| |
Open grenzen Acht regels voor een nieuw vreemdelingenbeleid
Edith Brugmans
verscheen eerder in Filosofie Magazine van augustus 2000
De gruwelijke dood van de 58 Chinese verstekelingen, die in een container de overtocht
naar Dover waagden, heeft de Europese regeringen geschokt. Mensensmokkel, wat
kunnen we daartegen doen? Tijd voor een radicale koerswijziging, stelt de Leidse
bijzonder hoogleraar filosofie Edith Brugmans.
1.
De gruwelijke dood van de 58 Chinese verstekelingen in juni jongstleden is de druppel
die de emmer van het asielschandaal doet overlopen. Want laten we wel wezen: dit is
een schandaal in de zin van Mattheus (13,41): een aanstootgevende ongerechtigheid
die te berouwen is in 'wening en knersing der tanden'. Niet alleen de weg van mensen
die tot smokkelwaar verworden zijn, is verstikkend, ook de plaats van bestemming biedt
al te vaak niets meer dan de benauwenis van het onderduiken, van het schuilen in de
illegaliteit.
Natuurlijk, sommige vreemdelingen slagen erin zich in levende lijve te melden als
asielzoeker en een deel van hen vindt erkenning in de vorm van een
verblijfsvergunning. Misschien liggen de verhoudingen in kwantitatieve zin zelfs gunstig
en vinden velen een fatsoenlijk onthaal terwijl slechts enkelen hun zoektocht met de
dood bekopen. Maar in kwalitatieve zin is de onwaardige dood van een enkele mens die
niets anders doet dan zich verplaatsen van het ene land naar het andere, een grove
onrechtvaardigheid. Het is aan ons om schuld te bekennen aan het kwaad van de
moordende uitsluiting van vreemdelingen en het is aan ons om dat kwaad bij de wortel
uit te roeien.
'Life is elsewhere'
Hoe is dit mogelijk? Natuurlijk niet door de controles op de in- en uitgaande
vrachtwagens, schepen, treinen en personenauto's te intensiveren. Evenmin door de
sancties op 'verstekelingenvervoer' en 'mensensmokkel' te verscherpen. Dergelijke
maatregelen en straffen zijn waarschijnlijk niet alleen niet effectief, ze zijn fundamenteel
misplaatst. Ze zijn het foute antwoord omdat ze veronderstellen dat er terecht sprake
kan zijn van 'smokkel' en van 'illegalen'. De wortel van het probleem is echter dat deze
categorieën berusten op een verwerpelijke juridische kwalificering van mensen als
'illegalen' en van vervoersactiviteiten als 'mensensmokkel'. Inderdaad, smokkel en
illegaliteit dienen uitgebannen te worden en wel op een radicale manier, namelijk door
de rechtsregels die de posities van de illegaliteit en de smokkel creëren, af te schaffen.
Deze rechtsregels zelf, en niet de handelingen die krachtens deze regels als
overtredingen gelden, zijn schandalig. De rechtsregels wekken de schijn dat het legitiem
is dat sommige mensen, 'wij', aan sommige medemensen, in casu de economisch
vluchtelingen, in woord en daad te verstaan geven: 'je mag wel leven, maar niet hier.
Voor jou geldt letterlijk "life is elsewhere".' Maar hoe is het mogelijk dat de ene mens dit
tegen de andere mens durft te zeggen? Waar halen wij de brutaliteit vandaan om
anderen, die door hun komst te kennen geven dat ze een leven hier willen opbouwen, te
verbieden om hier te zijn? Hoe halen wij het in ons hoofd om te denken dat het moreel
terecht kan zijn om 'afgewezenen' en 'uitgeprocedeerden' desnoods plat te spuiten en
op een vliegtuig te zetten naar 'elsewhere'?
Zeker, in het licht van de politieke geschiedenis van de afgelopen zestig jaar zijn deze
praktijken deels begrijpelijk. De afschuw over de wandaden die begaan zijn tijdens de
Tweede Wereldoorlog heeft geleid tot een wetgeving die een veilig heenkomen
garandeerde voor politieke vluchtelingen. Het ruimhartige asielbeleid dat geproclameerd
is in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens uit 1948 heeft in de
grondwetten van vele westerse staten een juridische verankering gekregen. De
asielverlenende staten namen daarbij de verplichting op zich om degenen die als
politiek vluchteling toegelaten werden, een status te verlenen die gelijk is aan die van
de eigen burgers voor wat betreft de burgerlijke en sociaal-economische rechten.
In de jaren zeventig van de twintigste eeuw leidde de economische groei tot het
aantrekken van gastarbeiders. En ook zij verwierven, met hun arbeidsverplichting,
burgerlijke en sociaal-economische rechten. Sommigen onder hen hebben, na enige
jaren, ook de politieke rechten verworven.
Voetbalspel
Maar nu, anno 2000, zou Nederland 'vol' zijn. Wat betekent dit? Het kan niet betekenen
dat er geen plek over is voor meer mensen, aangezien het grootste gedeelte van het
Nederlandse grondgebied nog niet bewoond wordt. Maar zelfs als ons hele land een
woonbestemming zou hebben, is het niet zeker dat Nederland vol is. Immers, een
absoluut en objectief criterium om te bepalen hoeveel ruimte een mens nodig heeft om
te leven, ontbreekt ten enenmale. Het lichaam van een individu vraagt niet meer dan
twee kubieke meter, zoals de doodscontainer in Dover nog eens toonde. Het wonen van
een persoon is misschien al redelijk te noemen als twaalf vierkante meter 'eigen
kameroppervlak' gewaarborgd is. Of moeten we eerder denken aan twintig vierkante
meter plus een stukje vruchtbare grond van driehonderd vierkante meter zodat de
persoon ook nog de eigen boontjes kan doppen? Of is meer levensruimte gewenst?
