«Europa is een fictie»

Groene Amsterdammer 15/2004 8 april

Hoogleraar filosofie John Gray omschrijft het islamitisch terrorisme als een typisch modernistische voorhoedebeweging die zijn inspiratie ontleent aan Europese voorbeelden. «We mogen niet om wille van onze binnen-landse veiligheid de rechten en vrijheden die ons dierbaar zijn opgeven, want ook dat speelt het terrorisme in de kaart.»

— door Aart Brouwer

«Europa is vergeten dat zelfverdediging de eerste voorwaarde is om een zelfstandige rol te spelen in de wereld. We hebben dat onplezierige feit verdrongen en dat gaat ons nu opbreken, zoals dat altijd gebeurt met verdrongen feiten. Samen met de Amerikanen kunnen we invloed uitoefenen in de wereld, maar de verdeling van lusten en lasten maakt dat partnerschap eenzijdig zoals we zien in de kwestie-Irak. Europa is niet in staat gebleken zelfstandig orde op zaken te stellen in de Balkan. Erger nog, in de hele naoorlogse geschiedenis van Europa is er niet één succesvol gezamenlijk buitenlands ingrijpen geweest. In geopolitieke termen bestaat er geen Europa. Zelfs een gezamenlijk buitenlandbeleid zal daar niets aan veranderen. Europa blijft een fictie zolang we niet veel meer geld aan defensie besteden.» Er is waarschijnlijk geen hoogleraar in de Europese filosofie die zo weinig aandacht besteedt aan Europa als John Gray, verbonden aan de London School of Economics en schrijver van boeken over globalisering, islamitisch terrorisme en evolutionaire psychologie. Als hij het doet, is het in azijnzure terzijdes over het «Verlichtingsfundamentalisme», die typisch Europese ideologie die sinds de val van de Berlijnse Muur onverminderd de kop blijft opsteken in de vorm van het neoliberale vrijemarktdenken. In False Dawn (1998) beschrijft Gray de hedendaagse globaliseringswaan als de zoveelste messianistische ontsporing van de Verlichting, als een vooruitgangsgeloof dat niet wezenlijk verschilt van het communisme en andere bewegingen die in de loop van de twintigste eeuw in naam van de rede onvoorstelbare ravages hebben aangericht. Het is volgens Gray in diepste wezen ook echt een geloof, een soort seculier fotonegatief van het christendom: «Het geloof dat de wetenschap de mensheid in staat stelt haar historische conflicten te overstijgen en een universele beschaving te scheppen, is niet het resultaat van empirisch onderzoek. Het is een overblijfsel van het monotheïsme.» Globalisering, opgevat als de wereldwijde verspreiding van wetenschap en technologie, leidt niet noodzakelijkerwijs tot wereldwijde democratisering, zoals de neoliberalen, in navolging van sommige Verlichtingsfilosofen, ons willen doen geloven. In combinatie met de verbreiding van de «vrije markt» leidt die kennisgroei voornamelijk tot een kaalslag van instituties, traditionele deugden en sociale samenhangen en derhalve tot nieuwe ravages en instabiliteit. In andere culturen dan de onze — Gray noemt met name Rusland, China en het Arabisch schier eiland — voltrekt de modernisering zich langs andere wegen, uitmondend in andere vormen van kapitalisme en in andersoortige bestuursvormen die niet noodzakelijk democratisch zullen zijn. Hoe hardnekkiger we dat ontkennen, aldus Gray, des te harder zullen we ervoor worden gestraft in de vorm van geostrategische conflicten. In Al Qaeda and What It Means to Be Modern (2003) gaat Gray nog een stap verder door de publieke perceptie van al-Qaeda als een terugval in de Middeleeuwen op z’n kop te zetten en het islamitisch terrorisme te omschrijven als een typisch modernistische voorhoedebeweging die zijn inspiratie ontleent aan Europese voorbeelden. Al-Qaeda is, met andere woorden, het zoveelste bewijs voor het failliet van het grote Europese moderniseringsproject van de afgelopen twee eeuwen. Reden genoeg om Gray, op bezoek in Nederland, aan de tand te voelen over verleden en toekomst van het oude continent, te beginnen met onze filosofische erfenis.

