De nederzettingenbouw rondom Jeruzalem

 

 

Het herstel van de geografische eenheid van het Mandaatgebied Palestina in juni 1967 gaf Israël de mogelijkheid de strategische positie van Jeruzalem te herstellen via de noord-zuid en de oost-west assen. Alle plannen sinds 1967 gaan uit van een uitbreiding van Jeruzalem. In het noorden werden al in 1967 3 dorpen met de grond gelijk gemaakt (Yalu, Imwas en Beit Nuba). Tevens werd snel een begin gemaakt met de uitbreiding van Jeruzalem richting Dode Zee. 

 

Het is geen vreemde samenloop van omstandigheden dat de Israelische minister van Defensie in 1982 zei, dat Israël een belangrijk deel van zijn industriële produktie over moest brengen naar de Westelijke Jordaanoever, en dat Israël zijn veiligheid in gevaar zou brengen als dat niet zou gebeuren. De belangen die Israël heeft bij de Westelijke Jordaanoever hebben echter niets te maken met veiligheid, maar met de aanwezigheid daar van water, en met ordinaire gebiedsuitbreiding.

De fysieke veranderingen die zijn doorgevoerd in Jeruzalem door de Israëlische autoriteiten zijn onderdeel van een algehele planning m.b.t. de Westelijke Jordaanoever. De geografische spreiding van de nederzettingen en de nieuwe infrastructuur hebben geen andere bedoeling dan de uiteindelijke integratie van de Westelijke Jordaanoever in Israël.

Over de plannen voor de Westelijke Jordaanoever hebben we in de eerste krant uitvoerig bericht. 

Belangrijk in die algehele plannen is de ontwikkeling van Jeruzalem. Daar gaan de ontwikkelingen het snelst. Belangrijkste reden daarvoor is het Israëlische streven Jeruzalem te behouden als ongedeelde hoofdstad van Israël. Daartoe is het tempo van nederzettingenbouw in en rondom de stad enorm opgevoerd. 

De ontwikkeling van Jeruzalem is het gevolg van een proces dat direct na de oorlog van '67 in gang is gezet, en dat niet had kunnen plaatsvinden zonder de (illegale) annexatie van Oost-Jeruzalem en gebieden er omheen. Het proces heeft verschillende fasen gekend. De fase die nu is aangebroken is echter zowel qua planning als qua uitvoering beslissend voor de toekomst van Jeruzalem. De Israëli's zijn zich daar terdege van bewust; zij proberen met succes de onderhandelingen over Jeruzalem zo ver mogelijk vooruit te schuiven. Tegen de tijd dat de status van Jeruzalem in het 'vredesproces' ter sprake zal komen is er sprake van een joods Jeruzalem met de Oude Stad als Arabisch getto, van een 'ondeelbaar Jeruzalem'. Dit zal enorme consequenties hebben, niet alleen voor de stad zelf, maar tevens voor de geografische samenhang van wat tegen die tijd nog over is van Palestijns gebied op de Westelijke Jordaanoever.

In de jaren 70 verschenen de eerste nederzettingen net buiten de 'Groene Lijn', ten noorden en zuiden van Jeruzalem in bezet gebied. De grootste daarvan zijn Ramot, Gilo en Talpiot. Zij liggen voornamelijk binnen de huidige gemeentegrenzen van Jeruzalem. Die grenzen zijn na de annexatie in juni 1967 van Oost-Jeruzalem enorm opgeschoven, en raken nu in het zuiden aan Bethlehem en in het noorden aan Ramallah (zie kaartje 1). De bouw van deze nederzettingen was het gevolg van een naar buiten gerichte ontwikkeling, vanuit het centrum van West-Jeruzalem. De nederzettingen die toen zijn gebouwd vormen een ring rond de oude stad, en hebben nu een tweeledige functie: ten eerste dienen zij als springplank voor de ontwikkeling van een tweede ring van nederzettingen, in een grote cirkel rondom het gebied van Groot-Jeruzalem. Ten tweede oefenen zij een geografische en demografische druk uit op Jeruzalem zelf, in de richting van nieuwe nederzettingen in het Palestijnse gedeelte. 

