EEN COMBINATIE VAN PRAKTISCHE STEUN EN VEEL LOKALE DEMOCRATIE

‘We hebben een aanpak die werkt en die gaan we gewoon verspreiden’

Door Jan Paul Smit

Soms heb ik het gevoel of ik in de hel beland ben, zo kaal en dor is het
heuvellandschap waar ik doorheen rijd. Ik zit bij een medewerker van de
Indiase ontwikkelingsorganisatie Seva Mandir in een jeep in
Zuid-Rajasthan, 750 kilometer ten zuidwesten van New Delhi. Vijftig jaar
geleden moeten prachtig groene bossen de heuvel bedekt hebben. Een
corrupte samenwerking van bedrijven, lokale aannemers en ambtenaren en
later het zorgeloze gedrag van een verarmde en gedemoraliseerde bevolking
hebben tot dit trieste resultaat geleid.

In het dorp Bichiwada stappen we uit en gaan te voet verder over een
onverhard pad. Dan opeens staan we voor een ‘oase’: velden met frisgroene
jonge tarwe en geelbloeiende mosterd. Na twintig minuten zijn we bij een
kleine betonnen dam met daarachter een stuwmeertje. Een stel jonge meiden
zijn er lekker aan het zwemmen. De hellingen van de heuvels rond dit
kunstmatige meer zijn bedekt met jonge bomen. Als je goed kijkt zie je her
en der lange stenen muren over het land golven en de hellingen in vakken
verdelen. In het ene vak zijn de bomen wat groter dan in het andere. Als
we verder lopen komen we bij het gehuchtje Kala. Jalum Chand verwelkomt
ons met een brede zwijgende glimlach. Even later zitten we voor zijn goed
verzorgde lemen huis en krijgen we een beker water aangeboden. Het duurt
even voordat Chand begint te praten, maar dan krijgen we het hele verhaal
te horen. Begin tachtiger jaren begon Seva Mandir hier met
volwassenen-onderwijs. Dat sloeg niet zo aan, want de mensen hier hadden
wat anders aan hun hoofd dan leren lezen en schrijven. “Iedereen vroeg
zich af hoe voldoende te verbouwen om te overleven.” In die tijd gingen
heel wat mannen en vrouwen een paar maanden in het jaar in een andere
streek werken als landarbeider of dagloner. Aan het eind van de tachtiger
jaren bouwde Seva Mandir samen met de dorpsbewoners uit dit gebied en met
wat geld van de overheid een kleine dam om het moessonwater op te vangen.
Om te voorkomen dat de ‘anicut’, het stuwmeertje, vol zou slibben, hebben
de dorpelingen ook heel wat bomen aangeplant, die met hun wortels erosie
voorkomen. Door het meer is er nu het hele jaar water beschikbaar voor
irrigatie en is ook het grondwaterpeil aanzienlijk gestegen. Chand: “In
plaats van 1 oogst, hebben we er nu ieder jaar twee”. Door de bossen is er
nu weer meer dan genoeg veevoer en brandhout. “Er trekken nu minder mensen
weg.” Om de nieuwe bossen zo goed mogelijk te beheren moesten er in alle
gehuchten en dorpen in de omgeving speciale boscomite’s komen. Chaud, die
zich intussen ontpopt had als een geboren leider, heeft er zestien
opgezet. [1] “Toen de magen gevuld waren, kwam er aandacht voor andere
zaken zoals goed onderwijs, gezondheidszorg en opvang voor kleine
kinderen.” De bewoners van Kala zijn niet alleen welvarender geworden,
maar ook zelfbewuster. Zo besloten zij geld bij elkaar te leggen en een
dieselpomp aan te schaffen om zodoende onafhankelijk te worden van de
watervoorziening van de overheid die slecht functioneerde en voor veel
ergernis zorgde. Ook richtten zij na onenigheid met de autoriteiten een
eigen schooltje op. Chand, opgegroeid in het armste gezin van Kala is erg
tevreden met de ontwikkelingen van de laatste twaalf jaar. “Seva Mandir
heeft ons dorp erg onafhankelijk gemaakt. Misschien kan zij nu zorgen voor
landbouw-cursussen om meer en betere opbrengsten te krijgen.”

