse activisten fel bestreden. Want dat zou
afleiden van de 'echte' politiek en dat is/was: de verovering of
omverwerping van de staat. Toen er bijvoorbeeld vanaf de jaren 1980 een
enorme subcultuur binnen de kraakbeweging opbloeide, was dat zeer tot
verdriet van de Amsterdamse groep die zich in 1987 de 'Politieke Vleugel
van de Kraakbeweging' ging noemen. Deze PVK gaf de andere groepen die zich
vooral richtten op de subcultuur en op andere manieren van wonen, werken
en omgaan met elkaar, de naam 'grutters', en schrapte de vaste
vrouwenavond van het programma; de vrouwenstrijd zou als deelstrijd alleen
maar 'vervreemden van het geheel van de sociale strijd'. In de hierna
volgende felle strijd hebben de zogenaamde 'politieken' het van de 'subculturelen'
verloren, maar de geschiedenis van de dominante socialistische bewegingen
laat zien dat dat meestal andersom was: alles wat met het dagelijkse
omgaan met elkaar te maken had, ofwel het sociale, is bijna altijd als
minder belangrijk beschouwd dan het politieke.
Een academicus die zich nadrukkelijk keert tegen het meer waarderen van
het politieke boven het sociale is de politicoloog Robert Putnam. Putnam
bepleit een waardering van sociaal kapitaal, hetgeen te beschouwen is als
een mix van sociale betrokkenheid, netwerken, vrienden, familie. Dit
sociaal kapitaal is volgens hem door Links veel te lang genegeerd en hij
benadrukt het belang van het sociaal actief zijn van mensen om zo een
grote diversiteit in de maatschappij in stand te houden. Volgens hem is
sociaal actief zijn net zo belangrijk, of misschien wel belangrijker, voor
de democratie dan het politiek actief zijn. De socioloog Elchardus stelt
ongeveer hetzelfde: 'Juist door mensen meer zeggingskracht over hun
onmiddellijke omgeving te geven [via buurtorganisaties] kan de democratie
worden verstevigd'. Ook de Belgische anarchist Wim Vanderbussche benadrukt
het belang van zeggingskracht over je eigen omgeving en verwijt eind jaren
1980 zijn mede-anarchisten alleen oog te hebben voor actiegroepen. Hij
wijst erop dat er vele netwerken bestaan, variërend van burenhulp tot
directe actiegroepen, waarin allerlei mensen strategieën ontwikkelen om
hun eigen leven zelf vorm te geven, maar dat anarchisten meestal alleen de
directe actiegroepen als belangrijk zien, waardoor ze al ziende blind zijn
voor andere netwerken. Maar dit verschil in belang tussen burenhulp en
actievoeren lijkt in de andersglobaliseringsbeweging overwonnen (zie ook
verder). Zo pleit de Leeds May Day Group voor een afwijzing van het
verschil tussen activisten en niet-activisten, om het wij-zij denken tegen
te gaan en de relatie tussen sociale actie en betrokkenheid aan te geven.
De meeste activisten zijn bekend met de reeds rond 1975 geformuleerde
feministische leuze 'het persoonlijke is politiek' waarbij de inzet is dat
er een relatie is tussen hoe je wilt leven, hoe je met mensen wilt omgaan
en hoe je de strijd voor maatschappelijke verandering wilt voeren. Maar
wel blijkt vaak dat in actiegroepen het persoonlijke telkens weer politiek
gemaakt moet worden. Tegelijkertijd lijkt het dat deze leuze in het
geinstitutionaliseerde feminisme gereduceerd is tot een eerlijker
verdeling van de arbeid buitenshuis en binnenshuis tussen de seksen.
Terwijl het in de leuze toch niet alleen ging om het politieke van
relaties, seksualiteit en de verdeling van huishoudelijke taken aan te
geven (de politieken van het persoonlijke) maar ook om het streven naar
veranderingen van onderop en doorbreking van het monopolie van
'deskundigen'. In de reductie van het geinstitutionaliseerde feminisme
ontbreekt het sociale/de sociale participatie.
De Raad voor het Jeugdbeleid vervalt in haar advies voor sociaal-culturele
zelfstandigheid voor meisjes niet in dit reductionisme (Raad voor het
Jeugdbeleid 1991). Deze raad pleit voor een drieledig toekomstperspectief
voor zowel meisjes als jongens. Dit drieledige perspectief houdt in dat
beide seksen zouden moeten leren dat er van hen verwacht wordt dat zij
later taken op het gebied van 1)arbeid binnenshuis, 2)arbeid buitenshuis
én 3)op het terrein van sociale participatie combineren. Alle kinderen
zouden moeten leren dat het om meer gaat dan taken binnen- en buitenshuis,
dat het ook gaat om het tonen van betrokkenheid bij de wereld om je heen.
In een volgend rapport van de Raad voor het Jeugdbeleid (1995) wordt
geprobeerd deze sociale participatie nader invulling te geven. Deze
participatie vindt plaats in de vrije tijd, het grensgebied tussen privé
en openbaar en de activiteiten beperken zich niet alleen tot allerlei
vormen van vrijwilligerswerk, maar kunnen ook bestaan uit bijvoorbeeld het
innemen van een actieve rol in het verbeteren, organiseren of beinvloeden
van collectieve voorzieningen en uit creatieve activiteiten. Al deze
activiteiten worden gekenmerkt door het gegeven dat de beoefenaars de
eigen verantwoordelijkheid voor hun omgeving tonen, volgens de Raad. En
juist zulke activiteiten, zo stellen onder meer Putnam en Elchardus,
verstevigen de democratie, ook al worden ze meestal niet als politiek
benoemd.
Enkele consequenties van de scheiding tussen het politieke en het sociale,
waarbij het eerste hoger gewaardeerd wordt dan het laatste, zijn dus:
- dat er een scheiding wordt gemaakt tussen 'echte' en niet-echte politiek
waarbij het eerste staat voor: het gericht zijn op de staat(sinstituties).
Hierdoor is alles wat met sociale betrokkenheid en het zorgen voor elkaar
te maken heeft, minder belangrijk dan de 'echte' politiek.
- dat niet ingezien wordt hoe de vanzelfsprekendheden rond
sekse-opvattingen (ook) in staatsinstituties worden ge(re)produceerd,
waardoor zogenaamde 'mannelijke' waarden de norm blijven
- dat hoe men in sociale bewegingen met elkaar omgaat en hoe men vorm kan
geven aan alternatieve levenswijzen als niet-politiek en dus als
niet-belangrijk wordt beschouwd
- dat niet ingezien wordt hoe belangrijk sociale participatie is om je
eigen leven vorm te geven en hoe hiermee de (lokale) politiek, en dus
tevens de democratie, wordt verstevigd.
Hierna wil ik laten zien hoe het Do-it-Yourself activisme de bestaande
scheidingen tussen het sociale (inclusief het culturele) en politieke
doorbreekt.
Het Do-it-yourself activisme als een
vermenging van het politieke en sociale.
Het begrip 'Do-it-Yourself' is verbonden met een bepaald activisme. Soms
wordt het als cultuur omschreven, soms als strategie. Het begrip is
ontstaan in de cultuurkritiek van de jaren 1960, maar dat wil niet zeggen
dat er ook voordien niet dergelijke opvattingen over hoe de maatschappij
te veranderen naar voren zijn gebracht. Dat zal ik zodadelijk aanstippen.
Pas de punkers rond 1980 gebruikten het begrip expliciet en vanaf toen
kreeg DiY een meer gevestigde betekenis. Want toen de muziekindustrie de
platen van punkers niet meer wilden produceren, stelden deze: dan doen we
het zelf wel. En zo geschiedde, tot op de dag van vandaag.[4]
DiY verwijst naar een bepaalde ideologische houding en utopische praktijk.
