april 2000

De 'derde invasie'

In de vorige Amok stond een door mij geschreven artikel naar aanleiding van het werk in Oost-Timor als onafhankelijk waarnemer voor IFET (International Federation for East Timor) tijdens de volksraadpleging op 30 augustus 1999. Inmiddels ben ik voor een tweede keer in Oost-Timor geweest van 23 oktober tot 17 november 1999. Ik wilde om een aantal redenen terug: vanwege het gevoel dat we door onze gedwongen evacuatie op 12 september onze aktiviteiten als waarnemer vroegtijdig moesten afbreken; ik wilde een aantal mensen die ik tijdens mijn eerste bezoek heb leren kennen nog eens zien en spreken. Verder wilde ik me orienteren op de rol die het Autonoom Centrum in de toekomst zouden kunnen spelen in Oost-Timor. En ook de mogelijkheid van het volgen van een VN-proces deed me besluiten om weer naar Oost -Timor af te reizen.

De mogelijkheid om een VN-proces te kunnen bijwonen was belangrijk omdat in de toekomst meer operaties zoals die in Oost-Timor te verwachten zijn. Operaties zoals die ook al in Cambodja, Bosnië en Kosovo hebben plaatsgevonden. Ingrijpen door de VN, de NAVO of een ander verband van een groot aantal staten om onwelkome crises te bestrijden. Na eventueel militair optreden onder de noemer 'humanitaire interventie' volgen hulpprogamma's en een tijdelijk internationaal bestuur. Als je deze interventies vanuit een kritisch oogpunt bekijkt is het ook belangrijk om na te denken over eventuele alternatieven.



"Het Dili-hotel aan de boulevard. Het is de eerste en vrijwel de enige openbare gelegenheid die open is in Oost-Timor. Het terras wordt vooral bevolkt door hulpverleners, VN-ers en journalisten die voor 3,50 gulden per blikje bier komen drinken. Het doet vreemd aan, deze plek in een bijna geheel verwoeste stad. Aan de andere kant van Dili ligt de UN-compound waar zich ook een schoolgebouw bevindt waarin een tiental hulporganisaties is gevestigd. Allemaal kantoortjes met tientallen nieuwe four wheel drive auto's voor de deur. Er is ook een speciaal restaurant waar de hulpverleners eten: een eilandje binnen Dili. Onbegrijpelijk dat niet veel meer organisaties gewoon tussen de Timorezen zitten om ervoor te zorgen dat bijvoorbeeld een aantal Timorese eethuisjes weer open zijn." (een deel uit het verslag van mijn tweede reis naar Oost-Timor).



De derde invasie



Een maand later zijn er wel eethuisjes open, maar niet voor iedereen. Voor Oost- Timorezen zijn restaurantjes onbetaalbaar. De meeste hebben hun prijzen afgestemd op het inkomen van de hulpverleners waardoor een maaltijd nu 10 a 15 dollar kost. Het zijn en blijven twee strikt gescheiden werelden: die van de Timorezen en die van de UN en de hulporganisaties.

Wat Cambodja ons geleerd heeft, en wat zich nu ook in Oost-Timor aftekent is, dat naast noodhulp niet zozeer de lokale economie opgebouwd wordt maar een tweede economie ontstaat. Aan deze tweede economie wordt gebouwd door buitenlandse hulpverleners, een aantal zakenlieden en een kleineTimorese elite. Na de hulpverleners komen de zakenlieden die hotels en restaurants openen en goederen voor de hulpverleners leveren. In Dili waren er begin november '99 al een hotel en een autoverhuurbedrijf geopend door Australische bedrijven. De opbrengst van deze activiteiten komt niet ten goede van de Oost-Timorese economie. Het verschil in inkomen is dan ook gigantisch: terwijl de gemiddelde hulpverlener of VN-er toch al gauw $100 per dag verdient, krijgt een Oost-Timorees die werkt voor de VN of een hulporganisatie $5 tot hooguit $10 per dag. Een belastingstelsel is er niet dus dat levert ook niets op voor Oost-Timorezen. Het laatste schandaal vormt het zonder overleg met de Oost-Timorezen opdracht geven aan een Indonesische maatschappij om een helikopterlandingsplaats op de luchthaven van Dili aan te leggen, waarvoor Indonesische arbeiders zijn ingehuurd. De eerste demonstraties hebben al plaatsgevonden tegen het aannemen van deze buitenlandse werkkrachten terwijl de Timorezen werkloos zijn. Ook banden van UN wagens zijn lek geprikt. De wittebroodsweken van vlak na de bevrijding zijn voorbij: het blijkt dat Timorezen geen arme zieltjes zijn die onderdanig hun handje op houden voor (onze) hulp maar mensen zijn zoals overal.