John Gray: «Mijn kritiek op de Verlichting is gericht tegen Europese en Amerikaanse denkers die er een seculiere religie van hebben gemaakt, inclusief een geloof in verlossing door de Geschiedenis. Tegen Condorcet en Thomas Paine in de achttiende eeuw, John Stuart Mill en Karl Marx in de negentiende en Habermas en Fukuyama in de twintigste eeuw, auteurs die de groei van kennis en techniek gelijk stellen aan vooruitgang. Dat messianisme heeft steeds nieuwe gedaanten aangenomen, beginnend bij de Jacobijnen en doorlopend via de bolsjewieken tot aan de neoliberalen van de jaren tachtig. De neoconservatieven in de Verenigde Staten zijn er de jongste manifestatie van. De ironie wil dat uitgerekend deze neocons, die demonstratief neerkijken op alles wat uit Europa komt, een radicale Europese traditie voortzetten. Hun wortels liggen niet in het Europese en al helemaal niet in het Amerikaanse conservatisme, maar in het messianistische liberalisme van Thomas Paine en zelfs in het communisme en anarchisme. De term ‹creatieve destructie› die ze onophoudelijk gebruiken in verband met het Midden-Oosten is afkomstig van Michail Bakoenin. Veruit de meeste Verlichtingsdenkers waren onliberaal of antiliberaal. Sinds de val van het communisme, een beweging die zijn inspiratie ontleende aan een reeks Verlichtingsdenkers van de vroege Schotse economen tot en met de idealisten Georg Hegel en Pierre-Joseph Proudhon, zijn we dat als bij toverslag vergeten en spreken we ongegeneerd over de ‹liberale Verlichting›. Historisch gesproken is het liberalisme echter een ondergeschikte component van de Verlichting. Tot 1820 was het in Groot-Brittannië een beweging van christelijke dissen ters. Het is dus geen exclusief product van de Verlichting, en de Verlichting was geen overwegend liberale beweging; twee mythen die nodig moeten worden ontzenuwd. Maar er zijn ook vroege en latere Verlichtingsdenkers die ik bewonder, hoewel ik mezelf niet beschouw als aanhanger van de Verlichting. Ik bewonder Hobbes en Spinoza, twee auteurs die schreven ten tijde van de godsdienstoorlogen en worstelden met een verwarring en desoriëntatie die niet wezenlijk verschillen van de onze. En een twintigste-eeuwse Verlichtingsdenker van wie we veel kunnen leren is Freud, omdat hij aantoont dat de onprettige herinneringen die we verdringen vroeg of laat terugkeren in een ziek makende vorm. Door ons vooruitgangsgeloof verdringen we bijvoorbeeld het feit dat de groei van wetenschap en techniek ook nieuwe wapens legt in handen van kwaadwilligen. Neem nu de nucleaire technologie. Nog niet zo lang geleden beschikten alleen de supermachten over het vermogen om steden, landen en zelfs de gehele mensheid te vernietigen. Ze maakten er gelukkig geen gebruik van omdat ze daarmee ook hun eigen lot bezegelden. Maar door de onstuitbare verspreiding van nucleaire kennis en technologie kunnen zulke wapens nu ook in handen komen van een beweging als al-Qaeda die geen moment zou aarzelen ze te gebruiken omdat zelfmoord onderdeel is van haar strategie. Is de wereld er door deze verspreiding van kennis veiliger op geworden? Ik vrees van niet.»