Kortom, dat mensen een plek nodig hebben is een onontkoombaar fysisch gegeven,
maar het antwoord op de vraag hoe veel ruimte mensen nodig hebben om een
menselijk leven te leiden, is afhankelijk van historisch-cultureel bepaalde normen, en
dus variabel. De uitspraak dat Nederland in fysieke zin 'vol' is, is dan ook betwistbaar.
Is Nederland dan vol omdat onze culturele identiteit slechts bewaard kan blijven wanneer
wij nu nieuwe, vreemde elementen buiten houden? Op dit punt kan Euro 2000 ons iets
leren. Slechts in het rondspelen van de bal tussen 'wij' en 'zij' ontstaat de notie van
'identiteit'. Als spelers van het spel zijn 'wij' en 'zij' principieel gelijkwaardig. 'Onze
jongens' moeten zich, in hun streven naar onderscheidend kampioenschap, aan die
gelijkwaardigheid van het gemeenschappelijke spel overgeven. Hetzelfde geldt voor de
Nederlandse culturele identiteit, die slechts kan bestaan en voortbestaan in een
voortdurende gemeenschappelijkheid met 'de anderen'. Dat die identiteit dan geen
statisch gegeven is maar een dynamisch karakter heeft, is evident. Deze dynamiek is
echter geen reden tot ongerustheid, zolang ze niet ontwikkeld wordt in een strijd op
leven en dood met die 'anderen'.
Nationale rijkdom
De kreet 'Nederland is vol' betekent waarschijnlijk wel dat de nationale rijkdom niet
weggegeven mag worden aan mensen die geen 'recht' hebben op een deel ervan. En
deze betekenis geeft precies het punt aan waarop de ommekeer kan aangrijpen.
Immers, indien het ons menens is om het kwaad van de verstikkende mensensmokkel,
van het illegaal verblijf en van de gewelddadige uitzettingen van uitgeprocedeerden
radicaal uit te bannen, en indien de belangrijkste bestaansreden voor deze vormen van
het kwaad gelegen is in de economische interesse van vreemdelingen om in ons land,
of, ruimer, in Europa, enige 'rijkdom' te verwerven, dan is dat kwaad te keren door een
nieuw beleid te voeren. Dat nieuwe beleid dient gericht te zijn op een ontkoppeling van
de staatsrechtelijke, strafrechtelijke en sociaal-economisch rechtelijke instituties en
regels. De nieuwe regels kunnen schetsmatig aangegeven worden als volgt.
Ten eerste: de nationale grenzen dienen onvoorwaardelijk opengesteld te worden, zodat
een volstrekt vrij verkeer van personen mogelijk wordt. Iedereen die de open grens
passeert, wordt geregistreerd. De registratie van de persoon geeft aan wie wanneer op
Nederlands grondgebied is. Deze registratie is noodzakelijk voor de
overheidsaanspraken op belastingen en bestraffingen, zoals uit de volgende regels
blijkt. Echter, de taak van de overheid om te beoordelen of iemand al dan niet
toegelaten mag worden, vervalt. Ook de taak om te onderzoeken of iemand
teruggestuurd kan worden naar het land van herkomst vervalt.
Ten tweede: de aanwezigheid op het Nederlandse grondgebied geeft iedereen het recht
op de grondvrijheden, zoals in de Grondwet vastgelegd - vrijheid van mening en
meningsuiting, vrijheid van vergadering, vrijheid van godsdienst en levensovertuiging en
dergelijke.
Ten derde: gedragingen van personen zijn strafbaar volgens het territorialiteitsbeginsel.
Dit wil zeggen dat het Nederlandse strafrecht geldt wanneer de strafbare feiten in
Nederland gepleegd zijn, onafhankelijk van de landen waarvandaan of waarheen de
dader komt of gaat. Aangezien het huidige strafrecht ook volgens het
territorialiteitsbeginsel werkt, levert deze regel geen nieuwe problemen op.
Ten vierde: de aanwezigheid op het Nederlandse grondgebied geeft iedereen het recht
om te wonen en te werken. De feitelijke verwerving van banen en woningen is een taak
van de personen zelf: zij zullen zich op de vrije woning- en arbeidsmarkt moeten
begeven. De taak van de overheid om te beslissen over verblijfsvergunningen en
arbeidsvergunningen, alsmede de taak om te zorgen voor geschikte woningen, vervalt.
Ten vijfde: de sociaal-economische rechten (aanspraken op pensioenuitkeringen,
arbeidsongeschiktheidsvergoedingen, werkloosheidsuitkeringen en dergelijke) zijn te
verwerven door persoonlijke participatie aan fondsen. Daarbij is het mogelijk dat een
persoon de zorgplicht voor anderen op zich neemt, bijvoorbeeld ouders voor hun kleine
kinderen, volwassenen voor hun bejaarde ouders, vrienden voor vrienden, et cetera. De
omvang van de verschuldigde inleggingen (premies) in de fondsen kan afhankelijk zijn
van de opgenomen zorgplicht. In hoeverre de bedoelde fondsen door de overheid, door
corporaties, of door particuliere ondernemingen ingesteld of gecontroleerd moeten
worden, is nader te bepalen.
Ten zesde: de politieke rechten, namelijk het actief en passief kiesrecht, zijn te
verwerven door een duurzaam verblijf op het Nederlands grondgebied. Een periode van
drie of vijf jaar lijkt redelijk.
Onderwijs
Ten zevende: de rechten op onderwijs en gezondheidszorg zijn hetzij via fondsen te
verwerven (dus na inleg van premies) en/of (deels) gratis voor iedereen die zich op het
Nederlands grondgebied bevindt.