Het 'doe' van DiY verwijst naar praktijken, activiteiten om iets te
bereiken; het gaat dus niet alleen om ideeën of kritiek. Het 'it'
verwijst naar vele verschillende activiteiten, maar niet naar iedere
activiteit of praktijk, er ligt een fundamenteel idee achter, nl. het
vormgeven van je eigen leven/alternatieve levenswijzen. Het 'yourself'
wordt het meest benadrukt in het begrip en verwijst er naar dat iedereen
het initiatief kan nemen, niet zozeer de sociale of politieke instituties.
Sommige DiY-activisten prefereren de term We-do-it-Ourselves omdat het
altijd om het samen-doen gaat.
Een belangrijk aspect van het DiY-activisme is dat het het onderscheid
tussen actie en leefwijze, tussen openbaar en privé, tussen het
politieke, sociale en culturele doet vervagen. Het gaat erom zelf je
idealen vorm te geven in je dagelijks leven. Dit komt voor een groot deel
overeen met de leuze die o.a. de academicus Putnam hanteert: Practice what
you preach, een combinatie tussen activisme en wetenschap die je, zo merkt
interviewer Hurenkamp op, zelden in Nederland tegenkomt. Maar DiY houdt
meer in. Zoals McKay stelt: 'DiY combines party and protest'. Dit
samengaan van feestvieren en protesteren komt op heel veel verschillende
manieren tot uiting en is een m.i. teveel genegeerd aspect in de meer
academische benaderingen van huidige sociale bewegingen. Een van die
uitingen is culture jamming (cultuurverstoringen): de praktijk van het
parodiëren van advertenties en creatief bewerken van billboards om zo hun
boodschappen drastisch te veranderen. Hoewel de term 'culture jamming' in
1984 voor het eerst is gebruikt door een muziekband, heeft deze praktijk
connecties met allerlei avant-garde kunstbewegingen uit het verleden: van
het Dadaisme en het Surrealisme tot het Situationisme van Guy Debord. Deze
vroegere cultuurverstoorders ging het vooral om een aanval op de passieve
cultuur van toeschouwerschap en het anti-plezier ethos van de mainstream
kapitalistische maatschappij, tot uiting komend in hun kritiek op de
rigiditeit en conformiteit van de 'Company Man'. Nu worden vooral de 'companies'
zelf aangevallen (Nike, Shell etc.). De huidige adbusters beschouwen
straten als publieke ruimtes, en aangezien de meeste bewoners nooit om de
billboards hebben gevraagd, hebben ze het recht om terug te reageren;
opgedrongen beelden hoeven niet passief geaccepteerd te worden [5].
Dezelfde combinatie van DiY en plezier en het recht op het terugveroveren
van de straat als publieke ruimte, ziet men bij de 'Reclaim the Streets'-activisten.
Dit activisme is in 1995 ontstaan in Engeland, een samenwerking tussen
deejays, anti-corporaties-activisten, politieke en New Age-kunstenaars en
radicale milieu-activisten en heeft in heel veel landen navolging
gekregen. Ook vele, uiteenlopende, culturen kennen een traditie van
dansend protesteren. Deze vormen van protest, gericht tegen de globale
vrijhandel, vinden momenteel dan ook op de hele wereld plaats, van het
Ogoni-volk in Nigeria tot de Zapatistas in Mexico. De Reclaim the
Streets-activiteiten brengen de filosofie van culture jamming op een ander
niveau: het gaat er niet zozeer om de ruimte die de commercie inneemt te
parodiëren, maar om deze in te vullen met een alternatieve visie van hoe
de maatschappij eruit zou kunnen zien in de afwezigheid van commerciële
controle. Het plotseling opduiken van Reclaim-the-streets-activisten heeft
veel gemeen met wat Hakim Bey de 'tijdelijke autonome zone' noemt en met
het rizoom-denken van Deleuze. In dit rizoom-denken gaat het, in
tegenstelling tot het rechtlijnige boomdenken (bovengronds, gestructureerd
rond een bepaald model zonder ruimte voor andere, tegengestelde visies),
om een veelheid van ondergrondse ideeën en praktijken die plotseling
bovengronds komen, die een bruisend samenraapsel vormen van tegendraadse
experimenten en gewone alledaagse handelingen. De rizoom-praktijken leiden
niet tot een coherent politiek handelen, maar is daarmee nog wel politiek
volgens onder meer Freek Kallenberg eerder schreef in Het verlangen
spreekt: utopie als rizoom, in Buiten de Orde #2 uit 1999.
Het DiY-concept kan je beschrijven als de praktijk van het idee dat
politiek begint in het dagelijks leven en het heeft dan ook vele
connecties met de feministische leuze 'het persoonlijke is politiek'. Het
DiY-activisme gaat dus over het creëren van je eigen alternatief, over
onafhankelijkheid van de overheidsinstituties, over veranderingen van
onderop én, zoals in the Reclaim the Street-acties tot uiting komt, over
het terugeisen van de publieke ruimte voor collectief gebruik. Deze
publieke ruimtes worden nu vaak met het begrip 'commons' of met
'vrijplaatsen' aangeduid en beide begrippen spelen in (een deel van) de
huidige andersglobaliseringsbeweging een belangrijke rol. Er wordt
ongeveer hetzelfde mee aangeduid: alle collectieve sociale, culturele en
politieke bronnen of plaatsen die niet geprivatiseerd zijn. Dit
vrijplaatsen-idee van de DiY-leefstijl komt bijv. tot uiting in de op
zichzelf vertrouwende infrastructuur van de vele voedselcooperaties, in de
gekraakte gebouwen, de onafhankelijke media, de vrije muziek festivals en
de spontane straatfeesten.
Het begrip politiek staat dus in het
DiY-activisme voor: het vormgeven van je idealen in het dagelijks leven,
samen met anderen, los van het bedrijfsleven en de instituties van de
staat. Dit idee van politiek kwam al enigszins naar voren in de sixties,
toen bijv. de Nederlandse leider van het studentenprotest, Ton Regtien,
formuleerde: 'Politiek bedrijven wil zeggen vorm geven aan je omgeving
waarin gewoond en gewerkt, kortom geleefd wordt'. Deze omschrijving van
politiek heeft ook connecties met de kenmerken die in de New Social
Movement (NSM) benadering, ontstaan rond 1980, aan nieuwe sociale
bewegingen worden toegeschreven. Deze kenmerken zijn, kort geformuleerd:
de activisten zijn voor een belangrijk deel afkomstig uit de nieuwe
middenklasse; de nadruk wordt gelegd op de kwaliteit van het leven, op
gedecentraliseerde organisatie, democratische principes, roulerend
leiderschap, en een anti-instituties-houding; de activisten streven ernaar
om de maatschappij rechtstreeks te veranderen, om buiten de normale
politieke kanalen te blijven, om de publieke opinie te mobiliseren eerder
dan het verwerven van politieke macht.
De NSM-benadering verklaart dit 'nieuwe' van deze sociale bewegingen, in
vergelijking met 'oude' sociale bewegingen zoals de arbeidersbeweging, uit
de structurele veranderingen die westerse maatschappijen sinds het eind
van de Tweede Wereldoorlog hebben doorgemaakt. Er is echter veel kritiek
mogelijk op het 'nieuwe' van NSM's. Zo wijst Pichardo erop dat de
zogenaamde unieke kenmerken van de NSM's niet voor alle NSM's opgaat. Want
sommige NSM's hebben connecties met politieke (m.n. groene) partijen,
sommigen worden hiërarchisch geleid en ook in het verleden hebben de
middenklassen geparticipeerd in sociale bewegingen. Er bestaan teveel
uitzonderingen op hun uniekheid-claims om deze bewegingen als 'nieuw' aan
te duiden. Tevens stipt Pichardo aan, als kritiek op het 'nieuwe' van
NSM's, dat niet ingezien wordt dat er geen verschil bestaat tussen de
vroegere utopische bewegingen en de huidige bewegingen. Jammer genoeg
werkt hij dit verder niet uit. Zelf heb ik de overeenkomsten én
verschillen tussen utopische bewegingen in diverse publikaties
geanalyseerd. Ik heb daarin uitgewerkt dat er een cycli van utopische
bewegingen heeft bestaan, veelal tot uiting komend in 'utopische periodes'
[6] Ik laat zien dat, anders dan meestal gedacht wordt, het in utopische
bewegingen (omschreven als: die bewegingen waarin door het vormen van
gemeenschappen gepoogd wordt de door de deelnemers aangehangen idealen in
het dagelijkse leven toe te passen) altijd gaat om het hier en nu, in
tegenstelling tot revolutionaire bewegingen waarin eerst een algemene
vijand verslagen moet zijn. Het valt me telkens weer op dat deze utopische
bewegingen uit de politiek-sociale geschiedenis zijn weggeschreven. De
vele bewegingen die niet streefden naar macht en die hun idealen verbonden
met hun dagelijkse praktijken worden daarmee genegeerd, waardoor impliciet
ook weer een specifieke opvatting van politiek wordt gereproduceerd én
het idee kan ontstaan dat het DiY-activisme nieuw is.