Uiteindelijk toch een gemeenschappelijk bos

Een paar dagen brengt een andere veldwerker me achter op de motor naar een
dorpsvergadering. Ongeveer zeventig mannen en twaalf vrouwen zitten onder
het afdak van een gemeenschapsgebouw bij elkaar om een nieuw bestuur voor
de Gram Vikas, het dorpsontwikkelings-comite te kiezen. Driekwart van alle
families zijn vertegenwoordigd. Dat is ‘weinig’ omdat er op dit moment
(half december) veel werk op de akkers te doen is zoals wieden en
bevloeien en omdat er een stel mensen als dagloner uit werken zijn gegaan.
Luidruchtig en vrolijk worden twee uur lang de kandidaten en het beleid
van het comite aandachtig besproken. Een van de mannen die demonstratief
op een paar meter afstand onder een grote boom zit, wil zijn vrouw geen
toestemming geven deel te nemen aan het bestuur. Hij vindt dat er meer dan
genoeg te doen is in huis en op het veld. “En dan nemen jullie haar ook
nog mee naar trainingen”, roept hij verwijtend in de richting van de
veldwerker van Seva Mandir. Deze kan daar weinig tegen inbrengen, want als
je eenmaal in zo’n bestuur zit komt er makkelijk van allerlei werk bij. En
inderdaad verzorgt de organisatie verschillende trainingen voor actieve
dorpelingen. De bestuursfunctie is ook nog eens onbetaald. Uiteindelijk
kiest de vergadering vijf mannen en vier vrouwen. Seva Mandir wil een Gram
Vikas alleen ondersteunen als het bestuur voor minstens veertig procent
uit vrouwen bestaat. Van de twee mannen die hun echtgenoten aanvankelijk
geen toestemming wilden geven in het bestuur te gaan, is er uiteindelijk
een omgepraat door zijn dorpsgenoten. Bij de ander gaat de veldwerker nog
eens langs. De Gram Vikas beheert een eigen fonds waarin de bewoners geld
storten volgens zorgvuldig afgesproken regels. Ook Seva Mandir schenkt zo
nu en dan geld. Het comite neemt initiatieven op het gebied van
waterhuishouding en aaplant van bomen. Ook houdt het de onderwijzer en de
gezondheidswerker in de gaten. Globaal houdt de Gram Vikas zich met
dezelfde zaken bezig als de Panchayat, de gemeenteraad. Daar zijn omkoping
en vriendjespolitiek schering en inslag, terwijl de Gram Vikas volgens de
pasgekozen voorzitter “van de dorpelingen zElf (is). Mensen kunnen hier
vrijuit praten. Later maken sommigen de overstap naar de Panchayat. Dit is
een goede oefenschool.” In de praktijk functioneert de Gram Vikas als een
pressiegroep. Seva Mandir benadrukt altijd het belang van samenwerking van
deze beide dorpsorganisaties. Ik maak van de gelegenheid gebruik de
vrouwen te vragen wat zij verwachten van de nieuwe Gram Vikas. “De
landbouw moet verbeterd worden; er moeten buffels komen, zodat we melk
hebben en het onderwijs en de gezondheidszorg moeten ook beter.” Het
optimisme straalt van hun gezichten.

Dan stap ik achter op de motor bij de veldwerker en gaan we naar Bada
Bhilwada waar bosbeheerder Bhimdas ons meeneemt naar het
gemeenschappelijke bos/hooiland van het dorp. [2] Nadat hij ons vanalles
heeft laten zien vertelt hij over de moeilijkheden die het dorp moest
overwinnen nog voor de eerste bomen geplant konden worden. Op het beoogde
terrein hadden zeventien families uit het nabijgelegen dorp Tundar zich
illegaal stukken grond toege-eigend. Formeel kan dat niet omdat het bos
eigendom is van de staat, maar met wat steekpenningen kunnen rijke en
machtige mensen hier heel wat voor elkaar krijgen. [3] Het duurde drie
jaar om ze weg te krijgen. De spanningen liepen hoog op. Toen argumenteren
niet bleek te helpen, hebben de dorpelingen de velden van de indringers
vernield. De bezetters lieten zich niet onbetuigd en schoten van de
bewoners van Bada Bhilwada een pijl in zijn bovenbeen. Ondertussen is er
bamboe, eucalyptus en acacia aangeplant en groeit er veel gras. Maar nog
steeds zijn de problemen niet voorbij. Geregeld komen mensen uit andere
dorpen takken voor brandhout en bladeren voor veevoer stelen. De
gemeenschappelijk gebouwde muur van kleine rotsblokken is niet voldoende
om hen buiten het bos te houden. Ook de twee betaalde bewakers slaagden er
niet in de diefstal te voorkomen. Nu hebben de Bada Bhilwada-ers een grote
bewakingsgroep gevormd, die ervoor zorgt dat iedere dag vijf mensen het
bos in de gaten houden.