Ten achtste: de in Nederland verblijvende personen zijn belasting verschuldigd aan de
overheid. De belastingplicht is afhankelijk van de duur van het verblijf en van de
arbeidsomstandigheden en de zorgplichten van de personen. De belastinginkomsten
komen ten goede aan de infrastructuur, eventueel (zie zeven) ook aan het onderwijs en
de gezondheidszorg.
Deze schets voor de regels van het nieuwe beleid zal ongetwijfeld veel kritiek oproepen.
Een van de te verwachten reacties luidt dat de open grenzen zullen leiden tot een
enorme stijging van het aanbod van goedkope arbeidskrachten, wat dan weer zal leiden
tot daling van de lonen, dus daling van de consumptie, dus daling van de productie.
Kortom, men kan tegenwerpen dat de open grenzen het risico meebrengen dat in
Nederland een 'lompenproletariaat' zal ontstaan. Deze tegenwerping is deels te pareren
door erop te wijzen dat de economische groei niet alleen afhankelijk is van de factoren
arbeid en kapitaal, maar ook van zaken zoals technologische innovaties en
marktaandeel. Echter, de discussie over de voor- en nadelen van het economisch
liberalisme raakt aan slechts één beginsel dat ten grondslag ligt aan het voorstel voor
het nieuwe beleid. Het tweede beginsel is dat van de rechtvaardigheid. De open grenzen
verminderen misschien onze huidige welvaart en ze betekenen zeker het einde aan de
weldaden die wij nu aan de politieke vluchtelingen voorbehouden. Maar ze maken ook
een einde aan het onrecht dat wij de economisch vluchtelingen nu aandoen.
Misschien is het zelfs mogelijk dat het nieuwe beleid ons helpt om, op de lange termijn
en op mondiaal vlak, de idealen van vrijheid, gerechtigheid en vrede verder gestalte te
geven.
Edith Brugmans
Reacties op dit artikel
Open grenzen?
Iedereen zou de idealen moeten onderschrijven die Edith Brugmans in haar artikel naar
voren brengt. Als iedereen gelijke rechten heeft, dan heeft iedereen ook het recht om
zich ergens te vestigen. Het is erg inconsequent om van de arme landen te eisen dat zij
geen restrictief importbeleid voeren omdat een vrije goederenmarkt zo goed voor ons
allemaal is en tegelijkertijd onze arbeidsmarkt gesloten houden voor mensen uit die
landen. Het is ook inconsequent om iemand uit een EU-lidstaat die in Nederland wil
werken te beschouwen als een eerzaam burger die een beroep heeft gedaan op het in
het EU-verdrag gegarandeerde vrij verkeer van werknemers op de een gemaakte
Europese arbeidsmarkt, maar iemand uit een niet-EU land die hetzelfde wil doen te
beschouwen als een verwerpelijke economische vluchteling.
Desalniettemin zijn de oplossingen die Brugmans voorstelt nogal onrealistisch wat betreft
hun consequenties. Edith Brugmans redeneert radikaal vanuit de idealen die zij naar
voren brengt. Zij geeft niet aan wat de onberedeneerde implementatie zou kunnen
meebrengen. Fiat iustitia pereat mundi (laat er gerechtigheid zijn, ook al gaat de wereld
er aan ten onder), zo lijkt zij te denken. Daarnaast schept haar artikel onvoldoende
duidelijkheid over de regelgeving in Nederland. Hierdoor blijft haar voorstel voor een
nieuwe vreemdelingenwetgeving als het ware in de lucht hangen. Het voorstel
presenteert zich niet als eenconcreet alternatief, waardoor de uitvoerbaarheid al bij
voorbaat lijktuitgesloten en anderen haar voorzet maar moeilijk kunnen aangrijpen
vooreen verdere discussie.
'Nationaal-socialisme'
Onze huidige maatschappelijke organisatievorm - het is al vaak gezegd- is een
compromis tussen liberalisme en socialisme. Er is een sociaal vangnet voor degenen die
van de liberaal-kapitalistische trapeze zijngevallen. Bij de totstandkoming van de
verzorgingsstaat sloten socialisme en liberalisme echter niet alleen een compromis.
Liberalisme en socialisme deden ook een concessie aan het nationalisme. Het
socialisme van de verzorgingsstaat kan worden beschouwd als een nationaal-socialisme
in de letterlijke betekenis van het woord: bij de opzet van de verzorgingsstaat was
eigenlijk alleen voorzien dat Nederlandse onderdanen een beroep zouden doen op die
voorzieningen. In de uiteindelijke wettelijke regelingen werd dit echter niet zo
geformuleerd, zodat ook anderen een beroep op de verzorgingsstaat konden doen. Dit
riep solidariteitsproblemen op. Sommigen wilden niet betalenvoor anderen dan hun
landgenoten. Tegen dit soort argumenten werdaangevoerd dat de niet-Nederlanders die
er een beroep op deden, ook eenbijdrage aan de verzorgingsstaat hadden geleverd. De
gastarbeidershadden ook bijgedragen aan de Nederlandse welvaart en hadden dus ook
recht op een deel van die welvaart. In feite is dit argument een nieuwe versie van het
aloude 'no taxation without representation' (dit principe komt er kort gezegd op neer dat
als je ergens aan bijdraagt, je er ook recht op hebt).