Zijn we zo verslaafd aan onze moderniseringswaan dat er geen redding mogelijk is? John Gray: «Nee, maar dan moeten we allereerst de schaduwzijden van ons vooruitgangsgeloof erkennen. Die worden keer op keer verdrongen. De mislukking van het Amerikaanse plan om van Irak een liberale democratie van westerse snit te maken is het zoveelste bewijs. Er schuilt een dubbele ironie in. Ten eerste heeft men in Irak juist een staatsapparaat naar westerse snit vernietigd; een modern, centralistisch bewind, even seculier als dat van Syrië of het Turkije van Atatürk. Boven op die puinhoop wil men nu een liberale democratie bouwen, niettegenstaande het gegeven dat Irak een kunstmatige staat is, gevormd door de Britten in de jaren twintig als een buffer tussen verschillende volken en religieuze stromingen. Door het wegvagen van de staat hebben de Amerikanen in Irak zelf de etnische en religieuze leiders, met name die van de sjiïtische meerderheid, alle ruimte gegeven zodat er waarschijnlijk een soort tweede Iran zal ontstaan. Als we de beperkingen van ons vooruitgangsgeloof eindelijk onder ogen zouden durven zien, zouden we ons niet overgeven aan zulke grootschalige, rampzalige experimenten in social engineering. Denk ook aan de schade die we hebben aangericht door de gedwongen ‹liberalisering› van Rusland in de jaren negentig. Het staatsapparaat is in naam van de ‹vrije markt› volledig afgebroken en daarvoor in de plaats hebben we nu een kleptocratie, gebaseerd op een pseudo-monopolistisch kapitalisme met maffiose trekken. En de Russen, in 1990 nog het meest pro-westerse volk ter wereld, hebben we voor jaren van ons vervreemd.» Hoe maken we een begin met het herstel van de schade? «Om te beginnen door aan te knopen bij subtiele denkers die door het Verlichtingsfundamentalisme naar de achtergrond zijn gedrongen zoals Hume, Spinoza, Hobbes en Montaigne. Bij een reactionair als Joseph de Maistre, die een open oog had voor onprettige maar tijdloze waarheden aangaande de menselijke conditie. Ook Voltaire geeft daar in sommige geschriften trouwens blijk van. Dan zullen we inzien dat de wereld waarin we leven hemelsbreed verschilt van het vreedzame posthistorische tijdperk dat ons is voorgespiegeld. Sinds de val van de Muur zien we een wederopstanding van krachten die door de Koude Oorlog waren onderdrukt. We zijn teruggekeerd naar het klassieke terrein van de geschiedenis, gedefinieerd door etnische, territoriale en religieuze conflicten en het gevecht om de wereldgrondstoffen, een hernieuwde Great Game waaraan nu ook opkomende industriereuzen als China en India gaan deelnemen. We beschikken nog altijd over de herinnering daaraan, ook aan de tijd dat onze eigen mission civilisatrice zich tegen ons keerde. Europeanen weten dat je een land als Irak niet kunt pacificeren met bommen en Special Forces, maar dat je er grote, staande legers voor nodig hebt, een goed inzicht in de plaatselijke verhoudingen en de wil om er lang, heel lang aanwezig te blijven. We weten dat de Amerikanen volmaakt ongeschikt zijn voor de rol van imperialistische mogendheid omdat ze de politieke, economische en militair-strategische capaciteiten daarvoor ten enenmale missen. Neem nu hun militaire doctrine, die is gebaseerd op principes als just-in- time, efficiency, slanke organisatie en andere hedendaagse managementkletskoek die op de grond in Irak volstrekt onbruikbaar blijkt. Helaas, zolang er geen levensvatbaar Europees project bestaat, kunnen we die ervaring niet te gelde maken. Europa kan nu alleen invloed uitoefenen door uiterste terughoudendheid te betrachten en daar ook bij de Amerikanen op aan te dringen. Terughoudendheid bij interventies, omdat groepen als al-Qaeda niets liever willen dan een wereldwijde gewapende confrontatie, een godsdienstoorlog waarin alle nuances verloren gaan. In plaats daarvan moeten we onze politieke contacten in islamitische landen gebruiken om de radicale activisten te scheiden van de meerderheid van moslims. En terughoudendheid bij het aanpassen van de eigen samenleving aan de terroristische dreiging. We mogen niet om wille van onze binnenlandse veiligheid de rechten en vrijheden die ons dierbaar zijn opgeven, want ook dat speelt het terrorisme in de kaart. De bijzondere kracht van Europa bestaat misschien in het vermogen om de gevolgen van het terrorisme zo goed en zo kwaad als het kan te dragen. De huidige situatie vraagt om terughoudendheid, vermengd met een flinke scheut stoïcisme.»