 

Het Groot Jeruzalem Plan

 
De bedoelingen met Jeruzalem worden onder meer duidelijk uit de plannen voor 'Groot Jeruzalem', zoals zij in een plan uit 1982 worden gepresenteerd. Het plan gaat uit van gebied dat 'het verenigde Jeruzalem' in het noorden, oosten en zuiden omringt. Het gebied waar het plan betrekking op heeft beslaat 8%van het totale oppervlak van de Westelijke Jordaanoever. Het bevat 5 Arabische gemeenten (Ramallah en al-Bireh in het noorden, Beit Jala, Beit Sahour en Bethlehem in het zuiden), en 38 dorpen. In het plan wordt uitgegaan van het met de grond gelijk maken van op zijn minst één Arabisch dorp, al-Walajah ten noordwesten van Beit Jala. (kaartje 2)
Het 'Groot Jeruzalem' plan wordt voorgesteld als een aanvulling op het verdelingsplan van 1948. Het belangrijkste aan het plan is enerzijds de voorgestelde uitbreiding van het Israëlische wegennet in het gebied, anderzijds het toekomstig gebruik van land in het gebied. 

Het voorgestelde wegennet laat het bestaande systeem bijna geheel links liggen. Het nieuwe wegennet overheerst het oude, en uiteindelijk zal het leiden tot een selectieve integratie van Palestijnse plaatsen in het economische systeem van Israël, waardoor Israël zijn strategische behoefte opdringt aan de Palestijnen en het hen moeilijker maakt hun eigen sociale, economische en politieke leven te leiden. 

Het in het plan voorgestelde gebruik van land zal in de praktijk neerkomen op een beperking van de natuurlijke groei van Arabische dorpen en steden. Aan de andere kant geeft het vrij baan aan de groei van joodse nederzettingen. De gebieden waarvoor het plan nog geen specifieke bestemming heeft zijn er bestempeld tot 'speciale gebieden': het Hoger Plan Bureau mag er t.z.t. in alle wijsheid over beslissen wat de bestemming van de grond wordt. Voor alle duidelijkheid: het Hoger Plan Bureau wordt volledig gedomineerd door Israëli's.

Verdere beperkingen gelden agrarische gebieden: die zijn geconcentreerd rond Arabische dorpen en steden. De voorgestelde maatregelen staan de bouw toevan 1 huis op 150 m2 op een perceel van niet minder dan 1000 m2. Het land mag niet worden opgedeeld, en er mag maar 1 huis per perceel worden gebouwd, hoe groot het perceel ook is.

Tevens zijn er beperkingen in de bouwvoorschriften, en zijn ook andere gebieden beperkt in gebruik (zo mag er niet gebouwd worden langs de belangrijkste wegen vanaf een afstand van 200 tot 300 meter).

Een treffend voorbeeld van wat deze plannen betekenen voor Palestijnen zien we in Beit Safafa. (kaartje 3)

 

Beit Safafa

 
Beit Safafa, een dorp in de zuid-west hoek van geannexeerd Jeruzalem, is een voorbeeld van hoe joodse kolonisatie Palestijnse dorpen bedreigt. Dorpsgrond was in het verleden van wezenlijk belang voor de oorspronkelijke landbouw (schapen, geiten, graan, peulvruchten en vruchtenbomen). Gezien de normale ontwikkeling in een moderne gemengde economie is de ruimte nu nodig voor verstedelijking en de groei van Palestijnse buurten. De Israëlische politiek van landconfiscaties en planning vormt echter een beperking voor dorpen om op een natuurlijke wijze te groeien. 
Beit Safafa wordt in het noorden en westen omringd door bebouwing en industrie van West-Jeruzalem. In het zuiden en oosten wordt het omringd door de nederzettingen Gilo en Givat Hamatos. Gilo is gebouwd op grond die grotendeels geconfisceerd is van Beit Safafa en Beit Jala, een stad ten zuiden van Jeruzalem met land binnen het geannexeerde deel. Er wonen nu 30.000 kolonisten, en wordt verder uitgebreid op land van Palestijnse 'afwezigen' uit Beit Safafa. Iets oostelijker ligt Givat Hamatos, in Nederland beter bekend als 'het Holland­dorp'. Het is een nederzetting die deels wordt gefinancierd door de Nederlandse, christen-fundamentalistische organisatie 'Christenen voor Israël', die daarvoor ruim 10 miljoen gulden wil inzamelen. Givat Hamatos bestaat uit 624 mobiele woningen, maar de plannen gaan uit van een permanente joodse vestiging binnen 5 jaar. Het ironische van deze nederzetting is dat de grond waarop zij wordt gebouwd in 1967 door de toenmalige Jordaanse bestuurders aan Beit Safafa en Beit Jala was toegewezen om hun toekomstige woningnood te kunnen ledigen. De dorpelingen hebben echter nooit kunnen bouwen, omdat kort daarna de oorlog uitbrak, gevolgd door Israëlische controle over hun land.

