Oude en nieuwe
vreemdelingen
Lolle Nauta
Een vluchteling uit Iran is in
principe niet vreemder dan mijn buurman, betoogt de filosoof Lolle Nauta
in onderstaand essay. Hij pleit ervoor niet langer naar de vreemdeling te
kijken als een onbegrijpelijke zonderling. Een mens wordt allang niet meer
door slechts één cultuur bepaald.
In de meeste beschouwingen over de
vreemdeling wordt niet opgehelderd dat het woord vreemd doorgaans gebruikt
wordt in twee verschillende betekenissen. Vreemd verwijst in de eerste
plaats naar iets wat niet wordt begrepen, wat niet past in de kaders
waarmee de wereld wordt geïnterpreteerd: 'vond jij zijn gedrag ook niet
vreemd?', 'een vreemde toestand dat het op die houseparty was'.
In de tweede plaats verwijst vreemd naar dingen die afkomstig zijn van
elders. De uitdrukking `een vreemde munt' hoeft niet te slaan op iets wat
niet wordt begrepen; het gaat hier om een geldstuk dat ergens anders
waarde heeft. Wij snappen wat het is, alleen we kunnen er hier in de
winkel niets mee beginnen. Zelfs al kunnen we een bepaalde `vreemde taal'
niet spreken, we snappen wel dat het hier een taal betreft en bedoelen
gewoonlijk dat deze taal elders gesproken wordt.
Ook in het gebruik van de term vreemdeling vallen deze twee betekenissen
van vreemd terug te vinden en de onderlinge verhouding van die twee vormt
het onderwerp van dit artikel.
Allereerst is een vreemdeling een vreemde
in de eerste betekenis van het woord, iemand wiens gedrag eigenaardig
gevonden wordt. De ontdekkingsreizigers aan het begin van de moderne tijd
troffen in de landen aan de andere kant van de oceaan wezens aan, van wie
zij zich zelfs afvroegen of het wel mensen waren. Kleren hadden ze
nauwelijks aan, ze brabbelden maar wat en een normale God schenen ze ook
al niet te aanbidden.
Destijds was dus de eerst genoemde betekenis van vreemd dominant, een
betekenis trouwens die je ook vandaag de dag nog geregeld kunt tegenkomen.
Ik zal deze betekenis in het vervolg betekenis a noemen. Zonder dat de
eerste in onbruik raakte, is inmiddels een tweede betekenis van vreemd in
het dagelijks spraakgebruik dominant geworden. Dit noem ik betekenis b. In
het woordenboek slaat de term vreemdeling op iemand van elders, een
buitenlander, iemand die een ander paspoort heeft dan wij. `Het is een
vreemdeling zeker, die verdwaald is zeker'. De zogenaamde
vreemdelingenpolitie is niet een instelling die mensen van elders raar of
ongewoon vindt. Tenminste, zoiets behoort niet het geval te zijn. Het
betreft hier beambten die geacht worden de problemen af te handelen van
mensen uit andere landen die een verzoek hebben ingediend om hier te mogen
verblijven.
Het onderscheid tussen deze twee betekenissen van de term vreemdeling is
van belang, omdat zij logisch onafhankelijk zijn van elkaar. Iemand die
van elders komt, is niet noodzakelijkerwijs iemand wiens gedrag ik niet
begrijp. En omgekeerd: degene wiens gedrag ik eigenaardig vind, hoeft niet
afkomstig te zijn uit een ander land of een andere cultuur. Ongewoon
gedrag te over in een geïndividualiseerde samenleving, waarin
verschillende levensvormen min of meer vreedzaam naast elkaar bestaan.
Hoezeer de twee vreemdelingen van elkaar
verschillen, blijkt uit het feit dat ze deel uit maken van twee
uiteenlopende vertogen met onverwisselbare kenmerken. Zij maken deel uit
van een eigen wereld. In het op betekenis a gebaseerde vertoog staat het
probleem van de herkenning centraal. Ik duidde het al aan: deze
vreemdeling verscheen in Europa op het toneel ten gevolge van de
ontdekkingsreizen plus de processen van kolonialisering in het kielzog
daarvan. Omdat bij degenen die verslag deden van deze ontdekkingsreizen de
eerste betekenis overheerste noem ik dit een afstandsvertoog.
