europa algemeen Europese asieltop in Tampere, oktober 1999

De Europese veiligheid, oktober 1999

Europees asiel- en immigratiebeleid

Europese aanscherping artikel 140

Het verdrag van Amsterdam


Rammelen aan de poort


Over de grens - Het Nederlands vreemdelingenbeleid, ingebed in het Europese



europa landen
Drie jaar Sans-papierbeweging, oktober 1999

Belgen in verzet, oktober 1998


Duitsland, oktober 1998


Oekraïne, oktober 1998


Hongarije


Roemenie


Polen, een nieuwe muur


Sans-papier, uit de schaduw komen


Zweden


Frankrijk


Belgie


Duitsland


Hongarije

Sinds 1987 kent Hongarije een vluchtelingenvraagstuk zoals wij dat kennen. Vanaf 1987 ontvluchtten vele Hongaren die in Roemenië woonden, het bewind van Ceausescu. Sinds de Eerste Wereldoorlog woonden zij in het land aan de Zwarte Zee, maar in de nadagen van het Ceausescu bewind werden ze meer en meer gediscrimineerd. Van 1987 tot 1992 kwamen ongeveer 50.000 'etnische' Hongaren naar Hongarije. Hun banden met het land, zorgde voor een betrekkelijke eenvoudige opname in het land.

Aan de komst van veel mensen uit Oost-Duitsland en voormalig Joegoslavië is het mechanische van de poorten van de Europese Unie duidelijk af te meten. Zo'n 30.000 Oost-Duitsers trachtten via Hongarije de Westduitse Bondsrepubliek te bereiken. Hongarije zette dan ook genereus de grens open naar Oostenrijk. Bekeken vanuit de nooit verloren gegane hunkering bij West-Europa te horen, was het openen van de grenzen niet zo'n vreemde actie. Echter, toen de Oostenrijkers niet langer bereid bleken de Oost-Duitsers transit te verlenen, ging ook de Hongaarse grens voor deze groep weer dicht. Hetzelfde is zichtbaar bij de vluchtelingen uit voormalig Joegoslavië. In 1992 waren er zo'n 50.000 mensen gekomen uit het oorlogsgebied. Voor het eerst sinds lange tijd werd Hongarije geconfronteerd met een grote groep mensen die cultureel verschilde en van wie niet duidelijk was wat zij in de toekomst van plan waren te gaan doen. Hongarije stelde zich gastvrij op en stelde vele bedden beschikbaar in kampen. Ook de bevolking deed mee; ze ving mensen thuis op en kreeg daar een vergoeding voor. De vluchtelingen kregen een tijdelijke verblijfsvergunning. Toen Oostenrijk de grenzen sloot voor de stroom - tegelijk met de weerzin van andere West-Europese maar ook Oost-Europese landen om vluchtelingen uit voormalig Joegoslavië op te vangen - veranderde de gastvrije houding. Hongarije eiste van Bosniërs een bewijs -zoals een visum voor een derde land- dat ze geen asiel aan zouden vragen en niet zouden blijven.

Vluchtelingenbeleid

Aan het eind van 1992 had de Hongaarse overheid besloten tot een meer geharmoniseerde, selectieve toelating en kwam er voor het eerst regelgeving omtrent vreemdelingen, immigranten, verblijfsvergunningen, minderheden, vluchtelingen en asielzoekers. De procedure voor een asielaanvraag is als volgt: Binnen 72 uur na binnenkomst moet de vluchteling laten weten erkend te willen worden als vluchteling en asiel aan te willen vragen. De vluchteling wordt geinterviewd, medisch gekeurd en ondergebracht in een kamp. Na start van de procedure krijgt de vluchteling een identiteitskaart, met recht op voorzieningen in het kamp en op werk. Het besluit wordt genomen door het Bureau voor Vluchtelingen en Migratiezaken. Erkenning geeft recht op werk zonder vergunning, gratis Hongaarse les en medische hulp en op een tegemoetkoming in de woonlasten. Bij een afwijzing is er, binnen vijf dagen, recht op beroep bij dezelfde instantie. Een besluit wordt binnen 30-60 dagen genomen. De afgewezen asielzoeker heeft dezelfde status als alle andere buitenlanders en valt onder de vreemdelingenwet. Om te mogen blijven moet men in staat zijn te voorzien in eigen levensonderhoud en woonlasten kunnen dragen en geen 'bedreiging vormen voor de openbare orde en veiligheid of voor de staatsveiligheid.'