Een ander probleem is dat hen 'onze' wijze van werken, ons idee van de staat en ons idee van democratie en het Westerse kapitalistische economische model wordt opgelegd. Dat zorgt ervoor dat hoewel een land onafhankelijkheid (terug) krijgt, dat nog niet betekent dat de inwoners er veel mee op schieten. De introductie van de natiestaat heeft in veel gevallen vooral geleid heeft tot corruptie en de vorming van elites die functioneren als aanspreekbaar voor het Westen - een bekent voorbeeld is Afrika. Je kunt je dan ook afvragen hoe verschillende staten en bedrijven over de onafhankelijkheid van Oost-Timor denken: betekent het dat vooral de Oost-Timorezen als volk vrij zijn of dat er een Oost-Timorese staat is geboren?

De hulp en de wijze waarop de hulp wordt gegeven is dan ook niet los te zien van de keuze voor of tegen militair ingrijpen.

Humanitaire interventies

Ingrijpen door organisaties als VN en NAVO zal in de toekomst vaker plaats gaan vinden. Een ingrijpen van een staat alleen is niet meer te verkopen. Zelfs de VS moeten daar rekening mee houden en zij zullen dan ook niet gauw overgaan tot een militair avontuur zonder de dekking van een VN-uitspraak en zonder de (schijn) van een internationaal opererende troepenmacht. Ingrijpen zal vooral plaatsvinden op basis van schendingen van de mensenrechten en van het internationaal recht. Het Westen heeft zich al sinds de Tweede Wereldoorlog geprofileerd als pal staand voor de bescherming van mensenrechten en democratie. Militair optreden wegens strategische belangen alleen is moeilijk verkoopbaar.

Toch weten we maar al te goed dat in het geval van gelijksoortige situaties de ene keer wel wordt ingegrepen en de andere keer beslist niet. De strategische en economische belangen zijn dus nog steeds doorslaggevend voor al dan niet optreden. De VN in haar huidige vorm zijn een afspiegeling van staten, de naam 'Verenigde Naties' zegt het al: dat is iets anders dan (vertegenwoordigers van) de wereldbevolking. Als de besluitvormende organen van de VN hun eigen moties serieus hadden genomen was er al lang iets ondernomen. Maar het zijn vooral machtspolitieke verhoudingen tussen staten en belangen van de machtigste staten die bepalen of er aktie wordt ondernomen en niet zaken als de schending van mensenrechten of regels tussen staten die de VN zelf hebben vastgesteld.

Als er al een eerste stap tot ingrijpen is gezet waar deze belangen geen hoofdrol spelen, maar meer sprake is van 'humanitaire interventie' door de VN (Rwanda, Bosnië, Kosovo, Oost-Timor) en de suggestie gewekt is bij de betreffende bevolking dat de VN bescherming bieden en dat er mogelijkheden zijn om erger te voorkomen, heeft de internationale gemeenschap haar handen (tijdelijk) van conflicten afgetrokken (Rwanda en ook Oost-Timor) of haar optreden twijfelachtig uitgevoerd (Kosovo en Bosnië).

Door de bemoeienis van de internationale gemeenschap is er wel de verplichting om slachtoffers van militair ingrijpen te helpen in de vorm van een internationaal hulpprogramma.