In genoemde publicaties heb ik willen aangeven dat er al een lange
traditie bestaat van het willen toepassen van je idealen in het dagelijks
leven. Zowel het DiY-activisme als de kenmerken van NSM hebben al een
lange geschiedenis, waarbij de politieke doelen van al deze bewegingen
niet gericht waren op de overheid, maar om te tonen dat er alternatieve
wijzen van leven mogelijk zijn en dat je daar zelf, in het hier en nu, al
vorm aan kunt geven. Tegelijkertijd heb ik willen tonen dat je het
utopisme (door mij omschreven als: de uitdrukking van het verlangen naar
een andere wijze van samenleven en mens-zijn) in haar historische context
moet plaatsen. Want hoewel Thomas More zijn Utopia (1517) schreef als
kritiek op de privatisering (enclosure) van de 'commons' en dit begrip in
de andersglobaliseringsbeweging opnieuw wordt gebruikt, is zijn statisch
en universeel model voor het huidige DiY-utopisme onbruikbaar. De ideeën
en praktijken van de utopische-socialisten (1825-1850) vormden een eerste
breuk in de utopische traditie, omdat deze stelden dat hun
maatschappij-ideaal door sociale bewegingen in praktijk zou moeten worden
gebracht die ongetwijfeld hun ideaal weer zouden wijzigen. Vanaf die tijd
ging het in utopieën niet meer om (statische) blauwdrukken, maar om een
samenhangend cluster van veranderbare idealen; wel gingen ze er
(impliciet) vanuit dat hun idealen op dat moment voor iedereen golden. In
de tweede breuk in de utopische traditie, rond 1970, worden in de nieuwe
utopieën een (gelijktijdige) pluraliteit van alternatieven getoond en
wordt gespeeld met diverse tegenspraken. Deze nadruk op voortdurende
verandering ziet men ook bij allerlei postmoderne theoretici die, veelal
indirect, vanaf de tweede helft van de jaren 1980 steeds meer aan invloed
winnen[7]. De postmoderne kritiek op de moderniteit, met haar idealen van
rationaliteit en vooruitgang, met haar scheiding tussen hoge en lage
cultuur en de daarbij behorende uitsluitingen van 'wij' en de 'anderen',
de suprematie van het Westen en het idee te kunnen spreken voor anderen
met een geunificeerde stem, ziet men op allerlei manieren in de huidige
bewegingen terug. De postmoderne socioloog Bauman waarschuwde dat
geforceerde eenheid altijd tot strijd leidt, en de theoretische activist
Kallenberg beschrijft hoe vanaf eind jaren 1980 in 'de' Nederlandse
(kraak)beweging steeds meer een eenduidige ideologie werd afgewezen; wat
ze gemeen hadden was een verlangen naar een 'beter' of 'mooier' leven voor
henzelf en anderen. Alle pogingen om een algemeen politiek programma te
formuleren, stranden. Hij concludeert: 'De gedeelde utopie is verdwenen,
maar niet de utopische praktijken'
Opmerkelijk is dat zowel liberalen als marxisten en sociaal-democraten
utopisme altijd hebben bestreden. Deze afwijzing duidt erop dat deze, zo
uiteenlopende politieke stromingen, weigeren zich voor te stellen dat er
een andere wereld mogelijk is buiten de bestaande. In de jaren 1980 is dit
aangeduid met TINA: There Is No Alternative voor het dominante
neo-liberalisme. Zoals de naam al aangeeft vindt de
andersglobaliseringsbeweging wél dat er een andere wereld mogelijk is.
Hierna wil ik laten zien dat alleen de DiY-activisten binnen deze beweging
als de uitvoerdersters van nieuwe politieken zijn te zien, terwijl ze
tegelijkertijd te beschouwen zijn als behorende tot de (veranderde)
utopische traditie.
Het DiY-activisme van de
andersglobaliseringsbeweging.
In november 1999 trad een sociale
beweging in de schijnwerpers die in de media al snel de naam 'anti-globaliseringsbeweging'
kreeg. Deze protestbeweging is niet plotseling, vanuit de lucht, in
Seattle neergedaald. Dit idee is een fabeltje, net zoals het idee dat de
activisten plotseling een nieuw thema hadden ontdekt en alleen uit
actievoerders uit het rijke Westen bestaat. Weliswaar is het grote
tophoppen (grote demonstraties tegen de Wereldbank, IMF, EU, G8 etc.) na
Seattle echt begonnen, maar voordien hadden al allerlei actiegroepen
besloten campagne te voeren tegen deze mondiale machten. In Nederland had
de nieuwe generatie activisten, grotendeels afkomstig uit de kraak- en
radicale milieubeweging, duidelijke lijnen met de, in de jaren 1980
'slapende' bewegingen als de solidariteitsbeweging en Derde
Wereldbeweging. Bovendien moet niet vergeten worden dat in de
kraakbeweging in de 2-de helft van de jaren 1980 de nadruk al verschoven
was van de eis om meer jongerenhuisvesting naar het aan de kaak stellen
van allerlei misstanden in de maatschappij. Zo gingen allerlei groepen,
afkomstig uit de kraakbeweging, zich bezighouden met anti-fascistische
strijd, met de strijd tegen kernenergie, de bio-industrie, het
vluchtelingenbeleid en voor de opvang van 'geillegaliseerden'. Tevens
bestond en bestaat er een nauwe relatie tussen (al of niet ex-)krakers en
punkers. Daarom werd er vanaf midden jaren 1980 gesproken over 'de'
beweging, althans in Nederland. Van Stokrom beschrijft de pogingen om 'de'
beweging te betrekken bij acties tegen het Europese Parlement (in 1979),
tegen de Wereldbank in Berlijn (1988), tegen de Europese Unie (1989-1992),
weer tegen de Wereldbank in Madrid (1994) en in 1997 tegen de Europtop in
Amsterdam, hetgeen tevens leidde tot de oprichting van de Leidse
actiegroep Eurodusnie. Behalve de laatste, haalden de eerder genoemde
acties nauwelijks de Nederlandse media waardoor er weinigen in de gaten
hadden dat er zich een grote, internationale, beweging aan het vormen was.
In Nederland is deze beweging tot nu toe niet erg van de grond gekomen,
ook al waarschuwde reeds in 1990 het anarchistische blad De Zwarte: 'De
terreinen die in de jaren 60 en 70 gepolitiseerd waren, werden eind jaren
80 weer gedepolitiseerd: de straat voor het winkelende publiek, de moraal
voor de Christenen, de politiek weer voor het parlement, de consumptie
voor Unilever en Coca Cola, het milieu voor Greenpeace en de universiteit
voor het bedrijfsleven'. Het blad riep de beweging op zich meer met de
realiteit van het dagelijks leven te bemoeien en om zich niet terug te
trekken in de eigen subcultuur. Ruim 10 jaar later uitten Europese
activisten dit verwijt van 'terugtrekking in de eigen, homogene,
subcultuur/gemeenschap' opnieuw, maar nu gericht tegen allerlei (met name
op het platteland bestaande) communes.