Grote doorbraak bleef uit

Twee weken lang namen veldwerkers van Seva Mandir me mee naar veel
afgelegen dorpen en gehuchten. Zodoende kreeg ik een indruk van de
stimulerende functie van deze Indiase ontwikkelingsorganisatie. Zij is
actief in honderden dorpen in het zuiden van de westelijke deelstaat
Rajasthan, in de omgeving van Udaipur. Aansluitend bij een
overheidsinitiatief om het analfabetisme terug te dringen, richtte zij
zich begin jaren tachtig op volwassenenen-onderwijs. [4] Naast lezen en
schrijven probeerde zij van de dorpsbewoners mondige burgers te maken, die
hun rechten bij de overheid zouden gaan opeisen. Omdat de belangstelling
voor dit onderwijs gering was, haakte de organisatie eind jaren tachtig
aan bij een overheidsprogramma om bomen te planten. De contacten die zij
al in het gebied had kwamen goed van pas om lokale groepen op te zetten
voor dit programma. Later kwam de overheid met een waterbeheersprogramma.
Ook daaraan deed de organisatie mee.

Tegenwoordig werken er 230 mensen bij Seva Mandir, waarvan ruim een kwart
vrouwen. In de dorpen wordt veel onderwijs-, kinderverzorgings-,
gezondheids- en bosverzorgingswerk gedaan door ongeveer 700 lokale
part-time medewerkers, die veel training, begeleiding en een geringe
maandelijkse beloning van de organisatie krijgen. [5] Seva Mandir houdt
zich ook bezig met betaald thuiswerk voor vrouwen en met landbouw. Van het
begin af aan heeft zij veel nadruk gelegd op het vormen van eigen
organisaties van dorpsbewoners zoals Gram Vikas
(dorpsontwikkelingscomites), bosbeheersgroepen en vrouwen(spaar)groepen.
In 2001/2002 ontving de organisatie een kleine zeventig miljoen rupee van
een hele reeks donor-organisaties (= 1.400.000 euro, met een vergelijkbare
koopkracht van ongeveer 14 miljoen euro). Grote gevers zijn kerkelijke
organisaties zoals de Nederlandse Icco. Ook de Europese Unie, de Indiase
regering en de Ford Foundation schenken wat geld.

Aan het eind van mijn verblijf bij Seva Mandir interviewde ik directeur
Neelima Khetan, in het prachtige hoofkantoor te Udaipur. Hoewel de
organisatie de afgelopen twintig jaar ontegenzeggelijk veel bereikt heeft,
is Khetan niet bepaald tevreden. De grote doorbraak om via een beter
gebruik van het land tot een drastische vermindering van de armoede te
komen, heeft niet plaatsgevonden. “We hebben in totaal slechts 12.000
hectare kunnen aanpakken.” Meer dan zeventig procent van de grond hier is
in handen van de landelijke en lokale overheid. Het gaat dan om terreinen
waar vroeger bossen en beboste weiden waren. In het overgrote gedeelte van
deze gebieden hebben zoveel families illegaal stukken grond in beslag
genomen of zich er zelfs gevestigd, dat het onmogelijk is om er
gemeenschappelijk bos voor het hele dorp aen te leggen. “Om ecologische
redenen alleen al zouden hier gemeenschappelijke bossen moeten komen. Maar
ook omdat gemeenschappelijke bossen het brandhout, veevoer en water kunnen
leveren aan de dorpsbewoners, die zij niet kunnen missen.” De bestaande
situatie legaliseren en je dan richten op de stukken grond die
overschieten is volgens Khetan praktisch onuitvoerbaar, omdat de bezette
stukken grond her en der verspreid liggen zodat ze erg in de weg liggen
als je gemeenschappelijk bos gaat opzetten. Bovendien is het een kwestie
van sociale rechtvaardigheid. “De bewoners zijn zo kwaad over het inpikken
van de gemeenschappelijke gronden, dan kan je dat toch niet formeel gaan
toestaan. Het gaat meestal om rijkere en machtigere mensen.” Een
belangrijk argument voor Khetan is ook dat het gezamenlijk beheer van de
bossen de dorpsbewoners bij elkaar brengt, hen tot een hechtere
gemeenschap samensmeedt. Zij is erg kwaad over de lakse Indiase overheid
die begin negentiger jaren weliswaar met een fraaie boswet kwam, maar
verder nauwelijks iets onderneemt tegen de indringers. Gelukkig is er een
hele serie voorbeelden van dorpen met sterke sociale leiders die het er
niet bij laten zitten en vaak na jarenlang trekken en duwen, praten,
dreigen, vechten en compromissen sluiten een stuk gemeenschapsgrond
terugveroverd hebben en er nu bossen tot ontwikkeling brengen. [6]

Geen agressieve toon

Na twee weken met Seva Mandir-medewerkers opgetrokken te hebben,
is mijn indruk dat iedereen zijn werk serieus opvat. Maar over de lokale
medewerkers heb ik zo mijn twijfels. Verscheidene keren stonden de
veldwerker en ik voor een gesloten deur bij een schooltje of
bibliotheekje.