Niettemin ging dit argument eraan voorbij dat de verzorgingsstaat
haar'nationaal-socialistische' oorsprong was ontgroeid. De solidariteit vande
verzorgingsstaat strekte zich immers ook uit tot degenen die - om wat voor reden dan
ook - niet aan haar hadden bijgedragen en verder ook nietvan oudsher betrokken waren
bij Nederland. Deze ontwikkeling werd afgerond doordat Nederland zich aansloot bij
internationale verdragen opgrond waarvan tot op grote hoogte de plicht bestaat om
sociale bijstand te geven aan alle ingezetenen. Iedereen die in Nederland verblijft heeft
in meer of mindere mate recht op een vorm van sociale bijstand en mag verder in
principe ook alle vrijheidsrechten genieten. Met veel moeite wordt er op deze rechten
beknibbeld ten aanzien van asielzoekers die in Nederland verblijven. Maar de
vreemdelingen van buiten het grondgebied van de EU die naar Nederland willen komen,
hebben totaal geen rechten. Op grond van de Europese vreemdelingenverdragen
(Schengen etc.) wordt die groep vreemdelingen immers gedwongen een visum te
bezitten alvorensmen naar Nederland kan afreizen. Transportmaatschappijen zullen
niemand zonder visum vervoeren, aangezien zij in de voorkomende gevallen zullen
opdraaien voor de kosten van de terugreis. Ten aanzien van een visum aanvraag bij een
van de onderbezette Nederlandse ambassades bestaat er geen enkel recht en elk reëel
beroep op de rechter is uitgesloten. Voor een visumaanvraag om het EK bij te wonen
diende men bijvoorbeeld een toegangsbewijs voor een voetbalwedstrijd over te leggen.
Door gebrek aan ambassadepersoneel hebben echter talloze mensen vergeefs
eenvoetbalticket gekocht. Zij hebben hun visum niet op tijd gekregen. Als het niet om
een voetbalwedstrijd gaat, maar om een asielaanvraag, is zo'n situatie natuurlijk
helemaal onaanvaardbaar.
Voetbal
Edith Brugmans stelt met haar voorstel voor een nieuw vreemdelingenrecht niet zozeer
aan de orde wat er in Nederland met asielzoekers gebeurt. Nederland kent deze
asielzoekers weliswaar het absolute minimum toe waar het op grond van internationale
verdragen toe verplicht is - en uiteraard liefst wat minder -, maar deze asielzoekers
hebben allemaal recht op sociale bijstand, en kunnen een beroep doen op de
Nederlandserechter, waarbij zij recht hebben op een gratis tolk en gratis juridische
bijstand ontvangen. Aan degenen die buiten Nederland verblijven - of weer terug naar
buiten verbannen worden- wordt echter de toegang tot de rechter onmogelijk gemaakt
en ieder recht onzegd. Mensensmokkel en de trieste dood van 58 mensen in een
vrachtwagen is een uitvloeisel van deze politiek.
Door het toekennen van rechten aan degenen die buiten Nederland verblijven, komt
Brugmans tegemoet aan deze laatste groep mensen die tot nu toe rechteloos was.
Hierbij legt zij echter wel een erg grote claim op de solidariteit welke Nederland dient op
te brengen ten aanzien van alle potentiële inwoners van Nederland. Zij tracht dit grote
beroep op de Nederlandse solidariteit te matigen door de noodzaak voor solidariteit in
het algemeen te beperken. De verzorgingsstaat dient tot een absoluut minimum te
worden beperkt. Verder dan tot een basisniveau aan sociale bijstand, gezondheidszorg
en onderwijs dient onze solidariteit zich niet uit te strekken. Op dit punt raakt Brugmans
aan de discussie over welke inhoud wij aan de verzorgingsstaat willen geven. Hierop zal
ik niet verder ingaan. Het is echter wel opmerkelijk dat Brugmans de grenzen wil openen
omdat Nederland onterecht de welvaartvoor zichzelf houdt, maar tegelijkertijd die
welvaart dan wel voor iedereen reduceert, terwijl nog maar de vraag is of er minder
welvaartzal zijn om te verdelen als het nieuwe vreemdelingenrecht eenmaal een feit is.
Dat wat Brugmans onder een verblijfsrecht wenst te verstaan is immers erg uitgehold in
vergelijking met wat op dit moment onder een verblijfsrecht wordt verstaan. Dit roept
herinneringen op aan het Romeinse rijk. Op het moment dat iedereen in het Romeinse
rijk het Romeins burgerrecht verkreeg, stelde dat burgerrecht in feite allang niets meer
voor.
Brugmans gaat er in dit verband aan voorbij dat er niet alleensolidariteit op het terrein
van de sociale voorzieningen dient te worden opgebracht. Er dient ook solidariteit te
worden opgebracht op andere gebieden. Deze solidariteit kan onder meer worden
beschreven in vage termen van nationale identiteit, zoals Brugmans doet. Zij geeft hier
het voorbeeld van het voetbalteam, dat maar eens in de zoveel tijd samenkomt om een
nationaal gevoel te belichamen, waarna ieder lid van het elftal terugkeert naar zijn zeer
goed betaalde baan, of nog een lucratiever contract afsluit in een land waar het weer ook
veel aangenamer is dan in Nederland. Maar het leven is geen voetbal. Het wonen in
Nederland valt niet te vergelijken met een voetbalteam. Er is geen sprake van een
kortdurende samenkomst, er is geen sprake van gelijkelijk materiële overvloed bij de
participanten en er is geen sprake van vrijblijvendheid of een welomschreven
gemeenschappelijke doelstelling. De vergelijking die Brugmans maakt gaat niet op.
Inreisverbod
Daarnaast bestaat er ook een veel basalere, concretere vorm van nationale identiteit
waar Brugmans aan voorbijgaat. Deze nationale identiteit hangt samen met de lokale
omstandigheden waaronder mensen moeten leven. Brugmans gaat uit van een periode
van drie of vijf jaar alvorens iemandburgerrechten verkijgt. Hierbij veronderstelt zij
kennelijk dat zoiemand een zekere bestendigheid aan de dag heeft gelegd. Iemand die
hier drie of vijf jaar heeft gewoond mag kiezen en gekozen worden. Zo iemand is
kennelijk niet alleen gekomen om te stemmen tegen de belangen van de Nederlandse
ingezetenen en daarna weer te verdwijnen. Ook is zo iemand kennelijk niet gekomen
om de verkiezingen te winnen en daarna tegen hetbelang van Nederland te handelen.