Hongarije heeft wat het asielbeleid betreft een uitzonderlijke positie. Hoewel het de Geneefse Vluchtelingenconventie heeft geratificeerd, neemt het nauwelijks vluchtelingen op uit Azië, Afrika en het Midden-Oosten. Dat is mogelijk omdat het als één van de weinige landen ter wereld een geografische beperking heeft opgenomen in de vluchtelingenwetgeving. Deze beperking heeft het m.b.t. de genoemde gebieden aangebracht bij de ondertekening van het vluchtelingenverdrag.

Vluchtelingenkampen

Hongarije heeft, logischerwijs, niet veel ervaring met de opvang van migranten en vluchtelingen. Voor 15 juli 1995 verbleven de meeste illegalen en politieke vluchtelingen in een kamp bij Kerepestarcsa - een voormalig transitdepot voor joden ten tijde van de Tweede Wereldoorlog -, maar dit kamp werd gesloten op aanraden van mensenrechtenorganisaties. Nu verblijven ze in tien half gesloten kampen, verspreid over het land. Ook al gaat het maar om enkele honderden (in 1995 waren het er nog ruim 6 duizend in verband met de oorlog in voormalig Joegoslavië), de opvang in de tien kampen is vaak erbarmelijk.

Een bezoek aan Kiskunhalas en Orosh za Annemiek Horst (afgestudeerd aan de UvA) bracht samen met twee medewerkers van de Martin Luther King Organisatie medewerker Taye en advocaat Krisztina, een bezoek aan twee kampen in het zuiden van Hongarije. Hieronder delen uit hun verslag.

Voor we naar het kamp van Kiskunhalas gaan, vindt eerst een gesprek plaats met een hoge functionaris van de grenspolitie. Hij zegt dat er geen problemen zijn in het kamp. We rijden er naar toe. De 14 'vluchtelingen' verblijven op de eerste etage van een militair kantoorgebouw. Het oogt serieus: een hoge muur met prikkeldraad erop en een stevige ijzeren toegangspoort. Voor we in de lange, smalle gang op de eerste verdieping staan, zijn we al drie gesloten traliehekken gepasseerd. In de gang staan twee gewapende soldaten op wacht. Ze kijken alsof ze blij zijn met ons bezoek: eindelijk eens wat afwisseling te zien. Links is de gemeenschappelijke ruimte met een keuken, tafels en stoelen en een zwart-wit tv die staat afgestemd op CNN. Rechts zijn de slaapruimtes. De bedden staan aan de grond geschroefd, om te voorkomen dat de vluchtelingen de deuren blokkeren, zoals in het kamp in Györ eens gebeurde. Nergens mag worden gerookt; een vreemd verbod in dit land, waar iedereen altijd en overal rookt. Vergeleken met andere kampen lijkt het hier nog niet zo slecht; er is geen gebrek aan kleding, voedsel en sanitaire voorzieningen. Onder de bewoners is een jongen die zegt uit Liberia te komen. Hij voelt zich eenzaam als enige zwarte. In het dorp kijken ze hem aan alsof hij van Mars komt. Taye zal om zijn overplaatsing vragen. De enige andere Engels sprekende is een crimineel uit Albanië, die naar Frankrijk wil maar keer op keer weer door de grenspolitie wordt gepakt. In dit kamp woont één vrouw, die waarschijnlijk uit Bosnië komt. Ze is psychisch gestoord en zit opgesloten in een kamertje, waar ze niet uit mag. De Albanees beweert dat de soldaten haar mishandelen. Met een holle blik kijkt ze me aan, ik kan haast niet geloven dat deze vrouw gevaarlijk is, zoals wordt beweerd door de kampleiding en vraag me af wat ze hier doet. Ze zou toch beter op een psychiatrische afdeling kunnen zitten. De rest van de bewoners lijken gelaten hun lot te aanvaarden; blijven totdat er ooit een oplossing wordt gevonden. Sommige mensen verblijven jaren in een vluchtelingenkamp.

