HET INTERNET ALS UNDERGROUND

Door Chris van der Heijden

Het aanbod op internet een vuilnisbak?

Misschien, maar in ieder geval niet als je op zoek bent naar gegevens en
meningen over de kwestie-Irak.

Een keuze uit interessante sites en publicaties op het net.


Het is op dit moment nauwelijks verantwoord over Irak en oorlog te schrijven. Ieder moment kan er iets gebeuren dat het betoog verouderd maakt. Het is een probleem dat de journalistiek in toenemende mate treft.

Terwijl kranten steeds meer op tijdschriften lijken, wordt nieuws het terrein van televisie, radio, teletekst en internet. Snelheid is niet de enige reden dat internet op het gebied van de oorlogsjournalistiek een steeds grotere rol speelt. Kosten hebben daar eveneens mee van doen. Internet is voor zowel de producent als de consument (bijna) gratis.
Vandaar ook dat de Amerikaanse stemmen tegen een aanval op Irak overwegend daar te vinden zijn. Het internet als underground dus. En evenals in het geval van MP3'tjes (muziekfiles) trekt het zich van geboden of verboden niets aan. Alles is er te vinden, ook veel van wat
juridisch tot het domein van een krant, tijdschrift of boekenuitgever behoort.

Toch is die underground vreemd genoeg sterk in zichzelf gekeerd. Terwijl boeken, televisie-programma's en beschouwende artikelen onderling
besproken en becommentarieerd worden, vormt het internet een eigen wereld. Daarvoor zijn, denk ik, twee verklaringen. De eerste is dat er door het gigantische ongestructureerde aanbod nauwelijks een lijn in te ontdekken valt. De tweede dat men het als een vuilnisbak beschouwt.Maar die verwaarlozing is niet terecht. Want over Irak is er op internet veel verrassends te vinden - niet alleen tegenstemmen en oproepen tot actie maar ook onderzoeksresultaten 'www.freedomhouse.org', wetenschappelijke publicaties 'www.sipri.org', cijfers van algemene aard 'www.cia.gocv/cia/publications/factbook', over nucleaire wapens 'www.isi.online.org', en wapenprogramma's 'www.iiss.org', de letterlijke tekst van resoluties (waaronder de veelbesproken 1441 van de veiligheidsraad 'www.un.org/documents/scres' en toespraken 'www.whitehouse.gov'.

Al dat materiaal kan erbij helpen de discussie over de aanstaande oorlog uit de sfeer van meningen en meninkjes te halen. Zo belandde ik via internet zelfs op de beste publicatie die ik tot nu toe over de aanstaande oorlog gelezen heb. "War with Iraq" van zo'n beetje de meest gevestigde instelling die de Verenigde Staten rijk is, de "American Academy of Arts and Sciences" www.amacad.org/publications/occasional.htm'. Aangezien het (pdf) werkje van ruim tachtig pagina's een isbn-nummer heeft, is het, neem ik aan, ook in de boekhandel te verkrijgen maar daar wilde de academie het blijkbaar niet bij laten. En terecht.

"War with Iraq" bestaat uit drie essays van vijf grote Amerikaanse wetenschappers, afkomstig van onder meer het Massachusetts Institute of
Technology, Harvard en Yale. Het eerste essay behandelt de nationale veiligheidspolitiek van de regering-Bush, het tweede de militairen het derde de economische aspecten van de oorlog. Mooi aan deze essays is de overdaad aan feiten, de fileertechniek en, bovenal, de niet aflatende wetenschappelijke ironie. Daarmee wordt in het eerste essay mijns inziens overtuigend aangetoond hoezeer de buitenlandse politiek van Bush afwijkt van de Amerikaanse traditie. "Het recht is sinds de Tweede Wereldoorlog de rode draad geweest in de buitenlandse politiek van de Verenigde Staten", schrijven de auteurs.

"In het (17 september) jongstleden gepubliceerde plan voor een nationale veiligheidspolitiek 'www.whitehouse.gov/nsc/nss.html' is daarvan echter
niets terug te vinden. "Daarin wordt onomwonden verklaard dat de vrijheid op nog slechts één manier gewaarborgd kan worden: door geweld", oorlog dus. Wat dit zou kunnen betekenen, staat beschreven in de twee volgende, veel langere essays. Daarbij worden alle denkbare militaire en economische aspecten van een oorlog nader bekeken. Eerst worden de feiten en argumenten vóór, dan de feiten en argumenten tegen gegeven. Daaruit blijkt zonneklaar dat er zoveel risico's aan een oorlog verbonden zijn dat je, voordat je eraan begint, wel verduiveld zeker van je zaak
moet zijn. En dat, aldus de centrale stelling van deze essays, is de regering-Bush niet en kán ze ook niet zijn. Een oorlog met Irak betekent op dit moment het omverwerpen van de eerste steen in een onafzienbaar dominospel, met als verschil tussen spel en werkelijkheid dat niemand weet hoe de stenen zullen vallen.
Hoe komt het toch dat naties de kosten van een oorlog altijd onderschatten, vraag William Nordhaus, hoogleraar economie aan Yale, zich
af. Hij noemt talloze voorbeelden, van Keynes'beroemde boek over de nasleep van de Eerste Wereldoorlog tot de berekeningen voor de Vietnam
oorlog. In 1966 werden de kosten van deze laatste strijd op tien miljard dollar geschat - en de lengte op één jaar. In feite sleepte de oorlog zich tot 1973 voort en kostte ergens tussen de honderdtien en honderdvijftig miljard dollar. En dan gaat het alleen nog maar om de financiële aspecten. Een stuk van dergelijke bezonnenheid en lengte is op internet vrij uitzonderlijk.