In het buitenland waren de protesten tegen de commercialisering van
praktisch alle levensterreinen al langer en grootschaliger aan de gang. Te
denken valt aan de protesten tegen de billboards in de openbare ruimtes
(culture jamming, vanaf 1984), de Reclaim the Street acties (vanaf 1995)
en de vele internationale actiegroepen als A Seed en de anti-MAI
(Multilateraal Akkoord inzake Investeringen)-acties waarin het verzet
tegen de geglobaliseerde internationale machten samenkwamen. Inspirerend
voor het ontstaan van de andersglobaliseringsbeweging is ook de opkomst
van (de nieuwe politiek van) de Mexicaanse Zapatistas geweest, die op 1
jan. 1994 hun manifest tegen de NAFTA de wereld inzonden en in de zomer
van 1994 en daarna weer in 1996 'linkse actievoerders, jongeren, vrouwen,
homo's lesbiennes, gekleurde mensen, immigranten, arbeiders, boeren over
de hele wereld' uitnodigden om met hen te discussiëren over nieuwe
manieren van denken over macht, verzet en globalisering. De 1996 Encuentro
(ontmoeting) leidde tot de oprichting van People Global Action (PGA) en
vele bezoekers zouden in 1999 een sleutelrol gaan spelen in Seattle.
In de huidige andersglobaliseringsbeweging kunnen er grofweg drie
verschillende stromingen onderscheiden worden met ieder hun eigen
opvattingen van politiek. Ten eerste de DiY-activisten die hun idealen in
het hier en nu trachten vorm te geven, het belang van commons (het publiek
bezit, dat wat niet toebehoort aan het bedrijfsleven) hebben herontdekt en
pogen anders met macht om te gaan. Ten tweede de vele NGO's die invloed
trachten uit te oefenen via het onderhandelen met politieke partijen en
het bedrijfsleven en ten derde allerlei socialistische groeperingen die de
staatsmacht willen veroveren. De laatste 2 groepen streven naar één
organisatie, met één programma die alle groepen zou moeten verbinden en
dat als alternatief zou kunnen gelden voor de huidige economische
globalisering [9]. Met dat doel organiseerde het Franse ATTAC, veelal
beschouwd als het publieke gezicht van 'de' beweging, in 2001 het eerste
World Social Forum in Porto Alegre. Maar op dat forum brachten de groepen
die buiten de traditionele politieke kanalen opereerden vragen naar voren
als: Moeten we wel, als reactie op de wereldwijde crisis in de
representatieve democratie, één speciefieke andere wereld tegenover de
globalisering stellen? Gaat het niet veel meer om 'een wereld met de
mogelijkheid van vele werelden daarbinnen, zoals de Zapatistas zeggen'?.
Tegenover het idee van één verenigde organisatie stelden zij een
universeel recht op zelfbeschikking en diversiteit. En zo ontstond een
beweging die één mondiale regering afwees, maar die tegelijkertijd een
nieuwe visie benadrukten van een steeds meer met elkaar in verbinding
staand internationaal netwerk van lokale initiatieven, elk gebaseerd op
directe democratie.
Hoewel de drie stromingen redelijk goed samenwerken, wil ik me hierna
beperken tot het DiY-activisme van de andersglobaliseringsbeweging, omdat
deze stroming volgens mij als enige nieuwe politieke praktijken
uitprobeert [10]. Om dit 'nieuwe' te verduidelijken, wil ik pogen, zoveel
mogelijk aan de hand van hun eigen publikaties, een aantal kenmerken van
het DiY-activisme in de beweging te formuleren.
Kernmerken van het DiY-activisme van de
andersglobaliseringsbeweging:
a) Het begrip 'collectieve identiteit',
vanaf de jaren 1980 door sociologen zo typerend gezien voor nieuwe sociale
bewegingen, wordt in het DiY-activisme van 'de' beweging afgewezen.
Identiteit wordt beschouwd als het proces van het creëren en handhaven
van grenzen (tussen vrouwen en mannen, witten en zwarten, hetero's en
homo's etc.) Identiteitsbewegingen hebben als emancipatiebewegingen veel
bereikt om allerlei hiërarchieën te bestrijden, maar nadruk op één
identiteit scheidt mensen van elkaar (ook: activisten en niet-activisten)
en kan groepsconformiteit aanmoedigen [11]. We moeten niet streven naar
één identiteit maar naar vele identiteiten. Het begrip identiteit is
vervangen door affiniteit. Betrokkenheid bij elkaar wordt niet meer
gestimuleerd door het hebben van een gezamenlijke identiteit maar door het
'delen van vaardigheden', ingebracht door ieder persoon. Het gaat niet
meer om de geschiedenis van een groep, laat staan om 'de kracht van
eenheid'. De kerngedachte is nu veel meer dat ieder persoon verschillend
is. De handelingen die ieder verricht zijn gebaseerd op vertrouwen en op
persoonlijke verantwoordelijkheid voor zichzelf en anderen. Het gaat niet
om het gezamenlijk iets zijn maar om het gezamenlijk iets doen. Het gaat
er niet om waar je vandaan komt, tot welke groep je behoort, maar om wat
je doel is.
b) Het afwijzen van delegatie/representatie-politiek. Delegatie impliceert
dat een persoon als representant van de groep kan optreden, maar dat idee
wordt in affiniteitsgroepen verworpen. Dit houdt in dat commitment aan de
groep eerder gebaseerd is op betrokkenheid in projecten van de (al of niet
tijdelijke) groep dan als lid van een organisatie. Anders dan in
socialistische groepen met hun symbolen en banieren, wordt de groep bij
directe acties zelf onzichtbaar. Dit idee dat niemand een groep kan
representeren, dat niemand kan spreken namens de anderen wordt al zoveel
mogelijk in praktijk gebracht door de Zapatistas. De 24
Zapatista-commandanten (onder wie een groot aantal vrouwen) droegen toen
ze in een karavaan naar Mexico City trokken, allemaal het masker van
Subcomandante Marcos en hun meeste aanhangers stelden: We zijn allemaal
Marcos[12]. Maar ook een academicus als de politieke filosoof Piercy
Lehning wijst erop dat we bij democratie in de huidige grenzenloze wereld
niet meer zozeer in termen van representaties moeten denken, omdat deze in
zo'n wereld moeilijk kan worden vormgegeven. Hij wijst erop dat de
andersglobaliseringsbeweging 'iets doet dat de overheden niet lijken te
kunnen en willen, nl. de ondernemingen ter verantwoording roepen aan de
hand van criteria die ontleend zijn aan het politieke domein:
transparantie, verantwoording afleggen, gedragscodes ontwikkelen.' Volgens
hem gaat er om drie kwaliteiten van democratie (deliberatie,
verantwoording afleggen en machtsevenwichten) die aan gewicht zouden
moeten winnen ten koste van representatie'.
c) het DiY-activisme van de andersglobaliseringsbeweging wordt gekenmerkt
door netwerkcultuur en de daarmee samenhangende
bewegelijkheid/vloeibaarheid (door McDonald aangeduid als 'fluidarity').
Deze bewegelijkheid is prachtig gesymboliseerd door John Jordan. Hij
schrijft dat al voor Seattle zich een beweging van bewegingen aan het
vormen was, bestaande uit een rijke mix van benaderingswijzen uit het
verleden, vooral afkomstig uit de feministische, ecologische en
vredesbewegingen uit het wereldwijde Noorden, samen met verschillende
inheemse organisatiewijzen uit het wereldwijde Zuiden. Hierdoor
ontwikkelde zich een praktijk die niet in traditionele kaders te vatten
is, want de manier om over politiek te denken was zich drastisch aan het
vervormen. Het is een netwerk van netwerken waarin het verlangen naar
zelforganisatie en waardige zelfbepaling tot uiting komt dat te
omschrijven is met de metafoor van een vlucht vogels: duizenden vogels die
een voor een de lucht ingaan, die zich in de lucht steeds in wisselende
vormen groeperen en dan plotseling razendsnel van richting veranderen
terwijl de groep wel bij elkaar blijft en er niemand de leiding heeft.