De landen waar die hulp nodig is hebben ook de bijzondere belangstelling van particuliere hulporganisaties. Zij zijn afhankelijk van donateurs en zij surfen mee met de publiciteitsgolf waarmee het ingrijpen gepaard gaat. Voor particuliere organisaties is het ironisch genoeg goede reclame om in een land als Oost-Timor actief te zijn. Hulporganisaties verworden steeds meer tot bedrijven en zullen voor hun voortbestaan keuzes maken, zich baserend onder andere op wat 'goed in de markt ligt'.

Naast de hulp van de particuliere organisaties is er in Oost-Timor ook de hulp van de VN en staten afzonderlijk. De VN hebben net als in Bosnië het initiatief genomen om de hulp enigszins te centraliseren waar natuurlijk wel wat voor te zeggen is, gezien het grote aantal hulporganisaties dat aanwezig is. Hiermee zal echter de band tussen VN en hulporganisaties groter worden. Het VN-orgaan dat dit regelt is de OCHA. Dit orgaan heeft ook een kantoor in Darwin waar het bijvoorbeeld beoordeelt of je met de boot naar Oost-Timor mee kunt. Het vreemde is natuurlijk dat het niet aan de Oost-Timorezen wordt overgelaten te beoordelen welke hulp welkom is.

Nu weten we dat hulp tussen staten zelden onbaatzuchtig is. Sinds een jaar is Oost-Timor van een geheel onbelangrijk eiland waar geen enkel belang speelde veranderd in een onafhankelijk land waar gezien de steun een groot belang verondersteld mag worden. De bakens zijn verzet en een nieuwe strategie is in de maak. Op dit moment is het nog niet geheel duidelijk maar het zal me niet verwonderen als later blijkt dat verschillende staten, vooral Australië en verschillende Westerse landen, via Oost-Timor zowel economisch als strategisch hun grip op de Aziatische wereld willen versterken. Ongeveer de wijze waarop Israël en Turkije in het Midden Oosten fungeren. Om dus reden is een verwesterlijking van Oost-Timor welkom en daarom dient het VN-ingrijpen een strategisch en economisch doel.

Conflictpreventie

Wat in ieder geval duidelijk is aan conflicten als die in Oost-Timor, is dat ze voorkomen hadden kunnen worden. Optreden komt altijd te laat en is halfslachtig. Gezien de machtsverhoudingen en de belangen van staten denk ik dat het daarom in eerste instantie Niet Gouvermentele Organisaties (NGO's) zullen moeten zijn die een aanzet moeten geven tot het voorkomen of binnen de perken houden van conflicten. Wat dit betreft was het observer-project van International Federation of East Timor - Observer Project IFET-OP een aardige aanzet om verder over na te denken.

IFET is een federatie van NGO's die actief zijn voor Oost-Timor. Een aantal mensen die hierbij aangesloten zijn nam enkele maanden voor de volksraadpleging het initiatief tot het vormen van een groep internationale waarnemers vanuit NGO's. Via contacten overal in de wereld werd per e-mail een oproep verspreid. Uiteindelijk hebben zo'n 180 mensen uit meer dan twintig landen deelgenomen: Oost-Timor activisten, mensen van Peace Brigades, wetenschappers, mensenrechten-activisten, enz.. Een bont gezelschap dat waarschijnlijk zeer uiteenlopende politieke meningen heeft maar dat zich kon vinden in het project van IFET. Het project hield in dat vanuit een onafhankelijke positie een paar weken voor de volksraadpleging tot aan de uitslag in heel Oost-Timor verspreid teams van IFET actief waren om de mensenrechtensituatie in het algemeen in kaart te brengen en toe te zien op een eerlijk verloop van de volksraadpleging. Mede door het werk van al deze teams zijn onder meer het falende VN-optreden wat betreft het bieden van veiligheid en de connecties tussen leger en milities sterk naar voren gekomen. Daarnaast zal de aanwezigheid van de teams ook een hart onder de riem geweest voor Oost-Timorezen.