Land in het noordelijk deel van het dorp was al onder Israëlische controle sinds 1949 toen het dorp door de 'groene lijn' in tweeën werd verdeeld; het is nu een industriegebied. In de jaren 70 werd land in het zuiden gebruikt voor de oprichting en uitbreiding van Gilo. Het land ten oosten van de hoofdweg naar Bethlehem (de R1) is in handen van de kibboets Ramat Rachel en het klooster Mar Elias.

Terwijl Gilo en Givat Hamatos zich uitbreiden op het grondgebied van Beit Safafa neemt de woningnood voor de 4.500 dorpelingen alleen maar toe. Per woning wonen er nu 10 mensen (vgl. in Gilo 3), en veel jonge mensen kunnen in het dorp niet hun eigen huis bouwen. Het betekent dat mensen gedwongen worden huizen te bouwen zonder vergunning, huizen die op ieder (voor de Israëli's geschikt) moment zonder pardon vernietigd kunnen worden. 

Het basisplan voor Beit Safafa is een typisch voorbeeld van plannen gemaakt door Israëlische autoriteiten voor Palestijnse buurten in en rondom Jeruzalem. Het beperkt het gebruik van dorpsgrond op 3 manieren, los van de eerder genoemde algemene beperkingen. Slechts de helft van het oorspronkelijke land is opgenomen in het plan, en slechts op een deel ervan mogen huizen gebouwd worden. Nieuwe huizen mogen slechts 1 of 2 verdiepingen hoog zijn (in Gilo 8). Grote delen van het plan bestaan uit bestemmingen voor instituties, wegen of gewoonweg gebieden waar bouwen verboden is. Overigens moet gezegd worden dat zelfs met deze beperkingen de plannen voor Beit Safafa nog gunstig afsteken tegenover die voor andere oorspronkelijke dorpen buiten Jeruzalem, waar bebouwing beperkt is tot slechts een zeer klein gedeelte van het land. 

Van directe zorg voor de bewoners van Beit Safafa zijn de geplande wegen die het dorp zullen gaan verdelen. Road 4 snijdt diagonaal van noord-west naar zuid-oost door het hart van het dorp. Road 5 snijdt een stuk land in het noorden af. Behalve het lawaai, de vervuiling en het gevaar dat de wegen met zich meebrengen, betekent het opnieuw een beperking voor toekomstige bebouwing en levensruimte, omdat er tot op geruime afstand van de wegen niet gebouwd mag worden. Na de verdeling van het dorp door de bestandslijn van 1948, wordt het dorp nu opnieuw opgedeeld: ditmaal door Israëlische ‘ontwikkeling’. 

Gevolg van deze restrictieve politiek is dat steeds meer mensen het dorp verlaten en wegtrekken naar Ramallah of Bethlehem. Het inwonertal van deze steden is de afgelopen jaren dan ook sterk gegroeid.