Zo'n groep is niet regeerbaar. Als men eenmaal dat 'zwermgevoel' beleefd
heeft, ben je als individu ook minder bang voor de ontwrichtende repressie
tijdens acties [13].
d) De trotse titel van de website waarop Jordan's veel geciteerde artikel
is te vinden (We are everywhere) geeft al het duidelijke internationalisme
van de beweging aan. Nog nooit eerder is een beweging zo internationaal
gericht geweest. Tegelijkertijd wordt het lokale benadrukt. 'Het lokale
blijkt nu het meest essentiële te zijn om de zwerm logica te begrijpen.
(...) Dit betekent ook dat je eerder aandacht zou moeten besteden aan je
buren dan te wachten op bevelen van een afwezige autoriteit. (...) Door
lokaal te werken en door globaal steeds onze lokale verhalen te delen,
door alles met alles te verbinden en van vele vormen van terugkoppeling te
voorzien, hoeven we de globale beweging niet 'te organiseren', maar zal de
beweging zichzelf organiseren zoals een zwerm'.
e) de DiY-activisten zijn gericht op het heden; men weigert om het heden
door de toekomst te laten bepalen. Dit betekent ook dat het idee van één
programma wordt verworpen en tevens dat er geen sociale modellen voor een
toekomstige maatschappij worden geconstrueerd. Zoals hiervoor is
aangegeven willen de gematigde stromingen zoals de NGO's en de
socialistische groeperingen binnen de beweging juist wel zo'n duidelijk
programma, maar tot nu toe hebben de DiY-activisten dat idee kunnen
tegenhouden. Maar het afwijzen van een eenduidig programma en
toekomstmodellen levert niet alleen frustraties op bij sommige stromingen
binnen de beweging, ook de media hebben het daar moeilijk mee. Zo wijst
Peter Sas erop dat er in de media wordt geklaagd dat de anti-globalisten
geen duidelijke positieve boodschap te hebben, geen alternatief bieden
voor de Nieuwe Wereldorde van het neoliberalisme. Maar deze kritiek faalt
volgens Sas, omdat het gebrek aan een algemeen en samenhangend programma
juist een van de sterke punten van de anti-globalisten is. Ook de beweging
zelf ervaart het pluralistische karakter als uitermate waardevol, want wat
hen bindt is de angst dat de vrijheid van lokale gemeenschappen steeds
meer onder druk komt te staan [14].
f) het doel van de netwerkcultuur van het DiY-activisme is om, zonder
leiders of hiërarchie, diversiteit te creëren en om het verdiepen van de
kwaliteit van relaties tussen mensen.'Het gaat erom de macht van de
geldwereld te breken, niet al vechtende, maar door nieuwe werelden te
leven naast, tussen en in 'het systeem'. Het startpunt is niet hoe het
kapitalisme omver te werpen, maar bestaat eruit om aan de achterkant een
beter leven op te bouwen' (idem). Dit wordt uitgedrukt in het creëren van
vrijplaatsen en dit idee wordt o.m. in praktijk gebracht in de vele
gekraakte panden, in de meer gelegaliseerde Italiaanse 'sociale centra',
in de gemeenschappen opgezet door de Piquetero-beweging in Argentinië, en
door de Zapatistas die stellen: wij willen geen macht veroveren maar
autonome ruimtes waar democratie, vrijheid en rechtvaardigheid kunnen
bloeien. Die vrije ruimtes, geboren uit opnieuw opgeëist land,
gemeenschappelijke landbouw, verzet tegen privatisering, zullen
uiteindelijk tegenkrachten scheppen tegen de staat doordat ze alleen al
bestaan als alternatieven. Toen Abramsky aan een aantal Europese
activisten vroeg, en dat optekende in Restructing and Resistance, hun
idealen te formuleren, werden deze uitgedrukt in: 'Replacing Capitalism
with Free, Autonomous and Self Reliant Spaces'. Dit pleidooi voor het
opzetten van gemeenschappen waar mensen hun idealen in dagelijkse
praktijken kunnen omzetten, lijkt op het utopisme van de vele, wereldwijd
al bestaande, gemeenschappen/communes. Maar de DiY-activisten wijzen erop
dat deze vaak naar binnen zijn gericht en een beperkte connectie hebben
met wijdere processen van sociale verandering, met name met het
internationale actiewezen. Daardoor doen ze weinig moeite om mensen te
bereiken die hun politieke of tegenculturele kijk niet delen. De
activisten willen geen homogene groepen, maar pleiten voor diversiteit en
voor het opofferen van zekerheid, voorspelbaarheid en eenduidigheid. En
tevens voor de acceptatie van onenigheid, want dat bevordert creativiteit
en verandering.
g) omdat het er niet meer om gaat om macht in haar traditionele betekenis
te verwerven, heeft het begrip revolutie ook een andere betekenis
gekregen. 'Revolutie', zo wordt in de gemeenschappen van Longo Mai
gesteld, 'is niet een moment in de toekomst waarin de macht wordt
overgenomen van de heersende klasse, maar is een sociaal proces dat in het
hier en nu en van dag tot dag geleefd wordt. Het Nederlands-Belgische blad
Mba-Kajera hanteert al jarenlang de slogan: 'Revolutie is niet het
bestaande systeem omverwerpen, maar het creëren van iets anders'. En de
Zapatistas zeggen: we zijn niet geinteresseerd in 'de Revolutie',maar in
'een revolutie die revolutie mogelijk maakt'.
h) het DiY-activisme van de beweging wordt tevens gekenmerkt door een
narratieve, verhalende structuur van acties. Activisten maken video films
van elkaar en bekijken dat daarna gemeenschappelijk. Het belang hiervan is
dat het de activisten in staat stelt hun persoonlijke verhalen te
vertellen. Dit betekent een verandering van representatie naar narratie.
Er is, via internet, een netwerk ontstaan dat zijn consistentie vindt in
de vele verhalen, niet in één enkele retoriek. De beweging leerde dat
het weven van een web van getuigenissen en ervaringen belangrijker is om
het verbeeldingsvermogen van mensen te prikkelen, dan om hen te
commanderen.
i) in het afwijzen van het veroveren van macht en in de verhalen
vertellende cultuur van de acties komt het belang van taal al naar voren.
De Zapatistas hebben bewezen om anders dan de vermoeiende taal van de
revolutie, een nieuwe taal van verzet te ontwikkelen. Deze taal van verzet
is anders dan de taal van dominantie omdat bij de eerste taal verbeelding
en verhalen vertellen hoort. Niet het internet is het beste wapen van de
Zapatistas zoals vaak gezegd wordt, maar hun werkelijk geheime wapen is
hun taal. In deze taal van verzet gaan het om 'fun', om het spreken in
raadsels en paradoxen, en niet in zekerheden, om verbeelding en daarmee
hebben ze veel linkse politiek op z'n kop gezet.
j) als laatste kenmerk wil ik noemen dat ik het opmerkelijk vind dat er in
het DiY-activisme voortdurend op gewezen wordt dat mensen vaak
altruistisch gedrag vertonen en dingen voor elkaar willen doen waar ze
zelf geen voordeel van hebben. Dit staat haaks op de 'rationele
keuze-theorie' die er van uitgaat dat mensen pas actief worden als ze de
kosten en baten daarvan hebben overwogen. Deze theorie vormt in de
politicologie een bijna vanzelfsprekend uitgangspunt, waarbij vergeten
wordt dat de mens als calculerend burger slechts een veronderstelling is.
(Wel geeft dit voorbeeld aan hoe 'normaliserend' en 'disciplinerend'
wetenschap kan zijn).
Oude en nieuwe politiek: '!Ya Basta!' en
'Verzet als scheppende kracht' vergeleken.
