Interview Arjun Appadurai

Liever de stad dan de natie

Bron Groene Amsterdammer

17-01-2004

In hun loyaliteit met de stad kunnen mensen met uiteenlopende achtergrond elkaar makkelijker vinden dan in hun loyaliteit met de natie. Volgens de Amerikaanse antropoloog Arjun Appadurai is een multiculturele samenleving daarom gebaat bij stadspatriottisme.

— door Pieter Hilhorst


De crickettest wordt het in Groot-Brittannië genoemd. Voor wie ben je als Engeland een interland speelt tegen Pakistan of the West Indies? Dat veel immigranten in zo’n geval voor het land van herkomst kiezen, voeren autochtonen graag op als bewijs van hun gemankeerde integratie. Een goede migrant juicht voor Engeland.
Een Nederlandse variant van dit examen zou niet over cricket maar over voetbal gaan. Voor wie ben je als Oranje tegen Turkije speelt? Juichen voor het land van herkomst is in zo’n geval niet minder dan hoogverraad. Je hoorde zelfs zorgelijke geluiden toen Turken na een overwinning van Galatasaray in de Uefa-cup massaal toeterend en met Turkse vlaggen uit de ramen door de straten reden. En toen was de tegenstander niet eens een Nederlandse club.
De kracht van de verbondenheid met het land van herkomst wordt steeds gezien als een bedreiging voor de sociale samenhang in het land van aankomst. De uit India afkomstige antropoloog Arjun Appadurai meent dat hier sprake is van een groot misverstand. Er wordt gedaan alsof je een keus moet maken. Brits of Pakistaans. Turks of Nederlands. De suggestie is dat je pas een goede Nederlander kunt zijn als je je oude identiteit hebt opgegeven. De metafoor van een wedstrijd is veelzeggend. Je kunt niet voor twee partijen tegelijk zijn. Maar integratie is geen wedstrijd. In het alledaagse leven kun je wel degelijk verschillende loyaliteiten hebben.
Arjun Appadurai is hoogleraar aan de New School in New York en was deze week in Amsterdam voor de door het Ruimtelijk Planbureau georganiseerde serie De mondialisering van het lokale in De Balie. Appadurai begrijpt de zorg over migranten die te veel hangen aan hun oude identiteit. In zijn boek Modernity at Large: Cultural Dimensions of Modernization stelt hij dat de natiestaat zijn langste tijd heeft gehad. Door de migratie en de communicatierevolutie oriënteren mensen zich niet meer exclusief op het land waar ze wonen. Gebeurtenissen elders laten zich hier gelden. Zo werd in 2002 een massale betoging gehouden in Marokko tegen de bezetting van Palestina. Een onbedoeld gevolg hiervan was dat een week later in de betoging in Nederland veel meer Marokkanen meeliepen dan in eerdere demonstraties.

Appadurai maakt een onderscheid tussen spaces of adaptation en spaces of identification, het speelveld van de aanpassing en het speelveld van de identificatie. Een schoolvoorbeeld van dit spanningsveld is de migrant die verscheurd wordt tussen de herinneringen aan zijn geboorteland en zijn moeizame aanpassing aan het land waarheen hij is gemigreerd. Appadurai waarschuwt echter dat het spanningsveld tussen alledaagse ervaring en verbeelding niet alleen een conflict is tussen vroeger en nu. «Onze ideeën over etniciteit zijn veel te veel gericht op het verleden. Alsof het identiteiten zijn die verwijzen naar iets wat vast ligt. De verbeelding wordt dan beperkt tot herinnering. Maar het aardige van globalisering is dat als mensen migreren ook de inhoud verandert van schijnbaar solide betekenissen die aan etniciteit worden toegekend.»
Mensen gaan knutselen met hun traditie. Ze behouden het ene wel en het andere niet. Dat doen overigens niet alleen «moderne» maar ook «traditionele» migranten. Ze scheppen een beeld van hoe de traditie echt is en laten zich niet van de wijs brengen door het feit dat mensen in het land van herkomst allang niet meer zo leven. Dit knutselen biedt nieuwe mogelijkheden. «Neem zo’n categorie als latino. Dat is een open identiteit die door de migratie is ontstaan. Het is ook een gekozen identiteit. Je kunt zeggen: ik ben een Portoricaan, maar ik ben geen latino.»
Tot de spaces of identification rekent Appadurai niet alleen herinneringen aan waar je vandaan komt, maar ook fantasieën over waar je naartoe zou willen. Als een geboren en getogen Nederlander droomt van een leven in New York is dat vergelijkbaar met de migrant die soms hunkert naar zijn geboorte dorp. Door de informatie en communicatie is het gewoon geworden te fantaseren over andere plekken. Het is eenvoudiger geworden op verschillende plekken tegelijk te wonen en tussen de woningen te pendelen. Het is ook makkelijker om je te blijven bemoeien met de mensen of de politiek in het land van herkomst.
De Canadese antropoloog Anderson heeft dat «long distance nationalism» genoemd. Als voorbeeld noemt hij een Sikh die in Canada woont en geld geeft aan een terreurorganisatie in India. Appadurai spreekt liever over een «diasporische publieke sfeer». In tegenstelling tot Anderson heeft Appadurai geen principiële bezwaren tegen overzeese bemoeienissen. «Je zou willen dat wat meer expatriate Amerikanen zich bemoeid zouden hebben met de politiek van Bush. Misschien was de oorlog in Irak dan voorkomen.» Het gevolg van al deze nieuwe ontwikkelingen is een globalisering van de verbeelding. Mensen leven met verschillende kaarten die de wereld op een andere manier ordenen. Die kaarten sluiten elkaar niet uit, maar liggen over elkaar heen.
Arjun Appadurai: «Zo kun je een kaart maken van Europa als Turkse diaspora. Amsterdam of delen daarvan staan daarop. Het bepaalt je verhouding tot die plekken. Je kunt gehecht zijn aan Berlijn als plek waar veel Turken wonen en waar je, in tegenstelling tot Dresden, als migrant niet wordt aangevallen. Voor sommige Turken is juist dat de aantrekkingskracht van Berlijn. De identificatie hoeft dus niet altijd gericht te zijn op elders. Het kan ook een ander beeld scheppen van ‹hier›.»