Is een levensvatbaar Europees project in de toekomst denkbaar? John Gray: «In de verre toekomst, mits we inzien dat het Verlichtingsfundamentalisme ook binnen Europa ravages aanricht. De Eurozone is een door en door ondemocratisch project, bedoeld om hier een soort replica van de Amerikaanse nationale markt te maken. Dat botst met de vele verschillende tradities, waarden en nationale instituties van de deelnemende landen, en de bevolking legt zich niet zomaar neer bij het dictaat van die zogenaamde vrije markt. Eén gevolg is de wederopstanding van extreem rechts in Europa. Waar staten de macht over hun eigen beleid uit handen geven aan ‹de markt› of vage Europese instanties ontstaat een ideale voedingsbodem voor die bewegingen. Niet alleen kunnen ze de onvrede bundelen, maar ze kunnen ook zichzelf voordoen als de ware vertegenwoordigers van de democratie, iets waarop ze voorheen nooit aanspraak konden maken.» Afgezien van een paar landen, zoals Italië, Frankrijk en Denemarken, boekt extreem rechts toch weinig electoraal succes? «Maar het heeft grote invloed op alle centrumpartijen in Europa, soms zo veel dat het zich niet meer afzonderlijk hoeft te organiseren en kan opgaan in grotere partijen, zoals we zien in Italië. Extreem rechts neemt tegenwoordig genoegen met het beïnvloeden van de agenda. Dat zie je aan de harde toon van het migratiedebat in Nederland, Denemarken, Oostenrijk of Groot-Brittannië. Ze hoeven de macht niet meer over te nemen, ze zijn al succesvol genoeg als postfascisten.» Is de uitbreiding van de EU geen koren op hun molen? «Natuurlijk, maar Europa is geostrategisch gezien een zwak geheel en het moet heel voorzichtig zijn dat het nieuwe of potentiële bondgenoten niet voor het hoofd stoot. We moeten bijvoorbeeld Polen, dat jarenlang zijn gloeiende best heeft gedaan om aan de voorwaarden voor toetreding tot de EU te voldoen, niet van ons vervreemden door het land steeds nieuwe eisen en beperkingen op te leggen. De incorporatie van Polen in de EU betekent een extra last voor de oudere lidstaten waarover extreem rechts naar hartelust zal klagen, maar we moeten inzien dat een teleurgesteld Polen dat zich tot de Verenigde Staten wendt een nog groter probleem betekent. Dat geldt ook voor Turkije. Een Turkse toetreding veroorzaakt ongetwijfeld een xenofobe terugslag in West-Europa, met name in Duitsland en Frankrijk. In combinatie met een groeiende weerzin tegen de islam kan dat voor explosieve situaties zorgen. Maar de risico’s van niet-toetreding zijn minstens zo groot. Het Turkije van Atatürk is het beste voorbeeld van modernisering in de twintigste eeuw. Die modernisering is in de ogen van de Turkse bevolking volkomen legitiem, ze heeft een lange voorgeschiedenis en is diepgeworteld in de Turkse middenklasse. Zelfs de islamistische partijen in Turkije zijn voorstanders van toetreding tot de EU. Als we de Turken niettemin blijven buitensluiten en ze in zekere zin ‹opgeven› omdat ze niet van oorsprong christelijk zijn, dan zal het land zich mogelijk van ons afkeren en zich gaan richten op het Midden-Oosten. De islamisten zouden er de wind in de zeilen krijgen, het Turkse lidmaatschap van de Navo zou op de tocht komen staan. Het resultaat zou zijn dat we de hoeksteen van ons Europese veiligheidsbeleid verliezen. Het wordt dus kiezen tussen twee kwaden. Dat is het wezen van de politiek.»