Ik vind !Ya Basta! een prettig boek: het
geeft een breed overzicht van allerlei aspecten van de
andersglobaliseringsbeweging en alle stromingen komen aan bod (stromingen
die zij aanduiden als: NGO's, post-marxisten en libertairen). In het boek
worden allerlei achtergrondsverhalen vertelt (die helaas niet in de
belabberde inhoudsopgave zijn terug te vinden), lopend van het ontstaan
van de WTO, de mythes van de markt, het ontstaan van Attac en de
anti-MAI-acties, tot de tactische frivoliteit van de beweging en de
invloed van de Zapatistas. Er wordt ingegaan op de onmogelijkheid van een
strakke organisatie en het streven naar zuiverheid wordt afgewezen. Maar
in haar grondhouding vind ik toch dat het boek een vorm van 'oude
politiek' hanteert, hetgeen tot uiting komt in de, her en der in het boek
verspreide, aanbevelingen. Deze aanbevelingen gaan dan ook rechtstreeks in
tegen de inzet van Verzet. Ik zal een aantal voorbeelden van die 'oude
politiek' geven:
-'We moeten de beweging niet als nieuw zien, maar als oud en intrinsiek
verbonden met de hele traditie die eraan vooraf ging'.'Een
andersglobalisatie-beweging moet de echte politieke werking niet schuwen
maar opzoeken, om zo een sterke druk uit te oefenen op bestaande partijen
en organisaties'. 'Politiek moet niet enkel over beleid gaan, maar over
grote vragen, grote verhalen' en dat heeft de beweging ons gebracht; 'het
leert ons dat de utopische drift nog altijd bestaat'. [Mijn commentaar:
ja, voor een deel is de beweging verbonden met de voorafgaande
protest-traditie, maar zij is ook veranderd. Ook de utopische drift is
veranderd: deze kan niet meer gaan over grote vragen en grote verhalen,
want dan staat 'ons' grote verhaal tegenover die van de geglobaliserende
instanties en multinationals.]
-'Eenheid is macht'. [Maar de DiY-activisten stellen juist geleerd te
hebben dat het eindeloos zoeken naar eenheid alleen maar onderlinge strijd
geeft. De strijd tegen eenheid kan je ook als een van de belangrijkste
uitgangspunten in Verzet terugvinden.]
- Op p. 251 wordt gewaarschuwd voor anti-politiek en wordt een pleidooi
gehouden om open te staan voor het debat met traditionele politici en voor
het pogen bruggen te bouwen met democratische oppositionele partijen
binnen de sociaal-democratische en groene beweging. [Mijn pleidooi voor
het vermengen van het politieke en het sociale, zoals ook de DiY-ers doen,
valt in !Ya Basta! praktisch weg: 'echte'(?) politiek wordt in dit boek
duidelijk hoger gewaardeerd dan het sociale.]
- 'Om twee redenen blijven loontrekkenden onontbeerlijk in elke strijd
voor een meer rechtvaardige en egalitaire maatschappij. Ten eerste biedt
hun numerieke overwicht
een fantastisch potentieel om de samenleving in een andere richting te
stuwen. Ten tweede zorgt de plaats die ze innemen in het kapitalistische
productieproces ervoor dat ze effectief kunnen wegen op de bezits- en
machtsverhoudingen. Zij hebben "de economische macht" waarover
consumenten en directe actiegroepen slechts in veel geringere mate
beschikken'. [Zie verder, de kritiek van Verzet op het denken in
kwantiteiten en het veroveren van macht].
- Er wordt gepleit voor 'een politiek overgangsprogramma, een
tegenprogramma van de beweging, 'voor een alternatief wereldwijd
regulerend economisch systeem'
- 'We zullen moeten nadenken hoe we de economische macht in handen kunnen
nemen en hoe die verregaand kan worden verdeeld binnen nieuwe
maatschappijvormen'.
Deze aanbevelingen botsen met de
uitgangspunten van Miguel Benasayag, auteur van Verzet als scheppende
kracht. In zijn niet altijd even makkelijk geschreven boekje stelt
Benasayag onder meer:
- De beweging heeft gebroken met klassieke protestvormen. Vroeger mat men
een beweging af aan het aantal deelnemers, het aantal betrokken
organisaties, haar programma, het electorale gewicht dat opinieonderzoek
eraan toeschreef, haar capaciteit om de confrontatie aan te gaan. Dit
alles staat nu op de helling. Het centrale doel van de beweging is niet
meer de machtsovername. Sociale verandering is te lang beschouwd als een
omvorming aan de top van de staat, alsof zich daar de machine bevindt
waarmee een nieuwe maatschappij gefabriceerd kan worden. Maar centrale
machthebbers kunnen nooit een verandering creëren of belichamen.
- De beweging kan overleven juist omdat er geen model bestaat. Het gaat om
de activiteiten van de groep zelf; zich met de wereld bezighouden, dat
betekent voor mij anders gaan leven; maar hiervoor bestaan geen
handboeken, geen kant-en klare-gedachten.
- 'Het tijdperk dat momenteel aanvangt zal gekenmerkt blijven door een
diepe historische breuk die de mythe van de moderniteit doorgeprikt heeft:
het plotseling opduiken van het onzekerheidsbegrip'; tegenover een
concreet probleem bestaat er geen situatie die voor eeuwig geblokkeerd is,
elke situatie beweegt zich als een levend organisme, houdt zichzelf in
stand, en komt tot ontwikkeling. 'Het heden bewonen is de enige
mogelijkheid die we hebben; voor de mens bestaat de enige oplossing erin
zich te verzetten tegen de situatie, zonder er zeker van te zijn dat hij
ooit het resultaat zal kennen'.
- Ook bekritiseert Verzet fel de klassieke socialisten. 'Een
wijkvereniging oprichten, de strijd van de mens zonder papieren steunen,
of een bezoekje brengen aan de buurman .. is voor de klassieke bewakers
van de goede zaak (zoals socialisten en communisten) geen manier om hier
en nu een beter leven te leiden, nee, het is in hun ogen arbeid. Ze
interesseren zich alleen maar voor de golf en vergeten de druppels.. zij
veroorloven zich geen tijd om druppeltjes te worden maar surfen met de
golf mee om erbij te horen. De voorhoedes van de klassieke revolutionaire
beweging misprijzen het dagelijkse leven en zijn gefascineerd door de
hogere regionen (van de politiek)
- 'De confrontatielogica, het 'tegen zijn' bespaart ons de onzekerheid om
zélf iets te moeten opbouwen, maar dan moet je aanvaarden dat het de
vijand is die jou definieert, die jou legitimeert, die jouw leven regelt'.
- 'De valstrik van de macht': er bestaan twee opvattingen van macht: macht
najagen of er de confrontatie mee zoeken. Systematisch wordt de
machtsovername door de bevolking geinterpreteerd als een eindpunt: het is
volbracht, iedereen mag terug naar huis. Macht is noch de plaats noch de
motor van waaruit de maatschappij veranderd wordt. We moeten breken met de
visie van een ééndimensionale en gepolariseerde strijd voor een
abstracte toekomt, ten einde de veelvuldige dimensies van het leven
opnieuw te ontginnen
- 'Elke poging de economische sfeer te overheersen veroorzaakt
onvermijdelijk het tegenovergestelde effect: de vergroting van de wanorde
en ondoorzichtigheid'. Het gaat er niet om tegen of voor de economische
sfeer te zijn, maar om het aandachtspunt te verplaatsen: om projecten op
te bouwen voorbij de economische sfeer, om tendensen naar non-kapitalisme
te creëren in de schoot van het kapitalisme zelf. Het anti-kapitalisme is
niet de spil van een protestbeweging, maar het verzet dat zélf nieuwe
waarden creëert. Het misprijzen van vele praktische alternatieven komt
voort uit het idee dat er concrete voorstellen moeten worden geformuleerd.
Het nieuwe ligt echter niet in het nieuwe model, maar in het gekrioel van
de veelheid van projecten die naast de kapitalistische centraliteit staan.
Het enige haalbare project verloopt via de schepping en ontwikkeling van
non-kapitalistische zones en tendensen, waarin het er niet langer om gaat
macro-economische bevrijdingsplannen te ontwerpen, maar om onszelf te
bevrijden van de economie.
- Er bestaat geen gerealiseerde utopie: de utopie is de politieke naam van
de essentie zélf van het leven; vrijheid zal nooit een eindpunt zijn, het
gaat altijd om het hier en nu.
