De valstrik van de dubbele moraal

We laten ons geen mores leren!

Jan Willem Stutje, Paul Mepschen 08-12-2002 bron: Grenzeloos

Normen en waarden zijn de nieuwe toverwoorden in de Nederlandse politiek. Waar komt die plotselinge obsessie vandaan? De samenleving is onvriendelijker, ongeduldiger en gewelddadiger geworden, maar in hoeverre heeft deze ontwikkeling met ‘normen en waarden’ te maken? Termen als (on)veiligheid en ‘normbesef’ zijn de afgelopen tijd een fetisj geworden – ze verhullen een diepere bestaanscrisis, een crisis van de moraal.

In een tijd van verrechtsing en de opkomst van populistische politieke partijen staat ook ‘de moraal’ ter discussie. De veranderingen en onzekerheden zijn groot. In een globaliserende wereld verdwijnen grenzen en verliezen mensen houvast. Daarom gaat globalisering gepaard met wat ‘lokalisering’ wordt genoemd: een hang naar de eigen leefomgeving, de eigen cultuur, de eigen waarden; een verlangen naar het gevoel ergens ‘thuis’ te zijn.


Exorcisme
Ergens, zo luidt het vertoog, is het gedogen doorgeschoten, het liberale of progressieve denken ontspoort waardoor de traditionele normen en waarden niet langer maatgevend zijn. En dat is – zo concluderen velen – de schuld van links. De een zoekt het in de opstandige ‘jaren zestig’, toen korte metten werd gemaakt met de kleinburgerlijke, behoudzuchtige naoorlogse gezinsmoraal. Een tijd waarin de mensen, niet gehinderd door enig normbesef, zouden zijn losgeslagen. Een ander, zoals Leon de Winter, woordvoerder van de Israëlische staat in Nederland – oh moraal, zoekt een verband tussen de laffe moord in Venlo en de kraakbeweging van de jaren tachtig of de blote mannen tijdens de Gay Parades van vandaag de dag.

Weer een ander zoekt de oorzaak van het morele verval in de ‘buitenlander’, de illegaal, de junk. De leugenachtige aandacht voor de Marokkaanse dader en zijn ouders in Venlo, getuigen ervan. Niet een macho van achttien was schuldig, niet een willekeurige Nederlandse jongere, maar een Marokkaan van wie de zogenaamd achterlijke ouders geen Nederlands spreken. Ayaan Hirsi Ali, het nieuwe orakel van de westerse morele superioriteit, gebruikte het zelfs als argument voor haar overstap naar de VVD - de partij van racistische grootmeesters als Frits Bolkestein en Henk Kamp. Minister Nawijn van de LPF meende zijn pleidooi voor herinvoering van de doodstraf met de doodslag in Venlo te kunnen rechtvaardigen.

Waar mensen de controle verliezen op de eigen leefomgeving, lijken de eigen cultuur en de eigen groep, de eigen normen en waarden, uitkomst te bieden. Het is de roep om uitsluiting van anderen - van vreemdelingen - die de wereld vertegenwoordigen die vreemd is. We zagen het in de jaren dertig in het antisemitisme en we zien het nu in de groeiende islamofobie, waarbij de rijke en diverse islamitische cultuur door steeds meer mensen tegenover de westerse cultuur wordt geplaatst. We zien het in het streven de samenleving te zuiveren van haar lelijke, ongewenste voortbrengselen: de daklozen en verslaafden in de steden. En we zien het, tenslotte, in het streven de moraal te beďnvloeden door het normen en waardendebat op de agenda te plaatsen. Is dit geen teken van exorcisme? Een kwaad definiëren, teneinde het uit te drijven?