De stelling van Appadurai is dat door deze identificaties, die zich weinig aantrekken van nationale grenzen, de betekenis van de natiestaat wordt ondergraven. Op de avond in De Balie verweet Paul Scheffer hem dat hij nogal lichtzinnig dacht over de opkomst van een diasporische publieke sfeer en de teloorgang van de natiestaat. Wat betekenen deze ontwikkelingen voor de verbondenheid die mensen voelen met andere ingezetenen van Nederland? Als migranten zich terugtrekken in hun eigen, op het land van herkomst georiënteerde leefwereld, leidt dat tot een ernstige fragmentering van de samenleving. «Als hun culturele oriëntatie elders ligt, waarom zouden ze dan proberen om het publieke debat hier te beïnvloeden?» aldus Scheffer die verwees naar Edmund Burke. Die heeft de natie een contract genoemd tussen voorouders en nageslacht. Je kunt geen gemeenschappelijke toekomst hebben zonder een gemeenschappelijk begrip van het verleden. Om te zorgen dat migranten zich daarmee kunnen identificeren, is volgens Scheffer wel een nieuwe invulling van die nationale identiteit nodig. De duistere kanten van het verleden, zoals de slavernij, moeten niet worden verdoezeld. Zoals migranten in Groot-Brittannië zeggen: «We are here, because you were there.»
Verhalen over het verleden zijn echter beladen. De vraag is of ze ontdaan kunnen worden van de etnische lading. Appadurai heeft daarover zijn twijfels. Nationale staten zijn noodzakelijkerwijs gericht op uitsluiting. De grenzen moeten worden bewaakt. De hele Nederlandse nationale ruimte is doortrokken van een witte Nederlandse geschiedenis. «Een migrant uit bijvoorbeeld Marokko kan al snel het gevoel krijgen dat het niet over hem gaat: ‹Het zijn jullie geschiedenisboekjes, jullie monumenten, jullie zeeën, jullie rivieren.›» Het idee van de natie is en blijft doortrokken van bloed en offers.