 

De jaren 90

 
1990 is een keerpunt geweest in de geschiedenis van joodse kolonisatie in en rondom Jeruzalem. Gedurende dat jaar nam de wegen- en nederzettingenbouw dramatisch toe. Een nieuwe wet, die moet zorgen voor een snellere bouw, werd aangenomen. Ten eerste biedt de wet de mogelijkheid om bouwplannen uit te voeren buiten gemeenteraden om, via kleine comités die enorme macht hebben. Zij kunnen plannen tot 200 wooneenheden goedkeuren. Bovendien is de termijn waarbinnen burgers bezwaar kunnen aantekenen tegen plannen teruggebracht van twee maanden tot twee weken. Een gevolg van deze wet is, dat er nu gewerkt wordt aan een ketting van nederzettingen in en rondom de oude stad, die geen van allen groter zijn dan 200 eenheden, maar in totaal 4.000 eenheden bevatten voor meer dan 15.000 kolonisten. Door de korte tijd waarbinnen bezwaar kan worden aangetekend is het bijna niet meer mogelijk om tegen plannen protest aan te tekenen.
In 1991 verkreeg Ma'ale Adumim de stadsstatus, als eerste nederzetting in bezet gebied. Bij die gelegenheid sprak Sharon over het toekomstig uitzicht vanuit Ma'ale Adumim richting Jeruzalem: ‘Al deze heuvels om ons heen, nu nog kaal, zullen bezaaid zijn met joodse huizen. Het gebied van Jeruzalem zal bevolkt worden door een miljoen joden’. De huidige ontwikkelingen maken duidelijk dat Sharon niet alleen sprak over een paar kale heuvels.

 
 

Omsingeling

 
De plannen voor toekomstige controle over Jeruzalem en daarmee de Westelijke Jordaanoever bevatten een verdichting van de ring nederzettingen die zorgvuldig is gecreëerd rondom de belangrijkste Palestijnse bevolkingscentra.(zie kaartje 1) Zo wordt er gewerkt aan een oost-west gordel die loopt van Jeruzalem tot aan de Dode Zee. 
Gevolg van deze ketting van nederzettingen is een opdeling van de Westelijke Jordaanoever in twee delen, waardoor de geografische samenhang van het gebied voor Palestijnen verdwijnt.

De belangrijkste stad in deze gordel is Ma'ale Adumim, ten oosten van Jeruzalem. Er wonen nu 15.000 kolonisten, en de bedoeling is om de stad in 4 jaar tijd te laten groeien tot een inwonertal van 50.000. De expansie van de stad heeft geleid tot een gedwongen vertrek van Bedoeïenen die daar leefden. De uitbreiding brengt de grenzen van Ma'ale Adumim tot aan die van Pisgat Ze'ev en Mount Scopus, in Oost-Jeruzalem.

In het noorden wordt gebouwd aan Rekhes Shufat, een nederzetting voor joods-religieuze families, en gelegen op een heuvel in het Palestijnse dorp Shufat. 

Ondertussen wordt er ook in Pisgat Ze'ev, nu de grootste bouwplaats van het land, volop gebouwd om de gordel in het noordwesten dicht te krijgen. De bedoeling is om er 36.000 extra kolonisten te huisvesten. Ten zuiden van Jeruzalem wordt gewerkt aan Har Homar, Bitar en Efrat, die zorgen voor de vervolmaking van de gordel in het Zuiden.Hier verrijst ook het eerder genoemde Givat Hamatos (Hollanddorp).

Minstens 38.000 huizen zijn gepland in bestaande nederzettingen buiten geannexeerd Oost-Jeruzalem. Een deel daarvan wordt gebouwd in de nederzettingen die al in de jaren 70 zijn ontstaan. 

Gevolg van deze ontwikkeling is het ontstaan van twee gordels nederzettingen; één rondom de oude stad in geannexeerd Jeruzalem, één in bezet gebied ten noorden, oosten en zuiden van de stad. De ontwikkeling die nu gaande is, is niet alleen een verdichting van de twee ringen afzonderlijk, maar tevens het opvullen van ruimte die er tussen de twee ringen bestaat. Gevolg is dat de joodse inwoners van Oost-Jeruzalem en omstreken nu ook getalsmatig overheersen. Palestijnen zijn tweederangs burgers in hun eigen hoofdstad geworden.