De schuld van links?
Maar Hirsi Ali, Leon de Winter en andere apologeten van de (neo)liberale wereldorde hebben ongelijk. De maatschappelijke verharding, het toenemende geweld, het gebrek aan respect voor elkaar, is niet de schuld van ‘links’. Deze maatschappelijke verschijnselen vloeien niet voort uit het verlangen naar emancipatie, werkelijke vrijheid of een solidaire, gelijkwaardige samenleving. Integendeel, ze vloeien voort uit de politieke en sociaal-economische verharding, uit minachting en gebrek aan solidariteit. Uit het neoliberalisme dat mensen tegenover elkaar plaatst, dat samenlevingsverbanden vernietigt en dat al wat ‘niet te koop’ is prijsgeeft aan de markt.

Rechts moet zijn zegeningen tellen in plaats van de zogenaamde sociaal-democratie de schuld in de schoenen te schuiven. Want de normen en waarden die de sociaal-democratie vertrapte, waren toch eerder de linkse, dan de rechtse. Degenen die het in de kringen rond de PvdA voor het zeggen hadden verdedigden om het hardst het gezag en de matiging. In hun mond verloren woorden als solidariteit en rechtvaardigheid alle glans; ferm gesproken, maar zielloze taal. De laatste echo´s verwaaiden toen Den Uyl met de ontruiming van Dennendal een einde maakte aan een hoopgevend debat over de zwakzinnigenzorg; Van Tijn de antikernenergiebeweging met traangas overgoot en Polak de krakers molde. Het droeg bij aan het ontstaan van een klimaat waarin authentieke verontwaardiging over een dubbele moraal plaatsmaakte voor het cynisme van de strijd van allen tegen allen.

Men moet de behoudzuchtige kringen van de sociaal-democratie dus niet verwarren met ‘links’. Maar ook als we die laatste nader bekijken, blijkt hoe ongeloofwaardig de beschuldiging is als zou deze de voornaamste agent zijn van de zogenaamde normloosheid. Je zou bijna vergeten dat wat in de jaren zestig en zeventig gebeurde, maar kleinschalig was. De jongeren van toen toonden vooral de wil de samenleving op een meer democratische, solidaire en rechtvaardige leest te schoeien. De praktijk was echter beperkt. Het ging om experimenten, vaak alleen in de eigen verbanden. Uit lijfsbehoud leerde men er onderlinge concurrentie uit te bannen en daarvoor samenwerking en solidariteit te zoeken. Men stelde zich een hoger moreel doel dan dat van de burgerlijke maatschappij. Niet als holle politieke stopwoordjes, maar omwille van de zelfactiviteit en zelfemancipatie.


Mannelijkheid
In de jaren zestig en zeventig durfde men aan de starre verhouding tussen de seksen nieuwe inhoud te geven. Over mannelijkheid en vrouwelijkheid kon plotseling worden gepraat. En daar zou de oorzaak liggen van toenemend geweld en van het aanranden van elkaars lichamelijke integriteit? Het tegendeel lijkt het geval. Juist in het herstel sinds de jaren tachtig van traditioneel mannelijke waarden ligt een van de oorzaken van de nieuwe spierballencultuur en het gewelddadig machogedrag. Mannen moesten weer mannen zijn, de grens tussen mannelijk en vrouwelijk gedrag werd opnieuw getrokken. De homobeweging trok zich terug en men streefde niet langer naar de bevrijding van traditionele rolpatronen, maar paste zich aan en verlangde nog slechts ‘gelijke rechten’. In zakenleven en politiek kreeg sindsdien een nieuwe, harde mannelijkheid de overhand – voor compassie en menselijkheid bestaat geen plaats meer.

Het miste zijn uitwerking op de rest van de samenleving niet. In toenemende mate ontstond een ‘crisis van de mannelijkheid’: de discrepantie tussen de herbevestigde mannelijke waarden en de feitelijke toestand waarin mannen leefden, nam sterk toe. De feminisering van de arbeid, de armoede aan de onderkant van de samenleving, de werkeloosheid en onzekerheid ondermijnden de mannelijke identiteit. Waarom misdragen zoveel mannen zich? Waarom veranderen brave huisvaders op zondag in hooligans om de stad, of andere mannen kort en klein te slaan? Waarom hullen saaie boekhouders zich in diezelfde uren in leer om op hun motoren als gekken het verkeer onveilig te maken? Dat heeft niets te maken met de poging een andere wereld te scheppen, maar alles met het feit dat die poging mislukt is.

