Voorwaarden voor oorlog
Bron: TNI

20.03.2003

In de aanloop naar de oorlog is er een wirwar aan argumenten ontstaan. Hoewel de oorlog al is begonnen is het goed om eens terug te keren naar de simpele voorwaarden waaraan moet worden voldaan om een oorlog te overwegen. Daaraan is in alle gevallen niet vodaan.

Terug naar de doorslaggevende voorwaarden voor oorlog

Door Wilbert van der Zeijden

Zoals elke keer in de afgelopen decennia wanneer het pad naar oorlog is ingezet, ontstaat een wirwar van argumenten en tegenargumenten die elkaar versterken of uitsluiten, maar uiteindelijk vaak het duidelijke beeld van de werkelijkheid vertroebelen. In het geval van de oorlog die de Verenigde Staten, Engeland en Spanje met steunbetuiging van Nederland zijn begonnen is dat zeker het geval.
Van CNN en andere amerikaanse TV zenders is geen evenwichtig beeld meer te verwachten, eigenlijk al niet sinds de aanslagen op de Twin Towers en het Pentagon. Amerikaanse vlaggetjes, discussies over wie wel en wie niet patriottisch is sprongen na semptemr 2002, toen Bush aangaf een oorlog te willen starten tegen Irak, verbazend gemakkelijk over naar interessante berichten over de effetiviteit van nieuwe wapens en strategische bespiegelingen over de haalbaarheid van een oorlog tegen Irak. Wat grotendeels buiten de discussie werd gelaten, is de vraag of een oorlog tegen Irak rechtvaardig is en noodzakelijk is.

In Europa is dat debat bij tijd en wijle wel gevoerd, maar toch onvoldoende. Telkens werd een Amerikaans-centristische benadering gekozen voor analyse van de politieke realiteit van de dag. Om te verduidelijken waarin dit een vreemd beeld van de werkelijkheid oplevert, is het goed om twee, op zich willekeurige voorbeelden aan te halen.
In het NOS journaal werd op de dag dat Duitsland aangaf zich te zullen verzetten tegen een oorlog als volgt geredeneerd door een neutrale politieke analist:
“Dit is al de tweede keer dat Duitsland de sinds de Tweede Wereldoorlog belangrijke Duits-Amerikaanse as in gevaar brengt” Het lijkt een onschuldige redenering maar bij nadere besturdering wringt er toch iets. Het is Amerika dat een plan heeft ontwikkeld dat in de ogen van een aantal belangrijke bondgenoten niet door de beugel kan. Het is Amerika dat probeert met alle middelen tot haar beschikking bondgenoten te overreden, tegen hun wens in, deel te nemen aan een militair avondtuur. Het is dan ook Amerika dat “wederom de goede relatie met haar bondgenoten op het spel zet”, niet Duitsland.
Het andere voorbeeld is de veelgebruikte redenering dat de Verenigde Staten na al haar pogingen om tot een vreedzame oplossing te komen ‘nu niet anders meer kan dan een oorlog te beginnen’. Dit is op alle manieren een onjuiste redenering. De bewering wordt niet gedeeld door de Veiligheidsraad, niet door de wapeninspecteurs, niet door de meerderheid van de bevolking van bijna alle landen in deze wereld. De keuze over te gaan tot oorlog is een actieve daad, een weloverwogen beslissing die niet direct is veroorzaakt door noodzaak. Er is geen directe bedrijging en er is geen casus belli. Deze oorlog is er alleen omdat actief wordt gekozen oorlog te voeren door Bush en de zijnen, Blair en de winige mensen die hem nog steunen en op een halfslachtige manier door politici als Balkenende. De redenering dat een oorlog onvermijdelijk is geworden is er een in een lange reeks van Amerikaans centristische benaderingen waarin steeds wordt gedaan alsof Amerika alleen maar reageert op de wereld om haar heen. Gelet op de geschiedenis kan echter niet anders worden geconcludeerd dat de VS in de meeste gevallen de “eerste actor” is, de factor die politieke, financiele en militaire gebeurtenissen veroorzaakt. Dat de VS nit ander kan laat ons achter met een oorlog die wordt gevoerd op grond van een onjuist argument dat het slapste excuus om een oorlog te beginnen vormt sinds lange tijd.
Systematisch worden, ook in Nederland, heldere analyses, meningen, principiele vragen en vermoedens door elkaar gebruikt, en niet zonder gevolgen. Ten eerste maakt het dat politici weg kunnen komen met halfslachtige opstellingen en ontwijkende antwoorden. Daarnaast maakt het een eerlijke qualificatie van de daden van verschillende actoren haast onmogelijk. Hoewel de oorlog ondertussen losbarst in al haar waanzin, is het toch van belang nog eens een poging te doen terug te keren naar de simpele, heldere vragen die ten grondslag hadden moeten liggen aan de besluitvorming om al dan niet tot oorlog over te gaan. Die vragen zijn:

1 Is er sprake van een casus belli?
2 Is er sprake van een reeele bedreiging?
3 Heeft de aanvaller het internationaal jusridische recht om Irak aan te vallen?
4 Heeft de aanvaller het morele recht Irak aan te vallen?