Jammer is dat tot nu toe weinig gediscussieerd is, althans naar mijn weten, over de ervaringen van de IFET-waarnemers. Het project is de moeite waard geweest om te bekijken of soortgelijke waarnemingsmodellen in de toekomst te gebruiken zijn. Het model van een internationale groep van waarnemers gevormd uit NGO's die naar gebieden gaan waar conflicten dreigen of waar sprake is van een sterke stijging van schendingen van mensenrechten. Niet alleen om te rapporteren maar ook om door hun aanwezigheid bescherming te bieden. Door hun aanwezigheid kunnen nationale

overheden, van de landen waar de waarnemers vandaan komen onder druk gezet worden doordat onderdanen zich in conflictgebieden bevinden. Tevens wekt het de interesse van de media. Met name kan aandacht gegeven worden aan groepen en ook kan bescherming geboden worden aan groepen die in eigen land toe zien op mensenrechten of aan democratische groeperingen in het algemeen. Juist de steun aan dit soort groepen is van groot belang. In ex-Joegoslavië, een goed voorbeeld is Servië, waren en zijn er groeperingen die het meer dan waard zijn om te ondersteunen. Het zijn geen politieke partijen maar vaak NGO's en burger-initiatieven die op weinig of geen steun kunnen rekenen vanuit staten. De versterking van deze groeperingen biedt echter de beste garantie ter voorkoming van geweld en oorlog. Natuurlijk is dit soort initiatieven niet nieuw en zijn er in het verleden initiatieven geweest die hetzelfde doel beoogden. Door toename van mogelijkheden van communicatie en van een snelle verplaatsing over de wereld, waarbij ook een rol speelt dat in onze hoofden de wereld steeds dichterbij is gekomen, zijn de mogelijkheden tot steun toegenomen. Zonder de rol van internet te willen idealiseren is het duidelijk dat dit middel ook in internationale solidariteitsstrijd van grote betekenis is.

Een initiatief als het vormen van een internationale groep waarnemers, gevormd uit solidariteitsgroepen rond een land of een conflict, kan in enkele dagen genomen worden. Via e-mail kan gecommuniceerd worden tussen tientallen landen: achtergrondinformatie kan uitgewisseld worden. Het project van IFET was zonder het middel internet ondenkbaar althans, althans binnen het tijdsbestek waarin het nu plaatsvond.

Wat Oost-Timor betreft is het ook nu zaak om juist groepen te ondersteunen die er onafhankelijke en basisdemocartische principes op na houden. Hulp betekent meestal ook keuzes maken, zelfs noodhulp in de vorm van voedsel kan door de keuzes van partners in het land een politieke betekenis krijgen. Ik ben er dan ook sterk voor om als kleine NGO's stelling te nemen en bewust keuzes te maken in wat wel en wat je niet steunt. Of met wie je wel en met je wie niet samen werkt. Slachtoffers van gisteren kunnen de daders van morgen zijn. En ook het uitbreken van binnenlandse conflicten of een burgeroorlog is niet ondenkbaar. Ook in Oost-Timor is dat niet ondenkbaar. Het is zo dat enige politieke bemoeienis juist noodzakelijk is om hulp en veiligheid te blijven garanderen.

Wapenhandel

Een ander middel tot beheersing of voorkoming van conflicten is en blijft te ageren tegen wapenhandel. De handel in wapens zou eigenlijk een makkelijk doel moeten zijn om successen te behalen. Wapenhandel valt moreel niet goed te praten en waar het toe het kan leiden zijn zat voorbeelden te geven. Een aantal bedrijven verdient er goed aan. Deze economische factor lijkt er voor te zorgen dat de politiek eigenlijk weinig in de weg legt. Een actueel voorbeeld is het inmiddels ingetrokken verbod van wapenexport naar Indonesië door de Europese Unie. Iets waarvan je met de beste wil van de wereld toch niet kan zeggen dat het bevorderlijk is voor het democratisch proces in Indonesië.