De meeste artikelen over Irak en oorlog zijn korter, journalistieker en minder afstandelijk. Dat geldt in de eerste plaats voor de talloze bijdragen die er te vinden zijn van Noam Chomsky. Geen alternatieve site of zijn naam komt voor. Geen anti-oorlogsgeluid of zijn stem klinkt mee. Dat was al zo ten tijde van de Vietnamoorlog, dat is nu nog steeds het geval. Onder invloed van de bon ton had ik, eerlijk gezegd, geen hoge dunk van Chomsky's recente politieke opvattingen. Ik kom daar op terug. Hij zegt vaak verstandige dingen. Een uitgebreid overzicht daarvan is te vinden op Chomsky's eigen website 'www.synaptic.bc.ca/ejournal/chomsky.htm'. Het meest recente materiaal daarentegen staat op undergroundsites als Znet
'www.zmag.org/weluser.htm', Medialens 'www.medialens.org' of het Indepent Media Center 'www.indymedia.org'. Zo ook het interview dat Chomsky onlangs aan "The Guardian" gaf. Daarin wijst hij op het unieke van het huidige oorlogsprotest dat, getuige een land als Turkije, veel wereldwijder is dan tijdens de Vietnamoorlog. Bovendien is dat protest er vroeger bij. Is de stem van Chomsky toch vooral interessant vanuit historisch oogpunt, zeer goed actueel materiaal is te vinden onder de naam van Robert Fisk, de Midden-Oosten-correspondent van "The Independent". Fisk is al een kwarteeuw in de regio actief, interviewde Bin Laden drie keer en werd niet minder dan zeven keer gekozen tot de beste correspondent van Engeland. Bewonderaars van Fisk hebben zijn artikelen en lezingen op een site bijeengezet 'www.robert-fisk.com'.

Maar net zoals in het geval van Chomsky is het meest recente materiaal via de genoemde radicale sites of, eenvoudiger nog, onder de volledige titel
via Google te vinden. Over de motieven achter de oorlog met Irak heeft Fisk geen twijfel. Hij zette zijn argumenten een maand geleden nog eens op een rijtje in een artikel onder de titel "This looming war isn't about chemical warheads of human rights. It's about oil"(zie onder meer 'www.arabworldbooks.com/arab/fisk.htm'). Voor die these heeft Fisk verduiveld veel argumenten. Een daarvan is gebaseerd op het onderzoek dat Jeremy Rifkin verrichtte voor zijn boek over de waterstofeconomie, "The Hydrogen Economy": dat de Verenigde Staten, uitgaande van de huidige productie, nog tien jaar met de eigen reserves voort kunnen. Canada acht jaar, Saoedi-Arabië 55 jaar, Koeweit 116 jaar maar - nu komt het - Irak 526 jaar! Andere argumenten hebben te maken met de achtergrond van de mannen uit de clan van Bush. Stuk voor stuk (Rumsfeld, Cheney, Wolfowitz, Bolton, Armitage, Perle, Abrams) zijn ze afkomstig uit of staan ze in nauw contact met de olielobby. Als bewijs daarvan citeert Fisk een door dit groepje ondertekende brief uit de periode-Clinton (1998) waarin letterlijk staat dat de Verenigde Staten ervoor moeten zorgen dat ze in de Golfoorlog een sterke poot aan de grond houden 'to protect our vital interests'. Indien noodzakelijk zou Saddam Hoessein daarvoor moeten ophoepelen. Persoonlijk geloof ik dat de oliethese te simpel is maar na lezing van Fisks artikel (hij heeft meer argumenten) kun je er onmogelijk omheen.

Het probleem van veel van de op internet genoemde artikelen, überhaupt van het hele Irak-debat, is dat het zoveel meningen zijn en dat er relatief zo
weinig feiten en argumenten gegeven worden. Er ontbreekt dus precies datgene wat die publicatie van de Amerikaanse academie kenmerkt. Toch is er tussen het kaf heel wat koren te vinden. Zo wordt de bewijsvoering van Colin Powell van het Iraakse vernietigingswapenbezit door Maria Tomchick gefileerd op Counterpunch 'www.counterpunch.org/tomchick02122003.html' en, nog fraaier, wordt het recente (6 februari) interview van Tony Blair voor de BBC door David Edwards op MediaLens met de grond gelijk gemaakt ("Blair's Betrayal"). Woedend is de schrijver op de man die Blair interviewde, Jeremy Paxman. Hij wordt 'somnolent and ill-informed' genoemd - terecht lijkt me. Niet omdat hij werkelijk een slaapkop en een nitwit zou zijn maar omdat hij doet wat bijna al die interviewers van de groten der aarde doen: niets, ze zijn als draden waardoor het geluid gaat, camera's die registreren. De weinige kritische vragen die ze stellen, zijn er veelal om een schijn van onafhankelijkheid te wekken, niet om, zoals het hoort, de geïnterviewde het vuur na aan de schenen te leggen. Een probleem van de huidige pers is echter dat een kritische opstelling
tijdens interviews nauwelijks nog mogelijk is. Politici zijn zich te zeer bewust van de macht van de media. Vandaar dat lastige interviews, uitzonderingen daargelaten, simpelweg niet worden toegelaten of geen kans krijgen. Het gevolg hiervan is desastreus voor de onafhankelijkheid van de pers en de vorming van een kritische publieke opinie. Des te groter het belang van media die systematisch een andere kant opkijken - waaronder internet.