Concluderende opmerkingen
Ik heb willen laten zien dat in het
DiY-activisme van de andersglobaliseringsbeweging het sociale en het
politieke worden gemengd: het gaat niet meer om de strijd tegen officiële
politieke instituties, maar om de strijd in het dagelijks leven, om het
zelf vormgeven aan je omgeving, om het anders gaan leven en dit verbinden
met de wereld om je heen. Deze ideeën over het zelf creëren van iets
nieuws heeft een lange geschiedenis: in allerlei utopische bewegingen
bestond politiek uit het van onderop scheppen van iets nieuws, uit de mix
van het sociale en politieke. Maar het expliciet tegengaan van
hiërarchische verhoudingen, het werken zonder leidersters en het verzet
tegen de macht van de zogenaamde deskundigen werd pas door feministen uit
de jaren 1970-80 in praktijk gebracht. Hierover merkt de andersglobalist
De Marcellus zo mooi op: 'The feminist movement tried to show us new
insights and practices but we have generally managed to ignore them'. Ik
vind het opmerkelijk dat er in !Ya Basta! nergens aan het feminisme wordt
gerefereerd, terwijl in Verzet wel wordt aangestipt dat 'de emancipatie
van vrouwen nooit de machtsovername als einddoel heeft opgevat;
verandering werd gezien vanuit de basis en niet vanuit de top. Wat vrouwen
bestreden was het stempel die zij opgeplakt kregen, niets anders'..
Een volgend opmerkelijk punt is dat noch in !Ya Basta! noch in Verzet het
begrip 'Do-it-Yourself' wordt gebruikt, terwijl ik dat begrip centraal
stel. Ik weet niet waarom de auteurs van beide boeken deze term niet
gebruiken, maar wel heb ik het idee dat de door mij geanalyseerde
kenmerken van het DiY-activisme in de beweging op veel punten overeenkomen
met de ideeën die in Verzet naar voren worden gebracht (ook al is
Benasayag af en toe wellicht radicaler).
Zijn de door mij genoemde kenmerken van het DiY-activisme en de ideeën
van 'Verzet' te beschouwen als nieuwe politiek? Grotendeels wel volgens
mij. Want hoewel deze kenmerken/ideeën tendele voortbouwen op allerlei
utopische en feministische bewegingen, is het doordenken 1) van het idee
dat politiek begint in het dagelijks leven en 2) van het idee dat je het
kapitalisme niet kan veranderen door een tegenmacht op te bouwen, met een
tegengesteld programma, nog nooit eerder zo consequent gebeurt. Nog niet
eerder is er zo duidelijk vanuit gegaan dat het erom gaat zelf iets nieuws
te creëren, zonder leiders, iets nieuws dat is gebaseerd op het
verbeeldingsvermogen van mensen. Zelf had ik al van allerlei postmoderne
theoretici begrepen dat, door een tegenideologie te scheppen tegen de
dominante ideologie in, de identiteit van een beweging niet door de leden
van zo'n beweging wordt gecreëerd, maar door de 'vijand'/de gevestigde
orde. Hierdoor blijf je binnen het kader van de gevestigde orde en word je
nooit een werkelijk gevaar, d.w.z. een gevaar dat de gevestigde orde niet
heeft voorzien. Door diverse andersglobalisten is dit idee helder naar
voren gebracht: 'Het startpunt is niet hoe het kapitalisme omver te
werpen, maar bestaat eruit om aan de achterkant een beter leven op te
bouwen'; 'het enige haalbare project verloopt via de schepping en de
ontwikkeling van non-kapitalistische zones en tendensen, waarin het er
niet langer om gaat macro-economische bevrijdingsplannen te ontwerpen,
maar om onszelf te bevrijden van de economie' (in Verzet, p. 132).
Hoewel ik de politiek van !Ya Basta! heb omschreven als oude politiek, wil
ik mét de auteurs van dit boek, wel pleiten voor een blijvende
samenwerking tussen de drie genoemde stromingen binnen de
andersglobaliseringsbeweging. 'Geen enkele stroming kan claimen de enige
Grote Waarheid te bezitten. Er zijn vele verschillen en vele verschillende
verhalen, vele ervaringen en veelvuldige vertogen die ons iets kunnen
leren'. Dit komt overeen met hetgeen Nederlandse activisten stellen.
'Mensen moeten zelf bepalen waar ze wel of niet achterstaan. Je moet dus
een organisatorisch model zoeken dat die behoefte aan autonomie
respecteert, maar vormen van samenwerking stimuleert. Zo'n
samenwerkingsverband kan als inzet hebben op praktisch haalbare doelen te
formuleren, of te lobbyen richting parlement, maar dit kan niet haar
belangrijkste inzet zijn. Want mensen moeten zelf hun verantwoordelijkheid
nemen en zelf overgaan tot handelen. Maar dit veronderstelt een nieuwe
politiek', zoals Ed Hollants stelt in Buiten de Orde # 3, 2002. En:
'Activistisch Nederland moet zich niet alleen richten op het beinvloeden
van machtscentra (direct of via linkse parlementaire vertegenwoordiging)
maar zou bezig moeten blijven met het zelf creëren van een eigen
utopische realiteit in directe sociale verbanden. Dit betekent een
praktisch meersporenbeleid met verbreding van het politieke tot het
dagelijks leven', zoals Marco zegt in Dusnieuws, nr. 40. Ja, zou ik als
slotopmerking hieraan willen toevoegen: de andersglobaliseringsbeweging is
utopisch, waarbij een deel van hen niet meer geloofd in gerealiseerde
utopieën. Maar doordat deze DiY-ers samenwerken in affiniteitsgroepen
waarin eenheid niet is voorgeschreven, diversiteit en een pluraliteit van
alternatieven worden benadrukt, kan je hun activiteiten als 'nieuwe
politiek' beschrijven, ook al heeft hun afwijzing naar het streven naar
macht een langere geschiedenis.
noten
[1] Duyvendak c.s. zijn echter niet de
enigen die dit doen. Ook bijvoorbeeld politieke filsofen als White (1991)
en activisten als Holloway (2002) analyseren de geschiedenis als strijd
tussen de liberalen enerzijds en de Marxisten, sociaal democraten en
anarchisten aan de andere kant en beschouwen deze strijd als het veroveren
of verwerpen de staatsmacht. Daarom kan Holloway ook schrijven als 'nieuwe'politiek
van de huidige andersglobalisten: 'Change the world without taking power'.
Dat er altijd al bewegingen hebben bestaan die niet op verovering van
macht uitwareb, blijkt hij - en met hem vele andere - niet te beseffen.
[2] Zie bijvoorbeeld Sociale kwestie en
sekse in de politieke geschiedenis van Ulla Jansz, die analyseert hoe in
de Arbeidswet uit 1889 de regel dat vrouwen voor hun huishoudens moeten
zoregn, buiten deze wet viel; de ongelijke behandeling van de seksen bleef
door de scheiding tussen politieke en sociale geschiedenis uit de
politieke geschiedenis, waarmee het meteen als minder belangrijk wordt
geclassificeerd.
[3] Hall beschouwt kennelijk Links als
een geheel. In Tegen conventioneel fatsoen en zekerheid. Het uitdagende
feminisme van de utopisch socialisten heb ik gewezen op het verschil
tussen utopische (waartoe ook een van de stromingen binnen het anarchisme
behoort) en marxistische socialisme. 'Niet erkend werd en wordt dat er met
de [marxistische] nadruk op wetten en verklaringen waardevolle aspecten
uit de theorieën van de erste socialisten terzijde geschoven. Alles wat
de utopisch-socialistische theorie 'onzeker'had gemaakt (liefde,
sekxualiteit, seksrelaties) weerden Marx en Engels uit hun theorie'.