Dat hedonisme loont, ja zelfs normatief is, wordt ons in de media vierentwintig uur per dag voorgehouden. Het fantasiebeeld dat wie niet met luxe omringd is, mislukt is, wordt ons op het netvlies gebrand. Wie kan de verleidingen weerstaan? Niet het kind dat zijn vader dertig jaar in de industrie heeft zien werken, een vader die nooit tijd had Nederlands te leren en nu van een miezerige WAO-uitkering moet leven. Hoe kan het anders dan dat een aantal van hen liever op zoek gaat naar het makkelijke geld? Scoren in de drugshandel, als loverboy of hoe dan ook.


Van boven naar beneden
In de jaren zestig en zeventig en door de krakers in de jaren tachtig werd niet meer dan een begin gemaakt met het vormgeven van een alternatief; het ging om een streven – hooguit! Dat hier de bron van het kwaad schuilging? Een ongeloofwaardige suggestie, maar, bekeken vanuit het conservatieve gedachtegoed, wel consequent. Rechts verwerpt elke rebellie en ondermijning van haar gezag als immoreel.

Wat we op dit ogenblik ervaren, heeft niets met een linkse ondermijning van het gezag te maken. Solidariteit is een vies woord geworden; opkomen voor de zwakken een beklagenswaardig idealisme; de verdediging van een vluchteling een galmende abstractie. Links is in het defensief. Sinds de jaren tachtig is het laatste restje bevrijdende tegencultuur op de terugtocht. Menselijk contact wordt weer ŕ contant of naar de wet van de sterkste afgerekend. Het zijn deze normen en waarden die regeren en die grotendeels een weerspiegeling zijn van de regels waarmee de elite haar omgang onderling en met betrekking tot groepen daarbuiten regelt. In de moraal van de gulzigheid gaan ‘vrije jongens’ als Heinsbroek voorop. Maar Bernhard, Lubbers, Peper, een eindeloze rij graaiers ging hem voor.

En nu dan de kleine criminelen; een zichtbare groep – voornamelijk kansarme jongens – die ‘ontspoort’ en vlucht in gewelddadig gedrag. Ze haalt daaruit een vorm van zelfrespect en identiteit. In een samenleving die geen kansen biedt, verworden deze jongeren tot vorsten in hun eigen koninkrijkjes. Waar hen het volle burgerschap onthouden wordt, zoeken ze de straat op – de enige plek waar ze wel gezien en gehoord worden. In een ondergrondse, informele economie dwingen ze respect af. Met hun dure sportschoenen, kleding, mobiele telefoons en scooters zijn ze eerst en vooral karikaturen van de moderne manager, de dure IT-er. Het is de keerzijde van dezelfde vervreemde, consumentistische medaille van de vrije markt.


De rijen worden langer
Maar de strijd van allen tegen allen beperkt zich niet tot deze even luidruchtige als provocerende jongeren. Veel mensen voelen zich opgesloten: boven zich een gesloten elite, wier rijkdom nooit humaan en vaak illegaal werd vergaard. Onder zich werklozen, allochtonen, uitgestotenen die overlast bezorgen en angst inboezemen. Zij voelen vooral de angst om in dezelfde omstandigheden te geraken. Het genereert de benepen kleinburgerlijke mentaliteit van ‘en-nu-wij’, waarbij voor god noch gebod plaats is en waarbij assertiviteit en agressiviteit de sleutel tot materiële vooruitgang lijkt.