De reden om politieke burgerrechtenuit te zonderen van de rechten die nieuwkomers
toekomen is mij echteraltijd onduidelijk gebleven. Als men overal ter wereld volledige
rechten kan verkrijgen in eentijdsbestek van vijf jaar, zou het echter snel gedaan zijn
met het land in Nederland. In waterkeringen zou dan niet meer worden geïnvesteerd dan
strikt noodzakelijk is. Zou het een keer mis gaan, dan kan men eenvoudignaar elders
verhuizen, alwaar men binnen vijf jaar weer volledige(burger)rechten verwerft. In
werkelijkheid echter wordt bij de bouw vanwaterkeringen geen overstromingskans
aangehouden van eens in de vijf jaar. Het minimum beschermingsniveau bedraagt eens
in de Tweehonderdvijftig jaar ten aanzien van bepaalde industrieterreinen. Voor
woongebieden, met name voor de Randstand, gelden vrijwel absolute
beschermingswaarden. Deze gebieden mogen eigenlijk nooit onder water komen te
staan. Kennelijk verwachten degenen die verantwoordelijk zijn voor het
waterkeringsbeleid dat de meeste mensen langer dan vijf jaar in Nederland willen wonen,
dat ook hunkinderen nog in Nederland zullen willen wonen en dat zij daar aanzienlijke
investeringen voor over hebben. Alleen al het wonen in Nederland brengt dus al
substantiële investeringen met zich mee. Deze investeringen kunnen niet worden
uitgedrukt in een 'Blut und Boden' mythe, eerder in een soort socio-economische
'dijkinvesteringstheorie'. Een mogelijke consequentie van deze theorie zou kunnen zijn
dat er naast een inburgeringsperiode van vijf jaar ook een plicht bestaat een minimum
aantal jaren in Nederland te blijven. Zo loopt men gegarandeerd de kans om ook natte
voeten te krijgen en is menverplicht om bij te dragen aan de waterkeringen. Een
dergelijke plicht is echter moeilijk vorm te geven, aangezien een uitreisverbod al
sneleen net zo een onaanvaardbare inbreuk op iemands bewegingsvrijheid zou
betekenen als een inreisverbod.
In dit voorbeeld is de Nederlandse situatie nogal overdreven. Ook een verblijf elders kan
vaak aanzienlijke investeringen met zich meebrengen. Er bestaan wat dit betreft wel
verschillen tussen landen. Dat in Nederland geheel anders ten aanzien van dit soort
zaken wordt gedacht dan elders, blijkt bijvoorbeeld uit hoe in de Verenigde Staten wordt
omgesprongen met overstromingen. Amerika heeft net als Nederland voldoende
middelen ter beschikking om waterkeringen te bouwen. Niettemin vinden er in Florida
iedere keer weer overstromingen plaats die eenvoudig haddenverkomen kunnen worden
met een paar goede dijken.
Niet alleen het onderhoud aan de waterkeringen is iets waar in Nederland veel aandacht
aan moet worden besteed. Ook aan het onderhoud van het milieu dient veel zorg te
worden besteed. Nederland mag dan niet vol zijn in de zin dat het geen mensen meer
kan herbergen, de bevolkingsdichtheid betekent wel dat we zuinig dienen te zijn op de
relatief beperkte omgeving die wij hebben. Voor kernproeven op de Veluwe is er echt
geen plaats. In andere landen, zoals Amerika of Rusland is er wel genoeg ruimte. Daar
wordt er dan ook anders tegen de leefomgeving aangekeken. Indien een bepaald
gebied minder bewoonbaar wordt, verhuistmen relatief eenvoudig naar elders. In
Amerika en Rusland is er een geringere mate van 'lange-termijnbewustzijn' ten aanzien
van de eigen leefomgeving. Deze uit zich bijvoorbeeld in de goedkope kwaliteit van de
huizen in Amerika (houtskeletbouw), de jarenlange verwaarlozing van landbouwgrond en
het bombarderen van de civiele infrastructuur in Servië. In Rusland liet de tactiek van de
verschroeide aarde (die de Russen toepasten bij de verdediging van hun land in de 2e
wereldoorlog) zien dat het idee Rusland voor hen belangrijker was dan het land Rusland.
Economische vluchtelingen
Om de consequenties welke het vreemdelingenrecht van Brugmans zou hebben verder
te beredeneren, kan gekeken worden naar de enige soorteconomische vluchtelingen die
eigenlijk bestaan: (multinationale)ondernemingen. Een onderneming kan worden
beschouwd als een geaggregeerd vermogen van een (groep) investeerder(s). Een
onderneming laat zich bijna uitsluitend door economische motieven leiden.
Ondernemingen kunnenvolledig en eenvoudig in andere culturen en rechtsordes
integreren. Het bedrijf kan eenvoudig in een vreemd land een lokale
vennootschapoprichten. Deze vennootschap voldoet volledig aan het lokale recht.
Enuiteraard gelden de beperkingen van het asielrecht niet voorondernemingen. Verdere
integratie van de onderneming vindt ten slotteplaats door lokaal mensen te werven.
Indien echter de arbeidskosten te hoog worden, de bomen zijn gekapt of de grond te
vervuild is om nog rendabel te zijn, zal de ondernemingverdwijnen om zich elders te
vestigen. Een onderneming kan zich dusweliswaar volledig integreren in de plaatselijke
cultuur, maar voor dezeintegratie zijn eigenlijk geen substantiële investeringen nodig.
Daarnaast kunnen ondernemingen zich door hun geringe plaatselijke binding eenvoudig
elders vestigen, ten einde te ontsnappen aan deregelgeving van het land waarin zij
opereren. Vanwege het gunstige fiscale en juridische klimaat kent de Amerikaanse staat
Delaware eenheleboel 'postbusondernemingen'. Een zeer belangrijk deel van
deAmerikaanse ondernemingen is gevestigd in Delaware, terwijl al hun werkelijke
activiteiten zich elders concentreren. Zelfs Nederlandse bedrijven konden tot voor kort
voordeel hebben door gebruik te maken vande 'Delaware-constructie'. Uiteraard zijn in
dit verband ook de veleschepen onder Panameese vlag welbekend.