[4] Hoewel de punkbeweging al menig keer
dood is verklaard is die beweging momenteel zeer groot, met allerlei
wereldwijde contacten (m.n. tussen het Westen, Oost-Europa en Latijns
Amerika). Naomi Klein wijst erop dat de andersglobaliseringsbeweging ook
zo ongeveer is ontstaan: omdat het niet mogelijk bleek druk uit te oefenen
op onze regeringen, gingen we die druk rechtstreeks uitoefenen op
multinationals en geglobaliseerde instanties. Lobbyen, zo stelt zij, werkt
(nog?) niet, eerst gaan we het zelf doen: de basis versterken.
[5] In No Logo wijst Naomi Klein erop dat
feministen zijn begonnen met protesteren tegen advertenties in de sixties,
overgenomen in de jaren 90 door vrouwelijke culture jammers (zie de
RiotGrrrl Web site), met name gericht tegen de schoonheidsindustrie.
Tevens wijst ze erop dat alle activiteiten van adbusters ook tegen hen
kunnen werken. Adbusting is geen doel op zichzelf maar eenvoudigweg een
van de middelen die gebruikt worden in de veel bredere politieke beweging
tegen de merken van de multinationals.
[6] Het cycli-van-protest-argument geeft
al aan dat NSM's geen product zijn van de postindustriële maatschappij.
Bovendien geeft Pichardo aan dat er nu ook NSM's bestaan in niet-westerse
landen, landen die niet als post-industriëel omschreven kunnen worden.
Als voorbeeld kunnen de Mexicaanse Zapatistas genoemd worden die volgens
o.m. Klein zelfs een van de belangrijkste stimulatoren voor het ontstaan
van de andersglobaliseringsbeweging zijn geweest.
[7] Veelal wordt door activisten het
postmodernisme met afschuw verworpen. Ook in de boeken !Ya Basta! en
Verzet wordt deze benadering eerder bekritiseerd dan omarmd. Terwijl er
ook in 'Verzet' her en der enkele snierende, m.i. onterechte, opmerkingen
over postmoderne theorieën worden geuit, toont juist dit boek volgens mij
een postmoderne praktijk. In !Ya Basta! komt deze praktijk veel minder tot
uiting, maar wel wordt in dit boek gesteld 'dat de
andersglobalistenbeweging door sommigen de eerste "postmoderne"
verzetsbeweging wordt genoemd. Ik ben het met die sommigen eens. Hoewel ik
in dit artikel verder niet wil ingaan op postmoderne noties, wil ik er
hier kort op wijzen dat postmoderne auteurs in de jaren 1970 en 1980 (al)
wezen op: - de dwingende kracht van wetenschap en andere
(staats)instituties om mensen te normaliseren en dat sociale bewegingen
zo'n dwingende, anderen uitsluitende rol, ook kunnen spelen. -dat volgens
hen sociale bewegingen geen gedeelde utopie hoeven te hebben, maar wel een
wens om iets anders te creëren; -dat de leden van bewegingen een
verzetshouding tonen die de grote verhalen over de 'normale' werkelijkheid
bestrijden; - dat huidige bewegingen anders denken over oude idealen en
vaststaande solidariteiten, dat solidariteit nu verworven moet worden
omdat mensen zich verbonden kunnen voelen met verschillende groepen of
collectieven tegelijkertijd en dat, voor het tonen van solidariteit,
mensen het niet op alle punten met elkaar eens hoeven zijn; - dat de
nationale staat niet het enige gebied is waar politiek wordt bedreven en
dat het ook politiek is als mensen zelf hun omgeving vormgeven; -dat het
niet gaat om onpersoonlijke structuren zoals 'de staat' of 'het
economische systeem' maar veel meer om interpersoonlijke relaties; - het
belang van lokaal verzet; - het belang van taal; -dat politiek actief zijn
nu betekent actief zijn in affiniteiten-groepen. M.i. kan je stellen dat
veel van deze ideeën vanaf midden jaren 1990 (dus zo'n 10 jaar later) in
praktijk zijn gebracht door de DiY-activisten van de
andersglobaliseringsbeweging en tevens dat deze beweging overeenkomsten
vertoont met de ideeën uit de 'nieuwe' utopieën zoals die rond 1970 in
romanvorm zijn verschenen.
[9] Hoewel met name de NGO's een
belangrijke rol spelen, ga ik hier verder niet op in omdat hun politieken
weinig 'nieuws' vertonen. Zie voor de pogingen om tot één programma te
komen op het World Social Forum (Porto Alegre, Brazilië)in Dagboek van
een activiste van Naomi Klein. Klein zelf wijst zo'n officieel manifest
af; Barrez daarentegen vindt het in De antwoorden van het antiglobalisme
zo jammer dat er uit het WSF geen programma is voortgekomen, dat hij er
zelf maar een ontwerpt.
[10] Volgens Van Stokrom zal, als de
NGO-stroming zich doorzet in de andersglobaliseringsbeweging, deze
stroming tevens versterkt worden vanuit traditionele organisaties en de
politiek. Wat zich dan ontwikkelt is een beweging die vanuit de top dingen
wil veranderen zonder de gewone burger daarbij te betrekken. Ook
bekritiseert hij de orthodoxe socialistische organisaties als de IS,
waarvan de 'Veiligheidsdienst' beweert dat ze er zelfs in geslaagd zijn de
beweging voor een belangrijk deel naar hun hand te zetten. Alleen de
anti-autoritaire stroming wil nieuwe wegen inslaan, zo stelt hij.
[11] Hoewel ik het met Heckert eens ben,
is het denk ik toch te simpel om er vanuit te gaan dat identiteiten er
niet meer toe doen. Het maakt nog steeds uit of je vrouw, zwart, homo bent
en welke economische achtergrond je hebt. Zie ook Sawitri Saharso die
stelt dat je uit het feit dat sociale identiteiten uitgevonden, tijdelijk,
veranderlijk en veranderbaar zijn, niet mag afleiden dat ze er dus niet
toe doen of niet toe zouden mogen doen. Dus zijn sociale identiteiten wel
van belang bij het nadenken over een wenselijke sociale ordening.
[12] Heel beroemd is Marcos uitspraak: 'Marcos
is homoseksueel in San Francisco, zwart in Zuid-Afrika, een Aziaat in
Europa, een Chicano in San Ysidro, een anarchist in Spanje, een Palestijn
in Israël, een Maya-indiaan in de straten van San Cristobal, een jood in
Duitsland, een zigeuner in Polen, een Mohawk in Quebec, een pacifist in
Bosnië, een alleenstaande vrouw in de metro om tien uur 's avonds, een
boer zonder grond, een bendelid in de sloppenwijken, een werkloze
arbeider, een ongelukkige student, en natuurlijk, een Zapatista in de
bergen' (Klein 2002: 179). Opmerkelijk is ook de kritiek van Marcos op de
ETA, de Baskische afscheidingsbeweging, die pretendeert te spreken namens
het Baskische volk. 'Wij vertegenwoordigen niemand, wij geloven niet in
een waarheid voor iedereen en voor altijd' (Zoon, 2003).
[13] Wel wijst Jordan erop dat deze
metafoor niet betekent dat acties alleen het resultaat zijn van pure
spontaniteit. De meest succesvolle bewegingen zullen diegene zijn die erin
slagen zich snel en soepel aan te passen aan veranderende situaties (net
als vogels die een valk zien) en dat vereist grote voorbereidingen en het
uitbouwen van steeds aanwezige contacten en methodes om informatie te
verwerven. Hij waarschuwt voor de tendens van de laatste jaren dat er
teruggekeerd wordt naar oudere strijdvormen: grote marsen i.p.v.
gedecentraliseerde acties, toespraken i.p.v. vergaderingen en
spreekrondjes. (En deze tendens was duidelijk te herkennen in het ESF in
Florence (nov. 2002) en het WSF in Porto Alegre (jan. 2003), S.P.)
[14] Sas wijst er aan het einde van zijn
artikel op dat volgens hem de anti-globalisten wel een centrale leiding
nodig hebben om als politieke macht te kunnen overleven en hij spreekt de
hoop uit dat het gedeelde verzet tegen de neoliberale wereldorde voldoende
is om de anti-globalisten samen te binden tot een politieke factor van
betekenis.
|