Zorgverlening Grenshospitium doet niet
aan wettelijke eisen
Persbericht Autonoom Centrum 23-01-2004 Inzake de vorig jaar in de
grensgevangenis overleden man heeft de Het Autonoom Centrum verwijt niet alleen
de arts en de verpleegkundigen Conclusies Inspectie voor de Gezondheidszorg: * De zorg voldoet niet aan de eisen van
verantwoorde zorg zoals genoemd * Ook is het de verantwoordelijkheid van
de directeur dat er in de * Er is geen goed functionerend systeem
voor overdracht van informatie * Verder vermeldt de IGZ dat de arts niet
professioneel heeft gehandeld en Opvallend in het rapport is verder dat de
ernstig zieke Baraya 4 dagen Samenvatting van het rapport De Inspectie voor de gezondheidszorg meldt dat Baraya in Burkina Fasso behandeld en in Parijs gecontroleerd is voor tuberculose. Hij heeft klachten van droge huid, obstipatie en hoofdpijn. Verder heeft hij een mogelijk parasitaire infectie aan het linker oog, waarvan blindheid in dat oog een gevolg was. Op 8 januari 2003, zes dagen voor zijn overlijden, wordt B., sinds 7 november 2002 in het Grenshospitium, vanwege het produceren van geluidsoverlast in de isoleer geplaatst. De Inspectie voor de gezondheidszorg meldt dat Baraya in Burkina Fasso behandeld en in Parijs gecontroleerd is voor tuberculose. Hij heeft klachten van droge huid, obstipatie en hoofdpijn. Verder heeft hij een mogelijk parasitaire infectie aan het linker oog, waarvan blindheid in dat oog een gevolg was. Op 8 januari 2003, zes dagen voor zijn overlijden, wordt B., sinds 7 november 2002 in het Grenshospitium, vanwege het produceren van geluidsoverlast in de isoleer geplaatst. De reden voor de onrust wordt niet vastgesteld. Een arts komt hier niet aan te pas. Op 9 januari beschrijft een psycholoog die B. bezoekt, hem als apathisch. Hij is nauwelijks aanspreekbaar, wil niet eten en drinkt water met assistentie van een verpleegkundige. B. spreekt hierbij zijn angst uit te worden uitgezet naar een onveilig land. Hij zou dan doodgemaakt worden. Wel wilde hij terug naar Burkino Fasso. B. was geen persoon die klaagt, aldus de psycholoog. Die dag wordt B. weer teruggezet in zijn eigen cel. De volgende dag wordt B. in opdracht van de IND vervoerd naar Brussel voor het verkrijgen van de benodigde papieren voor terugkeer naar Burkina Fasso. Op maandag 13 januari blijkt dat B. in het weekend behoorlijk achteruit is gegaan: hij ligt op bed, braakt veel en wil niet eten, drinkt weinig, komt apathisch over, verwaarloost zichzelf, plast in bed, is wel aanspreekbaar. Maar reageert nauwelijks, heeft droge lippen. Bloeddruk is gestegen van 130 naar 180 mm/Hg. Hij is zo verzwakt dat hij met hulp uit bed is gehaald en op een douchestoel gewassen. Hij rilt en houdt vaak zijn hoofd vast. B. kan niet op eigen kracht naar de medische dienst. De medische dienst denkt dat hij in hongerstaking is, aldus de Inspectie. De verpleegkundige poogt B. te laten opnemen in het Penitentiaire Ziekenhuis te Scheveningen (beleid is dat hongerstakers hiernaartoe gaan) onder vermelding van 'extreme lichamelijke achteruitgang in enige dagen'. Op zorgaspecten en niet vanwege medische redenen vinden de arts en verpleegkundige het belangrijk dat B. wordt opgenomen, aldus de Inspectie. Het Penitentiaire ziekenhuis wijst, vanwege het feit dat hier sprake is van een zorgprobleem en niet van een medisch probleem, opname af. De arts heeft de hele dag B. niet gezien. Op het avondspreekuur onderzoekt de arts B. en vindt neurologisch geen afwijkingen. Wel constateert hij dat B. zich erg stijf houdt. De arts beoordeelt dit als een afwerende reactie en ziet geen reden voor een presentatie bij een ziekenhuis. Bij acute medische redenen kan iemand bij een naburig ziekenhuis gepresenteerd worden. De arts meldt dat incontinentie en apathie met slechte aanspreekbaarheid wel vaker voorkomt bij mensen die onder grote druk staan door het verblijf in het grenshospitium. Dinsdag 14 januari vermeldt de verpleegkundige in het ochtendrapport dat de huisarts vindt dat het voornamelijk psychische klachten betreft. Vanaf de afdeling wordt niets gemeld over de voorafgaande nacht. De verpleegkundigen gaan zelf niet kijken hoe het met hem gaat. Om 11.40 u wordt plotseling gebeld door een vreemdelingenbegeleider met de mededeling dat B. dood lijkt. De twee aanwezige verpleegkundigen vinden B. liggend op zijn rug, met de mond en ook het gezicht vol braaksel dat al aan het indrogen is. De vreemdelingenbegeleider is in paniek. De verpleegkundigen doen geen reanimatie. Via de dienstencoördinator en de portier wordt me spoed een ambulance gebeld omdat vanaf de afdeling niet naar buiten gebeld kan worden. De portier kan geen diagnose stellen en vertelt 'na een tijdje' dat er iemand ligt dood te gaan. Als de ambulance aankomt duurt het 11 minuten voordat zij bij B. aankomen en hem beginnen te reanimeren. Er waren door de gevangenis geen voorbereidingen getroffen zoals het klaarzetten van liften en openmaken van deuren. Ook moeten eerst de andere gevangenen van de afdeling naar hun cel gebracht. B. is bij aankomst alleen in zijn cel, de deur is dicht, de verpleegkundigen hebben hem alleen gelaten. Direct verzoekt het ambulance personeel om assistentie bij reanimatie en een tweede ambulance komt 4 minuten later aan. Was bij de melding van de gevangenis duidelijk geweest dat het om reanimatie ging, dan was direct de tweede wagen opgeroepen. Op de monitor van het ambulance personeel is nog een dying heart ritme te zien. Baraya sterft. Volledig rapport http://www.igz.nl/bestanden/2003_11%20Grenshospitium%20rapport.pdf |