De casus belli
In principe is een staat die een andere staat aanvalt ten alle tijde in overtreding van het internationaal recht. Slechts als er sprake is van een directe aanval op het grondgebied of een vergelijkbare schending van de soevereine rechten van een staat, kan zulks worden aangewends als “casus belli”, “zaak die oorlog rechtvaardigt”. Het niet meewerken aan wapeninspecties, het terroriseren van de eigen bevolking kan een voldoende casus belli zijn alleen voor die staten of groepen die direct te lijden hebben onder het gedrag. Voor Iran bijvoorbeeld waren indertijd de aanvallen van Irak voldoende aanleiding om de wapens op te pakken. Het al dan niet meewerken aan inspecties kan alszodanig niet een casus belli zijn, omdat er geen aggresieve daad aan ten grondslag ligt die een andere staat schaadt in haar soevereiniteit, laat staan in haar territoriale rechten.

De reeele bedreiging
Afgezien van de casus belli in haar historische betekenis, zou men kunnen stellen dat er de afgelopen decennia een andere reden is ontstaan die wordt gezien als voldoende voorwaarde om een oorlog te beginnen: de reeele bedreiging. Dit is een lastig begrip, omdat de precieze betekenissen van “reeel “ en “bedreiging” altijd, en zoook nu, ter discussie kunnen staan. De enige manier om om te gaan met deze redenering is door te kijken naar de achterliggende redenen voor een oorlog zonder directe casus belli. Het zou dan gaan om een land dat met grote zekerheid weet dat haar territorium of soevereine rechten worden geschonden tenzij het nu een pro-actieve daad stelt en de mogelijke schender zelf aanvalt. Gevaarlijk genoeg als verantwoording voor een oorlog, maar ala. In het geval van Irak is van zulk een direct gevaar echter geen sprake. Saddam Hussein in geen geval in staat Amerika reeel te bedreigen. Zelfs als hij nog beschikt over massavernietigingswapens, wat goed mogelijk is, en zelfs als hij in staat zou zijn zo’n wapen te gebruiken op dusdanige wijze dat hij Amerika’s territorium en soevereiniteit schendt (wat zeer onwaarschijnlijk is) is er geen sprake van een bedreiging die zo zwaar is dat zij een perventieve oorlog rechtvaardigt. Een biologische raket die op New York landt is in zichzelf een casus belli, maar de onwaarschijnlijkheid van zo’n raket maakt dat Amerika niet hard kan maken dat er sprake is van een reeele bedreiging. Er is simpelweg geen reden om aan te nemen dat Hussein een aanval op Amerika van plan is of zou kunnen uitvoeren. Het “bewijs” dat getoond is, is van zeer twijfelachtige kwaliteit, zeer omstreden en gaat ook niet om een wapen dat in staat is Amerika als land en als natie te vernietigen of zelfs maar te kunnen bereiken. Er is ook geen historische reden om aan te nemen dat Bagdad zo iets van plan is of zou kunnen uitvoeren. Ja, Hussein is een medogenloze dictator die in het verleden heeft aangetoond oorlog te beschouwen als middel om gebieds- of machtsuitbreiding na te streven en ja, hij heeft minderheden in zijn land vreselijk onderdrukt met gebruikmaking van chemische en biologische wapens. Maar nee, Irak heeft nog nooit de VS, Engeland, Spanje of Australie aangevallen en er is geen enkele reden om aan te nemen dat hij dat wil of kan.

Juridische implicaties
Mag Amerika Irak aanvallen onder internationaal recht? Het probleem is dat internationaal recht niet een eenduidig recht is zoals bijvoorbeeld nationaal recht. Zoals in de geschiedenis altijd is gebleken, gelden regels ten aanzien van oorlog alleen in vredestijd. Daarnaast kan het oorlogsrecht en het internationaal recht betrekking hebbend op de vraag of een oorlog te rechtvaardigen is in praktijk alleen worden toegepast na de gebeurtenis met als resultaat dat het in praktijk een “overwinnaarsrecht” is geworden.
Toch is na de Tweede Wereldoorlog wel degelijk een soort van “praktisch recht” ontstaan waaraan staten het recht konden ontlenen om een oorlog te beginnen. Dit werd via de VN en vooral de Veiligheidsraad ontwikkeld. Ongeacht of men voor of tegen de vorige Golfoorlog was, moet worden vastgesteld dat die oorlog gebeurde onder mandaad van de VN Veiligheidsraad. Politici die toen bij de besluitvorming betrokken waren, gaven nadien ook aan dat de oorlog niet had plaatsgevonden zonder zo’n mandaad. Van een vergelijkbare goedkeuring door de VN is in dit geval geen sprake. Zo simpel is het. De resolutie 1441 waarover zoveel te doen is geweest de afgelopen dagen was niet bedoeld om de aanvallers van nu die mogelijkheid te geven. Dat zij het er met veel moeite uit weten te halen is knap en ongetwijfeld het proces van veel nadenken en redeneren geweest. Maar als gekeken wordt naar wat er feitelijk aan de hand was toen deze resolutie werd opgesteld, moge duidelijk zijn dat ook toen al, Frankrijk en Rusland niet akkoord waren gegaan met de resolutie als die bedoeld was als vrijbrief tot oorlog. De VN staat niet achter deze oorlog. Een oorlogs-resolutie is niet ter sprake gebracht omdat er geen meerderheid zou zijn. Deze oorlog is begonnen zonder casus belli, zonder reeele en acute dreiging en zonder legitimatie door de Veiligheidsraad. Waar juist het argument is dat Saddam resoluties niet serieus neemt, het internationaal recht met voeten treedt en aggressief is tegenover andere staten, geldt eenzelfde redenering erg genoeg nu ook voor de aanvallers.