Het tweede vertoog kan een als een nabijheidsvertoog worden betiteld. Hier
staat de vreemdeling centraal, die al in 1908 op rake wijze door de
socioloog Simmel werd getypeerd. Een vreemdeling, zei hij, is niet iemand
die vandaag komt en morgen gaat, maar is degene die vandaag komt en morgen
blijft. Simmel dacht hierbij aan de positie van de Joden in de
verschillende Europese staten van zijn tijd.
Het nabijheidsvertoog is verbonden met processen van verstatelijking.
Zonder staten met nauwkeurig omschreven grenzen kunnen vreemdelingen in
betekenis b moeilijk op het toneel verschijnen. Dat betekent, dat in het
tweede geval het probleem van de erkenning centraal staat. De Joden over
wie Simmel het heeft, zijn net als de asielzoekers van vandaag
aspirantburgers. Ik betitel hen als vreemdelingen nieuwe stijl.
Een andere cultuur kan op twee verschillende manieren vreemd worden
gevonden in de zin van betekenis a. Het ongewone kan veracht worden maar
ook verheerlijkt. Het kan gedegradeerd worden en geïdealiseerd. Aan het
begin van de moderne tijd was in West-Europa met name de eerste strategie
populair, die later natuurlijk in de rassenleer van het nationaal-socialisme
en in andere ideologieën van de etniciteit hoog van de toren zou blazen.
De bewoners van de ontdekte landen worden in het algemeen als
minderwaardig beschouwd. Al vroeg trouwens, in de zestiende eeuw al, gaan
er ook stemmen op van uitzonderlijke theologen als Las Casas, die vond dat
de Indianen in Zuid-Amerika als door God geschapen menselijke wezens
moesten worden gezien en behandeld.
Wat vreemd is, kan echter ook worden geïdealiseerd. Dat is de tweede
strategie om uiting te geven aan betekenis a. Le bon sauvage, de wilde die
als edel ervaren wordt. Hij leeft nog dicht bij de natuur, weet wat een
onbedorven gemeenschap is en is nog niet ontworteld door de vervreemding
die de industriële samenlevingen met zich meebrengen. Deze visie is naar
mijn mening in onze samenleving nog steeds populair, met name onder meer
ontwikkelde mensen. Velen waarderen bepaalde gedragingen alleen al daarom,
omdat zij het stempel dragen van een andere cultuur. Zij zijn zich ervan
bewust dat er andere culturen bestaan dan de hunne en geven op deze wijze
blijk van hun kennis en tolerantie.
Ook de idealiserende houding kan bogen op een eerbiedwaardige traditie. De
Palestijnse geleerde Said heeft in zijn beroemde studie Orientalism laten
zien dat het imperialistische Europa er een beeld op nahield van de Oriënt,
waarbij de nadruk lag op wat bizar was, geheimzinnig en exotisch. Behalve
door vernedering kan men ook afstand scheppen door verheerlijking. In het
ene geval bevindt men zich beneden de menselijke maat, in het andere geval
bevindt men zich er bij wijze van spreken boven, maar in beide komen
normale menselijke betrekkingen in het gedrang. Beide houdingen gaan
uitstekend samen met processen van sociale uitsluiting. De tweede
strategie levert daarbij bovendien nog het voordeel op, dat dit met een
goed geweten kan worden gedaan. Men kan toch niet volhouden, dat ik me
slecht zou gedragen tegenover iemand die door mij op een voetstuk wordt
geplaatst?
In de tweede betekenis van het vreemde
liggen de kaarten met betrekking tot de status van de vreemdeling heel
anders. De vreemdeling nieuwe stijl is een aspirant-burger. Hij is niet
iemand van wie wij niet wisten dat hij bestond en die daarom het onderwerp
vormt van onze nieuwsgierige aandacht of veroveringszucht. Wij zijn eerder
het onderwerp van de zijne. Wij begeven ons niet in zijn richting, maar
hij komt naar ons toe. Aan deze aspirant-burgers valt niets vreemds te
ontdekken in de eerste betekenis van het woord. Integendeel, zij wensen te
bezitten, wat voor de meesten van ons al lang de meest vanzelfsprekende
zaak van de wereld vormt.
Juist bij een bespreking van de status van de twee vreemdelingen blijkt
hoezeer zij verschillen. De vreemdeling oude stijl wordt gedefinieerd ? of
liever: geconstrueerd ? door de andere cultuur van waaruit hij waargenomen
wordt. Hij vormt het projectiescherm van de idealen en frustraties van die
andere cultuur. De vreemdeling nieuwe stijl construeert als het ware zelf.