Maar of die sleutel past? En of iedereen tegelijk door dezelfde deur kan? Wie zich een auto aanschaft, loopt vast in de file; wie zich in de trein begeeft, wordt de adem ontnomen en wie zich beklaagd krijgt nul op het rekest. Te veel mensen willen tegelijk van steeds minder voorzieningen gebruik maken; van steeds minder gezondheidszorg, van steeds minder onderwijs, van steeds minder openbaar vervoer, van steeds minder woningbouw en van steeds minder sociale voorzieningen. In de aangroeiende rij wordt om de beste plaatsen gevochten, de sterksten voorop, de zwaksten achteraan. Agressiviteit is het gevolg van het tekort, niet de oorzaak.

Velen voelen zich gekrenkt, achtergesteld en gedesoriënteerd en dat is begrijpelijk. Dat ze met Fortuyn en zijn partij houvast en de hoop op maatschappelijke promotie dachten te winnen was naďef. Fortuyns ‘eigen volk eerst’, zijn pleidooi tot uitdunning van regelgeving en van uitvretende ambtenarij zijn op geen enkele manier oplossingen voor de groeiende discrepantie tussen vraag en aanbod.. Als ieder ander wist ook Fortuyn dat de zogenaamde grenzen aan de voorzieningen bereikt waren en hij begreep de destabiliserende gevolgen daarvan. Daar komt bij dat in de gedemocratiseerde openbare ruimte de elite meer dan vroeger de kans loopt zelf het slachtoffer te worden van de excessen die ze creëert. Vandaar het pleidooi voor een herstel van ‘normen en waarden’, het herstel van een christelijk Nederlandse gemeenschapszin en burgerplicht gecombineerd met een versterking van politie en repressie. ‘Normen en waarden’, politie en repressie; teneinde een ieder in de rij en op zijn plek te houden. Hoe groot het onbehagen met de LPF in de kring van de gevestigde politiek ook was, om dat inzicht werd de partij geprezen. Zozeer zelfs dat VVD, CDA en de PvdA nu om het hardst om dit deel van Fortuyns nalatenschap vechten.


Hun moraal….
Het normen en waardenoffensief is een onderdeel van de huidige verrechtsing. Voor alles wordt het debat over waarden en normen gezien als politiek instrument. Het ‘gebrek eraan’ – zo luidt de consensus – dient met harde hand bestreden te worden. Het instrumentalisme in deze gedachtegang duidt er op dat het hen niet gaat om het herstel van het sociale of culturele kapitaal van de verlichting en de daarop stoelende moraal van de arbeidersbeweging, waarin vrijheid zichzelf beteugelt en hebzucht aan banden ligt. Een zelfbeheersing die mede voortkwam uit de herinnering aan een solidaire, strijdende samenleving.

Om die waarden en normen gaat het Balkenende niet. Het is hem te doen om de waarden en normen van de gezagsgetrouwe kapitalistische samenleving, waar het mijn en dijn beschermd is en ieder zijn plaats weet. Die samenleving verkeert in een crisis. Sinds de jaren zeventig is de misdaad er vertienvoudigd en wordt niet meer dan gemiddeld vijftien procent van de misdrijven opgelost. Het gezag is onttroond en de rechtsstaat ondermijnd.

Balkenendes normen en waarden richten zich op een herstel van die rechtsstaat. Cruciaal daarin is de beteugeling van de vrijheid, die naast een aantal weldadige kanten ook een aantal gewelddadige kanten ontwikkelde. Bij de terechte roep om bescherming sluiten Balkenende en de zijnen zich aan. De wet dient weer gehandhaafd te worden: de publieke levenssfeer beschermd tegen illegaliteit en het recht op privacy geofferd aan de bescherming van het openbare domein.