Morele implicaties
Tenzij Saddam alsnog vandaag door zijn eigen leger wordt afgezet, zullen er in de komende tijd waarschijnlijk tussen de 65.000 en 240.000 Irakezen omkomen. Dat zijn voornamelijk soldaten die niet echt graag willen vechten maar moeten. Een ander aanzienlijk deel zal de Republikeinse Garde zijn, de harde kern van Saddam’s leger. Een klein deel van de slachtoffers zullen burgers zijn. Afgezien daarvan lopen de schattingen over indirecte slachtoffers (burgers die omklomen na de oorlog door geweld, ondervoeding, ziekte, vergiftiging, straling, slechte zuigelingenzorg etc.) erg uiteen, mede omdat het aantal sterk afhankelijk is van het verloop, de uitkomst en de periode na de oorlog.
De vraag hier welk morele recht de zogenaamde “Coalitie van de welwillenden” heeft om die slachtoffers te maken. Vanuit welk morele basis vernietig je een land, bombardeer je het terug naar de achttiende eeuw? Wie het weet mag het zeggen. Bij gebrek aan noodzaak en onvermijdelijkheid van deze oorlog vervalt ook elke morele grondslag. Argumenten in de trant dat mogelijk in de toekomst Saddam een nog grotere bedreiging vormt dan nu lopen al spaak voor de zin goed en wel is uitgesproken. Saddams arsenaal ís nu geen grote bedreiging. (Vergelijk indien u mij niet zomaar wil geloven de militaire budgetten van Irak met andere landen in deze wereld en kijk bij www.sipri.org om zelf een reeele inschatting te maken van het gevaar dat Irak’s huidige arsenaal betekent voor de wereld, dan komt u een stuk dichter bij de waarheid dan wanneer u een kaartje bekijkt in o.a. de Volkskrant waarop het bereik van Saddam’s missiles is aangegeven – wapens die hij niet meer heeft!). De verwachting dat – mogelijk – Irak over een aantal jaar zal proberen weer massavernietigingswapens operabel te krijgen is ook geen morele voldoende voorwaarde voor oorlog. Gissingen en verwachtingen mogen niet worden gebruikt in de verantwoording voor een onuitgelokte oorlog.
Democratie geeft geen moreel recht tot een preventieve oorlog, zoook niet geloof, superieure macht of angst.

Er is geen casus belli, er is geen huidige reeele bedreiging, geen mandaad, geen morele verdediging voor de oorlog die woensdagnacht is begonnen. Alle vragen die in de aanloop naar de oorlog regelmatig werden besproken zijn secundair. Is het mogelijk? Is het verstandig? Hoe wordt die oorlog gevoerd, met welke schepen? Hoe precies zijn precisiebommen? Is het de fout van Frankrijk of Amerika dat er geen consensus is? Enzovoort enzovoort. Een veelgehoorde kritiek op tegenstanders van deze oorlog is dat er geen alternatief wordt aangedragen voor de oorlog. Een secundaire vraag die ook nog eens zeer simpel te beantwoorden is: Alternatieven zijn er legio: Ontwapening in ruil voor hulp; multilaterale afspraken met landen in de regio om tot een stabiliteitspact te komen; een oplossing voor het Israelisch-Palestijns conflict; versterken van de politieke oppositie in Irak; Het toestaan van een Koerdische staat. Al deze dingen zouden kunnen bijdragen aan een vreedzame oplossing voor het probleem dat Irak is. Het zou geld kosten en veel moeite, maar toch niet meer dan het nu kost? En in ieder geval minder mensenlevens. Voor deze onuitgelokte oorlog staat in ieder geval het allerbelangrijkste alternatief voor oorlog, zoals dat al door Erasmus werd gepredikt, tot de beschikking van Amerika, Engeland, Spanje en hun volgers: Ophouden met vechten.

Wilbert van der Zeijden is als onderzoeker naar Militarisme en Globalisering verbonden aan het Transnational Institute in amsterdam