Voorzover hij niet op doorreis is als toerist, zakenman of geleerde, valt
bij hem alle nadruk op de omstandigheid dat hij zich hier wenst te
vestigen. Hij heeft redenen om het `vreemde' land waar hij naar toe gaat,
te verkiezen boven zijn land van herkomst. Terwijl bij betekenis a een
uitgesproken culturele woordenschat gebruikt wordt, is in het tweede geval
een juridische woordkeus adequaat. Bij vreemdelingenbeleid is de vraag aan
de orde welke formele status aan nieuwkomers moet worden toegekend, dat
wil zeggen over welke rechten zij in hun specifieke situatie dienen te
beschikken en over welke niet.
Hoe verhouden de twee vertogen met betrekking tot vreemdelingen zich tot
elkaar? Om te beginnen moet worden vastgesteld dat vreemdelingen in de zin
van vertoog a in feite niet meer bestaan. Er zijn op onze aardbol vandaag
de dag geen culturen meer die nog ontdekt moeten worden en in de
letterlijke zin van het woord als vreemd kunnen worden gekwalificeerd.
Toen ik geboren werd, in 1929, waren ze er nog wel. In de samenleving van
mijn kinderen horen ze thuis in het geschiedenisboekje. In die zin is de
aarde inderdaad één wereld geworden. De vraag of er nog andere wezens
bestaan die met ons vergeleken kunnen worden, wordt vandaag de dag
bediscussieerd met het oog op mogelijk leven op andere planeten.
Maar wat is dan de functie van vertoog a, wanneer vreemdelingen oude stijl
in de strikte zin van het woord niet meer bestaan? Het vertoog is nog
springlevend. Zelden is immers zo veel gesproken over andere, vreemde
culturen als juist in onze tijd. Ik onderscheid drie functies die het
eerste vertoog in dit verband nog heeft. De eerste is sociaal. Vertoog a
heeft een zekere populariteit in cultuurbeschouwingen waarin de grenzen
worden verkend van verschijnselen als modernisering, rationalisering en de
daarmee vaak gepaard gaande processen van massificatie en uniformering.
Gelukkig, zo stelt men, bestaan er tenminste nog vreemde culturen,
culturen die verschillen van onze McDonald's, coladrinks, Mercedessen en
t.v.antennes. Men tekent verzet aan tegen een samenleving waar
uniformerende, technologische rationaliteit het laatste woord heeft. In
dergelijke beschouwingen, die men ook in de filosofie van vandaag kan
aantreffen, wordt niet eens altijd de moeite genomen om het fenomeen
vreemdelingen nieuwe stijl te vermelden, laat staan behoorlijk te
onderzoeken. Men heeft een voorkeur voor het vertoog vreemdeling oude
stijl, dat soms zelfs wordt gebruikt om andere culturen op een wijze te
romantiseren, waar de vertegenwoordigers van die cultuur zelf lang niet
altijd van gediend zijn.
Een tweede functie van vertoog a in een tijd waarin vreemdelingen oude
stijl tot het verleden behoren, is commercieel. In de reclame van de
reisbureaus zijn vreemdelingen oude stijl nog volop aan te treffen. Zij
vormen een geliefd onderdeel van de posters van Holland International,
Neckermann en Lissone. Altijd weer worden de toerist plekjes beloofd die
nog ongerept zijn en waar nog niemand anders geweest is: behalve
parelwitte stranden en niet door autowegen bezoedelde velden ook
schilderachtige stadjes, dorpjes en eenvoudige hutjes, die getuigenis
afleggen van een vreemde, ongerepte cultuur. De toerist maakt het daar
trouwens zelf ook naar. Hij is vaak op zoek naar plaatsen waar hij zo
weinig mogelijk andere toeristen tegenkomt. Een geslaagde vakantie is een
vakantie met zo weinig mogelijk soortgenoten en met zo veel mogelijk
`vreemde' cultuur.
De derde functie tenslotte is in mijn ogen iets minder onschuldig dan de
eerste twee. Het is de politieke. Vertoog a sust niet alleen het kwade
geweten van de moderne Westerling en brengt ook niet alleen geld in 't
laatje, het kan ook tot doel hebben om mensen uit te sluiten en
maatschappelijk te discrimineren. Kwalificaties naar ras zijn sinds Hitler
onmogelijk geworden. Mensen cultureel een bepaalde plaats toewijzen
teneinde ze te kunnen weren, is sindsdien een gebruikelijker strategie.