“Daar heb je gelijk in. Dat komt omdat ook bij de overheidsscholen en
ziekenhuisjes in de dorpen de aangestelden vaak wegblijven. Dat is hier de
cultuur. Maar het komt vaak voor dat een dorpsleerkracht of
-bibliothecaris die zijn taak niet zo heel nauwgezet opvat, erg actief is
als het gaat om herbebossing of wateropvang. Het zijn hier boeren. Zo gauw
het om water of grond gaat is het een serieuze zaak, maar de school of de
bibliotheek kan wel even wachten.” Hoewel Khetan begrip heeft voor de
boeren-leerkrachten, legt ze zich er niet bij neer dat scholen zomaar
dicht zijn. Op dit moment loopt er een project met fototoestellen die de
datum en de tijd op de foto afdrukken. De onderwijzers in de afgelegen
dorpjes moeten zich aan het begin en het eind van de dag laten
fotograferen met hun kinderen. Ze krijgen dan uitbetaald naar de dagen dat
de school open is geweest. “Die fototoestellen zijn een middel. Een
vervelend middel, want het systeem zou niet moeten draaien op controle,
maar op motivatie. Maar het blijkt te werken. De scholen zijn nu meer
open. Met die fototoestellen willen we duidelijk maken ‘neem dit werk
serieus, het is niet zomaar een flutbaantje.’” Eigenlijk zou de Gram Vikas
(dorpsontwikkelingscomite) de controle moeten uitoefenen. Maar op het
gebied van onderwijs en gezondheidszorg zijn ze minder stipt. Dat is voor
haar minder belangrijk. Seva Mandir is bezig de betaling van deze lokale
medewerkers te laten doen door de Gram Vikas, uit hun eigen dorpskas. De
bedoeling is dat deze dan alerter zal reageren omdat het dan om haar eigen
geld gaat. Verder moeten begeleiding van de veldwerker en uitgebreide
trainingen de lokale medewerkers langzaam maar zeker overtuigen van het
belang van hun werk.

In het jaarverslag zag ik dat Seva Mandir geld aanneemt van de
Ford Foundation, Hindustan Lever (een dochter van Unilever) en zelfs de
Wereldbank. Is dat niet merkwaardig omdat dit allemaal voorstanders zijn
van de liberalisering die de landbouwprijzen omlaag drukt en zodoende de
bodem onder het boerenbestaan wegslaat?

“We krijgen dat geld van de Wereldbank niet rechtstreeks, maar via de
regering. Als we maar niet in een bepaalde richting gedrukt worden, hebben
we daar geen moeite mee. Van de WTO enzo weten we niet genoeg. Maar op
nationaal en deelstaat niveau zijn we intensief betrokken bij allerlei
discussies. We critiseren de overheid, maar niet op een agressieve toon.
We proberen met oplossingen te komen. Ook stimuleren we de dorpsbewoners
politieke standpunten in te nemen. [7]


Donor-geori-enteerd
“De dorpsbewoners worden gewoon in de maling genomen, ge-exploiteerd.”
Manoj Pande maakt zich kwaad als het erbebossingsproject van Seva Mandir
ter sprake komt. Volgens hem wordt het aanleggen van bos via
regeringsprogramma’s betaald met leningen van de Wereldbank. De overheid
geeft de gebieden weliswaar twintig jaar gratis in bruikleen aan de
dorpen. “Maar wat gebeurt er over twintig jaar? Als de overheid de
Wereldbank-leningen niet kan aflossen zegt de bank ‘jullie hebben toch van
die mooie staatsbossen’. Dan moeten de bewoners aan de staat gaan betalen
voor het hout of het gras. Of het bos, wat zich dan juist helemaal
hersteld heeft, wordt geprivatiseerd. De mensen moeten dan gaan betalen
aan bedrijven en wie geen geld heeft, heeft pech gehad.” Pande weet waar
hij over praat. Hij werkt al twintig jaar in dorpjes in de Himalaya’s, is
bestuurslid van de Himcon (zie artikel over Himalaya’s) en secretaris van
een koepel van Himalaya-organisaties. “De bossen moeten teruggeven worden
aan de lokale gemeenschappen en de overheid moet helpen ze weer in goede
staat terug te brengen.” Het onrecht van het afnemen van de
gemeenschappelijke bossen moet ongedaan gemaakt worden. Volgens Pande zijn
veel NGO’s ‘donor-geori-enteerd’. Die laten zich leiden door het beleid
van de geldgevers. Ze houden zich bezig met de onderwerpen waarvoor geld
ter beschikking is. “Ik twijfel niet aan de integriteit, de eerlijkheid
van de mensen van Seva Mandir, zeker niet. Natuurlijk moet je in het
praktische werk compromissen sluiten en moet je vaak diplomatiek optreden.
Maar je moet duidelijk formuleren wat je rechtvaardig vindt, wat je
uiteindelijk wil bereiken. Als je dat niet doet wordt ontwikkelingswerk
teveel een technische zaak.”