De relatief geringe noodzaak voor een onderneming om ten aanzien van eenbepaalde
vestigingsplaats te investeren heeft een geringe lokale bindingtot gevolg. Deze geringe
binding aan de plaats waar de onderneminggevestigd is, gaat gepaard met een korte
termijn visie ten aanzien van die vestigingsplaats. Een en ander gaat niet alleen ten
koste van de lokale werknemers die worden ontslagen, maar het gaat ook ten koste van
het milieu.
Het is derhalve niet verwonderlijk dat wordt geprobeerd om de 'lokalebinding' van
multinationals te vergroten. Het Europeese Hof van Justitieheeft bijvoorbeeld grenzen
gesteld aan de belastingvlucht vanondernemingen binnen de EU. Ten aanzien van
individuen acht het Hofdaarentegen iedere beperking op de vestigingsvrijheid er een
teveel. Het vluchtgedrag van multinationals wordt verder aan banden gelegd door het
opstellen van mondiale gedragsregels. Ook worden er pogingen ondernomenom
ondernemingen onder een globaal juridisch kader te brengen. De grootste excessen
worden thans al bestreden door de bedrijven voor hunwandaden elders voor strafrechter
in het land waar zij gevestigd zijnter verantwoording te roepen. Met name in Amerika
worden multinationals geregeld net zo bestraft als hier de Nederlanders die zich elders
schuldig hebben gemaakt aan pedofilie.
Ook multinationals zelf proberen hun lokale aanvaardbaarheid te verhogen door
bijvoorbeeld verschillende nationale reclamecampagnes te voeren inplaats van een
mondiale campange, door nationale cultuuruitingen te ondersteunen en door zichzelf
bijvoorbeeld te presenteren als milieuvriendelijk. Ook kan gedacht worden aan het bouw
van eenPhilipsdorp, een Batadorp of aan een het sponsoren van lokale atleten.
Multinationals hebben begrepen dat zij niet zullen worden geaccepteerdenkel door te
integreren. Zij dienen de lokale mensen ervan teovertuigen dat zij in het land willen
blijven door significanteinvesteringen te doen in hun omgeving.
Universele verblijfsrechten?
Het openstellen van alle grenzen zal recht doen aan het universele rechtop vrijheid van
bewegingsvrijheid en vestigingsvrijheid. Wat het gevolgvan die maatregel zal zijn, is erg
speculatief. Wat wel duidelijk is, isdat mensen ten aanzien van hun lokale gebondenheid
een kortetermijnvisie zullen gaan hanteren. Mensen zullen bijvoorbeeld wegtrekken uit
gebieden in een economische recessie en verhuizen naar gebieden met economische
voorspoed. Het leefmilieu zal lijden onder deze korte termijn visie, aangezien
investeringen in het leefmilieu slechts op de lange tot zeerlange termijn vruchten
afwerpen.
In de tweede plaats zal de onderlinge solidariteit tussen mensen drastisch verminderen.
Veel mensen zullen ook misschien net als bedrijven een schijn verblijfplaats kiezen of
juist een valse plaats vanhun beroep opgeven. Zij gaan wonen of werken in een postbus
van het landdat het gunstigste fiscale klimaat kent. In het land van hun werkelijke
woon- of werkplaats zijn zij dan altijd op doorreis, of op werkbezoek. Vooral de rijksten
zullen deze schijn kunnen ophouden, omdat het voor hen rendabel kan zijn om de
smoes geloofwaardig te maken door veel heenen weer te reizen. Dit heeft uiteraard
gevolgen voor de socialevoorzieningen. Door de vermindering van de solidariteit tussen
de mensenzal er een differentiatie optreden in het niveau van de sociale voorzieningen.
Hetzij treedt deze differentiatie op doordat, zoals Brugmans voorstelt, de sociale
voorzieningen tot een minimum worden beperkt en de mensen die het zich kunnen
permiteren zichaanvullend verzekeren, hetzij treedt deze differentiatie op doordat
desociale voorzieningen alleen zullen gelden in groepen die wel solidair met elkaar
kunnen zijn. Vroeg of laat zal dus, door iedereen een gelijkrecht van vestiging te geven,
het recht op sociale voorzieningen niet eerder gelijkelijk openstaan voor iedereen.
De gruwelijke dood van de 58 Chinese verstekelingen in juni jongstleden is de druppel
die de emmer van het asielschandaal doet overlopen. Want laten we wel wezen: dit is
een schandaal in de zin van Mattheus (13,41): een aanstootgevende ongerechtigheid
die te berouwen is in 'wening en knersing der tanden'. Niet alleen de weg van mensen
die tot smokkelwaar verworden zijn, is verstikkend, ook de plaats van bestemming biedt
al te vaak niets meer dan de benauwenis van het onderduiken, van het schuilen in de
illegaliteit.
Natuurlijk, sommige vreemdelingen slagen erin zich in levende lijve te melden als
asielzoeker en een deel van hen vindt erkenning in de vorm van een
verblijfsvergunning. Misschien liggen de verhoudingen in kwantitatieve zin zelfs gunstig
en vinden velen een fatsoenlijk onthaal terwijl slechts enkelen hun zoektocht met de
dood bekopen. Maar in kwalitatieve zin is de onwaardige dood van een enkele mens die
niets anders doet dan zich verplaatsen van het ene land naar het andere, een grove
onrechtvaardigheid. Het is aan ons om schuld te bekennen aan het kwaad van de
moordende uitsluiting van vreemdelingen en het is aan ons om dat kwaad bij de wortel
uit te roeien.