Die en die groepen kenmerken zich door een geheel eigen cultuur, wordt
betoogd. Passen zij hier wel, zolang ze zich niet aanpassen en worden
zoals wij? Zouden de betreffende individuen in hun eigen omgeving niet
gelukkiger zijn? Bewijzen we hun eigenlijk niet een dienst door hen op het
vliegtuig te zetten? En is het, als puntje bij paaltje komt, niet zo dat
hun aanwezigheid hier toch een heleboel problemen veroorzaakt? `Culturalistische'
redeneringen worden aldus misbruikt om protest aan te tekenen tegen het
interculturele karakter van onze samenleving en de klok terug te draaien.
De afschuwelijke verschijnselen van etnische schoonmaak in onze eeuw zijn
niet een gevolg van processen van modernisering, maar vormen er wel een
reactie op. Perfide leiders beloven met behulp ervan aan hun niet altijd
even ontwikkelde achterban een gouden toekomst.
De twee vertogen vullen elkaar niet aan, maar concurreren met elkaar. Wie
exclusief kiest voor het eerste, moet zich de vraag laten welgevallen hoe
hij denkt over mensenrechten en dergelijke. Laat zijn opvatting van het
vreemde daar wel ruimte voor? Of is het zelfs bedoeld om ieder beroep op
de onvervreemdbare en sinds 1948 voor iedereen geldende rechten van de
mens in de kiem te smoren en aspirant-burgers het leven zo zuur mogelijk
te maken?
Wie kiest voor vertoog twee, kan echter ook met vragen worden
geconfronteerd. Ditmaal niet van formeel-juridische aard, maar van
inhoudelijk-culturele aard. Juist in ons soort samenlevingen hebben mensen
recht op een eigen culturele identiteit. Is hij bereid dergelijke rechten
te erkennen of is zijn `gelijkheidsideologie' zo radicaal, dat hij daar
geen ruimte voor heeft? Het Marxisme-Leninisme is in onze eeuw het
voorbeeld van een `verlichtingsideologie' die voor dergelijke dingen geen
plaats wenste in te ruimen.
In traditionele samenlevingen zijn het bekende en het onbekende relatief
duidelijk van elkaar afgegrensd. Wat gedeeld wordt met de andere leden van
de gemeenschap, is het bekende, culturele tradities, rituelen, normen en
waarden. Wie deel uitmaakt van een andere samenleving, kenmerkt zich door
andere gewoontes die aan deze zijde van de grens ongebruikelijk zijn.
In een posttraditionele samenleving is die duidelijke afbakening van
vreemd en bekend komen te vervallen. Met degenen met wie je dagelijks te
maken hebt, op het werk maar ook in je vrije tijd, deel je ook tal van
dingen niet. Slechts op microniveau, in de specifieke leefgemeenschap
waarvan ieder deel uitmaakt, bestaat nog een vorm van culturele en
normatieve homogeniteit. In de dagelijkse omgang met anderen is van een
dergelijke homogeniteit geen sprake meer. Het onbekende bevindt zich naast
de deur. Terwijl in een traditioneel dorp een vreemdeling opvalt, is in de
stad van vandaag een ontmoeting met een bekende vermeldenswaard. Zoals Van
Gunsteren in Eigentijds burgerschap heeft laten zien, is een
posttraditionele samenleving een grotendeels onbekende samenleving.
Aanzienlijke delen ervan onttrekken zich aan de waarneming van het
individu.
De kenmerken van een interculturele samenleving worden nog al eens uit de
doeken gedaan tegen de achtergrond van een traditionele maatschappij.
Oorspronkelijk zou er sprake zijn van een vergaande culturele
homogeniteit, waaraan allengs een eind is gekomen dank zij de immigratie
van groepen allochtonen. Deze voorstelling van zaken is onjuist. De
samenleving waar asielzoekers entree verlangen, kan van zichzelf al als
een onbekende samenleving worden getypeerd. De deelnemers aan de
samenleving zijn nauwelijks op de hoogte van het doen en laten van de
overgrote meerderheid van de mededeelnemers. Traditionele gemeenschappen
zijn een kwestie van folklore geworden. Zij horen in het museum.
Voortgaande arbeidsdeling, maatschappelijke differentiatie en
individualisering hebben onomkeerbare ontwikkelingen in gang gezet.