In Orosh za is de sfeer totaal anders. Ruim dertig vluchtelingen verblijven in een gebouw op een militair terrein. Bij de poort worden we aangehouden door een soldaat. Als we zeggen dat we het kamp komen bezoeken maakt hij een grapje over 'de negertjes', maar wordt opeens overdreven vriendelijk als hij Taye, een Ethiopiër, op de achterbank van de auto ziet zitten. Onze identiteitspapieren worden grondig gecontroleerd. Een soldaat begeleidt ons naar het vluchtelingenverblijf. Van buiten ziet het er best mooi uit, er is zowaar een tuintje en een overdekte patio met een vervallen tafelvoetbalspel, maar het interieur doet me, door de witte tralies, denken aan de inrichting uit 'One flew over the cuckoos nest'. De man die de verantwoordelijkheid draagt voor de vluchtelingen in dit kamp staat ons, in burgerkleding, te woord in de entree en leidt ons rond. De keuken is buiten de verblijfsruimte; ze moeten dus toestemming vragen om te koken. Of zouden ze dat zelf niet mogen? Het kamp krijgt 233 forint (ongeveer fl. 2,30) per persoon per dag. Dat is veel te weinig, dus is het kamp afhankelijk van humanitaire hulp van organisaties als het Rode Kruis en de goedwilligheid van de bevolking uit de stad. De vluchtelingen krijgen geen zakgeld.
Tijdens de rondleiding worden we op de voet gevolgd door vier jonge soldaten, de gummiknuppel stevig in de hand, en drie anderen waarvan de functie me onduidelijk is. Ik voel me bij dit machtsvertoon, door de overdreven militaire aanwezigheid van nors kijkende mannen, niet zo op m'n gemak. De sfeer in het gebouw wordt vooral bepaald door de dienstdoende soldaten, waarvan sommige zichtbaar genieten van hun macht over de vluchtelingen. Zwaaiend met zijn gummiknuppel schreeuwt een soldaat naar een paar mensen dat ze op moeten schieten, als ze door het hek gaan om elders in het gebouw te telefoneren.
In de gemeenschappelijke ruimte staan een lange tafel en wat stoelen. Aan de muur hangen folders met informatie over het Hongaarse vreemdelingen en immigratiebeleid. In een kastje daaronder liggen de teksten van de door Hongarije ondertekende mensenrechtenverdragen en de Helsinki akkoorden, aan kettingen. In de gang waaraan de slaapkamers liggen, allen propvol gestouwd met stapelbedden, hangt een afschuwelijke stank. Eén van de begeleiders doet nog net op tijd een deur dicht zodat ik er niet achter kan kijken. Zeker een overblijfsel uit de geniepige tijd van het communisme, toen alles verborgen moest blijven. De slaapkamers zelf zien er smerig uit. De schuimrubber matrassen zijn goor en vallen bijna uit elkaar. Vier zwarte bewoners klagen over discriminatie.

De overheid meent dat de kampen open zijn, ook al zitten de bewoners achter de tralies op militaire bases, uit het zicht van de Hongaarse bevolking. De bewoners kunnen inderdaad toestemming krijgen voor een kort verlof, maar de duur daarvan is afhankelijk van de luim van de baas. De situatie verschilt van kamp tot kamp omdat er geen algemene regels zijn opgesteld. De functionaris in Orosh sa vindt dat een groot probleem, want hij krijgt er toestanden door in zijn kamp. Bovendien worden regels door zowel de politie (die mensen zonder papieren aantref op straat en ze doorstuurt naar een kamp) als door de grenspolitie (die meer ervaring heeft met vreemdelingen) gesteld. Zo kan het gebeuren dat in hetzelfde kamp de één geen toestemming krijgt voor een meerdaags verlof en de ander wel. Een ex-Joegoslaaf in Orosh za mocht naar Boedapest, maar een zwarte jongen - die er geld moest halen - niet. In Györ krijg je straf als je te laat terug komt van verlof (een jaar lang opsluiting bijvoorbeeld), maar in Orosh za niet.