Of Balkenende zal slagen iedereen die normen en waarden als juist, rechtvaardig en legitiem te doen aanvaarden? In de eerste plaats laat de onvrede zich niet opheffen met repressie, al dan niet gepaard aan een beschavingsoffensief. Bovendien wordt het contrast scherper tussen de moraal van de elite enerzijds en wat men, anderzijds, zinvol en toelaatbaar acht voor de rest van de maatschappij. Het is onmogelijk tot matiging te komen, indien ondernemers zich schaamteloos verrijken. En tenslotte gaat achter de normen en waarden van de elite steeds een dubbele moraal schuil. Ook Balkenende kon Poetins optreden tegen de Tsjetsjeense gijzelnemers billijken. Een zeldzamer voorbeeld van zinloos geweld bestaat niet. In zijn zucht de bewoners van de Kaukasus een lesje te leren, beroofde Poetin naast de gijzelnemers bijna tweehonderd onschuldige burgers van het leven. Poetin had het leven van de gijzelaars makkelijk kunnen redden door een begin te maken met de terugtrekking van de Russische troepen uit Tsjetsjenië. De dood van vijftig bandieten was hem liever dan het leven van honderden gegijzelden. In handen van Bush, Blair, Poetin en Balkenende is het alleenrecht op het gebruik van geweld levensgevaarlijk. Normen en waarden die dat legitimeren verdienen bestreden te worden.


…en de onze
Een van de kenmerken van ‘lokalisering’ is het streven de controle op moraliteit en leefomgeving terug te krijgen door de eigen gemeenschap te benadrukken. Dat deed Fortuyn, door het Nederlandse nationalisme te herdefiniëren en te legitimeren. Dat deed Paul Scheffer door een herwaardering van de vaderlandse geschiedenis en taal te propageren als oplossing voor het multiculturele drama. En het gebeurt ook in het door Balkenende aangezwengelde normen en waardenoffensief.

Daarom is het ook niet verbazingwekkend dat de discussie over normen en waarden meestal in verband met het debat over allochtonen wordt gevoerd. Er heerst angst bij de gedachte te moeten samenleven met nieuwkomers die zich anders gedragen, niet de Nederlandse taal spreken en andere religieuze en culturele opvattingen hebben. Het is puur en simpel een racistische vooringenomenheid die aan de oppervlakte treedt, telkens wanneer om de schaarse voorzieningen gevochten wordt. Bij de gevestigde orde gaat het daarnaast ook om de voortdurende angst de controle te verliezen over delen van de samenleving; over het arbeidsreservoir; over het gedrag van (toekomstige) werknemers. Onderwijs en media dragen bij aan de vorming van moderne burgers, die moeten leren te functioneren in een witte, patriarchale en kapitalistisch georganiseerde samenleving. Nu de gevestigde orde haar greep dreigt te verliezen, bepleit ze een nieuw beschavingsoffensief.

In de loop van de geschiedenis heeft de strijd tussen de elite en de overgrote meerderheid van de werkende bevolking die de maatschappelijke rijkdom voortbrengt niet alleen de vorm aangenomen van economische en politieke strijd - zoals werkonderbreking, staking en zelforganisatie - maar ook die van de strijd om de hegemonische opvattingen over rechtvaardigheid en beschaving. Het huidige normen- en waardendebat in Nederland is precies zo'n veld van politieke strijd, zoals de strijd om de waarde van solidariteit met het Vietnamese volk, en de strijd om gelijke democratische rechten van arbeiders en vrouwen dat voordien waren. Het grote verschil is dat rechts nu in de aanval is, en een groot deel van links (PvdA, SP) meegaan in de roep om een 'herstel van normen en waarden' en buigen voor de mythe van de fatsoenlijke autochtone burger.

Er bestaat niet één stelsel van normen en waarden. Dat van de elite is anders dan dat van de de ‘mensen in de arbeidersbuurten’. Alleen door die eigen normen en waarden weer op te eisen, te breken met de moraal van het neoliberalisme en de strijd aan te gaan voor het behoud van sociale voorzieningen en rechten kan een nieuwe, gezamenlijke, progressieve cultuur ontstaan. Als we kunnen breken met de liberale, elitaire hegemonie in de publieke sfeer, kunnen we een begin maken met het definiëren van een pluralistisch, democratisch, feministisch, antiracistisch en internationalistisch stelsel van normen en waarden. Dat doen we niet in de kolommen van de Volkskrant of NRC Handelsblad - en zelfs niet in Grenzeloos - maar in de alledaagse strijd voor solidariteit en gelijke rechten.