Soortgelijke NGO’s in heel India

In allerlei dorpjes in Zuid-Rajasthan vinden echte veranderingen
plaats. Maar hoe is dat verder in India? Zijn daar ook organisaties als
Seva Mandir, of zijn jullie uniek?

“We zijn zeker niet uniek. Ik denk zelfs dat we heel representatief zijn
voor hoe een NGO bezig kan zijn.” Dat betekent nog niet dat in ieder
Indiaas dorp een dergelijke ontwikkeling gaande is. “Hier in het
Udaipur-district is in globaal de helft van de dorpen een NGO als Seva
Mandir actief. In andere streken in India is dat beduidend minder.” Maar
ook daar zijn er heel wat volgens Khetan, al weet ze niet hoeveel. Een
vergelijkbare ontwikkeling is volgens haar in heel India gaande. Hoe snel
het veranderingsproces zal gaan, durft ze niet te voorspellen. Vooral ook
omdat er tegelijkertijd een andere sterke, maar negatieve tendens is, dat
armoede onder boeren toeneemt en dat nog steeds veel mensen van het
platteland naar de grote steden trekken.

Madhav Taylor, een oude rot in het ontwikkelingsvak en co-ordinator van
een van de vijf deelgebieden van Seva Mandir is minder voorzichtig.
Volgens hem zal over tien jaar het Indiase platteland er heel anders
uitzien. Dat weet hij zeker. Waarom? “Omdat we allerlei proefprojekten
hebben die heel goed gaan. We hebben een aanpak die werkt en die gaan we
gewoon verspreiden.” Hij zegt het zonder enige opwinding. Volgens hem gaat
de verandering gewoon komen omdat de geschikte werkwijze is gevonden en
omdat de nood hoog is.

Bronnen
1. = The Waste Land – making of grass-roots leaders; Nandita Roy; Seva
Mandir en National Foundation for India; Udaipur en New Delhi, 2003;
pagina 16 en volgende. = Shyampura Village Visit Note; Seva Mandir; geen
jaartal. 2. The Waste Land – making of grass-roots leaders; Nandita Roy;
Seva Mandir en National Foundation for India; Udaipur en New Delhi, 2003;
pagina 101. 3. Empowering Civil Society; Poonam Abbi; Seva Mandir;
Udaipur, 1998. Op pagina 3 en 4 beschrijft Abbi precies hoe het omkopen in
zijn werk gaat en wat de hoogte van de bedragen is. 4. The Waste Land –
making of grass-roots leaders; Nandita Roy; Seva Mandir en National
Foundation for India; Udaipur en New Delhi, 2003; pagina xi en volgende.
5. = The Micro- Politics of Development: an Anatomy of Change in Two
Villages; Ajay S. Metha; Seva Mandir; Udaipur, 1996; pagina 16. =
Jaarverslag 2001/2002; Seva Mandir. 6. The Waste Land – making of
grass-roots leaders; Nandita Roy; Seva Mandir en National Foundation for
India; Udaipur en New Delhi, 2003. 7. Twee opvallend kritische
publikaties: = The Micro- Politics of Development: an Anatomy of Change in
Two Villages; Ajay S. Metha; Seva Mandir; Udaipur, 1996. = Empowering
Civil Society; Poonam Abbi; Seva Mandir; Udaipur, 1998.

Geschiedenis
Behalve de genoemde boeken geven de volgende publikaties informatie over
de geschiedenis van Seva Mandir: = Peaceful Revolutionaries – influences
on the voluntarists of pre-independence India; Gregory Jones; Seva Mandir;
zonder jaartal. = ‘Fourth Umed Mal Lodha environment award lecture’; P.L.
Agrawal; in Seva Mandir Newsletter van januari-juni 2003; pagina 10.

(voorlopige versie – 13 januari 2004 – Jan Paul Smit – jpsmit@xs4all.nl )