Links is er altijd goed in geweest om vooral economische aspecten te benadrukken. Ik denk dat dit niet slecht is maar dat als je mensen wilt bereiken vooral de morele aspecten moet benadrukken. Het is een terrein waar links veel moeilijker mee uit de voeten kan. Ondanks de grote steun die het militair ingrijpen in Kosovo en Irak genoot, zie ik toch een steeds grotere afkeer van militair optreden in de wereld, misschien wel mede omdat veel militair geweld zich niet meer tussen staten afspeelt maar bij conflicten binnen staten.

Wapenhandel is altijd iets geweest dat zich met name tussen verschillende landen afspeelt en heeft dus per definitie een internationaal karakter. Daar komt bij dat wapenproducenten net als vele andere bedrijven niet meer gevestigd zijn in een land, maar dat het concerns zijn die vestigingen in vele landen hebben. Bestrijding ervan zal dan ook moeilijk zijn zonder daar internationaal tegen te ageren. Op z'n minst is noodzakelijk dat groeperingen die zich tegen wapenhandel keren uit de producerende landen zowel als uit de ontvangende landen contact met elkaar hebben en proberen afstemming in hun acties te zoeken. Ook hier zijn moderne communicatiemiddelen bruikbaar.

Oppositie; het belang van kritiek en oppositie

Een organisatie als Artsen zonder Grenzen doet op zich natuurlijk goed werk. Maar doordat zij een grote organisatie is kan al gauw een vorm van bureaucratie en bedrijfsmatig werken de overhand krijgen. Het is dan ook zeer welkom dat kleine onafhankelijke meer principiële politieke groeperingen de grote hulpverleners kritisch volgen in landen als bijvoorbeeld Oost-Timor en Bosnië, in de keuzes die zij maken.

Een kernvraag is hoe je wezenlijke kritiek nog door kunt laten klinken en er een politieke factor van betekenis van maken. Dat gaat verder dan anti-militarisme. Het is ook de grote vraag rond bijvoorbeeld migratie. Binnen het Autonoom Centrum worstelen we wat migratie betreft ook al jaren mee. De vraag hoe radicalere kritiek vorm te geven is dus een algemeen geldende vraag. Dit artikel leent zich er niet voor om die vraag te beantwoorden. Wel denk ik dat je, als je niet tegen Tweede Kamerfracties en instanties als de VN wilt blijven aan schurken of vaak je energie verspilt aan het bereiken van de grote media, tijd zult moeten besteden aan die vraag. Niet met als doel om één nieuwe linkse beweging te forceren maar meer om uit te vinden hoe je tussen netwerkverbanden een uitwisseling krijgt van ideeën bij die vraag. Hoe bereik je mensen? Hoe overtuig je mensen? Hoe krijg je een band tussen mensen? En hoe kun je mensen een bepaalde verantwoordelijkheid laten nemen en tot actief burgerschap bewegen? Veel mensen zijn tegen wapenhandel maar verwijzen slechts naar de politiek, waarmee ze zichzelf vrijpleiten. Het grote probleem van veel linkse groepen is dat ze het kapitalisme (terecht) als het grote kwaad blijven zien en daardoor weigeren te denken over hervorming binnen dat kapitalisme. Aan de andere kant is elk voorbeeld van socialisme en van het linkse alternatief in de geschiedenis gesneuveld. Deze twee zaken zorgen voor een verlammende werking bij velen. We kunnen ons beter richten op radicale hervormingen binnen het kapitalisme die op termijn een veel verdere uitwerking krijgen, dan ons te verliezen in een zwart/wit en goed/fout denken.

Veel pressie en lobbygroepen zetten zich steeds meer vast binnen bestaande machtsverhoudingen, waardoor denken over het inbreken op die verhoudingen en in zekere zin ook het creatief omgaan met conflicten zeer beperkt blijft. Zoals in Nederland de enige weg via het parlement zou lopen. Uiteindelijk zal een actieve strijd tegen wapenhandel en wapenproductie, steun aan onafhankelijke democratische basisgroepen en bewegingen en opbouw van internationale netwerken de beste garantie op conflictpreventie bieden.



Ed Hollants

Autonoom Centrum