In plaats van een opleving van een al dan niet aangepast nationaal besef vindt Appadurai het interessanter te onderzoeken of de saamhorigheid tussen migranten en gevestigden niet op stedelijk niveau tot stand kan komen. Steden selecteren niet wie er wel en wie er niet welkom is (al denken sommigen daar in Rotterdam anders over). Steden zijn ook altijd immigratiegemeenschappen geweest. Vroeger kwamen de nieuwkomers van het platteland, nu uit het buitenland. Op het niveau van de stad kan gemakkelijker een gemeenschappelijke identiteit ontstaan die mensen van verschillende komaf bindt. «De straten zijn niet doortrokken van de Nederlandse geschiedenis. De straten zijn van iedereen, net als de winkels en de bussen.»
Appadurai is gefascineerd door de tolerantie die heerst in sommige steden. In Bombay leven miljoenen mensen van zeer uiteenlopende achtergrond tamelijk vreedzaam naast elkaar. Hoe is dat mogelijk? Sociale wetenschappers hebben er weinig onderzoek naar gedaan. «Sociale wetenschappers gaan er altijd vanuit dat orde normaal is en dat conflicten verklaard moeten worden. Maar de interessante vraag is nu juist hoe het komt dat conflicten ontbreken waar je ze zou verwachten.» De antropoloog heeft wel een paar vermoedens over het geheim van de tolerantie van Bombay. Zo is het een haven- en handelsstad. Er heerst een commerciële cultuur. Het is een stad waar geld bepaalt wat je kansen zijn. Dat relativeert etnische verschillen. Als er wat te verdienen valt, maakt het niet uit dat iemand anders is. In Bombay is het werk ook niet gesegregeerd. Op de werkvloer werken mensen met verschillende achtergronden naast elkaar. De economie wordt zo een gezamenlijk belang. «Dus zelfs als er rellen zijn in Bombay duren die nooit lang. Er staat simpelweg te veel op het spel.»
Een andere reden voor de tolerante atmosfeer in Bombay is volgens Appadurai de drukte. Dat klinkt tegenstrijdig. Je zou verwachten dat als mensen op elkaar gepakt zitten, de verschillen juist explosief zouden zijn. «Bewoners van extreem drukke steden als Bombay of Tokio kunnen niet om de massa heen. Ze raken gewend aan ongewenst fysiek contact. Er is lawaai, er is zweet in de bus, er is stank in de straten. Het zijn ongemakken waarmee je leert leven. En dat kweekt ook tolerantie ten opzichte van etnische verschillen.»
In suburbane gebieden waar mensen meer ruimte hebben is de verdraagzaamheid juist kleiner. Hoewel mensen objectief gezien minder overlast te verdragen hebben, is het kleinste al te veel. Minder overlast kan zo leiden tot meer ongemak. Het extreem van deze ontwikkeling zijn de gated communities, de gesloten gemeenschappen. Daar worden de anderen, de buitenstaanders, effectief uigesloten.

Dat saamhorigheid geworteld kan zijn in een stedelijke identiteit is geen nieuw idee. Er is een historisch verband tussen steden en burgerschap. Pas met de natiestaat werden regionale identiteiten weggedrukt. Een renaissance van een regionale, of beter een stedelijke identiteit is denkbaar. Over veertig jaar leeft zestig procent van de wereldbevolking in steden. Sommige daarvan zijn groter dan veel natiestaten, zoals Mexico City waar tegen die tijd dertig miljoen mensen wonen. Maar ook minder grote steden in West-Europa of Amerika hebben een economisch belang dat de grenzen van de natie waarin ze liggen al lang overschrijdt. Dat wordt alleen nog maar sterker. Toch wordt het leven in steden gereguleerd door nationale wet geving. Het zou goed zijn als steden meer zelf te zeggen krijgen. Arjun Appadurai: «Het heeft natuurlijk geen zin als Amsterdam meer macht krijgt en die macht wordt uitgeoefend door een handjevol mensen. De kwestie is hoe je zorgt dat ook de nieuwe groepen iets te zeggen krijgen. Dat is op stedelijk niveau makkelijker dan op landelijk niveau. Er zal ook meer animo voor zijn. Dan beslissen ze immers over hun eigen omgeving.»
Stedelijk patriottisme kan alleen een bijdrage leveren aan de integratie als steden divers zijn. Het moet niet zo zijn dat de rijken de stad uittrekken. In tolerante steden is men erin geslaagd om rijk en arm naast en door elkaar te laten lopen. Een voorwaarde daarvoor is dat steden veilig zijn. Een stad als Johannesburg is zo onveilig dat de rijken die er wonen bivakkeren tussen hekken en sloten en nooit onbekommerd over straat lopen.
Het voordeel van stadspatriottisme is dat een stedelijke identiteit geen alleenrecht claimt. Het is zelfs geen identiteit met duidelijke grenzen. Je kunt al jaren in Almere wonen en je toch een Amsterdammer voelen. Het is een identiteit naast andere identiteiten. Je bent Amsterdammer, Nederlander en moslim, bijvoorbeeld. Een stadspatriot hoeft dus niet het gevoel te hebben dat hij een andere identiteit opgeeft. Mensen hoeven niet te kiezen, op die ene keer na dat Ajax tegen Galatasaray speelt.
De crickettest wordt zo een kreupele metafoor. En dat bevalt Appadurai. Mensen kunnen meer dan één loyaliteit hebben.




© Pieter Hilhorst / De Groene Amsterdammer