Ik hoor dat Györ de verschrikking onder de kampen is. Daar verblijven 100 tot 150 vluchtelingen in barakken die eigenlijk slechts plaats bieden aan 80 mensen. Er zijn maar twee toiletten. Vrouwen, kinderen en mannen leven en slapen (sommigen op de grond) bij elkaar. Voor families zijn geen aparte ruimtes. Een delegatie van ngo's, lid van UNITED, trof eind '95 een kamer van 5 bij 10 meter aan waar 32 mensen 'woonden'. Er is een chronisch gebrek aan middelen als voedsel en water, zeep, maandverband, scheermesjes en kleding. Met mensen die geen vlees eten vanuit persoonlijke of religieuze redenen wordt geen rekening gehouden. 's Nachts gaan de deuren van de vertrekken op slot. Luchten is toegestaan tussen 2 en 8 's middags. Activiteiten zijn er niet.

Opkomend racisme

Buiten de kampen tekent zich in de Hongaarse samenleving een groeiende nationalisme af. In de straten van Hongarije zijn maar weinig niet-blanken te vinden. Maar dat is maar schijn. Er is een groeiend aantal mensen zonder papieren waarvan Hongarije niet weet wat het ermee aan moet. En dat is voor een voormalig Oostblokland in transitie - met xenofobe trekken - niet fijn. Laat staan voor de mensen die het betreft.

In de tijd van het communisme kon de bevolking het land niet uit en vreemdelingen er niet in. Heel zelden werd een uitzondering gemaakt, zoals bijvoorbeeld voor ruim duizend Chilenen na de val van Allende en voor vierduizend Grieken ten tijde van de Griekse dictatuur. Het aantal vreemdelingen in Hongarije was dan ook erg klein: enkele duizenden vluchtelingen en enkele duizenden studenten en arbeidsmigranten.
Nu is dat veranderd. 's Ochtends vroeg verdringen zich op Moskva tér in Boedapest, het plein waar ten tijde van het communisme afspraakjes werden gemaakt voor illegale feesten, mensen zonder papieren op zoek naar werk. De rest van de dag bevinden zich er voornamelijk Roma en daklozen. In een zijstraatje worden wat prullaria verkocht. En in de namiddag, als het plein druk is van haastige forenzen die moeten overstappen van metro naar bus die ze omhoog brengt naar de rijke heuvels van Boeda, staan er de Roma-vrouwen gladiolen en tweedehands jurken te verkopen. Afrikaanse of Aziatische gezichten zie je echter nauwelijks in de stad. En als je er één ziet is het waarschijnlijk een diplomaat of een student.

Begin jaren '90 kwam in Hongarije het racisme sterk op. De straat was vrij voor skinheads, die openlijk werden gesteund door sommige politici. In 1991 en 1992 registreerde de Martin Luther King Organisation 120 aanslagen op niet-blanken. Tussen 1991 en 1994 werden slechts 48 zaken voor het gerecht gebracht, maar er werd nauwelijks gestraft. Gibril Deen en Taye Kebede, beide zwart en meervoudig slachtoffer van aanvallen door skinheads, zijn voor de val van de muur nooit lastig gevallen; ze konden rustig en zonder angst over straat. Toen extreem-rechts door de nieuwe vrijheid van meningsuiting bovengronds kwam en zich organiseerde, sloeg de vriendelijke houding ten aanzien van niet-blanken totaal om. De haat die al eeuwenlang bestaat jegens Roma richt zich nu ook op hen.

zoekarchiefdiscussiereageerhomeenglish