'Life is elsewhere'
Hoe is dit mogelijk? Natuurlijk niet door de controles op de in- en uitgaande
vrachtwagens, schepen, treinen en personenauto's te intensiveren. Evenmin door de
sancties op 'verstekelingenvervoer' en 'mensensmokkel' te verscherpen. Dergelijke
maatregelen en straffen zijn waarschijnlijk niet alleen niet effectief, ze zijn fundamenteel
misplaatst. Ze zijn het foute antwoord omdat ze veronderstellen dat er terecht sprake
kan zijn van 'smokkel' en van 'illegalen'. De wortel van het probleem is echter dat deze
categorieën berusten op een verwerpelijke juridische kwalificering van mensen als
'illegalen' en van vervoersactiviteiten als 'mensensmokkel'. Inderdaad, smokkel en
illegaliteit dienen uitgebannen te worden en wel op een radicale manier, namelijk door
de rechtsregels die de posities van de illegaliteit en de smokkel creëren, af te schaffen.
Deze rechtsregels zelf, en niet de handelingen die krachtens deze regels als
overtredingen gelden, zijn schandalig. De rechtsregels wekken de schijn dat het legitiem
is dat sommige mensen, 'wij', aan sommige medemensen, in casu de economisch
vluchtelingen, in woord en daad te verstaan geven: 'je mag wel leven, maar niet hier.
Voor jou geldt letterlijk "life is elsewhere".' Maar hoe is het mogelijk dat de ene mens dit
tegen de andere mens durft te zeggen? Waar halen wij de brutaliteit vandaan om
anderen, die door hun komst te kennen geven dat ze een leven hier willen opbouwen, te
verbieden om hier te zijn? Hoe halen wij het in ons hoofd om te denken dat het moreel
terecht kan zijn om 'afgewezenen' en 'uitgeprocedeerden' desnoods plat te spuiten en
op een vliegtuig te zetten naar 'elsewhere'?
Zeker, in het licht van de politieke geschiedenis van de afgelopen zestig jaar zijn deze
praktijken deels begrijpelijk. De afschuw over de wandaden die begaan zijn tijdens de
Tweede Wereldoorlog heeft geleid tot een wetgeving die een veilig heenkomen
garandeerde voor politieke vluchtelingen. Het ruimhartige asielbeleid dat geproclameerd
is in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens uit 1948 heeft in de
grondwetten van vele westerse staten een juridische verankering gekregen. De
asielverlenende staten namen daarbij de verplichting op zich om degenen die als
politiek vluchteling toegelaten werden, een status te verlenen die gelijk is aan die van
de eigen burgers voor wat betreft de burgerlijke en sociaal-economische rechten.
In de jaren zeventig van de twintigste eeuw leidde de economische groei tot het
aantrekken van gastarbeiders. En ook zij verwierven, met hun arbeidsverplichting,
burgerlijke en sociaal-economische rechten. Sommigen onder hen hebben, na enige
jaren, ook de politieke rechten verworven.
Voetbalspel
Maar nu, anno 2000, zou Nederland 'vol' zijn. Wat betekent dit? Het kan niet betekenen
dat er geen plek over is voor meer mensen, aangezien het grootste gedeelte van het
Nederlandse grondgebied nog niet bewoond wordt. Maar zelfs als ons hele land een
woonbestemming zou hebben, is het niet zeker dat Nederland vol is. Immers, een
absoluut en objectief criterium om te bepalen hoeveel ruimte een mens nodig heeft om
te leven, ontbreekt ten enenmale. Het lichaam van een individu vraagt niet meer dan
twee kubieke meter, zoals de doodscontainer in Dover nog eens toonde. Het wonen van
een persoon is misschien al redelijk te noemen als twaalf vierkante meter 'eigen
kameroppervlak' gewaarborgd is. Of moeten we eerder denken aan twintig vierkante
meter plus een stukje vruchtbare grond van driehonderd vierkante meter zodat de
persoon ook nog de eigen boontjes kan doppen? Of is meer levensruimte gewenst?
Kortom, dat mensen een plek nodig hebben is een onontkoombaar fysisch gegeven,
maar het antwoord op de vraag hoe veel ruimte mensen nodig hebben om een
menselijk leven te leiden, is afhankelijk van historisch-cultureel bepaalde normen, en
dus variabel. De uitspraak dat Nederland in fysieke zin 'vol' is, is dan ook betwistbaar.
Is Nederland dan vol omdat onze culturele identiteit slechts bewaard kan blijven wanneer
wij nu nieuwe, vreemde elementen buiten houden? Op dit punt kan Euro 2000 ons iets
leren. Slechts in het rondspelen van de bal tussen 'wij' en 'zij' ontstaat de notie van
'identiteit'. Als spelers van het spel zijn 'wij' en 'zij' principieel gelijkwaardig. 'Onze
jongens' moeten zich, in hun streven naar onderscheidend kampioenschap, aan die
gelijkwaardigheid van het gemeenschappelijke spel overgeven. Hetzelfde geldt voor de
Nederlandse culturele identiteit, die slechts kan bestaan en voortbestaan in een
voortdurende gemeenschappelijkheid met 'de anderen'. Dat die identiteit dan geen
statisch gegeven is maar een dynamisch karakter heeft, is evident. Deze dynamiek is
echter geen reden tot ongerustheid, zolang ze niet ontwikkeld wordt in een strijd op
leven en dood met die 'anderen'.
Nationale rijkdom
De kreet 'Nederland is vol' betekent waarschijnlijk wel dat de nationale rijkdom niet
weggegeven mag worden aan mensen die geen 'recht' hebben op een deel ervan. En
deze betekenis geeft precies het punt aan waarop de ommekeer kan aangrijpen.
