Nederland langs de zijlijn van mondiaal
debat 14 December 2003 Bron Onze Wereld Auteur: John Verhoeven In snel tempo verandert de beweging van andersglobalisten in een mondiale burgerbeweging. Vakbonden, maatschappelijke organisaties en linkse partijen staan te dringen om mee te kunnen doen in dit dynamische strijdperk van mondiaal debat en activisme. Behalve Nederlandse bonden en partijen. Die zijn nog vrijwel afwezig. Volgens John Verhoeven, hoofdredacteur van Onze Wereld, een vergissing en een gemiste kans. Zijn we burgers of zijn we consumenten?
Allebei, zult u zeggen. Dat klopt – binnen nationale grenzen. We
consumeren en spenderen, en we doen ook mee aan het debat over de gewenste
inrichting van onze samenleving. Bezuinigingen op de WAO en op de zorg in
verpleeghuizen, de integratie, de toekomst van de landbouw: het zijn onze
zaken. Politieke partijen zijn de katalysatoren, ze nemen stelling en
proberen burgers aan zich te binden. Eens per vier jaar wordt de balans
opgemaakt, de score vereffend. Kortgeleden hield de Amerikaanse schrijver Samuel Barber, die bovenstaande tegenstelling formuleerde, zijn Europese gehoor deze nieuwe taak voor ogen: zorg dat je weer een burger wordt, een mondiaal burger: ‘Praat mee over de vraag waar we met de wereld naar toe willen.’ Het goede nieuws is dat dit proces alweer enkele jaren gaande is – en veel vlotter verloopt dan Barber zich waarschijnlijk realiseert. Maar hier te lande dringt het nog niet zo door. Misschien heeft dat iets te maken met de terminologie. We praten nog steeds over de andersglobalisten. Een woord dat een verkeerde indruk maakt. Beter zou zijn: mondiale burgerbeweging. Of nog beter: mondiaal burgernetwerk. Want dat is het: een netwerk van tienduizenden organisaties van burgers van over hele wereld, die snel in omvang en in reikwijdte groeit. Het aantal internationale allianties binnen dit netwerk groeit nog sneller. En daarmee wordt hun macht onontkoombaar. Bij de Verenigde Naties mogen de grote niet-gouvernementele organisaties (ngo’s) al komen meepraten over belangrijke zaken. Andere instellingen als Wereldbank, WTO en IMF hebben aan den lijve ondervonden dat de macht van deze burgerlijke organisaties niet te onderschatten is. Ook vele vakbonden en politieke partijen – vooral de linkse, maar ook gematigd christelijke – sluiten zich aan. Overigens tot groeiende weerzin van veel anti-autoritaire, autonome, libertaire en antimilitaristische groeperingen, die zich juist willen afkeren van de staat en de daaraan verbonden instellingen. Het lijkt er op dat de antiglobalisten van het eerste uur inmiddels naar de marge van deze mondiale beweging zijn gedrukt. Maar terwijl buitenlandse politieke
organisaties en vakbonden en masse opgaan in de bonte gelederen van deze
burgerbeweging, schitteren hun Nederlandse collega’s door afwezigheid.
Zeker, bij elke top van de andersglobalisten, zoals ook vorige maand weer
tijdens het Europese Social Forum in Parijs, lopen Nederlandse ‘spionnen’
rond die erop uit zijn gestuurd om voor het thuisfront te onderzoeken wat
zich hier afspeelt. Die vraag is niet eenvoudig te
beantwoorden – we zullen er een volgende keer uitgebreider op
terugkomen. Zeker is wel dat het inpluggen in dit netwerk door politieke
partijen een cultuuromslag en tevens een volstrekt andere wijze van
politiek bedrijven vergt. Een belangrijk aspect van dit netwerk is dat
het, zoals Naomi Klein het noemde, een niet-hiërarchische structuur
heeft. In haar Dagboek van een Activiste duidt ze het netwerk als een
losse verzameling organisaties die, zo autonoom als ze zelf willen, acties
voeren, campagnes beginnen en ook de mate van hun eigen organisatiegraad
bepalen. ‘Wat ze samen delen is een hardnekkige weigering om mee te doen
met de klassieke machtsstrijd’, zegt Klein. ‘Hun doel is niet om zelf
de macht te grijpen, maar om principieel de centralisatie van macht te
bestrijden.’ De politieke organisaties die met hun volledige ideologische agenda in de hand willen meedoen, zullen daarom aan de buitenranden van de mondiale beweging blijven hangen. Over de vraag hoe ze dan wel kunnen binnenkomen in dit burgerdomein, hebben verscheidene insiders zich al het hoofd gebogen. Eén advies komt herhaaldelijk terug – het is trouwens ook niet specifiek bedoeld voor politieke partijen, maar voor alle groeperingen die nadenken over hun rol in dit netwerk. Klein stipt het aan in haar Dagboek van een Activiste, en het duikt ook op in het recentere Ya Basta! Globalisering van onderop, vorig jaar verschenen van de hand van een Belgisch trio. Allemaal pleiten ze voor een ‘diffusie’, een opnieuw uiteenvallen van die massale beweging in duizenden kleine, lokale initiatieven, en vooral in tijdelijke, niet-autoritaire verbanden. Uit deze aanpak spreekt een vorm van pragmatisme dat in de vaderlandse politiek in een enigszins kwade reuk staat. Omdat er een element van tijdelijkheid in zit, van opportunisme. Omdat de grote ideologie lijkt te ontbreken. Het sterke van zo’n structuur is echter dat groepen die het op veel fronten niet met elkaar eens zijn, kunnen samenwerken op één gezamenlijk agendapunt, bijvoorbeeld de strijd tegen tariefmuren voor landbouwproducten. Juist door het vermijden van traditionele machtsvragen (‘Wie is hier de leider?’) is de mondiale burgerbeweging veel sneller gegroeid en krachtiger geworden dan zelfs twee jaar geleden nog mogelijk leek. Ook zonder een merkbare inbreng van Nederlandse politieke partijen. Inmiddels is duidelijk dat dit mondiale burgernetwerk de traditionele binnenlandse politieke organisaties niet nodig heeft om vooruit te komen. Echter, het omgekeerde is beslist wel het geval. Noot: John Verhoeven is hoofdredacteur van het maandblad OnzeWereld. Dit artikel verscheen ook in het december/januari-nummer van dit tijdschrift. © 2003 OnzeWereld
|