Allerlei kenmerken van de informatiemaatschappij versterken dit soort
processen alleen maar.
Dit heeft consequenties voor het vreemdelingendebat. De kenmerken die onze
samenleving nog al eens worden toegeschreven vanwege de aanwezigheid van
allochtonen, zouden naar mijn mening aan die samenleving ook toekomen,
indien er geen allochtonen waren geïmmigreerd. Mijn Nederlandse buurman
is mij in principe niet minder vreemd dan een Iraanse vluchteling.
Misschien heeft die vluchteling toevallig wel hetzelfde beroep als ik,
zodat wij elkaar zelfs beter begrijpen dan ik en mijn buurman, die lid is
van de Gereformeerde Kerk art. 31 en werkzaam is bij de verkeerspolitie.
Het tegenargument dat ik met mijn buurman mijn Nederlandse identiteit
deel, vind ik niet overtuigend. Zeker, wij spreken beiden Nederlands en
houden beiden veel van het Oranjehuis, maar zijn onze werelden om die
reden in vergaande mate identiek en kunnen wij daardoor gemakkelijker met
elkaar communiceren dan met Engelsen of Algerijnen? Dat waag ik te
betwijfelen. Wat als nationale identiteit wordt betiteld, aldus Peter
Sloterdijk, is een kunstmatig iets. De media en de politieke klasse doen
er geregeld een beroep op. Dat individuen echter daaraan hun identiteit
zouden ontlenen, is slechts in oppervlakkige zin het geval. Uw paspoort
vermeldt uw naam en nationaliteit, maar vertelt het ook wie U bent?
Wat betekent dit voor de twee vertogen die het onderwerp vormen van dit
artikel? Het eerste vertoog is simpelweg verouderd. Het berust op een vorm
van tweepolig denken die niet meer past bij een posttraditionele
samenleving. Wie dit vertoog vandaag de dag toch nog hanteert, loopt
achter de maatschappelijke feiten aan. De concepten passen niet meer bij
de wereld waarin hij leeft. Die wereld is polycentrisch in plaats van
tweepolig. Zij kenmerkt zich door een groot aantal verschillende,
concurrerende opvattingen van het zogenaamde goede leven. De kenmerken die
een traditionele samenleving met zijn beeld van het vreemde als het
vijandige of ideale naar buiten toe projecteert, zijn door hun
posttraditionele opvolgers als het ware naar binnen gehaald. Zij zijn in
maatschappelijke zin geïnternaliseerd; zij zijn een onderdeel geworden
van het `onbekende' karakter van de samenleving zelf.
Op grond van het tweede vertoog vallen mensen van elders uiteraard in twee
categorieën uiteen: de juridisch erkende en de (nog) niet erkende. De
eerste categorie ? het werd reeds vastgesteld ? verschilt niet principieel
van andere burgers en heeft dus dezelfde rechten en plichten. Daar hoort
natuurlijk ook het recht bij op een eigen cultuur en godsdienst. Net zo
goed als het idee dat in ieders culturele nis de rechten van de mens
dienen te worden gerespecteerd.
Wat de tweede categorie betreft, de criteria voor hun erkenning vormen
niet het onderwerp van dit artikel. Hier kan slechts worden vastgesteld
dat argumenten om hen te weren niet aan het vertoog vreemdelingen oude
stijl kunnen worden ontleend. Integendeel, hun aanwezigheid versterkt het
toch al gedifferentieerde en geïndividualiseerde karakter van de
maatschappij. Zij zijn mensen zoals wij. Dank zij hen zien wij in de
spiegel. Door hen worden wij ons scherper bewust van het specifieke
karakter van onze eigen samenleving.
Lolle Nauta is als politiek filosoof
werkzaam te Groningen. Hij was daar van 1971 tot 1994 hoogleraar
filosofie. Deze tekst die in bewerkte versie eerder in Wijsgerig
Perspectief verscheen lag ten grondslag aan de lezing die hij op 13
oktober in De Balie in Amsterdam uitsprak.
streamers:
Uw paspoort vermeldt uw naam en
nationaliteit, maar vertelt het ook wie U bent?
De kenmerken die aan onze samenleving
worden toegeschreven vanwege de aanwezigheid van allochtonen, zouden ook
aan die samenleving toekomen als er geen allochtonen waren geïmmigreerd.
Een vreemdeling is niet iemand die
vandaag komt en morgen gaat, maar is degene die vandaag komt en morgen
blijft.
|