Immers, indien het ons menens is om het kwaad van de verstikkende mensensmokkel,
van het illegaal verblijf en van de gewelddadige uitzettingen van uitgeprocedeerden
radicaal uit te bannen, en indien de belangrijkste bestaansreden voor deze vormen van
het kwaad gelegen is in de economische interesse van vreemdelingen om in ons land,
of, ruimer, in Europa, enige 'rijkdom' te verwerven, dan is dat kwaad te keren door een
nieuw beleid te voeren. Dat nieuwe beleid dient gericht te zijn op een ontkoppeling van
de staatsrechtelijke, strafrechtelijke en sociaal-economisch rechtelijke instituties en
regels. De nieuwe regels kunnen schetsmatig aangegeven worden als volgt.
Ten eerste: de nationale grenzen dienen onvoorwaardelijk opengesteld te worden, zodat
een volstrekt vrij verkeer van personen mogelijk wordt. Iedereen die de open grens
passeert, wordt geregistreerd. De registratie van de persoon geeft aan wie wanneer op
Nederlands grondgebied is. Deze registratie is noodzakelijk voor de
overheidsaanspraken op belastingen en bestraffingen, zoals uit de volgende regels
blijkt. Echter, de taak van de overheid om te beoordelen of iemand al dan niet
toegelaten mag worden, vervalt. Ook de taak om te onderzoeken of iemand
teruggestuurd kan worden naar het land van herkomst vervalt.
Ten tweede: de aanwezigheid op het Nederlandse grondgebied geeft iedereen het recht
op de grondvrijheden, zoals in de Grondwet vastgelegd - vrijheid van mening en
meningsuiting, vrijheid van vergadering, vrijheid van godsdienst en levensovertuiging en
dergelijke.
Ten derde: gedragingen van personen zijn strafbaar volgens het territorialiteitsbeginsel.
Dit wil zeggen dat het Nederlandse strafrecht geldt wanneer de strafbare feiten in
Nederland gepleegd zijn, onafhankelijk van de landen waarvandaan of waarheen de
dader komt of gaat. Aangezien het huidige strafrecht ook volgens het
territorialiteitsbeginsel werkt, levert deze regel geen nieuwe problemen op.
Ten vierde: de aanwezigheid op het Nederlandse grondgebied geeft iedereen het recht
om te wonen en te werken. De feitelijke verwerving van banen en woningen is een taak
van de personen zelf: zij zullen zich op de vrije woning- en arbeidsmarkt moeten
begeven. De taak van de overheid om te beslissen over verblijfsvergunningen en
arbeidsvergunningen, alsmede de taak om te zorgen voor geschikte woningen, vervalt.
Ten vijfde: de sociaal-economische rechten (aanspraken op pensioenuitkeringen,
arbeidsongeschiktheidsvergoedingen, werkloosheidsuitkeringen en dergelijke) zijn te
verwerven door persoonlijke participatie aan fondsen. Daarbij is het mogelijk dat een
persoon de zorgplicht voor anderen op zich neemt, bijvoorbeeld ouders voor hun kleine
kinderen, volwassenen voor hun bejaarde ouders, vrienden voor vrienden, et cetera. De
omvang van de verschuldigde inleggingen (premies) in de fondsen kan afhankelijk zijn
van de opgenomen zorgplicht. In hoeverre de bedoelde fondsen door de overheid, door
corporaties, of door particuliere ondernemingen ingesteld of gecontroleerd moeten
worden, is nader te bepalen.
Ten zesde: de politieke rechten, namelijk het actief en passief kiesrecht, zijn te
verwerven door een duurzaam verblijf op het Nederlands grondgebied. Een periode van
drie of vijf jaar lijkt redelijk.
Onderwijs
Ten zevende: de rechten op onderwijs en gezondheidszorg zijn hetzij via fondsen te
verwerven (dus na inleg van premies) en/of (deels) gratis voor iedereen die zich op het
Nederlands grondgebied bevindt.
Ten achtste: de in Nederland verblijvende personen zijn belasting verschuldigd aan de
overheid. De belastingplicht is afhankelijk van de duur van het verblijf en van de
arbeidsomstandigheden en de zorgplichten van de personen. De belastinginkomsten
komen ten goede aan de infrastructuur, eventueel (zie zeven) ook aan het onderwijs en
de gezondheidszorg.
Deze schets voor de regels van het nieuwe beleid zal ongetwijfeld veel kritiek oproepen.
Een van de te verwachten reacties luidt dat de open grenzen zullen leiden tot een
enorme stijging van het aanbod van goedkope arbeidskrachten, wat dan weer zal leiden
tot daling van de lonen, dus daling van de consumptie, dus daling van de productie.
Kortom, men kan tegenwerpen dat de open grenzen het risico meebrengen dat in
Nederland een 'lompenproletariaat' zal ontstaan. Deze tegenwerping is deels te pareren
door erop te wijzen dat de economische groei niet alleen afhankelijk is van de factoren
arbeid en kapitaal, maar ook van zaken zoals technologische innovaties en
marktaandeel. Echter, de discussie over de voor- en nadelen van het economisch
liberalisme raakt aan slechts één beginsel dat ten grondslag ligt aan het voorstel voor
het nieuwe beleid. Het tweede beginsel is dat van de rechtvaardigheid. De open grenzen
verminderen misschien onze huidige welvaart en ze betekenen zeker het einde aan de
weldaden die wij nu aan de politieke vluchtelingen voorbehouden. Maar ze maken ook
een einde aan het onrecht dat wij de economisch vluchtelingen nu aandoen.
Misschien is het zelfs mogelijk dat het nieuwe beleid ons helpt om, op de lange termijn
en op mondiaal vlak, de idealen van vrijheid, gerechtigheid en vrede verder gestalte te
geven.
Edith Brugmans
|
|
zoek
• archief • discussie
• reageer • home
• english
|
|